Hsiderl trn n tvtktt^sti ihrsng. Din-dug: 27 Jannari I itreikiug Broodkaa* ten. flUILLETOfl. De Hoove in't Brook. in* STADSNIEUWS. 8) Den volgenden dag komt de spiritus, in achtste vaatjes afgetapt, twee aan twee met een touw samengebonden om zoo maar even over je nek te hangen. Maar wij wachten op ndeuwe maan en wind. En de Straschniks aan den overkant beginneu te patrouilleeren en nog eens te patrouilleeren, want die weten ook wel, als net heldere maan i« en het water goed verlicht, dan kunnen zc weer uislapen. En je vader zegt tegen me: „Samelek, we zullen de booten maar in orde maken, warn tegen den nacht zal het gaan waaien, want de zon is geheel rood ondergegaan." „Mooi zoo, heer," zeg ik, en wij dragen allea in de boo ten, de vaten spiritus, de roeiriemen en de ge- weren. En we hadden vier booten, voor ieder een, en allemaal van eikenhout, zoodat er geen kogel doorheen ging. Maar de dollen omwikkelden wij met natte lappen, want als een roeiriem piept, dan kun je dat door het watergekabbel heen aan den anderen oever hooren. En je moeder loopt rond als een kloek, wanneer haar jonge eendjes te water gaan, fauilt in stilte en smeekt met de oogen, want om hardop iets te zeggen, dat durft ze niet zoo, totdat je vader haar beveelt in huis te gaan. Wij vlug in de booten, je vader, Wil- lem, Adamek en ik. De wind is opgekomen, de golven hebben al witte koppen en de Raygrod maakt een lawaai, dat je je eigen woorden niet verstaat. En wij roeien en roeien steeds met alle vier de booten dichtbij elkaar en wachten op het teeken. Want je moet weten dat wij maar moesten uitvisschen waar de Straschniks lagen en in welke van de vijf bochten Morek s mannetjes op ons wachtten. Want Morek had zijn spionnen, die hem alles kwamen vertellen wat de commandant bevo- len had en hoeveel man moesten uitrukken en waar naar toe. Zoodra hij dat te weten waa Ho* aan van zijn luiAjsa in aan lavv Eslpfl wal *«ana3nljfc JMW la eal? boom en trok eventjes de schuif van v66r zijn dievenlantaarn weg, z66 eventjes maar als een sterretje kan opschitteren, maar voor ons was het genoeg, want wij wachtten erop en haddcn goede oogen. Als eenmaal het teeken kwam, dan was alles in orde. Wij voeren stil- letjes naar den oever. Morek en zijn mannen namen de spiritus over en hoe die verder er doorheen kwamen dat was ons een zorg Maar als de man in den boom het teeken twee maal kort na elkaar gaf, dan was er in dien nacnt nicts te halen en dan konden we met onze booten terugkeeren." „Maar dat was dan toch niet erg gevaar lijk, maar doodeenvoudig," zei Jan teleurge- gesteld. Hij had na de uitvoerige inleiding iets veel spannenders verwacht. Guzek glimlachte. „Neen, Heer, wat ik je hier nou net vertelc heb, daar was niet veel gevaar bij dat was om zoo te zeggen een pleziertochtje. Maar dik- wijls ging het anders dan floten de kogels om je hoofd of we vochten man tegen man en moesten blij toe ziin als we booten en al in den steek konden laten en den weg terug- zwemmen die we gekomen waren. Je vader heeft eens een heelen nacht en een dag in de biezen gestaan, tot zijn hals in het water, en de Russen met onze booten voeren maar rond- om hem heen. Als een eend heeft hij moeten duiken, want ze doorzochten elken struik tot dat ze eindelijk geloofden dat hij verdronken was. Wij geloofden het ook en je moeder schrei- de en jammerde totdat hij den .volgenden nacht terug kwam. Hij was tusschen de Rus sen doorgeslopen, hoewel ze overal aan den oever groote vuren hadden aangelegd en toen waa hij om het meer heen naar nuis gekomen Ja, zoo eenvoudig was dat nog niet, man- netje. Na zoo'n nacht was het