iliiirifli Cwiit
zijn urn nn
"""Onze Januari-Excursie.
EilXDFR XVA GE\S
1 Hinöerd twee en dertigste Jaargang.
Vrijdag 24 Januari
Buitenland
Russische toestanden.
Tooneel.
A. II ILDElil VC,
MONDVERZORGING.
jfo 29 1930.
We stellen ons voor in dit jaar 12 excur
sies te maken en we doen dat met jongelui
van 14 tot 20 jaar. We zullen dadelijk be
ginnen en elke maand eenmaal op stap gaan
Voor heden gaan we een tochtje maken
naar het Noordzeestrand, 't Is wel koud,
maar bij flink doorstappen kunnen we het in
cnze jassen en mantels wel uithouden, Eu
voor een paar roode wangen en een dito neus
js zeker niemand bang.
Vooruit dan maar, het duin in!
Wie zal het eerst op dien hoogen top zijn?
Zijt voorzichtig daar, want die duinaoornen
kunnen je geducht laten voelen, dat ze
scherpe punten hebben, en ook de spichtige
helmsprieten prikken somtijds door de kleu
ren heen. Spoedig zijn we allen boven op
het duin geklauterd en zien we de groote
Noordzee, waarvan de golven langs het
strand, voorzien zijn van witte pluimen, de
branding geheeten.
Op den grooten plas zien we enkele zeil
tjes van visschersschuiten en heel aan den
horizon, d. i. die lijn, waar zon en lucht
schijnen samen te komen, stijgt rook naa»-
boven. Zou dat een fabriek in Engeland kun
nen zijn? Stellig niet, want over de Noordzee
kunnen we lang niet heenzien. 't Is rook van
een stoomschip, die naar het Noorden koerst,
wellicht een oorlogsboot of een mailstoomer
En nu weer naar beneden gehold! Wat
groote stappen kan je hier maken; je zou
haast denken, dat we de zevenmijlslaarzen
van Klein Duimpje hadden overgenomen.
Als we weer in de laagte zijn gekomen
hebben we nog voor ons enkele lage duintjes
van mul wit zand. De menschen hebben er
aan medegeholpen, om die daar te krijgen.
Daartoe hebben ze bosjes stroo en helm or>
het strand gepoot, waar het droge zand
spoedig tusschen stoof. Waren de bosjes er
büna onder, dan werden ze wat opgetrokken
en. er werden nieuwe tusschen geplaatst en
zoo kan er in een jaar al heel wat zand bij
elkaar komen.
Het zand is een presentje van de zee. Met
hoog water wordt het op het strand ge
spoeld, en als het dan door de zon gedroogd
is, stuift het bij v/ind uit het Westen naar de
duinen. Zoo blijft de zeewering sterk, maar
dat poten en onderhouden kost alle jaren
heel wat geld aan de Regeering.
Zie, daar zit een groote vogel achter dat
topje! Laten we hem eens goed bezien. Nu
•we hem naderen, vliegt hij niet heen. docti
hij scharrelt toch een eindje verder en als we
nog dichterbij komen, begint hij te blazen
Het lijkt wel een gans, en gaarne zouden we
hem vangen voor ,.Artis", maar 't zou een
last zijn, zoo'n vrachtje over de geheele wan
deling mee te moeten sjouwen, en bovendien
z:;n we ook wel wat bang voor dien grooten
en nunhgen snave! met een flauw gebogen
haak. Maar zoo'n bek houdt een gans er
t"ch niet op na: en zie eens wat een pooten'
Een gans heeft zwemv'iezen tusschen de drie
voorfpen°n van eiken poet en bij d°zen vo<r,-l
is ook de achterteen door een vh'es met d
andere teenen verbonden. Tuist, en daarom
weten we, dat bii behoort tot de Pdikaanvo-
gels en wel tot de Rotspelikanen Zn" naam
is I a n van G e n t en de geleerde men
schen noemen hem Sul? b a s s a n a. 't
Is een vogel, die hier niet thuis hoort. En'-ele
malen bii stormen en ook a's het erg koud is.
verdwaalt er wel eens eenexemplaar naar
hier. Gewoonlijk is zoo'n d;,r erg moe en
niet in staat, om te vlienen Ook wórden wel
doode voorwerpen van ^rze vogelsoort oo
het strand gevonden We zijn blij, dezen
vogel hier aan te treffen en we kunnen nu
goed zien, dat hij bijna alleen witte vederen
heeft. Slechts de groote vleugelpennen 7"'n
zwart. Hieraan kunnen we ook weten, dat
het al een oud dier is, want een Jan van
Gent, die nog maar een naar jaar feit,
draagt nog niet zoo'n mooi wit pakje. Dan
is het donkerbruin met vele witte v'ckms.
