Damrnbrleb.
De Amsterdamsche week.
Kippen en Konljnen.
nSet gelateu. PranferiJIt bWft ham pegtaswi
voortzetten oci in bet buitenianct, met flame
in Nederlamd, waardeerinjf te krijgen voor
haar ..culture" - dit m fagcaetelifag1 met
den Duiteehen „Kultur" en zoo is dan
deze maandL van 6 tot 25 December, in' het
Stedelijk Museum eene tweode tentoonstel-
liii.g van modeme Fran ache achildiers gehou
den, genaamd „La Jeune Pemture Fran-
9aise."
Het is eene expostie die, beter dan de von-
ge, heeft ingeslagen, omdat zij niet zoo uit-
middelpuntig was. Zij: was ongetwijfeld mo
dern, maar zonder de raadselachtige excesr
sen van de Section d'or.
Ecu vollediig beeld van de Jonge Fransche
sdiildersschool heeft zij., volgens somimigen,
niet gegeven. 0.a. outbroken, naar ik las,
Matisse, Picasso-Braque, Derain, eniz. Maar
wel zijn er belangrijke iiguren uit die school
vertegenwoordigd geweest. Ik denlk aan
Paul Signau met zijne sohitterende gepolntil-
leerde doeken, bijv. het prachtiige havenge-
zicht, en naast helm (ook in letterlijke betee-
kenis, ter tentoonstelling) Henry de Wa-
roquier, die de verf heel dun op het dock
legt, aldus herinneringen wekkend aan de
zijde-schilderingen der Japanners. Hij zond
o.m. eene curieuse schildcrij; eene witte
burcht, met daarvodr, over een afgrond, een
zeer domineerende brug. Er zijn er al ge
weest die 'haar daarom vergclekea met Toor-
op's Brugge."
Auguste Chabaud met zijne zwoegende
wijnbouwers d'oet, door de keuze van zijn
onderwerp, deniken aan Millet, maar hij heeft
het geval natutrlijk niet romantisch beke-
ken. Amdr6 Favory roept zeer nadruikkelijk
(en opzettelijlk) de herinnering wakker aan
Rubens en diens Helens Founment. Hij
sdiilderde n.L.eene naakte vtouw 'in pels.
Verder noem ik: Pan! Serusier, volgeling
van Oaugurn en diens apostel, die volgens
kennere de leer van zijn meester op de zui-
verste wijze zou uitvocrenAndre Lhote, den
schilder-criticus en Gaspard Maillol, die
hiertelandc al meer (afzocderlijk) ientoon-
gesteld hebben.
Jammer genoeg is het bezoclc aan de ten
toonstelling nitft groot geweest. Toen ik zelf
er in het begin der week was, waren er in
het geheel drie eenzame bezoekers in de
twee groote zalen. Maar d)it sombere winter-
weer deze donkere dagen v66r Kerstmis
zijn dan ook niet erg gesdhikt om schil-
derijen te zien; zelfs niet iiL ons Gemeente-
Museum met zijne prachig-verlichte zalen.
Na deze Fransche kunst, neutral i'teitshal-
ve, ook iets over Duitsdhe. Of aigenlijk meen
ik het niet zoo, want de twee gastvoorstellin-
gen die in de afgcloopen week, het Dussel-
dorfer Schauspielhaus, onder protectoraat
van den Kunstkring, in den Stadaschauw-
burg gaf, verdienen an und fiir sich, als
hoogstaandfe kunstpraestatie, eervolle ver-
melding in mijne wekelijksdie kroniek.
Natuurlijik worden' in dezen tijd, zoo kort
nh den oorlog, vooratellingen als deze (zoo
goed als de tentoonstelling hiervoor) altijd
mini of meer politidke demonstraties, en zoo
was dus niet alleen de Duitsche Kolonie zeer
ruim vertegenwoordigd, maar voor deze^ ge-
legenheid zelfs de gezant van Duitschland
uit den Haag overgekomen. Maar aan de
kunst doet dit gelukkig nietS toe of af. En
wij, neutralen, behoeven ons met dien poli-
tieken achtergrond verder niet te bemoeien.
