in gevonden. Get. heeft Zondagsmiddags ook met bekl.
in gezelschap van Ondshoorn gewandeld.
De get. Bierenbroodspot, meubelmaker te Schagen, bij
wien bekl. twee jaren vóór den moord in dienst trad,
noemde bekl. een bevattelijk jongmensch dien hij als
nnmmer een achtte maar dien hij wel eens op oneer
lijkheid betrapte en die niet altjjd precies deed wat de
patroon wilde, 's Maandags na den moord had get. wel
opgemerktdat bekl. een nieuwe pet en een ander pak
haddoch hij sloeg er verder geen acht op. Na de
begrafenis had bekl. van get. gevraagd een vergulde
portretlijst om het portret van Anna Beiers in te plaatsen.
Get., meenende dat beklaagde op de vermoorde betrekking
hadhad gezegd»zoek maar een lijst uit", waarop
bekl. een model uitzocht dat niet voorhanden was. Get.
had toen gezegd: »Voor iemand, die zoo aan haar einde
is gekomenneem je geen gond dan neem je dof met
zwart." Van den leerling Jan Ondshoorn zeide get. dat
deze was een suffigweinig leerzaam persoon leugen
achtig en stil van aard maar die evengoed als bekl.,
als hij, de patroon, floot, voor hem vloog. Hij had er
voor de zaak een paar zeer bruikbare jongens aan."
Get. vertelt nog dat bekl. den Vrijdag na den moord
onrustiger was dan anders. Hij was toen met get. bij
een kastelein op 't Zand bezig een biljart te bekleeden
in den regel was bekl. daarbij erg vlug met zijn werk,
doch dien dag ging het niet vlot. De revolver, die
bekl. had, had hij stil uit een lessenaar bij get. genomen,
later had hij hem daar weer in gelegd.
Get. L. Visscher, meubelmakersleerliug, was tusschen
2 Maart en 2 Augustustoen hij als militair te Hoorn
lag, te Schagen geweest en had o. a. aan bekl. gevraagd
»Hoe gaat het Anna Beiers?" waarop bekl. met spijtig
gezicht antwoordde »Die verkeert nu met Roos."
Den dag na den moord had bekl. tot get. gezegd
»Hier is ook een grapje gebeurd", en had hem zelf de
bloedsporen op de schutting getoond. Get. heeft ook, na
beklaagde s arrestatie, de)portretten der vermoorde vrouwen
gewikkeld in een bulletin, waarin f 700 werd uitgeloofd
voor het vinden van den moordenaargevonden op een
plank in de werkplaats en die toen aan zijn patroon
overhandigd, die ze weder aan de justitie ter hand stelde.
Get. Slot, huisvr. van P. Meurs, waschvrouw te Schagen,
heeft van vrouw Boes kleeren te wasschen gekregen, die
deze reeds gewasschen had naar zij zeide in aardap
pelwater, omdat Klaas de beklaagde er de lijmpot
over had laten vallen. Bloedvlekken had get. niet in
die kleeren gevonden, zij had er trouwens niet op gelet.
Toen get. Zondagmorgen bij Boes kwam en vertelde »dat
buurvrouw Bute niet al te goed was", is vrouw Boes
naar buiten gegaan en de tranen schoten haar in de
oogen. Get. had niet gesproken over den moord mee
nende de buren daardoor te doen schrikken. De ver
dediger vroeg >hoe vrouw Boes na een zoo eenvoudige
mededeeling kon huilen."
Dat begreep get. niet.
De zitting is daarna geschorst tot den 16, toen het
getuigenvehoor werd voortgezet.
De brigadier bij de rijksveldwacht Koster heeft den
oudoom van bekl., Jes, gekend. Deze was erg driftig,
zoodat hij eens met een sikkel een geit, die op zijn teel
grond liep, doodde. Die familie Jes, verwanten van be-
klaagde's moeder, waren allen opvliegend.
Daarna worden verschillende stukken voorgelezen, waar
onder een verhoor van bek] waarbij hij eerst zijn moeder
beschuldigde hem tot den moord te hebben aangezet.
Later herriep hij dit, zeggende dat hij zijn moeder
beschuldigd had om verlichting van straf te krijgen.
