ingen r. li.Dlsn
lie AnistiJidainsctie
BERICHT.
Honderd twee en twintigste Jaarpii
Zatrrdasr 31 Januari
v.
I' I. - I I. I. K I 0 .V
Dp lloevp in 'I Brock.
til de natuur to or joug
en ouu.
i»ao
Qedwongen door de nog steeds stijgende
#exploitatlekosten, alsmede door loonsver-
hooging, zijn wij genoodzaakt den prijs der
Advertentien voor onze courant van af 1
Februari a.s. te stelllen op
25 cent per r^gel.
Waar met 1 Januari de meeste bladen hun
abonnements- en advertentieprijzen verhoog-
den, hebben wij getracht de prijzen te
handhaven, wat ons nu ecliter bljjkt niet
mogelijk te zijn. De Abonnementsprijs blijft
voorloopig onveranderd.
De rubriek „Vraag en Aanbod" voorko-
mende in het nummer van Zaterdag, wordt
VERHOOGD TOT 60 cents.
DE DIRECTIE.
id
„Je vader komt de gelagkamer binnen', ik
achter hem aan, en wij; zeggen goed en avond
De boeren houden op met lachen, de opziener
wordt bkek als een; dock en wil naar zijn ge-
weer grijpen. Miaar ik had al van 'buiten ge
zien waar het stond en ik sohiet meteen beide
lcoptn leeg het venster uit. „Zoo'' zeg ik,
mijnheer de opziener, nu kunt u het terug
hebben. Neem me niet kwalijk, maar met een
geladcn geweer is ai menigmaal een ongeluk
gebeurd
„De opzichter Holder vraagt, wat dit te be-
teekenen heeft Je vader zegt met een stem,
dat de ruiten rinkelcn: „Wat dat te beteeke-
ncn heeft? Dat u, mijnheer de opziener, een
eigenaar niet op zijn eigen grond weer zijn
jachthonden zult doodschietcn- En nu voor
uit, ga hem begraven!"
„De opziener Hdlder kijkt om zich heen, of
die hem niet zouden helpcn. Maar die hou
den zich als muizen zoo stil en verroeren
geen via, want die wisten wel: tegen je vader
en mij kon niemand op!"
Nu verliest je vader zijn geduld. Z n adc-
ren zwellen op zijn voorhoofd, hij grijpt
over de tafe! heen, zijn een hand in den nek,
de andere bij den broekband en hij draagt op-
li
zicner Holder uit de kamer als een
kind, dat met de beenen spartelt-"
,.In de slede begint de man te smeeken, of
we hem niets kwaads willen doen, want dat
hij toch getrouwd is en vier kinderen heeft.
Tocn zei je vader: Wees niet bang mijnheer
Holder, aan uw armzalig leven is mij nicts
gelegen. Maar u hebt aan den landraad ge
schreven, dat ik, Adam Baginsgy, een stroo-
per was, en nu is het uur angebroken, dat ik
u dien smaad vergcldcn zal. U zult mijn ar
me bond, die ge vanmorgea doodgeschotea
hebt, op uw rug dragen van de plaats wahr
nij ligt, tot aan de plaats waar ik hem een
graf oeaid hebt!"
bamuei Guzek haalde diep adem.
„Heer, bij die woorden is't mij koud over
den rug geloopen en ik dacht niet anders dan
dat de man die daar voor ons in de slede zat,
zich nu op ons zou werpen en met hand en
tand vecnten om dezen smaad van zich af te
wenden of er zijn leven bij te laten Maar hij
zat doodkalm, alsof hij 't goedvond."
„Nu, we komen dan op t land en stijgen
uit. Maar Matka was al heelemaal stijf be-
vrorcn en toen je vader naar het arme dier
keek, begon hij toch te weenen. Ook ik voelde
een prop in mijn keel, want ik zeg je, heer,
zonde en jammer was het. Want deze hond
had een menschenverstand. Het was maar,
dat hij niet spreken kon."
„Je vader staat daar zoo en kijkt van de
aard naar den man, en zulk een woede be-
vangt hem, dat het er naar uitziet alsof hij
zich nog op hem zal werpen. maar hij be-
dwingt zich en geeft alleen maar even een
teeken met zijn hand, dat hij weg moet gaan.