dan weer groot gejammer hoe we ter wereld de booten terug zouden krijgen, want zonder de booten waren we geen oortje wsard. De Russen hadden ze aan elkaar gebonden en er twee man ala wachtpost bijgezet. Nou eens op een keer( heeft je vader zich werklaad ala 1sa<i1er>par februDnm. Spr. wQfta op mn vroof proefveld toen is hij naar ze toe gekomen, tenvijl zij bij hun vuur zaten. Eerst waren ze heel wantrou- wig, maar toen dronken ze van z'n schnapps en verelden wat 'n zwaren dienst ze hadden en zoo allerlei tot ze insliepen, want in de schnapps zat natuurlijk een slaapmiddeltje. Maar je vader haalde zijn vijl uit zijn zak, vijlde de kettingen door en weg was hij met zijn booten. Den tweeden keer ben ik ge- gaan met Willem. Toen waren er geen twee Straschniks, maar de commandant had er vier bijgezet. Toen moesten we natuurlijk ieder eerst twee keer schieten en toen blik- semsnel met de booten ervan door, voordat van de nabijgelegen wachtpost hulp kwam." Jan's bloed stolkte in zijn aderen. „Hebben jullie die arme kerels zoo kalm weg omgebracht?" Guzek haalde zijn schouders op. „Ja, heer, wat moesten wij doen? Onze boo ten moesten we toch lerughebben. Als er maar twee Straschniks hadden gestaan, dan waren we stilletjes naar ze toegekropen en hadden ze gebonden. Dus het was toch hun eigen schuld." „En had dat dan nooit gevolgen, ik bedoel, heeft de Pruisische regeering zich daar nooit om bekommerd?" „0, iawel, Heer, want de Russen hadden ons natuurlijk aangeklaagd. De landraad is een paar keer bij ons geweest, maar toen wa ren we nog in goede verstandhouding met on ze overheid, want naar Pruisen hebben we nooit wat over de grens gebracht wat verbo- den was, hoe dikwijls Morek ons daarmee ook aan onze ooren zanikte en ons voorhield hoe veel we daarmee verdienen konden. Je vader lachte dan altijd maar en zeide: „Nou, Mo rek, dat zou toch wel een slechte wolf zijn die de schapen wilde stelen bi den boer op wiens veld nij zijn leger heeft De land raad nam ons in verhoor en vroeg een en an der en zond daama zijn verslag aan de re geering te Gumbinnen. Maar ze hebben van daar nooit wat terug laten hooren, want het, komit er maar juist op aan hoe iemand een vuMtUg opmimw! Ea da Suwan dadan al tut *!«f op, ut, ala men kht ao*gft da julrta ba* PROVINCIAL NIEUWS. zoo, of liever, ze hadden eerst net zoo gedaan, toen onze landraad zich bij hen beklaagde, dus ze hoefden zich niet te verwonderen als onze landraad ook bij zijn onderzoek nooit iets te weten kwam. Maar nu ia bet helaas heel anders geworden 1 Nu kruipen ze hier bij ons dadelijk in hun schulp als die lui daar aan den overkant den moud maar open doen en wij komen dadelijk in de kast als hij zoo'n Straschniks maar even schuin aankijken. Ja, kerel, zoo veranderen de tijden Samuel Guzek zweeg en keek nadenkend in het uitdoovende vuur, als maakte hij aller lei vergelijkende beschouwingen over het he- den en het verleden. Maar zijn jonge metgezel zat onbewegelijk en aderade ternauwernood om hem in zijn ge- daChten niet te storen. Een geheel nieuwe we reld had zich voor hem geopend, een wereld vol avonturen en gevaren, en het was alles werkelijkheid geworden, waarvan hij in vroe- gere dagen soma wel eens gedrooma had. In deze gewelddadige wereld was veel wat zijn door lange gewoonten week geworden gemoed afschrikte. Gij zult niet doixlen, had hij op school geleerd en nu hoorde hij van dien ouden man, dat zijn vader en ziin broedcrs die hem toCh door de banden des bloeds het naas- te atonden op deze wereld, bij hun ruw hand- werk een menschenleven evenveel waard had den geacht als den snel voortschrijdenden