Get. Wit, een 17-jarige timmermansknecht was een
goede vriend van bekl. Zondags na den moord was hij
op het erf van Boes geweest en had bekl. hem verteld
s nachts de winkelbel bij de weduwe Bute te hebben
gehoord en een man over de schutting te hebben zien
klimmen, op wien hij vergeefs zijn hoDd afzond. Op den
dag der begrafenis had bekl. allerlei verwenschingen tegen
den moordenaar geuit »Dien moest men verdrinken"
of »aan riemen snijden."
Get. De Hys, kruideniersbediende, had bekl. wel eens
geld geleend. Een geleende rijksdaalder had get. na den
moord, 17 Aug., op een repetitie van de kapel Harmonie"
teruggekregen. Bekl. had toen nog al geld bij zich. Get.
vertelt ook, dat bekl. eens een bom had gemaaktmet
welk doel weet hij niet.
Get. Hendrik Roos, brood bakkersknecht te Amsterdam,
was tot 3 Mei knecht bij bakker Meurs te Schagen, hij
was in stilte geëngageerd met Anna Beiers, die hem wel
vertelde een ergen hekel aan bekl. te hebben. Op ker
missen was bekl. veel abnormaal. Hoorende van de
moorden dacht get. dadelijk aan bekl., die zoo iets kon
gedaan hebben uit wraak.
Get. Maria Visscher, thans dienstbode te Nieuwediep,
is met de Schager kermis vier avonden met beklaagde
uit geweest. Beklaagde had haar verteld dat het met
Anna Beiers uit was en hij had nog wel voor haar
een machinekast gemaaktnu ging ze met een bakker
uit Amsterdam
Get. Jan Wagemaker had bekl. op de kermis te Dirks-
horn eens hooren zeggen »Ik wou dat ik Anna Beiers
voor me had, ik kon er wel doorsteken." Get. heeft bekl.
ook wel met een revolver gezien, waarmede hij te Oud
karspel iemand dreigde. Ook heeft get. gezien, dat bekl.
buiten Schagen een bom liet, springen, waarbij hij gezegd
hadze moesten den burgemeester in de lucht laten
springen, omdat de herbergen 's avonds te vroeg sloten.
Get. Prijs, rijksveldwachter van Noordscharwoude stond
's avonds 23 Aug. voor de herberg van Boes op post.
Toen hij even binnen was vertelde vrouw Boes, dat het
haar erg speet, dat Alot gevangen was, want dat Klaas
alleen schuldig was. Zij was erg opgewonden. Get. ging
toen weer op post staan. Een oogenblik later hoorde hij
binuen groot lawaai en vond hij vrouw Boes met afge
sneden hals.
Get. Urban, rijksveldwachter te Helder, verklaarde dat
's morgens vrouw Boes hem zeide zich het leven te
zullen benemen.
Den dag te voren had bekl. hem op het raadhuis 6„-
zegd, dat Alot den moord had gedaan en waar het ge-
stolene was begraven.
Getuigen van der Mey en Smit zaten 's avonds 23
Aug. juist in de herberg van Boes, toen de moeder van
bekl. zich den hals afsneed.
Door het O. M. wordt nog verhoord de brigadier de
ries, die gisteravond flauw viel, doch thans hersteld is
Na de pauze wordt verhoord de gedetineerde Jan
Ondshoorn. De get. zegt, dat bekl. hem voorstelde de
vrouwen te vermoorden om geld te krijgen. Men zou dit
doen door vergiftiging of door samen de vrouwen met een
touw te wurgen. Get. raadde het bekl. nooit afalleen
zei hij wel dat het zonde zou zijn van het meisje, waarop
bekl. zeide: »Moet toch gebeuren, ik moet geld hebben".
Get. verhinderde nooit het plan, omdat hij dacht dat het
toch niet zou gebeuren.
De Pres. merkt op, dat get. dit nooit gezegd heeft.
Get. wist dat bekl. een bom klaar had voor den bur
gemeester, raadde echter af die te werpen, omdat de bur
gemeester geen slecht man was en de vader van getuige
bij den burgemeester wel eens hnisbewaarder was. Get.
zegt geweten te hebben, hoe Boes den moord zou plegen.
Op den ochtend na den moord kreeg hij van bekl. een
muntbillet met de woorden
»Hier heb je wat, je moet je stil houden." Get. zegt
dat hij het niet wilde aannemen, de bekl. schudt echter
ontkennend met het hoofd.
Bekl. heeft drie dagen later aan get. alle bijzonder
heden van den moord verteld en later ook, dat zijn
moeder er ook van wist, want zij had zijn kleeren uit
gewasschen, doch zou hem niet verraden.