Zoo'n iong ding moet zeker een dopkemn
kiel hebben, net als een schooljongen, opdal
hii zich niet zoo vuil betoont.
We laten nu het beest maar aan zon lot
over en we wenschen het toe, dat hef steaks
weer goed op krachten zal komen M'ccfven
kan het dan weer terugvliegen naar de rot
sen van Schotland, waar de Jan van Gen'
in het vooriaar zijn eenig ei op de ka'e To'-
kkiiixcton.
(„Ueber den Tod hinaus").
Roman van Anny von Panhuys.
(Jit het Duitsch door W. H. C. Bollaard.
81)
„Wel gefeliciteerd"; Murtag reikte hem de
hand en was totaal veranderd. „Dat maant
de zaak natuurlijk heel anders."
Opeens vroeg von Weiden: „Vertelt u mij
eens, dokter, zal dit ongeval ernstige gevol
gen voor den professor hebben?"
De arts haalde de schouders op en ant
woordde kort: „Zoon hart is nu eenmaal
een onberekenbaar ding".
Voor zijn huis nam von Weiden afscheid,
maar de dokter bracht Zernikow naar diens
hotel. „Ga nu rustig slapen", zei hij, „voor
't oogenblik kunt u niets voor den professor
doen; voorloopig is hij, zooals ik reeds zei,
bij Maurer in goede handen. Die zal, als
het noodig is, mevrouw Berner er bii halen
en in elk geval ben ik spoedig ter plaatse.
Met een vriendelijken handdruk en een „tot
weerziens, mijnheer Zernikow nam hij ai-
«cheid. - -
Het kostte Walter moeite in slaap te ko
men. Steeds herinnerde hij zich wat er was
gebeurd en hij overdacht of het misschien
niet beter was geweest als hij den arts den
juisten samenhang van alles had verteld, De
dokter was hem sympathiek; ten opzich e
van den dikken heer echter waren zijn gevoe
lens juist het tegengestelde, hoewel hu daar
voor eigenliik geen bepaalde reden had. Hij
vpiV'k^ u^,roedt Er broeden er dan zeer
dikwfiü Gander. De vette jongen worden
dikwijls gevangen en hun vet gebruikt als
ooter en ook als olie.
litr^pnnw hetrstrand °P! Wat een schelpen
vfn aL - zou bll'na niet willen geloo-
K er m «n diertje heeft gewoond,
nier zijn er twee aan elkander vast en ze
thfrn".Tn e" °°k Weer dicht' alS0f er
aan gemaakt is. En er in be
e« ii. een goedje! Juist, dat is nog
een volkomen dier, dat pas heden op het
strand geslagen is. Zoo'n beestje wordt „kok
ei?enliik moeten we schrijven
„cocKie Deze weekdieren worden wel bii
groote hoeveelheden gevangen en de Enge'-
schen lusten ze wat gaarne. Ook vischt men
wei alleen de schelpen, die dan bestemd zijn
voor de kalkovens; aan deze kleine diertjes
is net te danken, dat onze huizen en andere
gebouwen zoo sterk gemaakt kunnen worden
Van zulke schelpen toch wordt kalk ge
brand. Ja, op het strand liggen nog vele an
dere soorten schelpen van verschillende vor
men en kleuren, en 't is wel leuk, ze te ver
zamelen, maar daarvoor is het nu te koud.
We hopen in de warme dagen eens weer naar
i ®frand *e kunnen gaan, en dan willen we
schelpen zoeken en zien van welke verschil
lende dieren ze zijn. We brengen nu nog
haastig een bezoek aan het water en dan
gaan we weer de duinen in, alwaar de ijzige
wind ons minder hindert, dan hier, waar we
geen beschutting hebben.