Toen zeg ik: „Heer, je wilt hem dus zijn straf
schenken? Deze looze schoit die jagende hon-
den ombrengt of het schurftige straathonden
waren
„Maar de opziener Hdlder was al weg en
de sneeuw vloog rondom hem op en toen hij
ver genoeg weg was om te meenen, dat we
hem niet meer konden inhalen, bleef hij staan
en riep: „Wacht maar jij boer, ik zal jou dit
uur nog eens betaald zetten
„Heer," zeg ik, „dat komt van je medelij-
den! Nu staat de kerel daar te schelden." je
vader richt zich hoog op en ziet mij aan.
„Wat spreekje van medelijden? Ik joeg hem
weg omdat ik gezien heb, dat dit een mensch
is, zonder gevoel van eer. Ik ben drie jaar
lang een dwaas geweest omdat ik me bekom-
merd heb om hetgeen die schoft over mij heeft
uitgekraamd. Laat hem maar schelden. Dat
is schooiarsmanlsr!"
„Zoo sprak je vader toen, als een edelman,
en ik moest natuurnjk als een knecnt gehoor-
zamen. Maar ik zeg je heer, als iets me leed
doet in mijn leven, aan is het, dat ik toen niet
naar mijn eigen overtuiging ben opgetreden.
De kerel zou met tot het bosch gekomen zijn,
zeg ik je, want ik had hem vast en zeker met
mijn lange beenen ingehaald! En dan maar
een greep en hij had ziin lasterende mond
nooit meer opengedaanWat was er aan
mij gelegen? Mijnentwege hadden ze later
van het gerecht met mij kunnen doen wat ze
wilden
Samuel Guzek zweeg en staarde met voch-
tige oogen in de kolen van het haardvuur,
waarboven nog een paar biauwe vlammetjes
dansten.
Boven de toppen der berken gloorde reeds
de jonge dag en de eerste vogels zongen in
de twijgen hun morgenlied.
„Maar laat ik het .slot vertellen, heer! De
nacht is voorbij en ik zie, dat je van moeheid
nog nauwelijks op de been kunt blijven. Er
valt ook niet veel meer te vertellen
„Een paar dagen v66r Kerstmis, zegt je
vader tegen Willem en Adamek: ,,Komt jon-
gens, er is zoo'n heldere maan en ik wil voor
de feestdagen een paar hazen schieten. Ik
zal bij 't bosch gaan staan en jullie kunt ze
over het wintergraan mij toedrijven
Maar ik was al vroeg in den middag naar
Schiloovre vertrokekn want je moet weten
heer, mijn zuster is daar getrouwd met den
herbergier Sparka en de oudste dochter vier-
de haar verlovingsfeest met den zoon van
boer Orzecha. Het heele dorp was gekomen,
de jongelui dansten en ik speelde binnen met
de boeren kaart en we dronken, tot we niet
meer kondenNooit in mijn leven heb ik zul-
ke kaarten gehad, niets dan veertig en troef-
aas, ik had ze maar neer te leggen en mijn
geld op te strijken. Eindelijk hielden de boeren
op, want tegen mijn geluk was niet op te spe-
len.Ik steek dus mijn geld in mijn zafc en den
heelen weg tuuur huia bad ik aldoor maar een
drang alsof ik uit voile borst moest zingen."
„ioen ik aan onze poort kwam, zag ik
iemand in de sneeuw liggen. Zoo, zoo, zeg ik,
kereltje heb jij soms ook te veel gearouxen!
tn ik buig me voorover om hem op te hel-
pen
„Barmhartige moeder Gods, het was Ada
mek! Zijn kieeren vol bloed en geen teeken
van leven meer.... Meteen ben ik nuchter en
weet, de twee anderen zijn ook dood, anders
zou Adamek daar toch niet liggen!
„Ea ik ga ze zoeken, de weg was gemak-
kelijk genoeg te vinden, want langs Ada-
mek's voetspoor was alles vol bloed, alsof
iemand zoo maar roode verf in de sueeuw had
uitgegoten. Eindelijk zet ik het op een loopen,
want ik zie ze al van verre in de sneeuw lig
gen, je vader en Willem, beide met het ge-
zicht naar het bosch...."
„0, genadige heiland, ik had den geheelen
nadit gedronken en kaart gespeeld, terwijl
mijn heeren waren gestorven, gevallen door
de hand van een laifen hond, die vanuit het
veilige duister op ze geschoten had! Op &n-
maaT krijg ik een vreeselijke angst dat er nog
leven in ze zou kunnen zijn en dat ik mijn tijd
daar stond te verdoen met sdireden als een
oud wijf. Dus ik pak er onder iederen arm
een en sleep ze na:.r huis maar onderweg be-
merkte ik het al, het was tevergeefs, want ze
waren al heelemaal stijf bevroren. Toen be-
gaven me opeens bijna mijn krachten want ik
oedachi), wat je moeder zeggen zou!"
