Alkmaarache Courant De Amsterdamsche week. In eer hersteld. Kippen en Konijnen. Honderd Im en Twintlgste Jaargang, Zaterdag 21 Augustus. FETITT,T.ETON. Uit bet Indlsobe leven. I98» WSO. Van Ren6 Bazin, lid van de Fransche Academie. 8) Marie kon de groene helling -wel honderd meter van te voren zien en over de andere haag van den weg de daken en -de twee den- nen van Champdolent. Nooit had sedert de invallen waarvan de legenden verhaalden, toen de Normandische krijgsmannen de Bre- tagners bedreigden, de weg zulk een stoet van mannen en paarden gezien, die ten strijde trokken. Heele gezinnen kwamen aanrijden, opgepropt in de char a bancs, door een jon- ge man, bijna altijd een zeeman, bestuurd, en de vrouwen zagen er droevig uit. Andere groepjes waren te voet en er ging geen minuut voorbij of Marie herkende en noemde heel zacht iemandi uit de buunt. Het was de pachter van Kerguaa en die van Ke- ryon, de oudste zoon van de Mandbily's die een takje wilde geranium op zijn hoed had gestoken. Het was de knecht van een andere pachter van de kust, die een grijze merrie, bekend om haar vlugheid, aan den teugel voerde en de drie kleinen van Rosbanot, die hun broer vergezelden en ook onbekenden en rijen paarden geleid door mannen die schrij- lings op het voorste paard zaten en die luid over den weg riepen „op zijMarie zag al les aan met een beklemd hart en als er jonge mannen voorbij haar been gingen, boog zij met de handde takken vaueen om hen die zij misschien niet terug zou zien, nog langer te kunnen nastaren. Daar kwam langs de rech- terzijde van den weg cen man, die de jonge vrouw 2 pas achferuit deed wijken, want zij vreesde gezien te worden door hem, die nu voorbij ging. Hij was niet jong meer. Hij zag er goed uit in zijn Zondagsch pak, dat zij kende, dat zij met haar eigen handen versteld had: zwari wambuia, vest met fluweelan atre- pen, bovendien versierd met een gesp van knoopen uit wit metaal, grijze broek en besla- gen schoenen. Zijn gezicht was geheel glad gesdioren behalve iter hoogte van t oor, waar kleine bakkebaardljes groeiden. Nog dezelfde gevulde wangen, dezelfde frisscfhe gelaats- kleur als vroeger, maar de goede, eerlijke oogen van een man die niets vreest, de oogen van den Vader van Pierre Queverne hadden zeker geweend bij het vertrek van Champdo lent. Vader van zeven kinderen, waarvan er -nog zes in leven waren, had hij er geen meer bij zich, noch den geestelijke Jean, vicaris op een dorp in Coraouaille, aan gene zijde van de Quimper, noch de oudste dochter die te Quimperle getrouwd was, noch de tweede in Douamez getrouwd, noch de andere die reli- gieuse was bij de zusters van den Heiligen Geest, nocht den zeeman, tweede stuurman aan boord van de Jaureguiberry, noch den laatste, bij wiens naam men in haar bijzijn nooit meer noemde. De oude Quiverne liep naast de veulenmerrie Buisonne, die door een man van ongeveer veertig jaar, knecht op Champdolent, bij het leidsel werd voortge- trokken. Hij ging zelf ook mee om het eenige beest uit zijn stal naar de stad te brengen. Misschien zou men het hem wel laten houden. Zij draafde niet en galoppeerde ook nooit. Niettegfenstaande bracht hij haar toch waar de regeering het gelast had. Arme manHet leven had zijn moed op zwaren proef gesteld. Hij was reeds lange jaren weduwnaar en na het vertrek van zijn kinderen alleen achter- gebleven in een kleine boerderij, waarvan de grond schraal was en de appelboomen dik- wijils geteisterd woden door den zeewind. Geduldig, vroom, stil van aard, zette hij het werk voort, dat zijn vader en zijn grootva- der waren begonnen. Men kon hem reeds in de verte herkennen bij den- dienst of bij't uit- gaan van de kerk aan zijn lange gestalte en aan de uitdrukking van vervallen grootheid, die niet zwicht. Marie zag hem