Ook was afgesproken, dat bekl. de lijken en het huiB
in brand zou steken brandde het huis dan zou bekl.
den get. waarschuwen. Get. zou dan komen met de spuit.
Bekl. vulde de verklaringen van get., welke de president
met horten en stooten uit diens mond moest halen, nog
hier en daar aan.
Hij vertelde o. a., dat de get. 's avonds in den winkel
zou komen om iets te koopen. Onderwijl zou bekl. ver
gif in de melk doen get. kreeg om iets te koopen
van bekl. een dubbeltje. De kalmte, waarmede bekl. de
geheele geschiedenis nog vertelt, maakte een hoogst pijn
lijken indruk. Hij antwoordde op een vraag van den
verdediger dat hij met get. afsprak het gestolene te
deelen. Get. had wel eens gezegd, dat vrouw Bute wel
iets moest hebben, »zij rammelde altijd zoo met haar zak."
De verdediger vraagtof get. in den avond van den
moord niet in het huis der weduwe Bute is geweest
get. antwoordt den geheelon avond en nacht thuis te
zijn geweest.
De verdediger vraagt of bekl. zich wel eens heeft ge-
tatoueerd. Bekl. antwoordt, dat hij op school zijnde dit
poogde te doen op zijn hand doch door de zwelling liet
hij het er bjj. Op verzoek van den verdediger geeft
brigadier Struif nog uitgebreide mededeelingen omtrent
de woning van Oudshoorn.
Op verzoek van het O. M. worden nog na dit lang
durig verhoor van Ondshoorn, brieven van bekl. gelezen
aan zijn vader, die overvloeien van bekentenis van zonde,
van God en verootmoediging.
Bekl., door het O. M. gevraagd of hij weet wat be
rouw isantwoordt bevestigend.
Het O. M. zegtdat hij dit zegt op een toon alsof
hij het van buiten geleerd had. (Verdediger knikt be
vestigend).
Te half vier komt het O. M. aan het woord voor het
requisitoir, doch vooraf brengt de president hulde aan
den ijver van het parket en den rechter commissaris
om licht te brengen in deze vreeselijke zaak.
Het was na de uitgebreide verhooren en getuigenver
horen op maandag, dinsdag en woensdag gehouden, dat
in den namiddag te 3 u. 30 min. het O. M., waarge
nomen door den officier van justitie mr. F. F. Karse-
boom aan het woord kwam tot het doen van zijn
RK^VISITOIR.
Het O. M. dinkt allereerst voor de waardeerende
woorden door den president aan het parket en den
rechter-commissaris gebracht. Beiden hebben niets meer
gedaan dan hun plicht, evenals beambten en ambtenaren
bij de justitie dit doen in gansch het land. Niet door
gemi3 aan plichtsbetrachting is in vele nog duistere
zaken der laatste jaren het noodige licht nog niet ont
stoken. Men beseft dikwerf niet genoeg hoeveel werk er
noodig is om licht te verschaffen en dikwerf is er nog
meer werk gedaan in zaken waar het licht tot dusverre
uitbleef, dan in die, waarbij veroordeeling volgde.
Spr. bracht hulde aan den president en de rechters
voor hun werk ook vooral aan de ambtenaren der po
litie en den burgemeester der gemeento Schagen die
steeds hunne hulp aan de justitie verschaften. Niet altijd
wordt bij zaken die hulp der politie voldoende verleend
en waar te Schagen die hulp steeds te vinden was, daar
is een woord van hulde gepast.
Spr. wil verder aantoonen dat de schuld van bekl.
wettig en overtuigend is bewezen hij gelooft dit gelei
delijk te kunnen doen. De bekentenis van bekl. en de
getuigenissen toonen aan, dat bekl., hij alleen, de dader
is der gepleegde vreeselijke feiten. Hoe in den ochtend
van 12 Aug. de toestand was in de woning der we
duwe Bute bewijzen de photographiëndien ochtend
genomen; bewijzen de processen-verbaal; de verklaringen
der personen die dien ochtend in de woning der weduwe
kwamen.