O heer, wat was dat een ellende- Ik had
de heeren heel stil op de deel gelegd en terwijl
ik nog met mij zel* overleg hoe ik het haar
zal ezggen, rukt zij rife deur open en staat met
het licht in de hand voor mij I"
Uit de borst van den ouden knecht kwam
een diepen zucht.
„Drie zulke heeren, als de aarde niet meer
zal voortbrengen, zoo te moeten sterven! En
die't gedaan heeft, loopt rond bij klaarlich-
ten dag en als hij de plaats voorbij komt dan
lacht hij mitschien wel, omdat hij het
zoo
slim heeft aangelegd, dat niemand iets tegen
hem zal kunnen bewijzen."
Jan Baginsky was opgesprongen. Zijn
borst ging zwaar op en neer en zwaar legde
hij den knecht de hand op den schouder.
„Je weet het, Guzek, wie het geweest is?"
„ja>, heer, ik weet het en* ik wil in mijn ster-
vensuur er mijn avondmaal op nemen. Het
was de opizener HolderAlle menschen heeft
hij zand in de oogen gestrooid en den heeren
van 't gerecht zoo handig zijn sprookje ver-
teld, dat ze hem geloofd hebben. Maar over
mijn gatuigenis hebben ze alleen* maar hun
schouders opgehaald want het was zonne-
klaar, dat ik tegen dien in zijn dienst zoo ijve-
rigen beambte een wrok koesterde! En toen
ik in mijn toorn met mijn vuist op de tafel
sloeg waaraan de rechters zaten, hebben ze
mij drie dagen opgesloten, wegens mijn onbe-
hoorlijk gedrag! Toch heb ik het den rechter
zonneklaar bewezen, dat het geen ander kon
geweest zijn!"
„Zie je, heer, ik was nog in denzelfden
nacht buiten geweest, zoodra ik weer tot me-
zelf was gekomen Cn heb alles heel nauwkeu-
rig onderzocht. Z66 is het gegaanje vader
stond te wachten aan den boschrand, tot Wil
lem en Adamek hem de hazen toedreven. Plot-
seling kraakt er iets achter hem, hij keert zich
om en op hetzelfde oogenblik krijgt hij van
uit het aonker het schot midden in de borst
Maar je broers zijn argeloos nabij gekomen
geloovende, dat je vader een haas geschoten
he$ft. Toen ze twin tig schreden van den zoom
van het bosch af waren en zich misschien wel
verwonderden, waarom hun vader hen nog
niet toeriep, want als men buiten van't veld
komt, kan men geen drie passen ver tusschen
de boomen inzien, ja, toen heeft opzichter Hol
der op allebei geschoten. Willem is op de
plaats doodgebleven en Adamek heeft zich
nog tot aan de poortdeur voortgesleept. Mis
schien heeft hij daar nog wel geroepen maar
niemand heeft hem gehoord! De arme jon
gen hij was nauwelijks twintig jaar
(Wordt vervolgti.)
ICo, «6
Gedurende de week van 2 FEBRUARI
TO'T EN MET 8 FEBRUARI 1020 is geldig
BON No. 18 van de Rijka-Suikerkaart.
MARGARINEKAARTEN.
Gedurende het tijdvak van 30 JANUARI
TOT EN MET 0 FEBR. 1020 is geldig:
BON No. 7 van de Rijks-Margarinekaart.
BE'SCHIKB AAR'STELLIN G
VAN HEEREN SCHOENEN.
HEEREN DERBY RiJGBOTTlNES
4/11 per paar. Elk paar volkomen gegaran-
deerd. Beschikbaar voor iedereen. Aanvra-
gen achriftelijk aan het Diatributiebedrijf
met opgave van naam en legitimatienummer
en woonplaat8, waarna een bewijs zal worden
toegezonden.
De schoenen door tusschenkomst van de
Gemeente veratrekt zijn voorzien van een
gemeentestempel.
Ook zijn beschikbaar gesteld ondermans-
achoenen in de maten 37, 38 en 30; dezelfde
kwaliteit ala die van de heeren rijgbottines
tegen den prijs van 0.75 per paar.
ft
BROODKAARTEN.
De DIRECTEUR van het DISTRIBU-
TIEBEDRIJF deelt mede, dat WITTE-
BROOD UITSLUITEND VERKRIJG-
BAAR WORDT GESTELD OP DE GROEN
GEKLEURDE BROODKAARTEN, waarop
geen tijdvak is vermeld en welke geldig zyn
van 1 FEBRUARI TOT EN MET 0 FEBR.