naderen. Zij had hem ook verlaten. Hij liep met zijn rusti- gen, wiegelenden gang tusschen de glooiin- geu, die elkaar bijna naderdeu, en de romp van een schip vormden, onder de schaduwea van de eiken, die nog van hem waren. Maar toen hij nog ongeveer dertig passen verder gedaalxi was, bevond Mj1 zich in die schaduw met zon doormengd van de boomen van Ker- jan en hij sloeg de oogen op in de ridhting waar Marie was. Hij kon haar ongetwijfeld niet zien, maar zij had opnieuw de smart ont- moet en toen hij verdwenen was met Buisson- ne en den knecht, alhter de heidestruiken, trok zij zich geheel terug en verliet haar schuil- plaats, doodsbleek en zoo machtig door het verleden aangegrepen, dat zij tot zich zelf zeide: Ik moet Champdolent terug zien Wie zou haar kunnen bespieden? Queverne en de knecht waren afwezig. Er kon dus nie- mand in huis zijn dan de kleine Eugenie, een verre nicht die het huishouden deed, de var- kens en de kippen voerde, en tweemaal daags al breiende achter de vier koeien van het do- mein liep om ze naar den stal te brengen. Maar was de koedrijfster zelf niet naar het doip? Marie wachtte totdat een groep mariniers het waren er drie, knappe jonge mannen, die zongen voorbij de struiken, die haar veihorgen, waren gegaan en zij liep tot de opening in de heg, sprong op den weg, die een oogenblik verlaten was, en liep recht uit naar de pachthoeve. 1910, 1911, 1912, de drie jaren die zij on der het dak van Champdolent had geleefd, de twee eerste gelukkig of ten naaste bij, het andere zoo hard, haar drie* jaren van jonge vrouw, stonden tusschen haar en het huis van de Quevernes, tusschen haar en den kleinen stall achter op de bjnnenplaats gebouwd, tus schen haar en de lange hut, half ingevallen, die de plaats aan de redhterzijde afsloot, schuur voof het beestenvoer, stal voor de beesten, ligplaats voor het graan en voor den knecht. Het was of zij de Bretonsche tegemoet kwamen, toen zij recnt naar de hoeve toeliep, met de handen in de zakken van haar sdhort, VI. snel omdat zij stoutmoedig van natuur was, met strakke gelaatstrekkm van aandbening, gespannen en eenigszins vreemd, het goud- blonde haar gescheiden onder de neteldoek- sche muts. Het was alsof zij 'haar zedden: „herinner je je nog het liefelijke van het eer ste jaar? Herinner je je nog net arme en -ge- lukkige gezin dat bestond uit den ouden va der, jezelf, je man en Eugenie de meid, die uit het dorp Pleuven kwam? Herinner je je nog de geboorte van Jeanne Marie, de twis- ten die niet lang uitbleven, de verzoeningen, de bedredgingen, de thuiskomst van den man die gedronken had? Herinner je je vervolgens nog den nadht in bange verwachting, de tra- nen en die schaamte die niet uitgeiwischt -kan worden? O ja, dat alles herinnerde zij zich. Zij ge- bood zidh zelf voort te gaan en men kon in haar gang geen aarzeling zien. Zij liep op haar fijngevorinde beenen rechtuit naar het huis van haar oude vreugd en van haar smart. Achter haar bleven groepen pachters en hun vrouwen te voet, char k bancs, paar den aan den teugel geleid, die bij den eersten zeewind hinnikten, hun tocht naar Fouesnant vervolgen. Zij keerde zich niet om. Zij had nu den gewonen weg verlaten en het pad inge- slagen dat men den weg van Champdolent zou kunnen noemen en dat rechtstreeks naar de hoeve voert en van daar tusschen de twee zeer oude boomen kronkelt* naar afgelegen buurten, waar de menschen niet langs komen tenzij zij iets met den ouden Qudverne te ma ken hebben. Toen zij het huis van dichtbij zag, dat zij nooit had willen terugzien, sedert aen dag van haar groote schaamte en haar groot leed zei zij tot zichzelf„Wat <kom ik hier doen En wat zouden de vrouwen uit het dorp zeg gen, als zij wisten dat ik naar Champdolent ben gegaan? Zij zouden niet nalaten te bewe- ren dat ik berouw heb. Neen dat heb ik niet. Ik heb enkel maar verdrietGoed be- schouwd is het toch niet meer dan natuurlijk, dat men een plek terug wil zien, waar men twrwjfl ook «{3S toet&fise w «esa fcsqpfo drie jaren van zijn jeugd heeft doorgebracht... Het was beter onderhouden toen ik er was De tuin is nu vol onkruid. 