iliiirifli Cwiit zijn urn nn """Onze Januari-Excursie. EilXDFR XVA GE\S 1 Hinöerd twee en dertigste Jaargang. Vrijdag 24 Januari Buitenland Russische toestanden. Tooneel. A. II ILDElil VC, MONDVERZORGING. jfo 29 1930. We stellen ons voor in dit jaar 12 excur sies te maken en we doen dat met jongelui van 14 tot 20 jaar. We zullen dadelijk be ginnen en elke maand eenmaal op stap gaan Voor heden gaan we een tochtje maken naar het Noordzeestrand, 't Is wel koud, maar bij flink doorstappen kunnen we het in cnze jassen en mantels wel uithouden, Eu voor een paar roode wangen en een dito neus js zeker niemand bang. Vooruit dan maar, het duin in! Wie zal het eerst op dien hoogen top zijn? Zijt voorzichtig daar, want die duinaoornen kunnen je geducht laten voelen, dat ze scherpe punten hebben, en ook de spichtige helmsprieten prikken somtijds door de kleu ren heen. Spoedig zijn we allen boven op het duin geklauterd en zien we de groote Noordzee, waarvan de golven langs het strand, voorzien zijn van witte pluimen, de branding geheeten. Op den grooten plas zien we enkele zeil tjes van visschersschuiten en heel aan den horizon, d. i. die lijn, waar zon en lucht schijnen samen te komen, stijgt rook naa»- boven. Zou dat een fabriek in Engeland kun nen zijn? Stellig niet, want over de Noordzee kunnen we lang niet heenzien. 't Is rook van een stoomschip, die naar het Noorden koerst, wellicht een oorlogsboot of een mailstoomer En nu weer naar beneden gehold! Wat groote stappen kan je hier maken; je zou haast denken, dat we de zevenmijlslaarzen van Klein Duimpje hadden overgenomen. Als we weer in de laagte zijn gekomen hebben we nog voor ons enkele lage duintjes van mul wit zand. De menschen hebben er aan medegeholpen, om die daar te krijgen. Daartoe hebben ze bosjes stroo en helm or> het strand gepoot, waar het droge zand spoedig tusschen stoof. Waren de bosjes er büna onder, dan werden ze wat opgetrokken en. er werden nieuwe tusschen geplaatst en zoo kan er in een jaar al heel wat zand bij elkaar komen. Het zand is een presentje van de zee. Met hoog water wordt het op het strand ge spoeld, en als het dan door de zon gedroogd is, stuift het bij v/ind uit het Westen naar de duinen. Zoo blijft de zeewering sterk, maar dat poten en onderhouden kost alle jaren heel wat geld aan de Regeering. Zie, daar zit een groote vogel achter dat topje! Laten we hem eens goed bezien. Nu •we hem naderen, vliegt hij niet heen. docti hij scharrelt toch een eindje verder en als we nog dichterbij komen, begint hij te blazen Het lijkt wel een gans, en gaarne zouden we hem vangen voor ,.Artis", maar 't zou een last zijn, zoo'n vrachtje over de geheele wan deling mee te moeten sjouwen, en bovendien z:;n we ook wel wat bang voor dien grooten en nunhgen snave! met een flauw gebogen haak. Maar zoo'n bek houdt een gans er t"ch niet op na: en zie eens wat een pooten' Een gans heeft zwemv'iezen tusschen de drie voorfpen°n van eiken poet en bij d°zen vo<r,-l is ook de achterteen door een vh'es met d andere teenen verbonden. Tuist, en daarom weten we, dat bii behoort tot de Pdikaanvo- gels en wel tot de Rotspelikanen Zn" naam is I a n van G e n t en de geleerde men schen noemen hem Sul? b a s s a n a. 