1020. Roggebrood en bruinbrood wordt ver*
strelct op de gewone roggebro-od en bruin-
broodkaarten.
De nieuwe wandelweg. Toene«
mlng van het getal der gemeente>
ambtenaren. Tooneelkunstenaars en
stlnkbommen. Dr. Montessori te
Amsterdam.
De Hoofdstad het is bekend is arm
aan natuurschoon in hare omgeving. Het zijn
weiden, weiden en nog eens weiden, zoo ver
het oog reikt, en de wandelwegen zijn meestal
zoo recht als een liniaal en weinig belommera.
V andaar dat al vroeg bij de Amsterdammers
de zucht heeft bestaan om wat natuur of
wat daarop gelijkt te maken. Onze brug«
wallen zijn daar de voorbeelden van; later
diende de Buitensingel als wandelplaats; nog
later werd het v ondelpark gesticht. Ook de
Overtoom deed zoo'n beetje aan dat streven
mede. Maar tot ausver beperkte zij zich tot
wat plantsoentjes en parkjes, die in grootte
geen van alle by de particuliere stichting, het
Vondelpark, konden halen. Eerst de laatste
jaren is er op breeder schaal het een en ander
van stadswege ondernomen, op aanstichting
vooral van den heer Vliegen, ten tijde dat de<
ze wethouder voor de Fublieke Werken was.
Jfl—rTT—I
Aan hetn hebben vrij te danken de boschjes
aan de overzyae van het IJ, nabij Nieuwen*
dam, die door het dankbare volk nog altijd het
Yliegenbosch worden genoemd, otschoon de
officieele naam heel anders schijnt te zijn. In
de tweede plaats is in voorbereiding de aan*
leg van een groot park met waterpartijen
rondom het zoogenaamde Nieuwe Diep (nabij
Zeeburg). Dat is dus in het Noorden en het
Oosten van de stad. In het Zuiden hebben wij
nu twee wandelwegen, die allebei werk van de
Gemeente zijn, en die beide Amstcldijk en
Amsteiveen8Chcn weg vcrbinden. Het zijn dus
parallei'wcgcn van de kaiijeslaan, die echter
veel verder is gclegen.
De eerste weg, uie nu alweer een paar jaar
geleden geopend werd, is niet meer dan een
voetpad. iiij begint viak achtcr het btadion
of bportpark, dus ligt niet ver van de be*
bouwde kom. Dat is een voordeel, maar ook
een nadeel. Het voordeel is dat hy dus onder
het bereik van velen ligt; het nadeel dat hij
zich daardoor niet heel veel jaren zal kunnen
handhaven. Om met Charles Dickenjs te spre*
ken: „de steenen vandaal" van de grootc stad
zal het spoeuig vertreden. Daarom is het goed,
dat onmiudeuyk na de voltooiing daarvan ecu
aanvang is gemaakt met deh aaiileg van den
grooten nieuwen wandelweg, die begint aan
uen Amsteiaijk ter hoogte van de begraai<
plaats Zoigvhei en eindigt aan den Amstel*
veenschen weg bfj het K. K. kerkje de Buiten*
veldert. Op 22 Maart 1017 is de eerste spade
hiervoor in den grond gestoken en een dezer
dagen is de weg voor het publieke verkeer
opengesteld.
Dit is een rij» en wandelweg in grootschen
stijl; en een heirbaan, waarnaast het zooeven
genocjnde wandelpad, dat dus meer onder den
rook van de stad ligt, een heel bescheiden fi>
guur maakt. De groote wandelweg is namelijk
15 Meter breed en wordt onderverdeeld in een
wandelpad van 3 Meter, een rijweg van 5 Me*
ter, een tietspad van 3 Meter, en een ruiter>
pad van dezeltde breedte. De lengte is bijna
4 K.M., dus ongevecr een uur gaans.
Er is voor gezorgd dat dit met een „slechte
en rechte" weg is geworden. In rustige, breede
bochten slingert hy daarheen. 1 weemaal pas<
seert men een water: de iioerenwetering, wel<
bekend aan de Amsterdamsche schaatsenry*
ders, en de Kleine Wetering. Over deze Wete<
ringen zijn eenvoudige maar aardige bruggen
gestagen; hoog'opboiiend, zooals onze ouch
Amsterdamsche bruggen. Dit om aan de pol*
derboeren en warmoezenierders, die de Wete*
ringen bevaren, zoo weinig mogelijk beletselen
in den weg te leggen. Van de hooge bruggen
heeft men een ruim uitzicht op de vriendeiyke,
landelijke omgeving. Naar stadszyde ziet men
den hoogen, in de zon blinkenden steenen
muur met daarvddr de groengeveride tuinders»
woningen en de vlakke sla>tuintjes, en aan den
anderen kant de wyde lanaeryen, bespikkeld
met bont vee, en het hooge gcboomte van de
kaiijeslaan, die men in haar voile breedte nog
nooit van zoo dicht by heeft gezien.