'Hoe komt mijn schoonvader er toe een char k bancs zoo maar op de binnenplaats te laten staan, blootgesteld aan den regen? De voorraad hout is slechts gestapeld onder de schuur!" Dat zou ik in mijn tijd niet geduld hebben. Wat ziet het er verarmd uit als er geen mees- teres is!" Marie was blijven staan bij een d'ikke heg aan den ingang van het erf van Champdo lent. waarin elk jaar een merelnest was. Daar dacnt zij niet aan, toen zij tegen de doornen- struik leunde met een kloppend hart, omdat zij bang was dat de boerenmeid de plaats zou oversteken en de oude meesteres, de vrouw van Pierre, herkennen. Maar de vrees was het ergste niet. Waarom bleef je daar staan, Marie? Waarom tuurde je naar het huis met die har- de blikken die hij, je man, die ver weg is, zoo goed kende, en die hem zoo zeer deden? Je hefot ook een blik geworpen naar de put waar het altijd natte waschblok staat, zooals in den tijd toen je de wasch met den stamper be- werkte en een oogenblik later heb je gekeken naar de twee groote pijnboomen, die naast el kaar gegroeid zijn, him takken in elkaar slingerend en naar het eind van den tuin, omsloten door kleine muurtjes, en je dacht adn den zeelui, die tot aan de eilanden van den archipel van Cournouaille e twee altijd groene en bijna altijd sidderende toppen van ae boomen van Champdolent zien. Maar je keerde dadelijk weer naar het huis terug en je oogen bleven rusten op de struiken die on der den muur van den tuin heengroeien, op de gesloten venstera, op den grendel van de deur, die je met een forschen druk van den duim tienmaal daags bij het binnenkomen op- lich-t+e op den rand' van het goedgeschoren stroodak, overal even dik, en waarvan op re- gendagen- door de reten- van het stroo het water in duizend druppels afgutst. (Wordt wrelgd. XXXIV. Alberdingk Thijm herdacht. Hart, jesdag. Internationaal Landarbei. ders.congres. De Kino«tentoonstel» ling geopend. In April, toen de Gonzaga«vereeniging Thijm's voormalig woonhuis aan den Nieuwe Zijds Voorburgwal moest ontruimen, is al een begin gemaakt met de herdenking van dezen grooten Katholieken aestheticus. Men vindt bijzonderheden daaromtrent in mijn 15den brief. Maar de eigenlijke gedachtenisviering kon eerst deze maand plaats vinden; op den 13den dezer was het namelijk honderd jaar geleden dat J. A. Alberdingk Thijm geboren is. De gedachtenisviering is de vorige week Vrijdag begonnen met een zielenmis in het Begijnhof's kerkje, dat zoovele herinneringen heeft aan Thijm en waar de huidige deken van Amsterdam, de opvolger van Marius, resideert. Daarna vereenigden familieleden, vrienden en belangstellenden zich op het kerkhof „De Liefde" om Thijm's graf. Dat kerkhofje is nu geheel ingebouwd door de stad en wordt niet meer gebruikt, maar bezit alle liefelijkheid van een eenvoudigen landelijken doodenakker. Hier zag men allerlei kunstenaars en geleerden vooral natuurlijk vele Katholieken en hier was het ook dat de Voorzitter van het comitc dat zich voor deze gelegenheid ge« vormd heeft, eene korte herdenkingsrede uit« sprak. Voor mij is daarin vooral van belang dat hij eraan herinnerde welk een groote fi» guur Thijm is geweest in Amsterdam. Hij droeg Amsterdam in zijn hart, gelijk Amster. dam wederkeerig hem vereerde. Meer dan 50 jaar heeft 'Thijm met Amsterdam lief en leed gedeeld, en gestreden voor alles wat schoon en liefelijk was. Thijm heeft hier eerst eene „zaak" gehad ik meen in verduurzaamde levensmiddelen; daarna men ziet