't Is nu ook wel mooi bij de zee, bijna
even mooi, als in den zomer. De golven be
vriezen niet en geven ook nu gelegenheid ze
bij het teruggaan een eindje na te loopen,
doch dan moeten we spoedig weer hooger
op, daar we anders natte voeten zouden krij
gen. In Juli zijn we daar niet zoo heel bang
voor, maar nu zouden ze ons leelijk kunnen
bekomen.
Zie, met de golfjes loopen ook op en ne
der die vlugge vogeltjes Zouden ze ook spe
len met het op- en afgaande water? Stellig
niet, want zie, ze prikken telkens, als het
stroompje terugvloeit. Daarin bevinden zich
heel kleine diertjes, die aan de vogeltjes tot
voedsel dienen. Wat verbazend vlug kunnen
zulke vogels hun pootjes verzetten, 't Is bij
na, of ze over het strand glijden, in plaats
van loopen. Ja, als we eens gingen bereke
ningen, hoeveel maal zoo'n klein dier een
poot verzet in een seconde, dan zouden we
wel komen tot het getal 30, dat is 1800 maal
in één minuut. Als wij het ook eens zoo vlug
konden met onze lange' beenen, dan zouden
we den sneltrein wel vooruit kunnen blij
ven.
Deze vogels heeten Strandloopers
en aan de grijze boven- en witte onderdeden
kunnen we wel zien, dat dit D r i e t e e n i-
ge Strandloopers zijn. Ze worden
zoo genoemd, omdat ze geen achterteentjes
hebben, die bijna alle andere vogelsoorten
wel bezitten.
Langs de waterlijn zien we nog wel meer
vogels, meest Meeuwen. Er zijn
groote bij met zwarte vederen op rug en vleu
gels en ook wel met blauwgrijs op die li-
chaamsdeelen. 't Zijn M a n t e I- en Z i 1-
v er meeuwen. Maar ook zien we vele
van die Meeuwtjes, die men zoo dikwijls bo
ven het IJ en stadsgrachten ziet. Dat zijn
Stormmeeuwen en Kokmeeu-
w e n. De eerste soort kent men altijd dade
lijk aan de groene, de andere aan de donker-
roode pooten.
En nu gaan we spoedig door de duinen
en naar huis, om over een maand onze twee
de excursie te maken.
J. DAALDER Dz.
HET SI MONO W-KLOOSTER
BEDREIGD.
In de onmiddellijke nabijheid van Moskou
bevindt zich het beroemde Simonow-klooster,
een der beste monumenten van middeleeuwsch
Moskowië. Evenals de meeste kloosters in het
land van Meskou, was ook dit klooster tevens
een geduchte vesting en beschermd door dikke
muren. Vlak bij het klooster ligt nu een groot
en vuil dorp, waar eenige fabrieken zijn en
fabrieksarbeiders wonen. Eenigen tijd geleden
werd besloten het klooster te veranderen in
een museum voor de krijgskunst van Mosko
wië. Nu is een nieuw plan ontstaan. De
sevjet-overheid heeft besloten een groot arbei
dershuis te bouwen en daarvoor de kathe
draal van het klooster en een groot gedeelie
van de middeleeuwsche muren om het klooster
te sioopen.
zou nog eens overwegen of hij den arts niet
alles zou verteilen; morgen had hij daarvoor
tijd genoeg; die was in Schneiditz goed be
kend en kon hem bij zijn nasporingen behulp
zaam zijn. In de hoop, dat de professor mor
gen weer hersteld zou zijn, sliep hij eindelijk
in.
Het was in den voormiddag van den vol
genden dag. In het huisje van het Slotsteeg
je gerekend van het Schilderijmuseum, waren
de venstergordijnen geheel neergelaten, zoo
dat geen nieuwsgierige blik van buiten kon
doordringen in de woning van den ouden
Pieter de Ruyter. Deze beweerde een nako
meling te zijn van den beroemden Holland-
schen zeeheld Michiel de Ruyter, die het van
matroos tot luitenant-admiraal had gebracht
en was er trotsch op den naam van een der
grootste Hollanders van alle tijden te dragen,
hoewel het hem moeilijk zou zijn. geweest die
afstamming te bewijzen.