Natuurlyk is de weg beplant, evenals trou»
wens het wandelpad. in het geheel zijn er
12U0 iepen gezet. uat kan dus overeen
menschenleettyd een schaduwryken weg ople*
veren. Over een menschenleettyd, want het
oude rympje zegt immers:
..Boompje groot
„Blantertje dood."
Ter weerszyden van den weg liggen sport*
terrcinen en stadstuintjes of warmoezenierde*
rijen. Aan de zijde van den Amstelveenschen
weg is een alleraardigst complex vol afwisse*
ling voor de wandelaars gewrocht. Speelsche
voetpaden voeren er u langs tot vyvers uitge*
graven slooten, waarin naar Hollandschen
trant de knotwilgen zullen spiegelen, over
rustieke bruggetjes en door met hakhout
dicht*begroeid terrein. In totaal is er 6 H.A.
sportterrein, 8 H.A. volkstuinen, 22 H.A. war*
moezeniersgronden en 17 H.A. plantsoen en
weg. Door de firma Eilerts en Co zijn een
twaalftal tennis*banen aangelegd (waarvan een
gedeelte trouwens reeds den vorigen zomer ge»
bruikt is.) Er staat een eenvoudig maar prac*
tisch*ingericht gebouw by, met zitgelegenheid
onder de veranda en op het platte dak, met
ruime kleedgelegenheid en douches. En by de
Boerenwetering heeft een ondernemend man
reeds een aardig koffiehuis gezet.
Zoodat de Amsterdammers voortaan kunnen
wandelen en rustenl
In dp Statistische Mededeelingcn van het
Gemeentelijk Bureau voor btatistiek is on*
langs eene merkwaardige publicatie opgeno*
men nopens het aantal ambtenaren der ge*
meente en hun salarissen in de laatste 25 jaar
(18911916). Uit de. tabellen blykt o.a.: Dat
het ambtenarencorpi der gemeente Amater*
dam in de laatste kwarteeuw zeer sterk is toe*
genomen, hooidzakelijk door de ontwikkeling
I Oer (Jemeente van aOministratief lichaam tot
orgaan der gemeenschap, ala gevolg van de
overneming Per geconcessioneerde bedryven,
de opnchtmg en exploitatie van nieuwe bedry*
ven en de uitbreiOing der werkzaamhedea op
velerlei sociaal gebied. De jaren 18911901
vertoonen een snelle uitbreiding van het
corps, vooral in de lagere rangen, als gevolg
van de overneming der bedryven. De periodc
van 19011911 kenmerkt zich door langzamer
groei, doch opstyging der ambtenaren in hoo*
gere saiansklassen door het toenemcn van den
aiensttijd. Van 1911 tot 1916 openbaart zich,
onuer invloed van den ooriog, zoowel eene
sneiie vergrooting van het corps ambtenaren
over he geneele iyn als een aanmerkelyke ver*
hooging uer genoten jaarwedOen.
het aantal ambtenaren steeg van 3325 met
cen gezamenlyk inxomen van J 3.328.849 in
leyi tot 8yy5 met een ;aarweOde*bedrag van
12.2u4.o58 in 1V16. in ae vijl»en*twintig jarige
penoue bcieexent dit eene toeneming van het
corps met 1/0.5 pet. en van de Dezoldiging
met 200.0 pet. In denzeltden tyd steeg de be*
voiking uer hootdstad met oU.5 pet., zoodat uit
deze cyters moge oiyken, dat in den tijd,
waarm uc socuie taak uer Gemeente stceus
meer omvattend werd, het ambtenaarswezen
relabel zeer snel is gegroeid.