wandelaar den worm, die in het stof der we gen onder zijn voet geraakt. Hij kreeg bijna berouw dat hij zoo bereidwillig uit ziin vreed- zaam leven was opgesprongen, want op den achtergrond der toekomst stona iets waarvan hij gruwde, een werk der wrake, dat voor hem was weggelegd. „Zeg Guzek, heeft jullie geweten je dan nooit aangeklaagd, dat julile zooveel men- achenbloed hebt vergoten De oude knecht richte zich op en atreek zich over het voorhoofd. „Ons geweten?.... Neen! Mij ia er tenmin- ate nooit een in den droom verschenen van de velen, die ik naar de andere wereld heb ge- hftlpwi. Hm kan j# aan sulfa* audi* w«- daad aan vooNfal van B. as W. fa. 5i*d in <3e A km. Co urant een berioht gelesen, waarin men bet list voorkomen, alaof de wet houder was oxn-gedraaid. Daarvan ia geen eprake. Er ia hier een geheel nieuw vooratel. dat nooit in de raadevergadenring ie geweest en absoluut niet# -met het andere te maken had. We komen alleen op een vroeg er geno men besluit terug. gen Staat er niet in den bijbelOog om oo, en tand om tand En hebben zij dan ook nil op on* geschoten en ona naar het leven ge staan? Geloof je soma dat ze ons gespaard uauden ais zij ons te pakken hadden gekre- gen? Moet ik ie eens vertellen hoe de com mandant van de Straschniks ons met vfjftien man op den Deugosser weg op Pruisisch ge- bied heeft liggen opwacbten toen we van de bruiloft van Kasum kwamen? Gelukkig kwam er een Kleine jongen aanloopcn, die ons waar- schuwde juist toen we op aen wagen klom- men, anders waren wij in dien nacht alien ouigeKomen, want we hadden geen geweren bij ons! Of moet ik je vertellen hoe de com mandant ons eens een nacht en een halven dag in ons huis heeft belegerd, omdat hij ge- zworen had, dat hij zich zelf zijn recht zou halen nadat hij geen recht gevonden had bij de Pruisische regeering? Je kunt er op aan, dat ze ons toen zeker allemaal in huis afge- maakt zouden hebben als hun plan gelukt was. Maar de lieve God heeft het niet gewild, want juist in dien nacht mocst ik opstaan om water te gaan drinken omdat ik's avonds eea half dozijn haringen had gegeten. Terwijl ik voor raam sta, zie ik ze over de sneeuw aan- komen. 'k in mijn hemd barrevoets over de plaats om je vader en je broers te wekken en toen ze aan de poort waren gekomen, en de honden aansloegen, lagen er al vier van hen in de sneeuw. Toen zijn ze natuurlijk omge- kcerd, maar nog driemaal hebben ze gepoogd achter een sleae vol hout bij ons te komen. Wij schoten maar raak en je moeder die laadde maar steeds de geweren en als je va der niet zoo gek op buksen was geweest, dat hij elke huks locht die hem beviel, dan had den wij ons de bende niet van den halt kun nen houden. Tne alotte toen ze zagen dat ze niets konden uitrichten, zijn ze afgetrokken. Maar eerat hadden ze onze groote achuur m brand gestoken en wachtten totdat die deug- delijk in vlammen opging. Geen atuk vee heb ben we kunnen redaen en het waa ellendig de arme beeaten te hooren brullen. Je hart draaide er van oral. (Worift vwrvolgd.) astls Cut De DIREOTEUR ran hat DISTEIBTJTIE- BEDRIJF dealt aan belang'hebbendea made, dat zij die ▼eriuimd hebben hun Broodkaar- ten af te halen daze a 1 snog kunnen ha leu bp WOENSDAG 28 JAJNUARI 1920 van de. namiddaga TWEE TOT VIER UUK an wel voor de legitimatienummar.: 10000 aan de Niewesloot, hoofd dar school de heer A. Wijn. 0001 en daarboven aan den Koningiweg, hoofd dar echool de heer P. Schipper. HOE KAN HET BEDRIJF WIN6T- GEVEND GEMAAKT WORDEN! (Varvolg.) Kan hat bewaren van ier nog ander® Bpr. chtte het het beste, boo mogelijk de ier direct over het land te brengen, ieta wat vooral op