Pieter de Ruyter zat in een breeden, ouder-
wetschen leunstoel, waarin zijn kleine ge
stalte bijna verzonk; hij hield eenige dicht in
elkaar beschreven vellen papier in de hand,
waaruit hij voorlas. Hij las voortreffelijk en
bijzonder duidelijk, wat niet te verwonderen
was, wanneer men wist, dat hij nog enkele
jaren gel|den een der beste Nederlandsche
tooneelspelers was, die zich door zijn voor
treffelijke dictie een naam had gemaakt. Zijn
kleine, nietige figuur was hem aanvankelijk
een groot bezwaar geweeqf voor de toonecl-
spelersloopbaan, maar zijn talent en zijn ijze
ren wil overwonnen die hindernissen en tien
tallen van jaren heerschte hij als een der
meest benijde en gevierde tooneelkunstenaars.
Op zijn vijftigste jaar misschien was hu
De Glawnaoeka (centrale voor wetenschap-1
pelijke aangelegenheden), die reeds menig
vandalisme van de sovjet-regeering wist te
verhinderen, protesteerde tegen dat voorne
men. De architect prof. Sjtsjoesew heeft bij de
sovjet-regeering een uitvoerig rapport inge
diend, waarin hij op het zinnelooze van deze
slooping wees. Hij schreef o.a. het volgende:
„De overheid is nu van plan zonder eenige
noodzaak de vestingwerken van het Simonoy-
klooster te sioopen en dat terwijl deze vesting
werken en torens tot de allerbelangrijkste mo
numenten van onze oude architectuur behoo-
ren". Professor Sjtsjoesew geeft in zijn rap-
piort den volgenden raad; „Kameraden-
arbeiders, ge hoeft toch niet bij het bouwen
van nieuwe instellingen perse oude gebouwen
te sioopen, ge kunt toch uwe gebouwen ook op
onbebouwde terreinen neerzetten". Sjtsjoesew
beschouwt het plan, een gedeelte van het Si
monow-klooster te sioopen, als een gevolg
van de pressie, die onontwikkelde arbeiders
op de overheid oefenen, waarmee ze „den
socialistischen opbouw schaden". Deze laat
ste passage heeft de professor ingelascht om
voor de regeering een achterdeurtje open te
laten en haar in sraat te stellen met goed fat
soen van het voorgenomen vandalisme af te
zien. De „Prawda" koos echter partij tegen
prof. Sjtsjoesew en vóór het plan. Het bolsje
wistische blad vindt, dat het zoo erg niet is,
als de helft van de vestingmuren en torens
gesloopt wordt. Het blad verklaart verder,
dat prof. Sjtsjoesew een „saboteur" is en dat
de Glawnaoeka een reprimande heeft ver
diend.
DE „NJEWOZWRASJTSJENTSY".
Het is den laatcten tijd een gewoon ver
schijnsel geworden, dat geleerden en kunste
naars (schrijvers, schilders enz.), die naar
het buitenland gezonden worden om er te stu-
deeren of verlof krijgen naar het buitenland
te gaan om er op de hoogte te komen van den
tegenwoordigen stand van de literatuur en de
kunst, weigeren naar de Sovjet-Unie terug te
keeren. Kort geleden heeft zelfs een bekend
communist en leider van een proletarische
schrijvers-vereeniging, die naar het buiten
land werd gezonden om er de proletarische
literatuur te bestudeeren, geweigerd terug te
keeren en zijn „partbiljet (lidmaatschaps
kaart van de communistische partij) met een
begeleidend schrijven naar Moskou terug
gezonden. De sovjetpers maakt zich ongerust
over deze „njewozw-rasjtsjentsy" (niet-terug-
keerders), zooals zij genoemd worden, en
eischt, dat de sovjet-regeermg uiterst voor
zichtig zou zijn bij het sturen van geleerden,
schrijvers en kunstenaars naar het buitenland
en bii het uitreiken van buitenlandsche passen
aan dergelijke menschen. De „Komsomoljs-
kaja Prawda" geeft een lijst van de
„njewozwrasjtsjentsyy" van den laatsten tijd
en dringt aan op de stopzetting van dezen
uittocht.
GRAFSCHENNIS TE IRKOETSK.