Van den anueren kant is het aantal ambte*
naren per iOUU inwoners, in 1891 nog 7.8, in
1916 verduobeid tot 14.3. De salarissen be*
droegen in eerstgenoemd jaar 7797 per 1000
inwoners, in 1916 19.422, dus 2i/a maal zoo*
veel. Aangezien het salarisbedrag sneller is ge*
stegen dan het aantal ambtenaren, is ook het
gemiddeld salaris toegenomen, n.L van
J 1001 tot 1357. De inwendige samenstclling
van het ambtenarencorps, voor zoover betreit
de salarieering, heeft bovendien in de onder*
zochte kwarteeuw ingrijpende wyzigingen on*
uergaan. Ongevecr twee derden van alle amb*
tenaren (2188j hadden in 1891 een wedde van
J 500 tot 1000; slechts 13.6 pet. (459) genoot
meCr dan 1500; in 1916 was de eerste groep
tot een derde (3000) gedaald; de tweede tot
31.2 pet. (2844) gestcgen. Hieruit volgt, dat het
aantal ambtenaren der middengroepen veel
sterker is gestegen dan dat van ue hoogere en
lagere.
lot zoover de statistiek.
Voor de derde maal moet ik mijne lezers
thans bezighouden met de staking der too*
neelisten. Want er is weer een nieuw feit, of
licver eene reeks van nieuwe feiten. Verkade,
geinspireerd waarschynlyk door het voorbeeld
van zyn collega Van der Lugt Melsert in den
Haag, heeft, met behulp van verschlllende le»
den van het Nederlandsch Tooneel, die niet of
met meer sympathiseeren met de staking en
de stakingsleiding, de voorstcllingen van de
Koninklyke Vereeniging hervat.
Het was te Voorzien, dat dit tot ongeregeld*
heden, tot reiletjes, zou leiden. En zoo hebben
wy dan Zaterclagavond en volgende avonden
de ..weikwiiligen," onder pohticgeleide naar
en van den btadsschouwburg zien rijden, nage*
schreeuwd met de by werkstakingen gebruike*
lyke scheldwoorden, als: ..Onderkruipers, Ver*
rhuers, Maifersl" Zoo zyn wy er in den Btads*
schouwburg getuigen van geweest, dat op al*
lerhanue mameren, door vrienden of handlan*
gers van de stakende tooneelkunstenaars (die
zelven zoigvuldig buiten de zaal werden ge*
houuen) getracht is de voorstelling van „De
Garde*iuitenant,'' het aardige biijspel van
Franz Molnkr, in de war te sturen door
schreeuwen, iluiten, hoesten; het loslaten van
een duif, het gooien met stinkbommen, enz.
Nog meen ik, terwijl ik dit sqjgryf, de walge*
lyke lucht te ruiken van het zwavelwaterstof*
gas der „bommen." Ik zie in gedachtcn nog*
maals het Leidscheplein, in den hellen schyn
van de electrische booglampen. Het is er vol
en woelig. De auto's der stakers ryden woesr
heen en weer. In een der taxi's staat een ac*
teur, een scheepsroeper aan den mond, en
bruit het pubiiek toe niet naar binnen te gaan.
In een andere auto zitten Mevr. Mann—Bouw*
meester en Mevr. de Boervan Ryk strooi*
biljetten uitUeelend.
En ik vraag my af of deze twee kunstenares*
sen accoord gaan met de herrie in den Stads*
schouwburg, en met de manitestatib later op
den avond, voor ..Trianon", waar Verkade is
binnengegaan totdat de manifestanten ten
slotte door de politie uiteengcjaagd werden.
Of zij goedkeuren de daden van ge»eid tegen
verschlllende „onderkruipersl"
Ik zal mij in dezen stryd geen party stellen.
Wie nu pas weer den open brief van Mevr.
Bouwmeester ia de bladen heeft gelezen, moet
erkennen dat niet alle gelyk aan den kant der
directeuren is. Maar wel vraag ik my in ge*
moede af, of de tooneelkunstenaars, door de
soort van strijdmiddelen die zy gebruiken, niet
bezig zyn de sympathie te verspelen van een
groot deel van het pubiiek. Van Mevr. Klei*
neGartman is bet gevleugelde woord, dat
ieder acteur en iedere actrice kent: „Weest
digne kinderen 1 vo6r alles dignel"
Vinden de tooneelkunstenaars ztlven bet
optreden van hunne vakvereeniging alieszins
waardig?
Maandag is de beroemde Italiaansche paeda>
goge, dr. Maria Montessori, de proictesse van
de zelfopvoeding van het jonge kind, voor de
eerste muai te Amsterdam opgetreden. Zooals
te begrypen is, bestond er met alleen in de
Amsteruamsche maar in de geheele Neder*
landsche onderwyswereld groote belangstelling
voor dit optreden. Uit alle deelen des lands
waren onderwijzers en onderwyzeressen naar
de Hootdstad gekomen, sommigen met finan*
cieelen bystand van het bestuur van de plaats
hunner inwoning.