de stijging kwam hij in den boekhandel van Langenhuysen, welke toen in den „Berg Tabor", op den Singel hoek Beu. lingstraat, gevestigd was, en tenslotte werd hij benoemd tot hoogleeraar in de aesthetics aan de Rijks.Academie van Beeldende Kunsten «1» hier. Zelf een dichter en schrijver van buiten* gewone beteekenis, beoefende hij ook in ver» eeniging met anderen vlijtig de letterkunde er behoeft slechts herinnerd te worden aan de vergaderingen van het Amsterdamsch leesge* zelschap „De Vioolstruik", waar men Molifcre las en allerlei deed dat aan eene herleving van den Muiderkring deed denken. Zijne fijnziende liefde voor Hollands gouedn eeuw heeft hij naar Maria Viola dezer dagen herinnerde behalve in geschriften, ook in daden getoond. Hij was het die dr. Cuypers, zijn zwager, in« spireerde bij bouw en inrichting van het Rijks« Museum; die een werkzaam aandeel had in voorbereiding en viering van Vondel*, Hooft* en Breerosfeesten. En tevens mag ik hierbij wel noemen zijn nobelen maar vruchteloozen strijd voor de teruggave van het Paleis op den Dam aan zijne oorspronkelijke bestemming die van Stadhuis. Natuurlijk blijft het niet bij de kerkelijke herdenking en de kranslegging op zijn graf. De commissie voor deze gedachtenisviering heeft nog grootere plannen op haar programme staan, o.a. het houden van eene Thijmtentoon* stelling. Maar die plannen kunnen eerst over eenigen tijd tot uitvoering komen. De derde Maandag in Augustus is van ouds de Hartjesdag, en zoo heeft het Amster* damsche volk zich op den eersten dag van de» ze week dus weer aar> het hartjesjagen kunnen overgeven. Met dat volksvermaak is het juist z66 als het in het rijmpje heet: ..Bezwaarlijk is een oud gebruik te ontwennen, „Dat honderden van jaren ging in zwang: ,,'t Gemeene volk laat zelden iets door dwang". Sinds verscheidene jaren reeds heeft de pers den Hartjesdag dood verklaard. Maar ieder jaar weer aan leeft het oude gebruik op. Dat het feest nog zijn ouden luister heeft mag met reden worden betwijfeld. En dat is maar goed ook! Want die luister was niet iets om roem op t* dregea. 't Was dareB&msdhwp sot SerierEjk* heid van allerlsi aard, die men in de oude stad, sn dan in het bfjzonder in Zeedflk en Warmoesstraat te anaschouwen kreeg. Open rijtuigen van allerlei soort, gevuld met stom» dronken kerels en wijven, die meestal de klee» ren verwisseld hadden voor die van het andere geslacht, doorkruisten de stad. Zy brulden, voor zoover niet gansch en al bewusteloos, bij de dreinerige muziek van een harmonica, ter> wijl anderen weer rondedanser. maakten om de versierde orgels. Dat dansen was overigens wel iets om naar te kijken. Want de jongens en meisjes uit ons volk ontwikkelen daarbjj eene gratie, of Iiever eene distinctie, die tel. kens weer verbaast. In de laatste jaren is de Hartjesdag meer een kinderfeest geworden. Van uit de volksbuur* ten: de Jordaan vooral! trekken troepjes kinderen den geheelen dag de stad door, meest* al in travesti en met zwart»gemaakte gezichten, maar ook wel met een van die bontgekleurde vloeipapieren kransjes om het hoofd, die men omtrent dezen dag in de snoepwinkels te koop ziet. Als refrein zingen de kinderen dan het tradi* tioneele: „Hartjes jagen, „Door den stal en door den wagen". En gewoonljjk ontaardt de pret in een bedel* party. Trouwens, de Hartjesjagers staan hier» in niet alleen. Met Sint Maarten heb ik elders hetzelfdc gezien. Voor de gebedelde centen wordt dan snoep* en vuurwerk gekocht. Vooral het laatste! Want een Hartjesdag zonder vuurwerk, zon» der Bengaalsch vuur en rotjes, zonder zonne* tjes en voetzoekers, zou geen echten Hartjes*- dag zyn. En om het spel dan te volmaken sticht de jeugd ook gaarne straatbrandjes, zoogenaamde „jikkies" geheeten. In verband daarmede is Maandagavond, naar