De sovjet-overheid te Irkoetsk (Siberië) heeft
op de begraafplaats aldaar de grafkelders
van de rijke Siberische kooplieden laten open
breken. In Siberië circuleerden geruchten, dat
verschillende rijke kooplieden samen met hun
schatten zijn begraven. Over den koopman
Nemtsjinow wordt beweerd, dat hij in een
massieve zilveren doodkist begraven is en dat
in die kist drie zware kransen van goud lig
gen. Volgens andere geruchten zou in die kist
ook de gouden staf, bedekt met diamanten,
liggen, dien de overledene van keizer Alexan-
der III had ontvangen. Ook over andere te
Irkoetsk begraven rijke kooplieden worden
dergelijke dingen verteld. De sovjet-overheid
besloot al die gemetselde graven ópen te bre
ken. Toen de overheid op de begraafplaats
was verschenen om de graven te openen,
stuitte zij op verzet van een groote menigte,
die met steen en naar de ambtenaren wierp.
De cverheidsmannen trokken zich terug en
haalden bereden politie. De menigte werd uit-
cengeranseld en de leiders gearresteerd.
Daarna werden de grafkelders van eenige
rijke kooplieden opengebroken. Wat de over
heid daarbii gevolfden heeft en óf zij iets ge
vonden heeft, is onbekend. De Siberische bla
den hebben met geen woord over de resultaten
der opgravingen gerept.
DENEMARKEN.
DE DOODSTRAF AFGESCHAFT.
In de Deensche Landdag is de nieuwe
strafwet, waarbij o.a. de doodstraf werdt af
geschaft, ia derde lezing met 119 tegen 5
stemmen aangenomen.
AMERIKA.
MEXICO VERBREEKT DE
DIPLOMATIEKE BETREKKINGEN MET
RUSLAND.
Naar uit Mexico-City wordt gemeld, heeft
de Mexicaansche regeering besloten, de
S5ETS
wel ouder, maar wie weet dat van een ijdel
artist trouwde hij met een zeer jonge figu-
ranle van betooverende schoonheid.
Hij was bovenmate trotsch op zijn beeld-
sciioone, jonge vrouw en niets achtte hij te
kostbaar om haar, zijn goudblonde Ada met
de donkere oogen, vreugde te bereiden en op
te sieren, want geld verdiende hij genoeg,
vooral op zijn kunstreizen, gedurende welke
hij gastrollen vervulde; dan bracht hij tel
kens een klein vermogen mee naar huis.
Eens schonk zij een meisje het leven en een
uur later sloot de door haar man verafgode
Ada voor eeuwig haar prachtige oogen.
De tooneelspcler was door zijn smart als
verlamd, niets en niemand was in staat hem
te troosten en de eenige oogenblikken. waarin
hij zijn leed althans minder gevoelde, waren
die, gedurende welke hij op de planken stond.
Voor zijn kind toonde hij aanvankelijk
niet de geringste belangstelling, hij hield er
niet van, het was de oorzaak van den dood
van de betooverende, jonge Ada maar
haten deed hij het kind ook niet, het was
hem onverschillig, volmaakt onverschillig.
Hij herinnerde zich nauwelijks, dat hem de
dokter mededeelde, dat het meisje leed aan
een „hoekige afwijking van de wervelkolom"
wat kon zoo'n bagatel hem schelen. Eerst
veel later, toen het meisje, dat naar de moe
der Ada heette, grooter werd, begreep Pieter
de Ruyter die woorden van den dokter en op
hetzelfde oogenblik, dat hij die begreep,, ont
sprong in hem een stroom van liefde, die uit
ging naar het kleine meisje, in welks teeder
kindergezichtje reeds de mooie trekken der
moeder te herkennen waren. Van nu af leefde
de geniale tooneelspeler slecrth voor zijn kind
de arme, kleine Ada. die een bochel had
diplomatieke betrekkingen met Sovjet-
Rusland te verbreken
De Mexicaansche gezant te Moskou is
teruggeroepen.
Deze verbreking der diplomatieke betrek
kingen staat in verband met de communis
tische propaganda tegen Mexico in alle deelen
van Nocnd- en Zuid-Amerika.
VIJFTIEN RENPAARDEN VERBRAND
Bij een brand op de renbaan te New-Or-
leans zijn twee stallen afgebrand. Drie per
sonen kregen zware brandwonden. Vijftien
paarden zijn verbrand.
HET COMITÉ VOOR TOONEEL-
UITVOERINGEN.