Het was een plechtig oogenblik toen dr.
Montessori des middags de Aula of gehoor*
zaal van het .Universiteitsgebouw binnentrad.
'ierwyl alle aanwezigen eerbiedig van hun
plaats opstanden, schreed de kleine, eenvoudig
in het zwart geklecde vrouw, aan den arm van
dr. Godeiroy, naar den katheder, waarachter
een palmen* en bioemenversiering was aange*
bracht. Zy zelve had als eenige tooi een groo*
ten paarsen orchidee op den mantel.
Haar is toen van verschlllende zyden hulde
gebracht, Eerst sprak dr. Elantenga, Voorzit*
ter van de Nederiandsche Montessori»vereeni»
ging. Daama voerde het woord de inspecteur
van het M. O., de heer Eabius, namens den Mi*
nister van Onderwys, die dr. Montessori
plaatste in de rij der z66r«grooten: Comenius,
kestalozzi, Froebel. Wethouder Wibaut ver.
tolkte de gevoelens van het Gemeentebestuiir;
prof. Six, de rector*magnificus, die van de
Universiteit van Amsterdam, prof. Kohn*
stamm die van de hoogleeraren in de paeda*
gogiek. De laatste stelde eene vraag, die in
ileze dagen by velen schijnt te zyn opgekomen,
Mthans zy verwekte veel instemming in myne
omgeving: Leidt het Montessori*systeem met
zyn principe van: vrijheid van de leerlingen in
hunne spontane uitingen wellicht tot.... bols*
jewisme?
Het was hierop, op deze vraag, dat dr. Mon.
tessori in haar antwoord speciaal inging. Vrij*
heid, zeide zy, is niet ongebondenheid, zon*
der regel, zonoer princiep of limiet; dan zou
vryheia synoniem worden met... niets. Vrij*
heid moet niet zijn een loslaten van het kind
'in den chaos der dingen, maar wel eene be*
schikbaarsteihng aan bet kind van alle midde*
len, die noooig zijn voor eene vouedige ont*
wikkeling. Verder: men besetie het parallel*
lisme tusschen lichamelijken en geestelyken
groei. Het lichaa'm behoett een bepaald onder*
houd „sans toxines"; ae psyche evenzeer.
En ten slotte: de vogels die ons in de luch*
ten de meest*vrye wezens toeschynen, werpen
hunne jongen niet zoo in de ruimte (om vry te
zijn) maar maken voor hen een nest in ge*
reedheid, dat beperkt, bepaald is. Zoo moet
het kind voor ue vrye lucht van zyn geest ge*
vormd worden in een door ons met zorgvul*
digheid klaargemaakt nest. Het kind behoeft
zyn eigen omgeving door liefde en stucue
gereed gemaakt en in deze omgeving moeten
wy wachten op de machtige outluiking van
eene wonuere scnoonheid, die met den steun
van een groot vermogen (d'un grand pouvoir)
aan de menschelijke geoacnte vleugels ver*
leent
WAGENAAR JUNIOR.
(Februari).
De winter laat zich niet sterk gevoelen dit
seizoen, en we wiilen hopen, dat de ijsgodin
nu maar niet meer in onze streken komt. Dan
zullen we spoe.iig de sneeuwklokjes en de cro*
cussen voor den dag zien komen en kunnen we
weer luisteren naar het getierelier van den
leeuwerik. Want op den eersten den besten
mooien dag in Februari, en soms ook al in
Januari, vhegt deze vogel al klapwiekend zoo
hoog in de lucht, dat je hem bijna niet met het
oog kunt vinden. Maar je hoort hem best en
ilan kryg je heelemaal een gevoel, alsof het
reeds lente is en je kijkt rond of er al geen
gras en geen bloemen te zien zijn en of de boo.
men al.geen bladeren dragen. Doch we moeten
nog wachten, maar alls dagen toch zien we,
dat het vooruit gaat; de knopjes zwellen meer
en meer; de groene spruitjes komen uit de
aarde en vele vogels, die gingen, toen de bar*
re winterman in aantocht was, komen langza*
merhand weer terug. We zullen het strake
druk krijgen, want dan gaan we nesten en
eieren bexyken, we willen oude en jonge vo*
gels leeren kennen en bloemen en planten be*
studeeren, vlinders en rupsen en torren be*
zien en ook zclfs kikvorschen. salamanders en
visschen traehten te vinden, zoodat we dan
wel eens tyd te kort zullen hebben. Maar dan
zullen we enkele vogels, die nu nog by ons le*
ven, niet meer kunnen zien, en daarom haas*
ten we ons, om in de nabyheid van de Wad*
denzee kennis te maken met het een en ander.