Beide avonden is Ibsen vertoond. Den eer-
sten was het „Gespenster": den tweeden
„Stutzen der Gesellschaft", oeide malen met
Louise Dumont in de hoofdrol. En beide ma
len heeft zij getoond welke eene ultnemendo
kunstenaresae zij is. Vooral de vertooning
van ..Spoken1", waarin het vreeselijkc Bijibel-
woord in vervulling gaat dat de zonden dfr
oudens bezocht worden aan de kinderen tot
in het derde en het vierde geslacht, maakte
diepen indruk, in tiet bijzonder door het
knappe spel van Louise Dumont als Frau
Alvuig, in de tafroelen met Oswald, welke
rol bij Gustav Lindemann, deu leidier, in
goede handen block te zijn.
„Stutzon der Gesellschaft" is, naar men
weet, een jeugii-werk van Ibsen en draagt
daarvan ook de kenmerkenmen zie het blij'
eindend slot. In dit etuk dat, naar men
weet, die sociale leugen geeselt heeft Lou
ise Dumont, zoo mogelijk, nog grootere tri-
omfen gevlerd. Minder voldeed haar part
ner, Eugen Klimm, als consul Bernlck.
Men had het stuk in de costumes van eene
klelnc eetrw geledcn gestokon. Dat deed
eigenaardig aan! Gevoelde Gustav Linde
mann, dat Ibsen toch niet meer geheel van
ddzen tijd is? Het is eene opmerking die ver-
schiilende critioi hebben gemaakt, en waar-
bij ik mij zou willen aansluiten. Ik lieb, voor
al bij de vertooning van „Stutzen der Gesell
•Chart", hetzelfde
vlollst Alexander SehmuHer, €lt fa AmenTca,
op verschillende concertcn, onder leiding van
Mftigelberg, als solist zal optreden en de Am-
sterdamschc journalist Samuel Bottenhelm,
die zooveel als de impressario van Mcngel-
bcrg schijnt te zijn. Mevrouw Mengelberg
begeleidde haar man tot Rotterdam. Zij volgt
hem in het voorjaar naar de Vereenigde Sta-
ten. Want waarschijnlijk blijft hiji 3 k 4 maan-
den uit.
Zooals men weet, maakt Mengelberg de
reis per stoomschip Rijndam" van de Hol
landAmerika-liin. Hij moet zeer voordeeli-
e contracten hebben gesloten met dq Ameri-
aansche concert-ondernemers, en hoopt al
dus zijn naar het heet door den oorlog
zeer gescholct fortuin te herstellen. Moge het
hem gclukken!
Het andere, (muzikale) afscheid dat wij van
Mengelberg hebben genomen, vond naar
ik aanstipte plaats in de Concertzaalde
groote zaal van het Concertgebouw.. Onze
groote dirigent had hiervoor gekozen de Eer
ste en de Negende Symphonic van Beetho
ven. En dus nam hij in waarhcid afscheid
als een koning; met een zeer edele gave. Ik
weet niet of mijne lezers wel eens de Negen
de onder directie van Mengelberg hebben
hooren uitvoeren Zoo ja, dan weten zij, be
ter dan ik het (can zeggen, hoe ontzaglijk-
schoon dit is geweest. Zoo neen^dan weet ik
waarlijk geen middel om de machtige indruk-
ken die zulk eene uitvoering op den hoorder
maakt, weer te geven. Die Negende is in-
.derdaad het zeer hooge, in hemclsch licht
blinkende koepeldak van een wijdschen Dom
de Dom der Negen Svmphonieen.-En ontroe-
rend voor mij is altijd weer de daad van
Beethoven om als bekroning van zijn ma-
istraat bouwwerk tot slot een koor te ge-
ruiken. Dan kan hij zich niet langer tevre
den stellen met de stem van de muziekinstru-
menten; den instrumentalen klank. De
m e n s c h e 1 ij k c stem, de Mensch-zfclf, de
Menschheid moet uitzingen het hartstochte-
lij'k verlangen naar het ideaal, dat haar niet
minder n u dan een eeuw geleden, toen Beet-
haven zijn Negende Symphonie schreef, voor
oogen zvveeft en glanst in, helaas, nog altijd
onbereikbare verten, het: „Allc Menschen
werden Briider!", uit Schiller's „Ode an die
Freude".