Dr. J. B. van Amerongen, voorzitter van
het comité voor tooneeluitvoeringen hier ter
stede schrijft ons.
Het was de derde November 1907 in de
Hollandsche Schouwburg. De atmosfeer
van de, tot op de laatste plaats bezette,
schouwburg was geladen. De avond tevoren
was de première van „Uitkomst" tot een the
aterschandaal geworden. Het stuk was uit
gefloten. Waarom? Dat blijft moeilijk pre
cies te zeggen Het was waarschijnlijk wat
te lang, sommige scènes waren hier en daar
wat te veel uitgesponnen en dan „Du sublime
au ridicule il n'y a qu'un pas". Wanneer een
subtiele droomsfeer niet intens kan worden
volgehouden, maken dingen, die bedoeld zijn
te treffen, vaak een averechtsch effect.
Even over achten kwam Ternooy Apèl voor
het voetlicht en met nauw verholen sarcasme
vertelde hij „het geachte publiek", dat men
in dit stuk had te zien (ik hoor het hem nog
zeggen en zal het nooit vergeten) „de ver
beelding van den droom van een ziek kind"
Deze uitleg zou misschien ,,'n herhaling van
de tooneelen van den vorigen avond" voor
komen.
Het troepje toegewijde kunstenaars was
wanhopig geweest. Wat zou deze tweede
avond brengen? Een mislukking stond voor
hen (bij wie de materie steeds ondergeschikt
was aan hun artistiek ideaal) gelijk met een
financieele débacle. De zenuwen, die het in
de weken voor de première toch al hard te
verantwoorden hadden gehad, werden nog
maals tot het uiterste gespannen. Met be
hulp van den auteur werden gedurende den
nacht wijzigingen aangebracht, coupures ge
maakt er werd bijna tot den nieuwen morgen
van voren af aan gerepeteerd en men zag
met angst en vreeze den tweeden avond te
gemoet
En het werd een succes, zoo overwel
digend als ik (die bijna alle Heijermans-
premières heb meegemaakt) nooit heb bijge
woond, met uitzondering misschien van „Op
Hoop van Zegen". Het was alsof men de
smaad Neerlands grootste dramaturg aan
gedaan, weer wilde uitwisschen en •goedma
ken. De eenige maal was dit ook, dat Heijer-
mans, die nooit op het tooneel verscheen (hij
was bij premières zelfs nimmer in de zaal)
door eenige vrienden van achter uit een loge
werd gesleurd en gedwongen den dank van
het als razend juichende publiek in ont
vangst te nemen.
En vanaf dien tijd is „Uitkomst" gebleven,
zoo niet het grootste, dan toch zeker het zui
verste succes van Heijermans, want hier,
meer dan ergens anders is hij vóór alles de
visionaire dichter (behalve dan op een enke
le plaats waar zijn fel-brandende levensbe
schouwing hem zelfs in dit droomspel niet
loslaat en hem door middel van de koorts
achtige kinderziel nog doet .getuigen), de
dichter, die den stervensnood van 'n ongelikt
Amsterdamsch straatschoffie tot iets van
greote schoonheid heeft weten om te toove
ren.
Deze tweede succesvolle voorstelling werd
door vele andere gevolgd en toen ook kori
geleden bij de Heijermans-herdenking het
Vereenigd Tooneel het stuk weer opnieuw
monteerde, bleek het zijn vroegere bekoring
niet te hebben verloren. Zonder één uitzon
dering was de groote pers buitengewoon
waardeerend en heeft gesnroken van een
artistieke daad van groote beteekenis.
Men denke nu niet. dat dit voor mij aan
leiding is om in te gaan tegen den indruk,
die de vertooning te Alkmaar blijkbaar op
een deel van het publiek heeft gemaakt. Ik
accepteer en respecteer zonder eenig voorbe
houd elke critiek, zoowel wat stuk als ver
tolking betreft. En eerliik gezegd had ik zelf
cok vele en ernstige bedenkingen. Me dunkt,
dat dit gezelschap werk van dezen aard niet
bizonder ligt en slechts een enkele ik denk
allereerst aan den prachtschoenmaker van
Het was geen kleine, niet opvallende, ver
groeiing die een handige naaister weet te
verbergen, maar een groote bochel, die dade
lijk de aandacht trok en met geen mogelijk
heid verborgen kon worden. Ongeneeslijk was
die „hoekeige afwijking van de wervelkolom";
zooals de dokter zich had uitgedrukt.
