IHMistlt Courant.
ZIJN LUISTE WEU
WA JA Ni©*
■■ET STADSZIEKE.XIIIIS.
<trtrtfüï
FEUILLETON.
Hiird twee en dertigste Jaargang,
Donderdag 3Q Januari
Radio-hoekje
- 1930
Vrijdag 31 januari.
Hilversum, 1875 M. 10.—10.15 Morgen-
■riktimr- 12.15—2.— Concert door het A. V.
o O -Kwartet. 2.05—2.45 Uitzending voor
«■holen- 2.45—3.— Gramofoonmuziek. 3—
3 30 Gramofoonmuziek. 3.30 Uitz. van de
ire.promotie van H. K. H. Prinses Juliana.
30—5.Gramofoonmuziek. 5.5.30 Le
zing door Jhr. Dr. de Marees van Swinderen.
Onderwerp: Indrukken uit Syrië, Irak en
perzië. 5.30—6.45 Concert door het A. V. R.
O-Kwartet. 6.457.15 Spaansch, beginners
7 157.45 Radio-cursus vanwege het Onder
wijsfonds voor de Binnenvaart. Spreker: R. C
van Ree over: Gloeikopmotoren. 8.01—8.50
Concert door het Omroeporkest. 8.50 ca.
Aansluiting van het Theater Carré te Am
sterdam. Uitz. der tweede acte „Rigoletto
Opera van G. Verdi. 9.30 ca. Voortzetting
concert. 10.— Persberichten. 10.20 ca. Uitz.
van de Vierde acte van „Rigoletto". Daarna
gramofoonmuziek. 12.Sluiting.
Huizen, 298 M. (Na 6 uur 1071 M.)
10.3011-N. C. R. V. Ziekendienst. 11.
11.25 N. C. R. V. Voor de jeugdige zieken.
•11.3012.K. R O. Godsdienstig half
uurtje. 12.151.15 K. R. O. Concert door
het K. R. O.-trio. 1.15—2— K. R. O. Gra.
mofoonmuziek. 2.3.K. R. O. Gramofoon
muziek. 3.30 N. D. O Uitz. van de promotie
itot eere-doctor van H. K. H. Prinses Juliana.
4.-5.N. C. R. V. Gramofoonmuziek. 5.
6 30 N. C. R. V. Concert. Vocaal kwartet.
6.30—7.— K. R. O. Een praatje met de huis
moeders over die eeuwig dure melk. 7.7.30
K. R. O. Cursus Schriftverbetering. 7.30 V.
p R. O. Pers- en politieber. 7.50 V. P. R.
O. Lezing over: Paulus. 8.25 V. P. R. O.
Concert. Kamerorkest en tenor. 8.55 V. P. R.
O. Lezing over: Fundament en bron van ons
Christen-zijn. 9.35 V. P. R. O. Voortzetting
concert. 10.05 V. P. R. O. Lezing over: Ne-
gro Spirituals. 10.25 V. P. R. O. Voortzet
ting concert.
Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwij
ding. 11.05 Lezing. 11.20 Gramofoonmuziek.
12.20 Concert. V. Olot, viool. S. Crook,
piano. 12.50 Orgelconcert door R. Walker.
Robson. 1.202.20 Gramofoonmuziek. 2.50
Uitz. voor scholen. 3.20 Lezing. 3.45 Lezing.
4.05 Fragmenten uit „De Storm" van Shakes-
peare". 4.50 Orkestconcert. 5.35 Kinderuur
tje. 6.20 Lezing. 6.35 Nieuwsberichten, 6.55
'Berichten. 7.Cello-recital door I. James
7.20—7.40 Lezing. 7.45 Lezing. 8.05 W
walker, Anne de Nijs en P. Waddington (ge
syncopeerde muziek). 8.20 Orkestconcert.
9.30 Nieuwsberichten. 9.45 Voortzetting con
cert. 10.20 Nieuwsberichten. 10.25 Lezing.
10.40 Verrassing. 10.55—12.20 Dansmuziek
12.2012.50 Proefuitz. Televisie.
Parijs „Radio-Paris"1725 M. 12.20 Gra
mofoonmuziek. 12.502.20 Gramofoonmu
ziek. 4.05 Orkestconcert en soli. 6.55 Gramo
foonmuziek. 7.40 Gramofoonmuziek. 9.05
Orkestconcert m. m. v. vocale en instrumen
tale solisten.
Langenberg, 473 M. 6 207.20 Gramo
foonmuziek. 9.35—10.45 Gramofoonmuziek.
11.30 Gramofoonmuziek. 12.251.50 Con
cert. Orkest, viola d'amore en trompet. 4.50
—5.50 Orkestconcert. 7.20 Operettemuziek
Orkest, sopraan en tenor. Daarna tot 11.20
Dansmuziek
Kalundborg, 1153 M. 2.504.50 Orkest
concert en voorlezing. 7.207.35 Tooneel
uitz. 7.35—7.50 Orkestconcert. 7.50—11.20
Dansmuziek.
Brussel, 508.5 M. 5.20 Trio-concert. 6.50
Gramofoonmuziek. 8.35 Orkestconcert.
Zeesen, 1635 M. 6.159.50 Lezingen
11.20—12.15 Gramofoonmuziek. 12.15
12.50 Berichten. 1.201.50 Gramofoonmu
ziek. 1.503.50 Lezingen. 3.504.50 Con
eert uit Leipzig. 4.507.20 Lezingen. 7.20
Concert. Orkest en tenor. 8.30 Uit Breslau
„Josefine". Blijspel van Flakus. Daarna be
richten en concert. Orkest en sopraan.