Koor, orkest en solisten hebben zich Don-
derdag en Vrijdag overtroffen (al kon natuur-
liik de jonge sopraan de herinnering aan
Mevr. Noordewier niet doen verdwijnen).
Telkens weer dacht ik dan ook aan de uitdruk-
king: ..priesters en priesteressen van de
kunst", die nieuwe beteekenis voor mij
kreeg. Zeldzame wijding ging er uit van
koor en orkest. Maar vooral toch was aller
bewondering voor Mengelberg, die alien tot
de hoogste extase wist te bezielen. Met een'
jfjbel van geestdrift is men dan ook van hem
gescheiden.
De korte winter beter gezegd de korte
ijs-periode is alweer voorbij Een dag
hebben wij op de Amsterdamsche IJsclub
kunnen Hjden. Zoodra die geopend was, is
overeenkomstig de traditie de dooi ge-
komeni. Dat zit'm hierin, dat het bestuur
gewoonlijk heel lang wacht met de openstel-
Ting van de baan. Het gaat niet.over 6en
nacht iis, of liever: het laat de leden niet
over 6en nacht ijs gaan. En zijne voorzich-
tigheid is tot op zekere hoogte begrijpelijk,
want een wakke ijsvloer zou, door het groot
aantal leden van de Club, gauw bezwijken.
Maar verdrietig is het wel voor de leden, die
nu weinig protiteeren van hunne jaarlijksche
contributie. De meesten hunner zoeken de
eerste dagen van flinke vorst maar hun toe-
vlucht op de vijvers van het Vondelpark, of
op de polderslooten in de omgeving der stad,
de Boeren-Wetering enz. Die Boeren-Wete-
ring vooral heeft te alien tijde een rol ge-
speeld in de ijsvrcugde der Amsterdammers.
wie niet op de Wetering gereden had, was
niet op't ijs geweest. Dan was er kermis aan
de Hoogebrug, en werd er gereden om een
vette gans. Dan was het schuitenvoerdersgi Id
in een koek-en-zoopjes- en baanvegersgild
veranderd, en dat gild had er't monopolie.
Alleen mochten de warmoeziers en hoveniers
hun eigen ijsbrug gebruiken, maar niemand
anders mocnt dit doen, op een boete van vijf-
tig^ulden.
TJ.
LII.
Tentoonstelling van moderne
Fransche schilderkunst (La Jeu
ne Peinture franfaise) Louise Du
mont in den Stadsschouwburg.
Het afscheid van Mengelberg.
Schaatsenrifden te Amsterdam.
Eendge woken geleden schreef ik over eene
temtoonstellimg van Fransche schilderkunst
in het Stedelijk Museum; de tentoonstelling
van de leden der zoogenaamde Section (for
de Paris; cen gezelschap vain ultra-modernen,
met onzen landigcnoot Mondriaan aan het
hoofd. Ik heb toen in alien ootmoed erkend
die kunst n'iet te kunnen waardeeren, omdat
deze kunstenaars eene voor mij onfoekende
teal spraken. IntusBchm heaft dB modeme
Fransche sehildenSsdiool het bij etne paging
stelling, eenigen ti
„V<M
oeld als bij eene voor-
geleden van Multatu-
lfs ,,Vo'rstenisdhooF'. Het zijn alweer klanken
uit het verleden. Wij leiven tegenwoordig zo6
snel; de wereld verandert zo6 onophoude-
lijk; dat wat gisteren nog fonkelnieuw was,
heden rCcda verouderd is. De kern van Ib
sen's kunet, het eeuwige erin, is editer van
alle tijden!
Donderdag en Vrijdag 1.1. hebben wij in
de-Concertzaal afscheid genomen van Willem
Mengelberg, v66r zijn vertrek naar Amerika,
en Dinsdag 1.1. op het Centraal-Station, toen
hij op het punt stond de reis tc aanvaarden.