Hoe ouder Ada werd, met des te meer tee-
derheid hechtte zij zich aan haar vader, die
haar thuis les liet geven door een gouver
nante, om haar niet naar school te behoeven
zenden, waar te veel kinderen van gezonden,
normalen lichaamsbouw bijeen waren, kinde
ren die haar of zouden bespotten, of hun
medelijden jegens haar zouden toonen. Maar
hoe leelijker haar lichaam zich ontwikkelde,
des te mooier werd haar gezicht, dat een waar
wonder van schoonheid was en de gelaats
trekken der overleden moeder nog verre over
trof.
Als de tooneelspeler met zijn dochter uit
ging, bleven de voorbijgangers stilstaan, om
verbluft naar het kopje met de goud glanzen
de haren van het kleine meisje te kijken, om
dan na een mededelijdenden blik naar den
ontsierende bochel hun weg te vervolgen. Op
een dag, toen de Ruyter van een vermoeiende
repetitie in zijn woning terugkeerde, trof hij
zijn dochter voor den spiegel aan, verzen
declameerend.
En op welke wijze zegde Ada die gedichten!
Als muziek klonk haar diepe klokkenstem en
de oude tooneelspeler luisterde in verrukking
een geniale, machtige begaafdheid moest
het meisje bezitten, anders zouden die ge
dichten, welke hij al zoo dikwijls van verschil
lende tooneelspelers had gehoord, hem niet
zóó treffen. Van toen of werd de vader een
leermeester van ziin kind en hii had ziin leven
- GROOTSTE SPECIALITEIT -
ZAADMARKT 68 TELEF. 236.
Van Dijk wist de juiste harmonie te vin
den tusschen realiteit en droom. Er was niet
de voor een dergelijk stuk zoo hoog noodige
sfeer, 'n direct en onvermijdelijk gevolg van
onze allerongelukkigste tooneel-outilleering,
die een behoorlijke vertolking van dit soort
werk welhaast onmogelijk maakt. Maar
mijn eigen raeening is hier ten slotte bijzaak.
Zelfs al zou ik persoonlijk tevreden zijn ge
weest. dan heeft iedereen natuurlijk het vol
ste recht zijn eigen opinie tegenover de mijne
*- plaatsen.
Ik heb slechts het bovenstaande naar voren
gebracht om eens precies de „Uitkomst"-ge-
schiedenis te releveeren en den ongunstigen
indruk, die door de uitspraak „het stuk heet!
het nimmer tot een publiek succes kunnen
brengen, ja op 2 November 1907 bij de eer
ste voorstelling werd het uitgefloten" moet
worden gewekt weg te nemen. Zoo staat het
woordelijk in het programma, maar zoo
neergeschreven buiten het verdere verband
zijn deze woorden misleidend.
Het Comité heeft, meen ik, genoeg reke-
ning gehouden met alle mogelijke smaken.
We hebben hier toch voldoende ge-pekingeesd
en ge-politieraadseld en als Bergen niet eer
der onderhandelingen had aangeknoopt had
zelfs Elias het in Alkmaar beter geweten.
En dan is het toch wel teleurstellend te be
merken, dat wanneer men zich moeite geelt
daarnaast eens wat van beter gehalte te bren
gen er nog zoo betrekkelijk velen zijn (cn
helaas velen, die zich tot de „intellectu-
eelen" rekenen), die zich onmiddellijk „be
kocht" wanen als er eens tets gebracht wordt,
dat niet louter amusement is.
Het is te betreuren, dat zoo velen blijkbaar
alleen verlangen naar een mooien, prettigen
avond, waar men nog lang met genoegen
aan kan terugdenken. Het leven speelt zich
nu eenmaal niet uitsluitend af tusschen
.mooie décors en aankleeding", een goel
stuk is niet altijd „prettig" en het zijn niet
de slechtste tooneel werken, waarin zelf 3
niet „even gelachen" wordt. Het moest een
criticus koud laten wanneer een deel van hit
publiek zich vijandig toont tegenover stukken
van een ander gehalte dan wat „prettig" is
Nog eens „Uitkomst" is zeker geen kost
voor het „groote" publiek; en al was het dat
wel dan nog heeft een ieder voor zich het
recht het niet mooi te vinden; de vertolking
had inderdaad zeer zwakke plekken en kon
ook mij als geheel niet boeien Maar men
mag toch verwachten, dat op een poging om
met de opvoering van een zuiver, hoogstaand
werk door een onze eerste gezelschappen de
nagedachtenis van een i groot man te huldi
gen, eenigszins anders gereageerd zal wor
den.