zandgronden mogelijk ie. Geeft i....a een dier meer eiwithoudend voer, dan de waarde van de vloeibare uit- werpselen nog meer. Bpr. kwam hierna tot den aanleg van graa land. Hiij betwijfelde of het veranderen van bouwland tot graaland wel strekte om het bedrijf meer winatgevend te maken. Ala men een etuk bouwland bij zijn graaland heeft en daax-op veevoeder verbouwl, krijgt 'men onge- veer 2 maal zooveel veevoeder dan bij gebruik ala graaland. Wel zijn er meer zorgen en meer bewerking voor noodig, maar het heeft ook nog andere voordeelen. In de toekomat zal men zich waarschijnlijk meer moeten toeleg- gen op akkerbouw en iedere boer zal zijne kinderen daarom het bouwen moeten leeren, om hun later een bestaan te verzekeren. In de naaate toekomat zullen, naar apr. meende, door voedaelaohaarschte de akker- bouwproducten duurder zijn dan die van graaland. We hebben niet te verwaohten, dat er meer voedsel zal geproduceerd worden dan v66r den oorlog. Voor het zoover ia, zal de wereldbevolking enorm zijn uitgebreid, zeker wel met eenige honderden millien, die ook al ien moeten eten.Vleeech zal betrekkelijk goed- aoop worden, doordat de menachen verarmd zijn en due allereerat brood eten, waardoor het graan duur zal blijven. Spr. meende du. dat het geen aaabeveling verdient om van bouw land graaland te maken. Maar doet men het, dan zij het boo goed mogelijk. Allereerat zorge men dan voor een goede voorbereiding. Men late dan het land niet maar liggen, maar zaaie een goed graezaad- mengael van fijne zaden. Men bedenke dat deze water noodig hebben om te kunnen ontkiemen. Eigenlijk zou men due diep moeten zaaien, omdat het water diep zit, maar dit gaat niet, omdat de kiem dan niet boven kan komen. We zullen den grond daar om goed fijn moeten maken, zonder grove kluiten, du. een goed zaaibed, waarin het eaad op gelijke diepte komt te liggen. In deze streken met eenigazina zwaren grond1 meet reeds in den hefat de grond voor graaland worden geploegd. Boor doorvriezen en voch- tigheid zal men dan in't voorjaar den grond beter fijn kunnen maken. Meet men in het voorjaar nog ploegen, dan bedenke men zich wel tweemaal. Na het zaaien ia het opnemen van water door het zaad te bevorderen door met een rol er overheen te gaan. Omdat in het voor jaar dikwjjLs de bovenlaag uitdroogt, ia het doelmatig om het zaad uit te zaaien onder een dekvrudht, waarvoor haver wordt aanbe- volen. Als de haver boven den grond komt, geeft zij beschutting tegen zon en wind, zoo- dat uitdroging van de bovenate grondlaag niet zoo gemakkelijk geschiedt. Na 114 maand zal het graszaad dan eoowat onbkiemd zijn. Ban begint het havergewaa echter na- deel te doen, omdat het het zonlicht belet toe te treden tot de graeeprieten, die dan geel en •pichtig worden. Het is dan dug gevaarlijk de haver eerat in rijpen toestand te oogsten. Men maaie ze daarom ale ze nog groen is. Be ook water noodig, dia m dan aan hat eras onttrakt. Bus ook daarom ia groan maaien hat baata, b.v. half Juni, sc ia dan geachikt veevoeder (na droging.) Bit drogen geschiedt op ruitera, die zeker ieder wel kent. Bete dingen aanschaffen zal men miaschien niet graag doen, maar toch aohtte apr. het wel goed ala iedere boer ruitera had, die ook heel goed zijn bij drogen van vroeg hooi. Bij dit hooi toch heeft men vaak moeite met drogen, het komt dan ten alotte dikwijl* half droog in den berg en veroorzaaikt dan dik- werf broei. Be heer Stammea te N.