het politie* rapport heeft gemeld, de brandweer niet min< der dan 23 keer uitgerukt: 8 keer op geruchten, 8 maal voor een kleinen binnenbrand, 1 maal voor een uitslaanden brand, 1 maal voor een scheepsbrand en 5 keer voor een buitengewo« nen brand (straatbrand). Negentien van deze gevallen komen zeker en gewis op rekemng van den Hartjesdag. Id de Da Costastraat ont* stond een kleine binnenbrand, doordat vuur* werk in eene woonkamer terecht kwam de dochter des huizes liep hierbij brandwonden op aan den rug; in de 2e Goudbloemdwars* straat vatte door het vuurwerk een gordyn vlam; de bewoner kreeg by het blusschen ernstige brandwonden aan de handen. En een uitslaande brand woedde in een winkeltje aan de Prinsengracht hoek Laurierstraat, waar de aanwezige voorraad vuurwerk ontplofte, toen de winkelierster wat onvoorzichtig aan eene koopster de goede werking van haar Bengaal. sche lucifers demonstreerde. De twee vrouwen en een agont van politie liepen hierbij zware brandwonden op (de winkelierster is sedert aan de gevoigen over- leden) en het heele huis. bewoonid door vijf gezinnenj, brandde uit. Ik weet niet of deze winkelierster ook meer vuurwerk in voorraad had dan veroorloofd is. Maar zeker ie dat op dezen Hartjesdag en ook in vroegere jaren de politie telkens weer winkeliers op over trading van de verbodsbepaling betxapt. En daarnaast heeft zij, dan een waren guerilla- oorlog te voeren tegen de brandstichtende jongens. Heele gevechten hadden er Maandag plaats, -vooral in de Dapperbuurt (buiten. de Muiderpoort) en in de aangrenzende Indische buurt.' De opgeschoten jongens verded'igden zich daarbij met vuurwerk; terwijl de politie af en toe den gummi-stok gebrui'kte. Zoo ein- digde dus ook weer deze Hartjesdag op min der-feestelijke wijze. Ter Gouw verhaalt dat de Hartjes- of Hertjesd'ag vroeger, ook door d;e Baarlem- mrrs is gevierd Er was zelfs een apart lie- derenboekje voor gedrukt. tot titel voeiend „De Haarl Hartjesdag^. De Amsterdam- mers tookken vooral naar de dorpskennis die te Sioterdyk werd gehouden, waar o.nj. kat- jes geknuppeld! werden, of wel zij bezochten de kermis op't Haarlemmerplein. Daar ston- d-on kramen en draaischuitjes, en aan al de kroegen In den omtrek hing de vilag uit; de vedel liet er zich hooren, eru's avonds werd met eene ster boven de deur geillumineerd. Ook in de eerste helft van d'e 19e eeuw i« dat gebruik voortgezet, om daarna langzaam te verdwijnen. Vo-lgens denzelfden geschied&chrijver is de oorspronlg van den Hartjesdag niet te zoe- ken, zooals somimigen meenen, in eene groote grafelijke jachtpartij -bij Kraantjjd-lek, die SkartacBzaMro «a dAinujar.g dwd uitloopsn, en ook niefi - wat relan gelooven in een grafelijke vergunning tot Trije jacht in bosch em d'uin; maar in een oud- Germaanwch feest. Dat feest was gewijd aan HertuSj de god in dor Aarde. Hartjesdag is dan eenvoudig te verklaren al® Hertusdag; de verkleiningsvoim met de j was van ouds In het Hollandsch zeer gewoon. De tijd van 't jaar, waaxin dat volksfeest valt, aan't eln- de van den oogst, is juist die, waarin het fees.t der groote Aardmoeder moest gevierd worden. En als men zoo'n groepje opgeschik- te meisjes op Hertjesdag zingende ziet rond- trekken, heeft dit ndets dat-aan een jacht partij doet denken, maar't zou vrijwel kun nen dienen als prentje bij eene beschxijving van 't Hertufi 'cest. Op Dinsd'ag 111. is hierterstede geopend eene internationale oonferentie van landar- beiders. Het is de eerste bijeenlcomst van dien aard. De landarbeiders behoorden tot dusver, naar het sehijnt on naar zich ook wel uit den aard van hun beroep laat verklaren tot de slechtst-georganiseerde ar-heiuer®. Deze comerentie, waarop 'retrenxrooxditr waxen: Engeland, SehoL-andi, DuitBchiaml. Zweden, Deniemarkeu. Duitech-irostenryk, Bedlgie, Italie