Bekl. heeft medegedeeld dat hij dien Zaterdagavond
om half elfna reeds meermalen pogingen tot vergifti
ging te hebben gedaan de gelegenheid schoon vond de
woning der weduwe te betreden. Hij kende de gebruiken
van het huis en de sluipmoordenaar ging de schutting
over en bracht met een bijl aan de weduwe drie slagen
met dit voorwerp toewaardoor de schedel op drie
plaatsen werd gekloofd. Hy ging weer de schutting over,
dronk in de keuken zijner woning water, sprak even
met zijn broertje ging do herberg door en begaf zich
naar buiten. Bekl. was voornemens onmiddellijk weer
naar binuen te gaan bij de weduwe, maar hij zag vrouw
Slik staan en verschool zich. Vrouw Slik zag vrouw
Bute zitten. Later toen hij de gelegenheid schoon zag
is bekl. weder binnen gegaan; dat bekl. binnenkomende
vrouw Bute zich zag bewegen kunnen de geneesheeren
niet toegeven, doch 't is te begrijpen dat bekl. zich dat
in zijn toestand heeft verbeeld.
Bekl. heeft het licht in den winkel, dat nog brandde,
uitgedaan wat wel bewijs geeft van overleg daar hy
voornemens was nog verdere dadon te plegen. Hij is
dadelijk gegaan naar de keuken eu heeft daar ook hot
licht uitgedaan. Hij nam van den schoorsteenmantel in
de keuken een doosje lucifers mede en is daarmede naar
de binnenkamer gegaan. Get. Posker en Roggeveen
hebben verklaard dat in het huis het licht uit was. Bekl.
is in de donkere kamer gekomenterwijl hij een mes
van de toonbank had medegenomen. Bij het schijnsel
van een lucifer heeft bekl. Anna Beiers met het mes
een steek bij den slaap toegebracht, omdat hij wel eens
hed gelezen, dat een steek in den slaap dadelijk doodde.
Hjj had gemeend haar goed te hebben geraaktmaar
onmiddellijk daarop werd Anna Beiers wakker, is opge-
sprongen en heeft met bekl. geworsteld. Het tooneel
dat toen in die bedstee plaats had, is niet te beschrijven,
omdat alleen bekl. het bijwoonde maar de bloedsporen
en verklaringen der geneesheeren toonen dat het vreeselijk
geweest. Gindelijk werd Anna stil en bekl. meende
dat hij haar geworgd had. Bekl. zegt dat hij daarna
de bedstee heeft verlaten en begonnen is te stelenna
een lamp uit de voorkamer te hebben gehaald en die
te hebben aangestoken. Hij zegt eerst gepoogd te hebben
de hanglamp op te steken, wat daaruit blijkt, dat men
het glas schuin staande in den brander heeft gevonden.
Getuigen Kweldam c. s. hebben den lucifer zien aan
strijken en met de aangestoken lamp zien loopen. Bij
de worsteling met Anna heeft deze gegild, wat genoemde
getuigen hebben gehoord. Deze wilden eerst naar binnen
gaan doch toen het gillen ophield en een lamp werd
aangestoken, deden zij het niet, meenende dat de weduwe
Bute naar bed ging.
Juist dat scheef staan van het gelas op de hanglamp,
door geen der andere getuigen opgemerkt dan den
rechter-comm., acht spreker hoogst belangrijkis juist
het bewijs dat bekl. de dader is. Bekl. heeft later het
mesweder in de bedstee gevondengebruikt om Anna
Beiers te slachten, want de wijze waarop bekl. het mes
gebruikte billijkt dit woord. Getwijfeld werd eerst of
de scherpte van dit mes voldoende was om dergelijke
wonden toe te brongen althans get. dr. Simon Thomas
twijfelde daaraan doch dr. Melchior twijfelde daaraan
niet. Trouwens dit hangt af van de houding waarin
het slachtoffer lag; dat bekl. zich omtrent de juiste
positie van net slachtoffer geen inlichtingen kon geven,
is begrijpelijk. Bekl. heeft daarna Anna Beiers het bed uitge
trokken om zijn pet te zoeken, doch hij vond die niet direct,
wat hem niet kon schelen, daar hij toch voornemens was
het huis in brand te steken. Bekl. is toen in de keuken
gegaan meende vrouw Bute nog te hooren zuchten en
heeft toen een mes daar liggende gevonden en haar
aaarmeö den hals opengesneden, wat bevestigd is door
deskundigen die verklaarden dat het best mogelijk is
geweest dat de weduwe vóór de messneden nog niet ge
storven was. Juist de verklaring van bekl., dat hij eerst
de bijlslagen toebracht en eenigen tijd later den hals
opensneed, wat geneesheeren bevestigen, bewijst, dat hij
de moordenaar is der weduwe, want geen getuigen hebben
hem kunnen zeggen dat het weinige bloed uit den hals ge
komen bewees dat de grootste bloeding reeds uit het hoofd
had plaats gehad. Bekl. is nog verder gegaan na zich
gewasschen te hebben is bekl. zijn nasporingen voort
gaan zeiten, heeft de effecten laten liggen, omdat hij er
niets aan dad, doch overigens alle specie en kostbaar
heden, die hij bergen kon, in den zak gestoken en heeft
die later op het erf begraven. Spr. wijst er dan op hoe
later verschillende voorwerpen als toebehoorende aan de
slachtoffers zijn herkend, zoodat gerust van diefstal kan
woiden gesproken en gedeeltelijke vrijspraak op dit punt
is onnoodig, omdat een enkel voorwerp niet herkend is.