-Niedorp droogt al zijn hooi op ruitera en heeft dear- mee goede ervaring opgedaan. In plaata van drogen, kan men de haver ook inkuilen. Moaterd kan ook dienat doen ala dekvruoht. Men veronderatelt dat het graa daarvan niet zooveel last heeft, maar apr. kon daaromtrent niet* met zekeiheid zeggen. Hij legde er den nadruk op, dat men, ala het met de moaterd niet zoo goed gaat, voor jaren een slecht graa land heeft. Be vraag ia of het dun zaaien van haver niet ia aan te bevelen. Spr. weea er op dat de haver dan toch nog erg kan uitatoelen en doet ze dit niet, dsn beantwoordt ze niet aan het do el. Blijft dua weinig andera over dan de haver vroeg te maaien. "Welk graaland moet men hebben! Be mee- ningen zijn daarover verdeeld. In het Ned. Weekblad worden verachillende mengBels aanbevolen. Wat ia het beste! Baar komt het meer op aan dan op de vraag: wat is een goed mengsell Het laatste woord is hierover nog "iet gesproken. Het komt dikwijla voor, dat men wel eon bepaald mengael zaait, maar dat allea niet opkomt, zoodat men de gezaaide soorteu niet in zijn grasveld krijgt. Men verlangt zo*o spoedig mogelijk een zode te krijgen, een weefael van graswortels en grond. Be grond wordt dan in een bepaal- de structuur gebracht, waarbij de lucbt het beat kan toetreden en de doorlaatbaarheid voor water het grootet is. Men heeft dan ook geen hinder van een te hollen stand. Om een en ander te krijgen, zaaie men in de eer^ste plaata een goede hoeveelheid. Be heer Rau- werda, van Leeuwarden, die zich op dit ge- bied veel heeft bewogen, heeft aangenomen, dat men ongeveer tweemaal coo veel moet zaaien dan men theoretisch noodig zou heb ben. Welke aoorten moeten in het mengael zit- ten! Be heer R. had een mengael, dat hem na veel onderzoek good voldeed. Allereerat had hij er grassoorten bij, die uitloopers vormen en ook die bosjes vormen. Spr. ging deze aoorten na en decide oen en ander mee over hunnen groei. Van beide soorten zou men volgens R. een deel moeten hebben, omdat ioder afzondeilijk geen goed gealoten zode vormt. Voor spr. was dit nog niet geheel overtui- gend, omdat hij vreesde, dat R. te veel van 66n eoort zou hebben gebracht bij zijne proevea. Maar in elk gevul aoht te apreker het wenachelijk beide aoor ten te nemen. Ruw Beemdgras en Veldbeemd- gras zijn twee uitloopers-vormende grasaen de eergte vormt ze boven, de andere door den grond. Een ander graa van deze aoort is Viorien, dat echter in twee kwaliteiten be- ataat, uitloopers-vormend en niet-uitloopers vormende. Bpr. meende dat men deze aoort wel geruet kon weglaten. Evenzoo Vosse- staart, dat ia deze streken toch niet voor- komt Be overige graasen zijn alle bosjeavor- mend. Het meest voorkomend is het Eng. Raygras, een zeer uitetekende eoort. Ban ia er ook Kamgraa, eveneena zeer goed, maar nog al duur. Beemdlangbloem zou het mengael 80 it 40 duurder maken. Wanneer heeft het graa zijn ontwikkeling! Men wens (At het heele jaar door behoorlijk graa. Eng. Raygras geeft dat, Veldbeemdgras is vroeg, Kamgras ia last, Beemdlangbloem ia ook laat, Thimotee (zeer goedkoop maar met neiging tot gTof worden) begint laat, zoodat die grofheid voor het hooi niet schade- Hjk ia. Hoeveel men ervan moet uemen, ia nog een kwestie. Spr. zou meer willen nemen dan de heer R. deed. Be vraag is ook nog hoe veel reukgras men moet nemen (alleen be- atemd om een reuk te geven aan het hooi.) Spr. achtte het wenschelijk een groote proef i" nemen met het doel om te ondorzoeken hoeveel men van een bepaald mengsel moet van 160 bunder verachillende mengael* uit- zaaien en hoopte dat hij tijd zou kunnen vindeh die proef te nemen. In het Landb. Weekblad had apr. inliebtingen gevraagd en zijne meening over een en ander meegedeeld. Be heer Rauwerda had daarop geantwoord en apr. ook niet gespaard. Aa deze artikelen alle