Atlereerst iets over dit laatste afscheid
Heel de trouwe garde, die Mengelberg altijd
omringt, onder alle omstandigheden, was
aanwezig. Dat waren van het Concertge-
bouwbestuur de heeren de Marez Oyens en
dr. Paul Cronheimvan Toonkunst Mevr
Beukers-van Ogtrop en Mej. Rahusen; dat
waren de bekende jonge alt-zangeres mej. Me-
ta Reidel, cn de sopraan-zangeres mei. Des
Moorlag, die beiden met Jacq. Urlus en
Thorn Denijs, aan't laatste abonnements-con-
faar de grootste drukte concentreerde zich
„bij doorgaand vriczend weer" (behalve
dan op de grachten) op den Amstel. Breero
sprak er al van in zijn „Moortje". 't Krioelde
er van Amsterdammers en Amstellandsche
boeren, rijk en arm doorhecn, .vesjesvolck en
vlassters" zoowel als de „frayste jongeling".
Stemmige juffertjes evenwel reden liefst, om
t zich ongestoord te vermaken, „met heur
speulnootjes en -vrijertjes after op de sloot-
jea"want midden op den Amstel was 't
een razend gewoel. Hier scharrclde Jueri-
aan, „die brekebien", en liet zich van Lange
Lljs moytjes slepen"ginds wandelde „stij-
ve Direk met Lobbrich, syn nieubacke wijf"
,en had wel vler paar kousen aan, en keek nog
of hij bevroren was Wat verder waren de
kolvers op het ijs;'en een juffrouw, die ei
met haar man voorbij wandelde. kreeg den
bal tegen haar voorhoofd, wat haar man
heel kwalijk nam, en waar een standje uit
ontstoond welk laatste echter spoedig uit-
ecn gereden werd door een lange sleepvan
paartjes „al after an mekaer". En te midden
van al dat gerij klonken de bellen, en vlogen
de sleden, zoowel mooie „narresleden" van
de rijke Amsterdamsche kooplieden als ouder-
wetsche boeresleden van eenvoudiger lui.
„Hoe reden de boeresle&n, soo hier, soo
daar, om var."
„Hoe liep onse Amsterdamsche Adel mit
de naR!" En overal storden kramen:
„Hier verkofte se lint, dat men tot schaat-
sen bruycken:
„Daer sat Aeltje Krimpkous mit mantels cn
huycken." -
En nu moet €e lezer maar met verzuchten
Och. ja,
winters.
dat was in die goede, ouderwetsche
In 1871 bijv. klaagde Ter Gouw a
cert hebben meegewerkt; dat waren enkele le- dat de winters niet meer willen medewerken
den van't orkest (er is altijd een lichte animo- „Deze schijnen al sedert vele jaren een af-
siteit tusschen leider en orkest 't is de an- spraak te hebben gemaakt, om dat niet meer
tithese autocratie-democratie die hierin een
hoofdrol spcelt) en natuurlijk vele journalis-
ten, 'n protograaf enz. Ook was er MengeT
berg's „collega", Arthur Nikisch. Mengelberg
zelf, jong en stralend als altijd, drukte naar
alle zijden handen: vroolijk lachend, met het
tikje ironie en zelrverzekerdheid dat hem «-
gen is. In zijn gevolg reisdec o. de bekende
te doen, of, zoo ze al eens ijs geven, dit toch
zoodra't ijsvermaak beginnen zal, gauw
weer weg te nemen".
Ook in dit opzicht is er dus niets nieuws
onder de zon. 't Is een schrale troost voor
onze schaatsenrijders, maar het is er toch
WAftlVAAR Jr.
trok vamhrflrt «1Jh aehoenan uit n sloop op
zijn kousen door de machine<kamer.
,,'t Is een rare tijd tegenwoordig", xei hij
anchtend.
Tegelijkertijd sloeg do klok en de slspers
wrev?n zich do oogen tilt,
De mijnheer }n het overhemd Hep van den
een near den ander met lange vragenlijsten.
die hij invulde en elke werkman moest opge»
ven hoe hem de koffie bekomen was en
waarover hij gedroomd had.
„De arbeidsinspectie zal tevreden over me
zijn", zei de bedrijfsleider.
„Er is er geen een dio een nachtmerrie ge<
had heeft".
„Maa* U zelf mijnheer?" vroeg het Kerst»
mannetje.