't Is een vogel, die hier niet thuis hoort. En'-ele malen bii stormen en ook a's het erg koud is. verdwaalt er wel eens eenexemplaar naar hier. Gewoonlijk is zoo'n d;,r erg moe en niet in staat, om te vlienen Ook wórden wel doode voorwerpen van ^rze vogelsoort oo het strand gevonden We zijn blij, dezen vogel hier aan te treffen en we kunnen nu goed zien, dat hij bijna alleen witte vederen heeft. Slechts de groote vleugelpennen 7"'n zwart. Hieraan kunnen we ook weten, dat het al een oud dier is, want een Jan van Gent, die nog maar een naar jaar feit, draagt nog niet zoo'n mooi wit pakje. Dan is het donkerbruin met vele witte v'ckms. Zoo'n iong ding moet zeker een dopkemn kiel hebben, net als een schooljongen, opdal hii zich niet zoo vuil betoont. We laten nu het beest maar aan zon lot over en we wenschen het toe, dat hef steaks weer goed op krachten zal komen M'ccfven kan het dan weer terugvliegen naar de rot sen van Schotland, waar de Jan van Gen' in het vooriaar zijn eenig ei op de ka'e To'- kkiiixcton. („Ueber den Tod hinaus"). Roman van Anny von Panhuys. (Jit het Duitsch door W. H. C. Bollaard. 81) „Wel gefeliciteerd"; Murtag reikte hem de hand en was totaal veranderd. „Dat maant de zaak natuurlijk heel anders." Opeens vroeg von Weiden: „Vertelt u mij eens, dokter, zal dit ongeval ernstige gevol gen voor den professor hebben?" De arts haalde de schouders op en ant woordde kort: „Zoon hart is nu eenmaal een onberekenbaar ding". Voor zijn huis nam von Weiden afscheid, maar de dokter bracht Zernikow naar diens hotel. „Ga nu rustig slapen", zei hij, „voor 't oogenblik kunt u niets voor den professor doen; voorloopig is hij, zooals ik reeds zei, bij Maurer in goede handen. Die zal, als het noodig is, mevrouw Berner er bii halen en in elk geval ben ik spoedig ter plaatse. Met een vriendelijken handdruk en een „tot weerziens, mijnheer Zernikow nam hij ai- «cheid. - - Het kostte Walter moeite in slaap te ko men. Steeds herinnerde hij zich wat er was gebeurd en hij overdacht of het misschien niet beter was geweest als hij den arts den juisten samenhang van alles had verteld, De dokter was hem sympathiek; ten opzich e van den dikken heer echter waren zijn gevoe lens juist het tegengestelde, hoewel hu daar voor eigenliik geen bepaalde reden had. Hij vpiV'k^ u^,roedt Er broeden er dan zeer dikwfiü Gander. De vette jongen worden dikwijls gevangen en hun vet gebruikt als ooter en ook als olie. litr^pnnw hetrstrand °P! Wat een schelpen vfn aL - zou bll'na niet willen geloo- K er m «n diertje heeft gewoond, nier zijn er twee aan elkander vast en ze thfrn".Tn e" °°k Weer dicht' alS0f er aan gemaakt is. En er in be e« ii. een goedje! Juist, dat is nog een volkomen dier, dat pas heden op het strand geslagen is. Zoo'n beestje wordt „kok ei?enliik moeten we schrijven „cocKie Deze weekdieren worden wel bii groote hoeveelheden gevangen en de Enge'- schen lusten ze wat gaarne. Ook vischt men wei alleen de schelpen, die dan bestemd zijn voor de kalkovens; aan deze kleine diertjes is net te danken, dat onze huizen en andere gebouwen zoo sterk gemaakt kunnen worden Van zulke schelpen toch wordt kalk ge brand. Ja, op het strand liggen nog vele an dere soorten schelpen van verschillende vor men en kleuren, en 't is wel leuk, ze te ver zamelen, maar daarvoor is het nu te koud. We hopen in de warme dagen eens weer naar i ®frand *e kunnen gaan, en dan willen we schelpen zoeken en zien van welke verschil lende dieren ze zijn. We brengen nu nog haastig een bezoek aan het water en dan gaan we weer de duinen in, alwaar de ijzige wind ons minder hindert, dan hier, waar we geen beschutting hebben. 