zijn vereohenen, heeft men een leiddraad. Men lette zeer op de kiemkracht van het eaad. Het moet onderzocht worden te Wage- uingan, maar daarvoor bestelda men elke aoort afzonderlijk. Daarom ia het wenachelijk verachillende beatellingen tegelijk op te ge ven in 6en hoeveelheid. Het onderzoek ge- zohiede ook op aoortechtheid. Hierna ward gelegenheid gegeven tot het vragen van inliohtingen over een en ander. Be heer Rostart vroeg of het zaaien van haver breedwerpig kan geaohieden. Autwoord: zeer goed mogelijk. Be heer B. Cover* had veel gedaan aan unjer-bestrijding en rroeg of het niet geraden waa daarvoor maatrogelen te nemen ala bouwland tot graaland wordt gemaakt. Antwoord: Sterke bemesting ie bij unjer- bestrijding noodig. Het graa moet zoo sterk mogelijk aanzetten cn zoo kort mogelijk wor den afgeweid door achapen. Een ander mid- del noemt men: kainietbemeating. Bo beat* methode schijnt men te achten het gelijk af- weiden en niet maaien. Baardcor ontwikke- len de grasaen zich meer geiijkmatig. Witte klaver vergete men niet in het mengael, zij vormt uitloopers en belet het al te veel bot- jesvormen van aommige graseoorten. Be heer Swaag Jr. kwam terug op de ier- kelders. Hij meende dat bij gieren met vorst veel verloren, ging. Be heer Nobel betwijfeld^ of de wetengchsp dat wel had uitgomaakt, zooals do heer Swaag Jr. meende. Be prac tijk had het a is vaatstaand aangenomen. Bij ier uit een ier- kelder kan het wel zijn, omdat de ier al eenigszins is omgezet in den kelder. In hoe- verre vervluchtiging bij vorst plaata heeft ia men thana nog bezig te onderzoeken. Spr. meende, dat men bij het direct gieren zicb niet bezorgd behoefde te maken over vorat. Be heer Govers had bij atrenge vorst ge- gierd en gunatige reault&ten gehad. Hij meen de dua, dat men ten alien tijde gerust kan gieren. Be heer Gootjee vroeg of de heer Nobel Ook nog iets kon zeggen om apeciaal het land- bouwbedrijf meer productief te maken. Antwoord: Het voedsel zal, naar de mee ning van den heer N-obel, nog jaren duur blijven. Men kan dua zelve nagaan wat men met het meeste eucces kan verbouwen: alle voedacl, dat niet aan vee bchoeit to worden gevorderd om voor menecbon gea-.hikt te zijn. Be heer Mtfl vroeg nadere toeliohting over de berekeningen van hot voordeel van het bewaren van ier in een ierkelder. Be heer Boersen vroeg welke soorten kool- planten naar de -meening van den heer No bel het meest zouden worden gevraagd. Be heer Nobel verwees hem naar den heer Haceloop. Be heer Kapteijn vroeg of de ier, op het land gebracht in het najaar, door uitapoeling niet waardeloos wordt. Be heer Nobel meende dat proeveu zullen uitwijzen, dat het zeer goed zal gaan de ier in het najaar over het land te brengen. De heer Impink: Wat is de beste tijd voor het zaaien van graa! Antwoord: Ala de -grond er voor klaar ia, niet te vroeg en niet te laat, ongeveer laatat Maart of begin April, afhankelijk van ver- .-tchillende omstandigheden. Be haver moet half Maart gezaaid- worden. De heer K. Covers vroeg naar het diepte van het ploegen. De heer Nobel: Wanneer men nu nog m-oet ploegen, doe men het niet te diep, hoc diep hangt van verachillende omstandigheden af. Spr. zou zeggen plm. 16 c.M. Diepploegen is wel goed, als men het-doet met versland en op den rechten tijd, liefet in den herfst. De heer Slot: Hoe lang duurt het v66rdat weiland, omgezet in bouwland en weer tot weilsnd gemaakt, de waarde heeft van gewoon graaland en welke gewassen vormen den bea ten wisselbouw! Antwoord: Het hangt er van af hoe bet land zich heeft ontwikkeld. Mogelijk is, dat er in den bodem nog veel humus van het graaland