De heer V. C. de Munck, tandarts te Am*
sterdam, schrijft:
Tot u lezer, die zich niet liet afschrikken
door bovengeplaatst opschrift, richt ik mij.
Ik wil u namelijk iets mededeelen over de
middelen, met welke wij onzen mond verzor
gen. Nu wil ik u niet wijzen op fouten, die
verschillende dier middelen kunnen aankle
ven, maar op de principes, die aan ieder
middel ten grondslag moeten liggen. Ik wil
dit doen aan de hand van het verloop van
het ziekteproces der tanden en kiezen. Dit
ziekteproces staat bekend als de tandwolf,
het tandbederf of, met de Latijnsche bena
ming: cariës dentis.
Wat de eigenlijke oorzaak is van de cariës
kan de medische wetenschap niet zeggen.
Wel zijn er velerlei veronderstellingen (hy
pothesen), maar zooals het nu eenmaal met
hypothesen is, zij ontmoeten zoowel vóór- als
tegenstanders.
Het opvallende van de cariës is, dat zij
niet, of bijna niet, voorkomt bij de dieren en
bij natuurvolken, maar uitsluitend bij de
z.g. kuituurvolken. De negers, in hun na
tuurstaat, vertoonen geen cariës, de negers in
Amerika daarentegen wèl. Hierop wil ik
echter thans niet verder ingaan. Bij ons,
Europeanen, is cariës een ziekte, die men al
leen bij hooge uitzondering niet heeft; zoo
wel kleine kinderen als groote menschen zijn
er slachtoffers van.
Wat zien wij nu gebeuren bij een tand, die
aangetast wordt? Ten eerste zien wij, dat
het glazuur, hetwelk den tand omsluit, zijn
kristallijne, heldere kleur gaat verliezen en
dofwit wordt. Is de glazuur de hardste sub-
er graag voor opgeofferd indien hij de eerlijke,
mismaakte gestalte van Ada in een welge
vormde had kunnen veranderen, opdat er uit
zijn dochter een tooneelspeelster had kunnen
groeien, zooals hij die gedroomd had.
Toen de Ruyter de zeventig achter den rug
had, zegde hij, hoewel zijn stem nog jong en
frisch was gebleven en trots de protesten
zijner vrienden en bewonderaars, de planken
vaarwel en op een dag, nadat hij zijn in hy
potheken belegd vermogen had losgemaakt,
verdween hij met Ada uit Amsterdam, de
stad zijner laatste triomfen. Niemand wist
waarheen hij zijn schreden had gericht, nie
mand wist, dat hij zijn vaderland had verla
ten en naar Duitschland was gegaan. Had
den de vele vrienden en bewonderaars van
den naar lichaam en naar geest zoo grooten
artiest het geweten, dan zouden zij niet heb
ben begrepen, waarom hij zich in het buiten
land had gevestigd. Hadden zij hem naar de
reden gevraagd, en had hij op hun vraag
geantwoord wat echter niet waarschijnlijk
ware geweest dan zou hij gezegd hebben:
„om der wille van mijn dochter woon ik in
Duitschland, omdat ik voor haar, die een
voortreffelijke tooneelspeelster is, een
stuk schrijf, waarin zij kan optreden,
een stuk waarvan de vrouwelijke hoofd
rol uitsluitend voor haar is geschreven,
een rol, die alleen zij, de mismaakte met
den levendigen geest en het heerlijke ge
zicht, kan spelen. Een stuk, dat ik
schrijf om haar het optreden op het too
neel, waarnaar zij zoo'n brandend ver
langen heeft, 'mogelijk te maken. Het
stuk speelt in Duitschland en daarom
moet ik Duitsche toestanden bestudea-
ren
Wordt vervolgd).