't Is nu ook wel mooi bij de zee, bijna even mooi, als in den zomer. De golven be vriezen niet en geven ook nu gelegenheid ze bij het teruggaan een eindje na te loopen, doch dan moeten we spoedig weer hooger op, daar we anders natte voeten zouden krij gen. In Juli zijn we daar niet zoo heel bang voor, maar nu zouden ze ons leelijk kunnen bekomen. Zie, met de golfjes loopen ook op en ne der die vlugge vogeltjes Zouden ze ook spe len met het op- en afgaande water? Stellig niet, want zie, ze prikken telkens, als het stroompje terugvloeit. Daarin bevinden zich heel kleine diertjes, die aan de vogeltjes tot voedsel dienen. Wat verbazend vlug kunnen zulke vogels hun pootjes verzetten, 't Is bij na, of ze over het strand glijden, in plaats van loopen. Ja, als we eens gingen bereke ningen, hoeveel maal zoo'n klein dier een poot verzet in een seconde, dan zouden we wel komen tot het getal 30, dat is 1800 maal in één minuut. Als wij het ook eens zoo vlug konden met onze lange' beenen, dan zouden we den sneltrein wel vooruit kunnen blij ven. Deze vogels heeten Strandloopers en aan de grijze boven- en witte onderdeden kunnen we wel zien, dat dit D r i e t e e n i- ge Strandloopers zijn. Ze worden zoo genoemd, omdat ze geen achterteentjes hebben, die bijna alle andere vogelsoorten wel bezitten. Langs de waterlijn zien we nog wel meer vogels, meest Meeuwen. Er zijn groote bij met zwarte vederen op rug en vleu gels en ook wel met blauwgrijs op die li- chaamsdeelen. 't Zijn M a n t e I- en Z i 1- v er meeuwen. Maar ook zien we vele van die Meeuwtjes, die men zoo dikwijls bo ven het IJ en stadsgrachten ziet. Dat zijn Stormmeeuwen en Kokmeeu- w e n. De eerste soort kent men altijd dade lijk aan de groene, de andere aan de donker- roode pooten. En nu gaan we spoedig door de duinen en naar huis, om over een maand onze twee de excursie te maken. J. DAALDER Dz. HET SI MONO W-KLOOSTER BEDREIGD. In de onmiddellijke nabijheid van Moskou bevindt zich het beroemde Simonow-klooster, een der beste monumenten van middeleeuwsch Moskowië. Evenals de meeste kloosters in het land van Meskou, was ook dit klooster tevens een geduchte vesting en beschermd door dikke muren. Vlak bij het klooster ligt nu een groot en vuil dorp, waar eenige fabrieken zijn en fabrieksarbeiders wonen. Eenigen tijd geleden werd besloten het klooster te veranderen in een museum voor de krijgskunst van Mosko wië. Nu is een nieuw plan ontstaan. De sevjet-overheid heeft besloten een groot arbei dershuis te bouwen en daarvoor de kathe draal van het klooster en een groot gedeelie van de middeleeuwsche muren om het klooster te sioopen. zou nog eens overwegen of hij den arts niet alles zou verteilen; morgen had hij daarvoor tijd genoeg; die was in Schneiditz goed be kend en kon hem bij zijn nasporingen behulp zaam zijn. In de hoop, dat de professor mor gen weer hersteld zou zijn, sliep hij eindelijk in. Het was in den voormiddag van den vol genden dag. In het huisje van het Slotsteeg je gerekend van het Schilderijmuseum, waren de venstergordijnen geheel neergelaten, zoo dat geen nieuwsgierige blik van buiten kon doordringen in de woning van den ouden Pieter de Ruyter. Deze beweerde een nako meling te zijn van den beroemden Holland- schen zeeheld Michiel de Ruyter, die het van matroos tot luitenant-admiraal had gebracht en was er trotsch op den naam van een der grootste Hollanders van alle tijden te dragen, hoewel het hem moeilijk zou zijn. geweest die afstamming te bewijzen. Pieter de Ruyter zat in een breeden, ouder- wetschen leunstoel, waarin zijn kleine ge stalte bijna verzonk; hij hield eenige dicht in elkaar beschreven vellen papier in de hand, waaruit hij voorlas. Hij las voortreffelijk en bijzonder duidelijk, wat niet te verwonderen was, wanneer men wist, dat hij nog enkele jaren gel|den een der beste Nederlandsche tooneelspelers