„0", zei do mijnheer in het overhemd,
„voor mij komt 't or niet op aan. Ik ben de
directeur maar".
„We zullen 't maar zonder afscheidskaartjes
doen", zei het Kerstmannetje vriendelijk.
Hij stapte met Johannes de straat weer op,
kocht een spoorboekjo en^wiadpleegde zijn
horloge.
„Als wo vlug aanstappen," zei hij, „kan ik
nog net den trein van 5.44 naar Amsterdam
halen".
„Zooals jo wilt", zuchtte Johannes.
De paardentram was al uit het gezicht,
maar stevig doorstappend haalde het Kersb
mannetje ze spoedig in, ging op het achter»
balcon staan en wuifde Johannes een vriende-
lijk afscheid toe.
,,'t Doet me genoegen jo weer eens ge>
sproken to hebben", riep hij.
„0", zei Johannes, ,,'k moet nog even cen
kwartje voor de verloting van Duitsche kin>
deren offeren, maar ik zie jo straks nog wel
op 't station".
„Dan zal jo jo moeten haasten", lachte 't
Kerstmannetje, maar toen Johannes Tobias
•en half uur later langs de Groote Kerk stap>
t«, zag hij het roode gezicht van het Kerst»
mannetje, hem van achter de ruiten der paar«
dentram hoogst verontwaardigd aanstaren.
De conducteur at zijn boterham op en de
koetsier had zijn pljp opgestoken en warmdc
zijn verkleumde handen tegen het achterdeel
van't paard, dat dwars over de rails stond.
Het Kerstmannetje stak zijn hoofd om den
hoek van de coup6«deur.
„Hallo", zei hij, „blijven we hier overwin.
teren?" maar een stormvlaag deed hem ver«
schrikt zijn hoofd weer terugtrekkcn.
'tWordt boos weer", achreeuwde Johannes
Tobias in het voorbij loopen. „Ik ga maar
vast naar't station en blijf or in elk geval tot
je aangekomen bent".
Het Kerstmannetje raadpleegde zijn spoor,
boekje en haalde in stille berusting zijn schou.
dertjes op.
Maar een half uur later stonden hij en Jo«
hannes samen op het perron.
Het Kerstmannetje had allerlel avonturen
beleefd. Zoo nu en dan had het paard niet te«
gen een hoogte op gekund en dan haddeh de
passagiers op een teeken van den conducteur
allemaal tegelijk omhoog moeten springen om
de tram te verlichten.
„Is de trein van 5.44 al weg?" vroeg het
Kerstmannetje aan een ambtenaar met een
roode pet op.
„Bedoelt U die van gisteren?" zei de amb«
tenaar. „Die is vanmorgen om 9.53 vertrok.
ken. Maar als U naar Amsterdam moet boft
U verschrikkelijk, want de boemel van 10.42
zal zoo dadelijk vertrekken.
Het Kerstmannetje liep zoo vlug zijn kleine
beentjes hem dragen konden en zocht zich in
een eerste klas coup6 een rustig hoekje uit.
De chef gaf -'t vertreksein, maar een dikkc
handelsreiziger kwam hard aanloopen, rukte
een coup6.dcur open en liet zich met cen
zucht van verlichting in do kussens vallen.
De locomotief deed een wanhopige poging
om vooruit te komen.
„Wat nou?" vroeg de chef.
„Och", zei de machinist, „dle vervelende
laatkomers altijd. Nou hadden we net stoom
genoeg en daar komt me weer zoo'n zware
passagler in den trein zitten."
Hij gooide met een boos gezicht nieuwe
stecnkolen in den oven en een kwartler later
zette de trein zich langzaam en statig in be«
weging.
„Goede rels", riep Johannes. „De hemel ge»
ve, dat Je vandaag nog in Uitgeest komt.
Het Kerstmannetje stond vriendelijk wul«
vend voor het venster en Johannes liep nog
een poosje mee oin hem te bedanken voor zijn
aangenaam gezelschap.
„Als ik weerkom", zei het Kerstmannetje
Maar hij voltooide den zln niet.