en Medanana, en die vertegenwoordig- de ruim twee millioen aTibeidexe ontieen<Te hare belangxdjkheid vooral aan het feit, dat zij besloot tot de oprichting van eene inter nationale fedcralio van landarboidoi-s. En daarnaast was vermeldenswaardig dat hier voor de eerste maal aanwezig was een verie- genwoordiger van het internationaal arbeids- bureau van den Voikenbond, -dr. G'. E. De Pakna Oastigl'iene, directeur van de afdeeling Landbouw van dat bureau. Voor sommigen was het wellicht eenigszins verbyeterend uit diens mo-nd te veraemen, dat het Internatio naal Axbeidsbureau niet alleen een lichsam is voor werknemers en werkgevers, maar dat het bij de regeling van de axheidsquaestie ook het algemeen belang in het oog houdt... Overigens was het wel frappant te consta- teeram hoe weinig de vertagemwoordiger® van de internationale landarbeiders hadden van.... landarbeiders, wat natuurlijk samenhangt met het feit dat men hier niet te doen heeft met de landarbeiders zelven, maar met hunne al of niet gesalarieerde bestuurders. De inter nationale werMiedenleidens men heeft hier te Amsterdam telkens weer gelegenheid dat te constateeren lijken in hun uiterlijk niets meer op arbeiders. Hot zijn dames en heeren van beschaving en cntwikkeling waarmee ik natuurlijk niet® in hun nadeel wil zeggen, maar slechts een voor ieder waarneembaar feit constateer. Ook het geheele aspect van eoo'n oomgres of oonferentie heeft nieta meeT van eene ar- beidersvergadeririig. Dit schrijvend dehk ik aan zoo menige meeting die ik bijwoonde in een haveiooa z&a.tje, smerig en benauwd, waarin men, door de dichte rookwolken heen, op een podium of een tooneeltje, achter eon met een mrxeig gxoen kleed bedekt tafeltje, eenige, z66 uit de werkplaats weggeloopen bestuurders zag zitten. Deze oonferentie wordt gehouden in een deftdig -bovenzaaltje van Parkzicht. Op de ta- fel® prijken prachtige bouquetten, en op den voorgxond zag ik eenspaar dame® behoo- rend to.t de Italiaansche delegatie die waarlijk een goede figuur in een salon zou- den maken. Voorname types en echte ladies. Ik weet wel: dit zijn slechts uiterlijkheden. Maar ook het uiterlijk van een mensch is van belang by de beoordeeling van zijn inner- iijik, en in dit special© geval epiegelt er zich wel in af de belamgrijke plaats die de arbei- dersbewoging thanis in onze saimehloving in- neem/tl Zaterdag 11. is de Internationale Kino-ten- toonstelling in het Ooncertgebouw geopend. Ik heb er nog maar een paar vluchtige bezoe- ken gebracht. De clou van de tentoonstelling lijkt mij voorloopig het opname-atelier in dn tuin, ofschoon ik niet weet of dat voort- duxend zal blijven trekken. Want de men- echen zien wdl eens graag achter de scher- m-un" en zoo zal menageen wellicht met interesse het opneman van eene biosoopieche scene gWeSlaan. Maar of dit op den duur de ndeuwsgierigheid zal trekken is eene andere vraag. De biosooopvoorstelling in het kino- theater van de tentoonstellin®, die ik bij woonde, was maar ma tigj deze was een be- kende en versleten film. Maar waaiscbyniijk komt het mooiste nog. Wat ik heel aardig vond, dat was het zoogenaamde Tanagra- fie? p«35rasv Dswia een beel kLein tooneeltje, levende poppen dansen uitvoeren. Maar met het doel van deze tentoonstelling heeft dit niiets te maken. De tentoonstelling zelf zal zeer interessant zijn voor .vakmenschen, maar mij, al® leek, mte- resseeren al die bioecopische utenBilito niet. En ik vermoed dat het menig anider evenzoo zal gaan. Zooals ik echtor schreefDit is slechts een voorloopige indxuk. Later koin ik op deze tentoonstelling natuurlijk terug! WAKMNlilAR Jr. Hot is een gemot na een lange treinxeii in de hitte aangekomen te zijn en de geleger.heid te krijgen zich wat te verfrdaschen. Dat laat ste is