aanwezig is, waardoor men al vrij gauw weer zijn oude graaland terug heeft. Met den wisselbouw komt het er zoo nauw met ting te nemen. Be heer Zut vroeg naar de koaten eaa aead per bunder gieafland. Antwoord: Volgen* de ■amenetelling ven Rauwerda ongeveer 100. Ook voor 80 ia een goed mengael te krijgen. Het nemen van de door epr. aangegeven proef aou veel waarde kunnen hebben. Be heer Klaver: Moet men twee anedan ploegen of ia 6en voldoende! Be heer Nobel meende dat bij niet veel ruigta en in den tegenwoordigen tijd fin suede voldoende waa. Be heer Blom vroeg naar Weiterwoldech Raygras. Antwoord: Het is feitalijk ffnjarig, kan eohter geruet gebruikt worden om te maaien. Zonder dekvrucht heft men eerder een ge- was om te maaien dan er made. Be heer Swaag braoht ten alotte den heer Nobel een hartelijk woord van dank en deelde mede dat de heer v. d. Molen, ambulant hoofdbeatuuralid, eind Februari aal optreden met een lezing over de komende arbeidswet, welk onderwerp eeer zeker belangrijk genoeg is voor velen om het te komen hooren. UIT BERGEN. Gistermorgen vergaderde -de Raad in vol- tallige sitting. Ingekomen was: 1. Bankbetuiging van het Harmoniecorp* voor de varleende aubaidie en de verbeterin- gen, aan de tent aangebracht; 2. Een achTijven van Ged. St., hovujend;' verdaging hunner bealiwing tea aaazifa van de gomoente-begrooting, dienst 1929; de uit- gaven mogen nu gedaan worden voor de helft. 8. Een dankbetuiging van den nieuw- benoemden gemeente-opzichtor J. H. Rogge- veen en de medeCeeling, dat hij op 1 Mauri a.a. rijne functie in deze gemeente ho.ipt I* aanvaarden. 4. Een beaehikking van Ged. St., houdeu- de bepaling van 'het preaentiegeld der van den Raad op 6 per bijgewoonde ve-g:i- deriag. Van 1 tot 4 voor voor kennisgeving aan genomen. 6. Een vercoek van het Ned. Cent rani Filmarchief om 96 subjidie; aangehouden. 6. Een gezageld adrea met 80 handteeke- uingen van bewonere aan den Kogendijk en Oosterweg, om bestrating dezer wegen; in handen van B. en W. Punt 2 der agenda bevatte het vooratel van B. en W. om het Raadabealuit in te trekken, waarbij bealoton is een prijavraag uit te schrijvoE voor een on twerp voor het bouwen eener echool voor M. U. L. O. in deze ge meente. De Burgemeeater »egt, dat't voor B. en W. niot pleizierig ia, op een genomen bealuit terug te komen, maar apr. vindt het in de ge geven omstandigheden nocdzakelijk en in het waarac'htig belang van de gemeeente, om het bealuit in te trekken. Be overwegingen, dat een prijavraag nog al koatbaar ia en dat er zeer veel tijd mee verloren gaat, hebben B. en W. geleid tot het vooratel. Dat een prijavraag veel geld- kost, zegt apr., daarover zijn we't alien roerend een*. De heer Baltus: Ik niet. De Burgemeeater dringt op aanneming van het vooratel aan, terwij-l apr. nog laat uitkomen, dat men dear mede ongeveer 8000 beapaart. Be heer Hokabergen vraagt, op grond waarvan B. en W. n u met vooratellen tot het bouwen eener school -komen, terwijl men in de vorige vergadering geen tijdelij'ke hulp- lokalen wilde bouwen. Be Burgeraeeatar antwoordde, dat men zich de uitgaven voor die tijdelijke iokalen niet kon permitteeren. Be heer Hokabergen begrijpt de gedachten- gang niet. In da vorige vergadering werd het bouwen van een school te duur gevonden. In verband daarmee deed de heer Bogtman het vooratel om een paar hulplokalen te bouwen, wat werd afgeatemd en nd"komen B. en W. weer met bat vooratel om een geheel nieuwe school te bouwen. De logica is voor *pr. in die redeneeringen zoe'k. Ben vorigen keer stemde de wethouder te gen en nu i* er een voorstel van B. in W. Hoe zit dat nu! Be