De expresse van Haarlem, die sinds twee
dagen verwacht werd, kwam met donderend
geweld het station binnenstuiven en stortte
zich op den Juist vertrekkenden Amsterdam,
schen boemel.
Een geweldlge slag, een chaos van stukken
hout en ijzer, een gillende kreet die ver in
den omtrek gehoord werd.
AAN DE DAMMERSI
Met dank voor de ontvangen opl. ran pro.
bleem 530 (auteur Dentroux).
Stand.
Zw. 7, 8, 9, 10, 12, 17, 18. 19, 23, 25, 25.
W. 27, 28, 30, 32, 34, 38/41, 45, 48.
Oplossing.
1. 27—22 1. 18 27
2. 32 21 2n 23 43
3. 34—29 3. 25 of 43 23
4. 41—37 4. 43 of 25 34
•5. 40 18 5. 12 23
6. 21 5!
Nog al niet zoo ingevrikkeld ditmaal.
Goede opl. ontvingen wij van de heeren: W.
Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling te Alkmaar,
H. E. Lantinga te Bellingwolde, Jb. Toepoel te
Sint Pancras.
UIT DE PARTIJ.
In de laatste partij tegen Prijs wist Weiss op
origineele wijze winst te behalen.
W. 26, 50 en 2 dammen op 1 en 16.
Z. 9, 10, 30, 39 en dam op 49.
Toen deze stand waa bereikt was Prijs met
zwart aan zet en speelde 3943, waarop Weiss
antwoordde 5044. Zwart moest 49 35, wit
sloeg 1649 en 't spel was uit. 140 is niet
te verhinderen. Zeer mooi.
COMBINATIE VAN FABRE.
Door ziekte van den redacteur, kon het
Fransche tijdschrift Le Damier niet meer ver.
schljnen.
Marcel Bonnard te Lyon geeft nu echter
een nleuw maandblad uit, waarvan de twee
eerste nummers bijzonder interessant zijn.
>e volgende slag van Fabre komt voor In
no. 1.
Met een van schrlk vertrokken gezicht
werd Johannes Tobias wakker.
Zijn Fransche dlctionnaire was met een
xwaren slag op het schoteltje mclk gevullen
on do poes trok met een klagende achreeuw
zijn poot uit de scherven.
Daar hob Je 't spoorwegongeluk, dacht Jo.
hannea Tobias.
Slaapdronken keek hij de kamer rond.
De kachel was ultgegaan en het grogjes.wa.
ter in den ketel was nog juist warm genoeg
om voor acheerwater gebruikt te worden.
Maar bulten lag de straat nog in het vrien<
delijk roode schljnsel der Kerstetalages.
Zw. 6, 7, 10, 12, 13, 16/19, 25, 26.
W. 27, 28, 29, 31, 32, 33, 36, 39, 40, 44.
Wit speelt:
1. 27—21 1. 16 38
33 42 2. 26 48
3. 48 45 (2 slstn)
4f 45 23
3. 28—231
'23:5
5 19 wint.
5.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 631 van P. A. Lamarre, Canada.
Zw. 3, 5.-8. 11, 12, 13, 21, 22, 23, 40 en twee
dammen op 27 en 46.
Wit 10 14, 20, 24, 25, 33, 36, 37, 38, 41, 42,
43, 49, 50.
Men trachte van dit moellijke probleem
beide oplossingcn (er zijn er twee) te vinden
lnzendingen van 66n van beide worden ook
graag tcgemoet gezien. Motto Damrubriek bu
reau van dit bind.
CORRESPONDENTIE.
W. V. te Z.S. Dank voor de toegezonden
stand. Wij hopen dlen in de eerstvolgende ru«
brlek te plaatssn.
INRICHTING VAN HET NAOIITHOK.
De grootste fout, die door pluimveehouders
gemaakt kan worden, is o v o r b e v o 1 k i n g.
Hoeveel kippen op de beschikbare ruimte te
houden, is etn heel belangrijk punt. Het kan
gebeuren, dat men u zegt: „Wel, hier kan je
best tVintig kippen houden" en dan is er nog
geen plaats genoeg voor tien! Wij hebben
juist altijd en overal kunnen opmerken, dat
men van weinig dieren oneindig meer pleizier
en profijt heeft, dan van veel. De beste, de
ondervindingrijkste liefhebber, moet zichzelf
steeds streng voorhoudenFas op, laat 'k niet
te veel aanhouden, laat 'ik me beperhen.