boog noodig. De hotelgasten, die kalm voor hun Ikamers zitten, lunnen vaak een glimlach niet weerhouden, wanneer ze de verfomfaaide en vieze kleeren der pas gear- riveorde reizi veis zien. Vooral die komen uit de richting Qoarahaia en verxnoode1ijis: r^-sd" van 6 uur morgena af in den txein waren, zien er meer dan <;"',oogo1iik uit. De eer s zoo sohoonc witte leer en tfn door h^t .rrn- we heen naar het vuil-zwsrte gekomen; wat nog verergerd! wordt doordat ze ook niet pre cise droog kunnen genoemdi worden. Het menschelijk wezea, dat zioh er des morgens vroeg in heeft gestoken i® den ganschen dag meer dan warm geweest. Meer behoef Ik er niet van te zeggen. Trouwens als de hear of de dame straks in de badkamer gelegenheid krijgt om eens een blik te werpen op het ro- zeroodo, of het lichtelijk bruine dan wel het eenigszins geelgetint huidje, herkent hij of zij zich haast niet meer. Een net gekleede Inlandsche kellner (djougos) brengt ons een breede trap op naar de bovengaherij en wijst oms de kamer, welke we zullen betrekken. Alles ziet er eenvoudig maar zeer proper uit en wat meer zegt de luierstoel voor het raam noodt om een® mak- kelijk te gaan zitten. Minta th6(Breng wat thee)i. Dat is wel het eerste, wat men hebben wil. Gewoonlijk wordt er nog bij gevoegdBawa dj ega ajer ys! (Breng ook ijawater). Hot duurt niet larng of do bedier ie komt terug met een presenteerblad, waarop tarek- I o t, suikerpot, molkkan en kopje met schotol-. tje. Ook een glaa water, waarin een he&der stukje ije. Ovorheerlijk. Hiermee komt men weer wat tot zich zelf en dan gaat mem aan het werk om weer als een mbrmaal en zindelijk mensch voor den dag te kunnen komen. De koffer wordt ge opend, en een schoon stol onderkieoeen, bene- vens een schoon wit costuum wordt voor den dag gehaald, benevens een elaapbroek en 'kabaja. Met dit laatete en met handdoek en zeep wordt dan de tocht naar beneden weer ondemomen. Daar bevinden zich naast elkan- dr verscheiddbe geriefelijke badkamers. De vuile kleeren zijn spoedig uit en dan emmers heerlijk water over het licbaam uitgestort. De zeep moet dan- dienst doen^ waarna een tiental emmers water het lichaam verder van ongerochtighedem zuivert. MandiSn noemt men dat. Hog even een douche en men is weer klaar. Ha een goed k war tier komt men geheel verfrischt en in schoone kleeren to voorschijn. De „dj ongos" wordt goroopen en deze brengt de vuile kleeren wel boven en hangt ze achter dp kamer to drogen. Wie zoo een heerlijk bad genoimen booft het water te Bandoeng is zeer koud vodt de treinvermoeieuiis haast niet meer en de meeste reiziger® gaan dan ook nog even uit. Vlak bij het hotel is de societeit en een paar huizen verder is het restaurant Vogelpoel, waar eenige jaren geleden een Weensche far mike, vader, moeder, zooms am dochter®, uit- stekende muziek liet hooren. Hier "wordt een glas ijskoud bier of whi®- kysoda dan wel limomade gedronken. Iief- hebber® van ijskoude wAmarioan drinks" kun nen -ook hun hart ophaien. Zoo'n, sherry cobier b.v. amoakt uitstekend. Dames gaan zich te buiten aan ,pjs prfiparff'. Hog een bittartjje (paitje)' en het is tyd het hotel wear op te zoeken. Wie goede ooren heeft, vernam1 reeds in de verte het slaan op den- gong, teeken dat de avomdmaaltijd gereed is. Do dinerzaal in Hotel Hainan i® keurig ingericht. De lamjbrizeering bestaat uit an- thiek gesneden bout, die zoldering is fraai bewerkt en uit tal van kleine electrische lampjes diaalt een hel-der zacht licht near, idem is. Hot diner is goed, d® bedi.en.img vlug sn liefhebbeTs vam een lekker glae wijm kumnen hum hart ophaien asm uitstekend Bordeaux-, Bijn-, Moezel-, Bourgogme- en- Ohampagne- wijiietn. De kelder ie best vocxraiem en wie -bui ten de gewone tafelwijn ens. Iiever Boeder er, DPommard-, Yolney of Hoehheimer