was, die zich door zijn voor treffelijke dictie een naam had gemaakt. Zijn kleine, nietige figuur was hem aanvankelijk een groot bezwaar geweeqf voor de toonecl- spelersloopbaan, maar zijn talent en zijn ijze ren wil overwonnen die hindernissen en tien tallen van jaren heerschte hij als een der meest benijde en gevierde tooneelkunstenaars. Op zijn vijftigste jaar misschien was hu De Glawnaoeka (centrale voor wetenschap-1 pelijke aangelegenheden), die reeds menig vandalisme van de sovjet-regeering wist te verhinderen, protesteerde tegen dat voorne men. De architect prof. Sjtsjoesew heeft bij de sovjet-regeering een uitvoerig rapport inge diend, waarin hij op het zinnelooze van deze slooping wees. Hij schreef o.a. het volgende: „De overheid is nu van plan zonder eenige noodzaak de vestingwerken van het Simonoy- klooster te sioopen en dat terwijl deze vesting werken en torens tot de allerbelangrijkste mo numenten van onze oude architectuur behoo- ren". Professor Sjtsjoesew geeft in zijn rap- piort den volgenden raad; „Kameraden- arbeiders, ge hoeft toch niet bij het bouwen van nieuwe instellingen perse oude gebouwen te sioopen, ge kunt toch uwe gebouwen ook op onbebouwde terreinen neerzetten". Sjtsjoesew beschouwt het plan, een gedeelte van het Si monow-klooster te sioopen, als een gevolg van de pressie, die onontwikkelde arbeiders op de overheid oefenen, waarmee ze „den socialistischen opbouw schaden". Deze laat ste passage heeft de professor ingelascht om voor de regeering een achterdeurtje open te laten en haar in sraat te stellen met goed fat soen van het voorgenomen vandalisme af te zien. De „Prawda" koos echter partij tegen prof. Sjtsjoesew en vóór het plan. Het bolsje wistische blad vindt, dat het zoo erg niet is, als de helft van de vestingmuren en torens gesloopt wordt. Het blad verklaart verder, dat prof. Sjtsjoesew een „saboteur" is en dat de Glawnaoeka een reprimande heeft ver diend. DE „NJEWOZWRASJTSJENTSY". Het is den laatcten tijd een gewoon ver schijnsel geworden, dat geleerden en kunste naars (schrijvers, schilders enz.), die naar het buitenland gezonden worden om er te stu- deeren of verlof krijgen naar het buitenland te gaan om er op de hoogte te komen van den tegenwoordigen stand van de literatuur en de kunst, weigeren naar de Sovjet-Unie terug te keeren. Kort geleden heeft zelfs een bekend communist en leider van een proletarische schrijvers-vereeniging, die naar het buiten land werd gezonden om er de proletarische literatuur te bestudeeren, geweigerd terug te keeren en zijn „partbiljet (lidmaatschaps kaart van de communistische partij) met een begeleidend schrijven naar Moskou terug gezonden. De sovjetpers maakt zich ongerust over deze „njewozw-rasjtsjentsy" (niet-terug- keerders), zooals zij genoemd worden, en eischt, dat de sovjet-regeermg uiterst voor zichtig zou zijn bij het sturen van geleerden, schrijvers en kunstenaars naar het buitenland en bii het uitreiken van buitenlandsche passen aan dergelijke menschen. De „Komsomoljs- kaja Prawda" geeft een lijst van de „njewozwrasjtsjentsyy" van den laatsten tijd en dringt aan op de stopzetting van dezen uittocht. GRAFSCHENNIS TE IRKOETSK. De sovjet-overheid te Irkoetsk (Siberië) heeft op de begraafplaats aldaar de grafkelders van de rijke Siberische kooplieden laten open breken. In Siberië circuleerden geruchten, dat verschillende rijke kooplieden samen met hun schatten zijn begraven. Over den koopman Nemtsjinow wordt beweerd, dat hij in een massieve zilveren doodkist begraven is en dat in die kist drie zware kransen van goud