Voor opgeslo ten kippen moet'men minstens
rekenen een vierkanten meter per kip. Al
leen voor de dwergen of krieltjes kan dat
minder "wezen, die kunnen met een weinig
overleg op zeer beperkte ruimte met aucces
gehouden worden en geven ddor hun levendig
temperament een aardige atoffeering voor
een heel klein stukje grond.
Aan het vrijuit loopan zijn onmiskenbaar
veel voordeelen verbonden. Ten eerste zullen
ze sich dan altijd voldoen^e van dierlijk voed-
sel: wormen, slakjes, insekten, enz. kunnen
voorzien. Verder vinden ze de onmisbare
atukjes kalk en steen, zoo noodig voor een
volledige spijavartering en wat wel 't voor-
naamsta ia, da bahoorlijlca hoavaalhaid var««-ih
groan, aarata varaisehta tot bun grod o»
nndarlioud. Tb varbmding mat da grtnan, die
kun in de juiete hoeveelheid en veracheidcn-
heid toegestrooid worden, bekomen de dieren
zoodoende al de stoffen, vercischt om 'n goed
aantal eicren te kunnen leggen en daarbjj in
conditio te blijven.
Er zijn echter opk nadeelen vorbonden aan
den vrijen uitloop. Ze kunnen door hun gul-
zigheid gedreven, verkeerde, ja zelfs vergif-
tige, verzuurde en beschimmelde dingen eten,
achteloos weggeworpen door anderen. Zoo
staat men dan on ver wacht voor het verlies
van eon meestal kostbaar exemplaar. Ook
staan ze bloot aan de gevaren van losloopen-
de, valsche honden, van dolrazende auto's en
andere snelvervoermiddelen, verjagen en pla-
gen door ondeugende kinderen. In de eier-
productie zal men, vergeleken met die van
opgesloten kippen, weinig of geen versch.il
bemerken wat het aantal, wel wat den fijnen
smaak aangaat. Iedereen weet, dat wanneer
hij eenmaal gewend is aan eieren van goed
verzorgde, in een ren gehouden kippen, alle
andere versehe eieren van vrijuit loopende
dieren, hem minder heerlijk smaken.
De ondervinding heeft verder ook bewezen,
dat eieren van goed in een ren verzorgde fok»
Women, bij bebroeding even goede resultaten
opbrengen en de kuikens in niets athterstaan.
Voor kleine kuikens zijn de daarevwv gc»
noemde gevaren nog grooter.
In alle omstandigheden is er toch eon goed
nachfehok noodig en bov'endien een afdeeling,
waarin de dieren opgesloten kunnen worden;
een ren, beschut tegen regen, sneeuw, soherpe
koude, winden en uitersten van kou en hitte.
Bij het maken van een praktiafth nachthok
gelden als hi ofdvoorwaardenle. dat het vol-
komen waterd'ichtt is afgedekt, liefst met een
afhellend houten dek, waarover asfalt-papier
dat bovendien nog met mastiek besmeerd is.
Zulk een dekking is wsllicht niet goedkoop,
maar duurzaam en vertrouwbaar, als er tan-
minste niet overgaloopeu wordt.
2e. dat de vloer of bodam van het nachthok
aanzienlijk verhoogd is aange'.egd en dus ge
heel droog, bedekt met een vr(j dikks laag
zuiver zand of turfstrooisel J
3e. dat de' zitstokken oordealikundig zijn
aangebracht;
4e. dat de legnesten buiten het nachthok
geplaatst zijn;
5e dat de vcntilatie eenvoud'ig en doeltref-
fend is;
0e. dat het voldoende ruimte liedt voor
het aantal er in vertoevende kippen, maar
dat het daarentegen niet te hoog en dus te
groot gemaakt wordt, zoodat 'het in den win-
tertijd onbehagelijk koud blijft,
Een goede ventilatie wordt verkregen door
sohuifjes of klepjes aan den bovenkant, vlak
onder het eenigszins overstekende dak. Doch,
wanneer niet ongeveer elken dag de des
nachts gevallen mest wordt weggehaald, ont-
staat er in het hok een scherpe ammoniak'
lucht, die van nadeeligen invloed' is op de
dieren, die er een vaaik zeer langen nacht
in door moeten brengen.