c'an °P brandstichting. Eerst heeit bekl.
het baar van Anna Beieis in brand gestoken, doch
bedenkende dat hij de voordeur uit moest om door de
vooideur bij zijn ouders thuis te komen, heeft hij dit
vuur gedoofd en is eerst het lijk der weduwe Bute in
brand gaan steken. De brandstichting is bewezen, door
dat. men den brander vond op het lijk van Anna, de
lamp met bloedsporen, de petroleum op de kleeren der
lijken. Die brand heeft gevaar kunnen doen ontstaan ook
voor de belendende perceolen, dat zijner ouders en dat
van getuige De Haan. Die brand heeft geen voortgang
genad, doch als er eenige lucht meer in de kamers had
kunnen komen dan zou hij uitgebroken zijn en ook ge
vaar voor menschenlevens gegeven hebben. Bekl. heeft
s nachts nog eens de lijken met petroleum begoten, ge
vonden in oen schuurtje op het erf zijner ouders en nog
eens brand gesticht Doch ook dit mislukte en voor de
dei de maal ging hij naar het huis, thans om zijn pet
te halen. Den volgenden dag heeft men niets bijzonders
aan bekl. opgemerkt, hij vertoonde zich hier en daar en
verzon verhalen over den moord.
Ook omtrent den diefstal bij mr. Asser is, meent spr.,
voldoende bewezen, g. lijk spr. uit verschillende getuigen
verklaringen aantoont.
Is na bekl. de pleger der genoemde feiten, dan rijst
de vraagis hij de eenige die ze pleegde Hij zegt van
ja; maar is het moeielijk dit te bevestigen, waar alle
gestolen voorwerpen zijn gevonden, daar is er alle reden
om waarde te hechten aan beklaagdes verklaring.
Men heeft in de meening verkeerd, dat get. Oudshoorn
n edeplichtig was aan het plegen der feiten, doch spr.
kan geen enkel motief aanvoeren dat zou pleiten voor
een dergelijke verdenking en aan de verklaring van bekl.
omtrent Ondshoorn afgelegd mag zeker waarde worden
gehecht. Ook de praemeditatie acht spr. in deze zaak
bewezen, wel blijkende uit de vei klaring van getuige
Oudshoorn.
Waarom nu heeft bekl. de feiten gepleegd Hij geeft
voor uit geldzucht ook een beetje uit wraak. Spr. ge
looft dat bekl. geheel alleen handelde uit geldzucht, niet
uit wraak want als hij werkelijk van dat meisje had
gehoudenhij zou na éénmaal geweld jegens haar te
hebben gepleegd, dat niet ten tweeden male gedaan
hebben. Verschillende zaken toonen dat bekl. geld noodig
had voor kermissen. Niet voortgedreven door wraak op
het meisje, dat niet van zijn lielde gediend wilde zijn
doch door geldzucht gedreven handelde hij.
Wie deze beklaagde is, acht spr. moeielijk te beant
woorden. Wat te denken van dezen jongen man Toen
hij geboeid werd, moest men de schouders ophalen dat
iemand met zulk een zwak uiterlijk zoo iets zou hebben
gedaan. En nu nog vraagt men misschien heeft hij dit
alles gedaan Hij is een 18jarig jong man die meer
dan middelmatige vermogens had, op school ging, lessen
kreeg in gymnastiek en muziek en die door zijn patroon
aannemelijk werd genoemd. Spr. gelooft dat er veel
waars is in hetgeen de godsdienstleeraar uit de gevange
nis omtrent bekl. mededeelde. De sporen van vérgaande
verdorvenheid zijn bekend, de goede hoedanigheden zijn
dat bekl. soms werkelijk gevoelig is als spr. die ge-