lig gen. Volgens andere geruchten zou in die kist ook de gouden staf, bedekt met diamanten, liggen, dien de overledene van keizer Alexan- der III had ontvangen. Ook over andere te Irkoetsk begraven rijke kooplieden worden dergelijke dingen verteld. De sovjet-overheid besloot al die gemetselde graven ópen te bre ken. Toen de overheid op de begraafplaats was verschenen om de graven te openen, stuitte zij op verzet van een groote menigte, die met steen en naar de ambtenaren wierp. De cverheidsmannen trokken zich terug en haalden bereden politie. De menigte werd uit- cengeranseld en de leiders gearresteerd. Daarna werden de grafkelders van eenige rijke kooplieden opengebroken. Wat de over heid daarbii gevolfden heeft en óf zij iets ge vonden heeft, is onbekend. De Siberische bla den hebben met geen woord over de resultaten der opgravingen gerept. DENEMARKEN. DE DOODSTRAF AFGESCHAFT. In de Deensche Landdag is de nieuwe strafwet, waarbij o.a. de doodstraf werdt af geschaft, ia derde lezing met 119 tegen 5 stemmen aangenomen. AMERIKA. MEXICO VERBREEKT DE DIPLOMATIEKE BETREKKINGEN MET RUSLAND. Naar uit Mexico-City wordt gemeld, heeft de Mexicaansche regeering besloten, de S5ETS wel ouder, maar wie weet dat van een ijdel artist trouwde hij met een zeer jonge figu- ranle van betooverende schoonheid. Hij was bovenmate trotsch op zijn beeld- sciioone, jonge vrouw en niets achtte hij te kostbaar om haar, zijn goudblonde Ada met de donkere oogen, vreugde te bereiden en op te sieren, want geld verdiende hij genoeg, vooral op zijn kunstreizen, gedurende welke hij gastrollen vervulde; dan bracht hij tel kens een klein vermogen mee naar huis. Eens schonk zij een meisje het leven en een uur later sloot de door haar man verafgode Ada voor eeuwig haar prachtige oogen. De tooneelspcler was door zijn smart als verlamd, niets en niemand was in staat hem te troosten en de eenige oogenblikken. waarin hij zijn leed althans minder gevoelde, waren die, gedurende welke hij op de planken stond. Voor zijn kind toonde hij aanvankelijk niet de geringste belangstelling, hij hield er niet van, het was de oorzaak van den dood van de betooverende, jonge Ada maar haten deed hij het kind ook niet, het was hem onverschillig, volmaakt onverschillig. Hij herinnerde zich nauwelijks, dat hem de dokter mededeelde, dat het meisje leed aan een „hoekige afwijking van de wervelkolom" wat kon zoo'n bagatel hem schelen. Eerst veel later, toen het meisje, dat naar de moe der Ada heette, grooter werd, begreep Pieter de Ruyter die woorden van den dokter en op hetzelfde oogenblik, dat hij die begreep,, ont sprong in hem een stroom van liefde, die uit ging naar het kleine meisje, in welks teeder kindergezichtje reeds de mooie trekken der moeder te herkennen waren. Van nu af leefde de geniale tooneelspeler slecrth voor zijn kind de arme, kleine Ada. die een bochel had diplomatieke betrekkingen met Sovjet- Rusland te verbreken De Mexicaansche gezant te Moskou is teruggeroepen. Deze verbreking der diplomatieke betrek kingen staat in verband met de communis tische propaganda tegen Mexico in alle deelen van Nocnd- en Zuid-Amerika. VIJFTIEN RENPAARDEN VERBRAND Bij een brand op de renbaan te New-Or- leans zijn twee stallen afgebrand. Drie per sonen kregen zware brandwonden. Vijftien paarden zijn verbrand. HET COMITÉ VOOR TOONEEL- UITVOERINGEN. Dr. J. B. van Amerongen, voorzitter van het comité voor tooneeluitvoeringen hier ter stede schrijft ons. Het was de derde November 1907 in de Hollandsche Schouwburg. De atmosfeer van de, tot op de laatste plaats