Het witten aan de binnenkant is aan te
bevelen. Men gebruikt daartoe gewone wit-
kalk, waarin op een blikje aangemaakte dun«
ne kalk een lepel creoline, benevens een wei
nig in warm water opgeloste dextrine of an-
der plakmiddel, waardoor de kalklaag niet
zoo gemakkelij'k loalaat, afgeeft en de afge-
vallen schilfertjes soma in de oogen der bees-
ten lastig kunnen worden.
Nog ev^n zij opgemerkt, dat men juist
duur uit is, als men bij 'het timmeren van het
hok gobruik maakt van pakkistenhout. 'Dat
geeft slordig, onduurzaam en door het vele
afval, nog duur maternal. Het beste is ge-
schaafd en geploegd droog hout te gebruiken,
dan behoeft er niets verzaagd te worden. Do
toegang tot het nachthok is een goedsluiten-
de deur met slot, waarin liefst een klein
raam, om een weinig, maar voor al niet te
v'eel, licht te hebben. De toegang voor de
kippen zelf is een geschikte vierkante of wel
poortvormi'ge opening, die met een goed wer-
kende valschuif van 40 centimeter hoog en
25 breed, gesloten kan worden, neergelaton
en opgetrokken aan de buitenzijde met een
sterk koord over een katrol.
Nu de zitstokken. Uitsluitend loomen die in
het nachthok, niet in de ren, voor. Als er een
zwaarder ras in verblijft, zijn ze zeven, voor
lichtere rassen minstens vijf centimeter
breed plat, de scherpe kanten weggenomen
en verder goed glad geschaafd, zonder scheu-
ren of barsten, die sehuilhoeken zouden ge
ven aan ongedierte. De stokken moeten ge-
makkelijk uitoeembaar en due niet vastgespij-
kerd wezen. Zijn er meerdere zitstokken in
hetzelfde hok, dan mogen ze niet sudors dan
op gelijke h ogte geplaatst zijn en wel niet
hooger dan 40 centimeter boven den vloer.
Deze plaatslng heeft veel voordeel voor de
dieren en voor hun eigenaar. In de winter-
tnaanden namelijk kan het gebeuren, dat een
ei gelegd moet worden tijdens de hen nog op
stok zit. Bij hooge plaatsing breckt dan het
kostbare ei, bij lage komt het veilig terecht
in de dikke zandlaag, wolko in het hok nan-
wezig is. Bovendien hebben hooge stokken
voor de kippen veel bezwaren, omdat ze te
hooge sprongen moeten mnken en daardoor
allerlel inwendige verwondlngen kunnen op-
loopen.
De legnesten plaat.sen wij het liefst buiten
t nachthok en die bestaan uit losse, gemukke«
lijk te reinigen bakjes, met twee trapoogen
aan den wand op een halfdonkere plaats opge-
hangen, niet hooger dan een halven meter.
KERSTVREDE 1920?
O keerde Hij terug de heillge man der Sroarte,
Hem brak opnieuw het diep gewonde harte!
Zag Hij de menschheid thans in fellen strijd,
hun nooden
Zijn ed'le ziel stierf duizend duizend dooden.
Mocht't groote offer voor twintighonderd ja«
ren
Slechts sch(jn en haat, en wereldchtos baren?
De menschheid noemt zich Christenen maar
hoe?
'tis oog om oog en tand om tand, wij zijn
i aan Mozes toel
Sla eens der menschheid hart 66n harteslag
Van vrede en liefde op der dagen dag
Als bergen en valleien hooren't woord
De wolken dragen 't voort van oord tot oord,
De zeeen voeren't op hun golfslag mede
Zing dan o menschheid: Vrede! Vrede! Vredel
Dan klinke in waarheid als een Engelenstem
Het heilig lied van 't oude Bethlehem.
A. C. BOL—DENIJS.
25 Daeatnbaa 1928.