Zie, daar vliegt reeds wat uit de sluisl 't Is
der wel dienst deed voor de zwanenjagera,
maar waarvan ze dezen winter geen gebruik
hebben kunnen maken. We loopen verder den
dijk op langs den poldermolen, die het over*
tollige water naar buiten maalt. Hier bij de
zeesluis gaan we rondkijken, want hier is nog
wel eens wat moois te zien.
Zie, daar vliegt reeds wat uit de sluitl 't Is
een vogel met groene en biauwe vederen op
rug en vleugels en hy vliegt met fladderende
vleugels bijna rakelings boven de oppervlakto
van het water. Ha, daar zet hy zich neer op
het kantje van de witte boot. We gaan nu
achter den dijk langs en dan zullen we door
onze binocie's naar hem kyken. Maar voor*
zichtig dan! We kruipen, meer dan we loopen,
by den dyk op en, ja. het dier zit er nog. Je
zou byna zeggen, dat het geen vogel was, zoo
stil zit hij in het water te kijken. Hij verzet
geen poot. Maar dat kan hy ook niet best
doen, want zyn pootjes zyn heel teer en zwak,
vooral de teenen en daarvan zjjn de buiten*
en de middelteen voor de helft aan elkander
gegroeid. Zyn bek is eigenlyk veel te dik en
zijn kop te groot voor zoo'n kleinen vogel,
maar de veeren zyn keurig; daaraan zou je
haast zeggen, dat het dier in de tropen en niet
by ons of in nog koudere streken thuisbehoort
We kunnen nu heel goed zien, dat de vogel
schitterend zwartgroen is op bovenkop en
nek, afgewisseld met blauwgroene dwarsvlek*
ken. De rug is metaalblauw en verder zijn de
verschiuende bovendeelen blauw en groen in
allerhande schakeeringen en hiei en daar ver*
sierd met lichtolauwe stippen. De vederen der
onderdeelen zijn fraai roestrood, aan de keel
bijna wit. Wat nu? Daar laat het dier zich par*
does in het water vallen. Zie, daar komt het
weer en het heeft een vischje in den dikken
snavell Nu vliegt de vogel weg, stellig om het
lekkere hapje in een verborgen hoekje naar
binnen te slaan. Ja, toen we meenden, dat do
ijsvogel, want zoo is zijn naam en de geleerde
menschen noemen hem Alcedo Ispida, op het
kantje van de boot zat te dutten, staarde hij
onafgebroken in het water en wee het vischje,
dat dan in zyn nabijheid komtl Onherroepe*
lijk is het een kind des doods. De ijsvogel
stort zich niet naar beneden, alvorens zeker
van de vangst te zijn. We willen nu maar niet
meer naar het dier omzien, daar we het al
heel mooi hebben kunnen bekyken en mis*
schien zijn we in den komenden zomer wel zoo
gelukkig een nest van zoo'n vogel te kunnen
bekijken.
Dan nu weer verder gewandeldl
In zee zwemmen groote en kleine meeuwen;
mantel* en zilvermeeuwen, storm* en kap*
meeuwen, die men ook aan het strand kan
zien, en in het afvoerkanaal aan den binnen*
kant van den dijk zien we vele eenden van
verschillende soorten.
Maar wat witte diertje loopt daar op den
dyk? Zie, daar draaft het vooruit, nu naar
omlaag en daar verdwynt het tusschen do
groote steenen van de zeewering. Wat een
aardig diertje was het, lang en dun en z'n
staartje droeg het in een boogje, terwyl het
einde met een kwastje is versierd. Ja, wel ia
het een aardig dier, maar toch houd ik er niet
veel van, omdat het een brutale en veel ver*
nielende roover is. De naam ervan is Herme*
lijn, en nu verslindt hij wel eens een rat en een
muis, maar veel meer vogels, konijnen en ha*
zen en ook kan het vlugge dier veel schade
aanrichten in kippenhokken. Men zou zoo
zeggen, hoe is het mogelijk, dat zoo'n klein
dier een haas, die wel vijf maal grooter is, kan
vermoordenl Het hermelijntje springt daartoe
den haas op den rug, bijt hem met zijn scher*
pe tandjes den halsslagader open en zwelgt
het hazebloed met voile teugen. Hoe hard de
haas ook loopt, het kleine monster houdt hem
vast en zuigt net zoo lang, tot de arme marte*
laar dood neervalt. Ook heb ik eens een nest
van een hermelyn opengegraven, waaruit wel