bezette, schouwburg was geladen. De avond tevoren was de première van „Uitkomst" tot een the aterschandaal geworden. Het stuk was uit gefloten. Waarom? Dat blijft moeilijk pre cies te zeggen Het was waarschijnlijk wat te lang, sommige scènes waren hier en daar wat te veel uitgesponnen en dan „Du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas". Wanneer een subtiele droomsfeer niet intens kan worden volgehouden, maken dingen, die bedoeld zijn te treffen, vaak een averechtsch effect. Even over achten kwam Ternooy Apèl voor het voetlicht en met nauw verholen sarcasme vertelde hij „het geachte publiek", dat men in dit stuk had te zien (ik hoor het hem nog zeggen en zal het nooit vergeten) „de ver beelding van den droom van een ziek kind" Deze uitleg zou misschien ,,'n herhaling van de tooneelen van den vorigen avond" voor komen. Het troepje toegewijde kunstenaars was wanhopig geweest. Wat zou deze tweede avond brengen? Een mislukking stond voor hen (bij wie de materie steeds ondergeschikt was aan hun artistiek ideaal) gelijk met een financieele débacle. De zenuwen, die het in de weken voor de première toch al hard te verantwoorden hadden gehad, werden nog maals tot het uiterste gespannen. Met be hulp van den auteur werden gedurende den nacht wijzigingen aangebracht, coupures ge maakt er werd bijna tot den nieuwen morgen van voren af aan gerepeteerd en men zag met angst en vreeze den tweeden avond te gemoet En het werd een succes, zoo overwel digend als ik (die bijna alle Heijermans- premières heb meegemaakt) nooit heb bijge woond, met uitzondering misschien van „Op Hoop van Zegen". Het was alsof men de smaad Neerlands grootste dramaturg aan gedaan, weer wilde uitwisschen en •goedma ken. De eenige maal was dit ook, dat Heijer- mans, die nooit op het tooneel verscheen (hij was bij premières zelfs nimmer in de zaal) door eenige vrienden van achter uit een loge werd gesleurd en gedwongen den dank van het als razend juichende publiek in ont vangst te nemen. En vanaf dien tijd is „Uitkomst" gebleven, zoo niet het grootste, dan toch zeker het zui verste succes van Heijermans, want hier, meer dan ergens anders is hij vóór alles de visionaire dichter (behalve dan op een enke le plaats waar zijn fel-brandende levensbe schouwing hem zelfs in dit droomspel niet loslaat en hem door middel van de koorts achtige kinderziel nog doet .getuigen), de dichter, die den stervensnood van 'n ongelikt Amsterdamsch straatschoffie tot iets van greote schoonheid heeft weten om te toove ren. Deze tweede succesvolle voorstelling werd door vele andere gevolgd en toen ook kori geleden bij de Heijermans-herdenking het Vereenigd Tooneel het stuk weer opnieuw monteerde, bleek het zijn vroegere bekoring niet te hebben verloren. Zonder één uitzon dering was de groote pers buitengewoon waardeerend en heeft gesnroken van een artistieke daad van groote beteekenis. Men denke nu niet. dat dit voor mij aan leiding is om in te gaan tegen den indruk, die de vertooning te Alkmaar blijkbaar op een deel van het publiek heeft gemaakt. Ik accepteer en respecteer zonder eenig voorbe houd elke critiek, zoowel wat stuk als ver tolking betreft. En eerliik gezegd had ik zelf cok vele en ernstige bedenkingen. Me dunkt, dat dit gezelschap werk van dezen aard niet bizonder ligt en slechts een enkele ik denk allereerst aan den prachtschoenmaker van Het was geen kleine, niet opvallende, ver groeiing die een handige naaister weet te verbergen, maar een groote bochel, die dade lijk de aandacht trok en met geen mogelijk heid verborgen kon worden. Ongeneeslijk was