Burgemeeater verk-laart, dat bet inder- De heer Baltu* ia rear ontevreden naar dose raadsvergadering gegaan. Be wethou der*, die hij mee heeft helpen benoemen, zijn hem seer tegengevallen. De heer Oldenburg draait met alle winden mee. We sitten, aldui spr., voor eeer hooge uit gaven; de wegen roepen hard om verbetering en ala we nu nog twee M. U. L O. echolen krijgen, atijgen de belaatlngen enorm. Spr. had mede de reclame* tegen den Hoofdelij'ken omelag behandeld en da men achen gehoord en epT. waa tot de oonchiaie gekomen, dat voor tear veel menachen d* he- lasting nu Teeda bezwaarlijk viel te betalen. En nu willen de heeren meewerken tot een nog hoogere belasting. De heer Oldenburg verklaart, den Vorigen keer te hebben tegen gestemd:, omdat hij het bouwen van hulplokalen, die later voor bad- huie dienst moesten d-oen, te kostbaar vond. Bit was s. i. een heel ander vooratel. De heer Baltua, aegt, absoluut geen voor- oordeel te hebben tegen die school, maar epr. wil de gemeente behoeden voor zulke groote uitgaven. Spr. brengt den heer Bok-sbergen een eereaaluut voor diens goede inzicht ten opzichte van d'e gemeente-financibn. De Burgemeeater verklaart alle verantwoor- delifkheid op zich te nemen en vindt, dat "t welbegrepen belang der gemeente niet* ander* eischt dan dit befluit. Be heer Hoksbergen: Men i* dus thans op weg om de 'gemeente op heel hooge koa ten te jagen. En dat, omdat er machthebbers in onze gemeente zijn, die deze school kwestie tot een eerekweatie hebben gemaakt. 't la een i>«rsoonlijke eaak geworden tus schen den heer Kloots en de familie Van Reenen. Be Burgemeeater: Ik ontneem u't woord. De heer Hoksbergen zegt, dat dit eeret door den Raad goedgevonden moet worden. Be Burgemeeater (zeer heftig) vraagt foi- ten, die't gezegde van den heer Hoksbergen waar maken. De hear Hoksbergen vraagt, waarom de paatoor de R. Kath. leden van den Raad gaat bewerken voor 't bouwen van een openb. school en dit dan motiveert, door te zeggen, dat zij dit moeten doen uit welwillendheid tegenover de familie van Reenen. Ben Burgemeeater iz daarvan mete be- kend. Spr. waa nooit peraoonlijk. -Be heer Hokabergen oordeelde, dat de bur gemeeater ditmaal tegen't belang van de ge meente was. Be wet geeft aan de bizondere school de bevoegd'heid om een nieuwe school te bouwen en de gemeente eal deze hebben te bekostigen. Be BurgemeeaterDie wet ia nog niet aan genomen. Be heer Hokabergen: Ze zal worden aan genomen,omdat links moet voorstemmen van wege de bevrediging op onderwija- en kie»- rechtgebied. Be V- orzitterIk eluit de debatten. Be heer Hoksbergen wilde daarover een uitspraak van den Raad. Be Raad wa* van meening, dat de heer Hokabergen moeat uitspreken. Be Burgemeeater eischte opgewonden van den heer Hokabergen, dat hij met feiten zou waar maken, dat de •choolkweatie voor hem een persoonlijke eerekweatie wat geworden. -De heer Hoksbergen vroeg, hoe de Burge meeater andera verklsarde, dat de wethouder Oldenburg weer van meening wat veranderd. Be Burgemeeater ontkende dit. Men ataat nu voor een nieuw vooratel. De heeren betoogden zoo heftig, dat voor- bijgangera aan de itraat bleven itaan. De heer Hoksbergen weea nogmaals op het groote financieele gevaar voor de gemeente. Men mag niet uit het oog verliezen, dat het wetaontwerp de gemeente verplicht, om de bizondere scholen, die gebouwd zijn, voor het inwerking treden van de wet, ook heeft te be kostigen. Velen meenen due ten onrechte in de ge meente, dat men kan volstaan met voor het bizonder onderwjj* een paar Iokalen aan te wfjzen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1920 | | pagina 5