enz. heet, ssiet zijn wenschen gauw vervuldl Het diner bestaat gewoonlijk uit soep, crcquotten of rizolles, twee vleeschen met groenton en aardappelen, pudding of taart en vrucb ton. Daarna nog een kop uitstekende koffie. Wanneer het diner is afgeloopen, heeft de Hok al tien geslagen. De vermoeide reizigera •token zich in nachttoilet en gaan nog een oogenblik in die galerij voor hun kamer zit ten. Heeft men hekenden aangetroffen en dat gebeurt vaak,. want wie in Indie veel reist, heeft nagenoeg overal wel kennissen dan wordt er nog een uurtje goboomd' over oude Jan en jonge Jan. De hlijde lach icha- tert som a door de galerij en tot eindelij k het ruatuur heoft geslagen. Woli te rustoc, Stxbatl (Yriend). Ik ga achr ter de Klamboe (bedgordiin^n). Het i® dan zoo heerlijk rusten na eon vex- moeienden dag en nu in een koel kliinaat. En dat is zoo koel, dat men al heel gauw doet, waar men elders niet aan denkt. Mien trekt nl. een deken over rich been. Gewoonlijk vindt men op geen Indisch bed zoo'n meubelstuk, d-ooh in Bandoeng wel; want daar is het noodig. Zonder dekens slapemt Zeker, mevrouw! i In Indie s-laapt "?en niet in bed; maar op bed en een deken is er gewoonlijk niet. Wol vindt men er iets anders, nl. een Irnge rol (een beenkusaen). Dat instrument heet goeling. Als ge op uw rechterzij gaat li-ggen, strekt ge het rechterbeen langa dien goeling uit en het linkarbeen slaat ge er over been en zoo valt ge in slaap. In het begin voelt het wat vreemdi aan, zoo de beenen wijd van een to hebben, Spoedig leert ge wiaardeetren, waarom we in het war me Indie zoo doen en a is ge la ter, na jaren, naar Europa terugkeert, zult ge het nog veel ongezelliger en ongemakkelij- ker vinden geen „goeling" -bij u te hebben, dan nu, dat ge er wel een hel Menigeen neemt bij zijn vertrek naar Europa dan ook zoo'n ding mee. Hiu nog even een road en dan laat ik u rustig -sicpen. Wanneer ge in bed zult gaan, ziet go, dat de klamboe reeds goed' gesloten is en van on- deren self® bij den rnatrae (bultzak) imge- stopt Wees nu verstandig althans wan neer ge in de Isagvilaktem zijt, en ga met snel- heid1 in bed, sluit ommiddeUijk de klamboe wear. Daar hoort eenige handigheidl toe. Be zit ge die niet; dan heeft de bediende 's avond® met zijn kipaeson (musikieten uit het bed verjagen), vergeefsch werk gcdaan en slaapt ge zeer onrustig. Voorzichtig due, handig en vlug. En nu slaap lekker I Assen. A. v. W. GAAPZEEKTE. Ziet men de kuikentjes met geopenden ■navel naar lucht snakken, 'krampachtige be- wegingen maken, alsof ze iets willen uitapu- wtiD, hoort men daarbij een klagend gepiep, dan kan men vrij zeker zeggen; dat d'e beeet- jea aaui&etast zijn door do c.g.n.- gaapziekte. Hoem zoo'n boost je eons in de baud on. kijk d-iep in de keelholte of trek het keelvel zoo ver m-ogelijk naar wren eni houdt het tod, dat het zonlicht er door sehijnt, dan kfin men de veroorzakera van die kwaal, <ie iuoh^pijpwor- men, mcermal en zien zitten. Een eigenaardi- ge worm, die zioh voordoet al® een Y vorm, ®om» rood!, soma wit van kleur en zich in de luchtpijp heeft vaatgezet, waar ze hei bloei uitzuigt, zo-od-at verzwakking moet intxeden, terwijl ze in eenige hoaveelheid aanwezig, de kuikens doen stikken. Om bet hoogst noodzakelijke van een duch- ttige bo-demontsmetting aan te tooneax, willen we even bij de cntwikkeling van deze ge- vaarlijke. uitzuigers stil sta-an. Het Y-figuur, waarin ze zich voordoen; wordt niet gevormd, zooals oppervlakkig echijnt, door ton doch door twee w rmen, het" mannetj'e en het wijfje. Het wijfje is niL zoo vxiendelijk om het 4 m.M. kleinere ma me tje, in eon bui-k- plooi bevestdgd, mee te sleepen. De voort- planting geschiedt door middel van- eieren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1920 | | pagina 7