die „hoekeige afwijking van de wervelkolom"; zooals de dokter zich had uitgedrukt. Hoe ouder Ada werd, met des te meer tee- derheid hechtte zij zich aan haar vader, die haar thuis les liet geven door een gouver nante, om haar niet naar school te behoeven zenden, waar te veel kinderen van gezonden, normalen lichaamsbouw bijeen waren, kinde ren die haar of zouden bespotten, of hun medelijden jegens haar zouden toonen. Maar hoe leelijker haar lichaam zich ontwikkelde, des te mooier werd haar gezicht, dat een waar wonder van schoonheid was en de gelaats trekken der overleden moeder nog verre over trof. Als de tooneelspeler met zijn dochter uit ging, bleven de voorbijgangers stilstaan, om verbluft naar het kopje met de goud glanzen de haren van het kleine meisje te kijken, om dan na een mededelijdenden blik naar den ontsierende bochel hun weg te vervolgen. Op een dag, toen de Ruyter van een vermoeiende repetitie in zijn woning terugkeerde, trof hij zijn dochter voor den spiegel aan, verzen declameerend. En op welke wijze zegde Ada die gedichten! Als muziek klonk haar diepe klokkenstem en de oude tooneelspeler luisterde in verrukking een geniale, machtige begaafdheid moest het meisje bezitten, anders zouden die ge dichten, welke hij al zoo dikwijls van verschil lende tooneelspelers had gehoord, hem niet zóó treffen. Van toen of werd de vader een leermeester van ziin kind en hii had ziin leven - GROOTSTE SPECIALITEIT - ZAADMARKT 68 TELEF. 236. Van Dijk wist de juiste harmonie te vin den tusschen realiteit en droom. Er was niet de voor een dergelijk stuk zoo hoog noodige sfeer, 'n direct en onvermijdelijk gevolg van onze allerongelukkigste tooneel-outilleering, die een behoorlijke vertolking van dit soort werk welhaast onmogelijk maakt. Maar mijn eigen raeening is hier ten slotte bijzaak. Zelfs al zou ik persoonlijk tevreden zijn ge weest. dan heeft iedereen natuurlijk het vol ste recht zijn eigen opinie tegenover de mijne *- plaatsen. Ik heb slechts het bovenstaande naar voren gebracht om eens precies de „Uitkomst"-ge- schiedenis te releveeren en den ongunstigen indruk, die door de uitspraak „het stuk heet! het nimmer tot een publiek succes kunnen brengen, ja op 2 November 1907 bij de eer ste voorstelling werd het uitgefloten" moet worden gewekt weg te nemen. Zoo staat het woordelijk in het programma, maar zoo neergeschreven buiten het verdere verband zijn deze woorden misleidend. Het Comité heeft, meen ik, genoeg reke- ning gehouden met alle mogelijke smaken. We hebben hier toch voldoende ge-pekingeesd en ge-politieraadseld en als Bergen niet eer der onderhandelingen had aangeknoopt had zelfs Elias het in Alkmaar beter geweten. En dan is het toch wel teleurstellend te be merken, dat wanneer men zich moeite geelt daarnaast eens wat van beter gehalte te bren gen er nog zoo betrekkelijk velen zijn (cn helaas velen, die zich tot de „intellectu- eelen" rekenen), die zich onmiddellijk „be kocht" wanen als er eens tets gebracht wordt, dat niet louter amusement is. Het is te betreuren, dat zoo velen blijkbaar alleen verlangen naar een mooien, prettigen avond, waar men nog lang met genoegen aan kan terugdenken. Het leven speelt zich nu eenmaal niet uitsluitend af tusschen .mooie décors en aankleeding", een goel stuk is niet altijd „prettig" en het zijn niet de slechtste tooneel werken, waarin zelf 3 niet „even gelachen" wordt. Het moest een criticus koud laten wanneer een deel van hit publiek zich vijandig toont tegenover stukken van een ander gehalte dan wat „prettig" is Nog eens „Uitkomst" is zeker geen kost voor het „groote" publiek; en al was het dat wel dan nog heeft een ieder voor zich het recht het niet mooi te vinden; de vertolking had inderdaad zeer zwakke plekken en kon ook mij als geheel niet boeien Maar men mag toch verwachten, dat op een poging om met de opvoering van een zuiver, hoogstaand werk door een onze eerste gezelschappen de nagedachtenis van een i groot man te huldi gen, eenigszins anders gereageerd zal wor den. De heer V. C. de Munck, tandarts te Am* sterdam, schrijft: Tot u lezer, die zich niet liet afschrikken door bovengeplaatst opschrift, richt ik mij. Ik wil u namelijk iets mededeelen over de middelen, met welke wij onzen mond verzor gen. Nu wil ik u niet wijzen op fouten, die verschillende dier middelen kunnen aankle ven, maar op de principes, die aan ieder middel ten grondslag moeten liggen. Ik wil dit doen aan de hand van het verloop van het ziekteproces der tanden en kiezen. Dit ziekteproces staat bekend als de tandwolf, het tandbederf of, met de Latijnsche bena ming: cariës dentis. Wat de eigenlijke oorzaak is van de cariës kan de medische wetenschap niet zeggen. Wel zijn er velerlei veronderstellingen (hy pothesen), maar zooals het nu eenmaal met hypothesen is, zij ontmoeten zoowel vóór- als tegenstanders. Het opvallende van de cariës is, dat zij niet, of bijna niet, voorkomt bij de dieren en bij natuurvolken, maar uitsluitend bij de z.g. kuituurvolken. De negers, in hun na tuurstaat, vertoonen geen cariës, de negers in Amerika daarentegen wèl. Hierop wil ik echter thans niet verder ingaan. Bij ons, Europeanen, is cariës een ziekte, die men al leen bij hooge uitzondering niet heeft; zoo wel kleine kinderen als groote menschen zijn er slachtoffers van. Wat zien wij nu gebeuren bij een tand, die aangetast wordt? Ten eerste zien wij, dat het glazuur, hetwelk den tand omsluit, zijn kristallijne, heldere kleur gaat verliezen en dofwit wordt. Is de glazuur de hardste sub- er graag voor opgeofferd indien hij de eerlijke, mismaakte gestalte van Ada in een welge vormde had kunnen veranderen, opdat er uit zijn dochter een tooneelspeelster had kunnen groeien, zooals hij die gedroomd had. Toen de Ruyter de zeventig achter den rug had, zegde hij, hoewel zijn stem nog jong en frisch was gebleven en trots de protesten zijner vrienden en bewonderaars, de planken vaarwel en op een dag, nadat hij zijn in hy potheken belegd vermogen had losgemaakt, verdween hij met Ada uit Amsterdam, de stad zijner laatste triomfen. Niemand wist waarheen hij zijn schreden had gericht, nie mand wist, dat hij zijn vaderland had verla ten en naar Duitschland was gegaan. Had den de vele vrienden en bewonderaars van den naar lichaam en naar geest zoo grooten artiest het geweten, dan zouden zij niet heb ben begrepen, waarom hij zich in het buiten land had gevestigd. Hadden zij hem naar de reden gevraagd, en had hij op hun vraag geantwoord wat echter niet waarschijnlijk ware geweest dan zou hij gezegd hebben: „om der wille van mijn dochter woon ik in Duitschland, omdat ik voor haar, die een voortreffelijke tooneelspeelster is, een stuk schrijf, waarin zij kan optreden, een stuk waarvan de vrouwelijke hoofd rol uitsluitend voor haar is geschreven, een rol, die alleen zij, de mismaakte met den levendigen geest en het heerlijke ge zicht, kan spelen. Een stuk, dat ik schrijf om haar het optreden op het too neel, waarnaar zij zoo'n brandend ver langen heeft, 'mogelijk te maken. Het stuk speelt in Duitschland en daarom moet ik Duitsche toestanden bestudea- ren Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 9