DE PHILIPS LICENTIES.
Een andere lezing.
Dr. F. L. Rutgers, waarnemend voorzitter
van den Ned. Bond van Radiohandelaren,
meldt, naar aanleiding van het reeds door ons
gepubliceerd communiqué der N. V. Philips,
net volgende:
In de vorige week gehouden vergadering
van den Bond werd een motie van wantrou
wen tegen het bestuur en tevens een verzoek
aan het bestuur om af te treden, aangenomen
Zu te naar aanleiding van het feit, dat dit
Sn ifnder belanghebbende leden
o^arm ook maar eemgszins te kennen, met de
i> v. i'Dilips een onereuze overeenkomst had
ontworpen, welke het bestaan van duizenden
werxgevers en werknemers zou in gevaar
orengen.
De ontworpen overeenkomst hield den on
dergang van een groot aantal bedrijven in, en
yereeniging heeft door aanneming der
motie hiertegen positief stelling genomen.
ui .'nc^ru'c, dien Philips' communiqué
tracht te wekken, dat de overeenkomst in over
leg met den Bond zou zijn vastgesteld en dat
deze beantwoordt aan alle eischen van redelijk
(„Ueber den Tod hinaus").
Roman van Anny von Panhuys.
Uit het Duitsch door W. H. C. Bollaard.
261
Vreemd was Walter de naklank der woor
den, die hij zooeven had vernomen en die na
tuurlijk een uitvloeisel van koortsfantasie wa
ren, maar hoe kwam de zieke er toe te praten
over een slotsteeg en van een mismaakte met
een mooi gezicht? Zou er in Schneiditz wc!
een Slotsteeg bestaan? Daarnaar moest hij
onverwijld informeeren, misschien kon dit het
uitgangspunt zijn om met zijn opsporingen te
beginnen, ten einde den ellendeling te vinden
door wiens schuld de professor in dezen toe
6tand was geraakt. Zoolang hij hem niet ge
vonden had, zou mevrouw Berner, die hem
nooit welgezind was geweest, blijven geloo-
ven, dat hij haar man door het een of and-J*
200 opgewonden had, dat dit hem in elkaar
had doen zakken. Hij overlegde, dat hij zich
eigenlijk tegenover niemand over het spook
xon uiten, want men zou geen woord van zijn
verhaal gelooven en slechts zeggen dat hij
*oo'n onmogelijke geschiedenis had verzonnen
«m zich zelf schoon te wasschen.
De gedachtengang van den peinzenden
®an werd onderbroken door de komst van
'Maurer met den dokter. Een enkele blik was
ccn azig genoeg om te zien, dat het met dec
heid, meet dan ook als bewust misleidend
worden gesignaleerd.
Hoewel proefprocessen gaande zijn, pro
beert N.V. Philips thans, zonder den uitslag
daarvan af te wachten, onderteekening dezer
overeenkomst individueel te forceeren, onder
bedreiging van gerechtelijke vervolging na
1 Februari a s.
De zelfstandige industrie en handel zal
hiervoor niet wijken en blijft weigeren te tee
kenen.
Tegen afpersing en rechtsverkrachting zal
stelling worden genomen en maatregelen tot
een gemeenschappelijk dragen der kosten zijn
reeds getroffen.
Bezwaren tegen het raadsbesluit betreffende
reglement en instructie.
Behandeling voor Ged. Staten.
In een openbare vergadering van Ged.
Staten van Noord-Holland is gistermiddag
behandeld het bezwaarschrift door de heeren
Ringers c.s. ingebracht tegen het door den
gemeenteraad genomen besluit, waarbij het
Reglement voor het Stadsziekenhuis en de in
structie voor den geneesheer-directeur en die
voor de directrice van den gemeentelijken ge
neeskundigen dienst worden vastgesteld.
De v o o r z i 11 e r, de commissaris der
Koningin jhr. mr. dr. A. Röell, die een over
zicht van de gewisselde stukken gaf, deelde
mede, dat ingekomen was een vt. oekschrift
van de heeren Ringers c.s. om het raadsbe
sluit niet goed te keuren.
Medegedeeld wordt, dat was voorgesteld
de woorden „geneesheer directeur" in de
verordening te schrappen en het woord „di
rectrice" daarvoor in de plaats te stellen.
Daardoor zou ook de instelling van een ge-
neesk.-dienst komen te vervallen.
De Raad heeft deze voorstellen verworpen.
Voorts verzetten reclamanten zich tegen de
benoeming van een college van 12 regenten
voor het ziekenhuis. Zij achten dit groote
aantal overbodig en onnoodig. Eveneens
wordt de benoeming van een geneesheer-
directeur overbodig geacht, omdat met den
bestaanden toestand, waarbij de directie in
handen is van een directrice, volkomen kan
worden volstaan.
B. en W. hebben in een brief aan Ged Sta
ten de aangevoerde bezwaren weerlegd. Zij
geven daarbij een overzicht van het behandel
de in den Raad. Het aantal regenten is op 12
bepaald, waartegen regenten nu ook geen be
zwaar hebben.
B. en W. achten het aantal van twaalf
niet te veel. De verantwoordelijkheid voor het
beheer van het ziekenhuis ligt bij regenten.
De toekomst zal moeten leeren of het aantal
verminderd kan worden.
De functie van geneesheer-directeur achten
B. en W. geenszins overbodig. Met het oog
op de uitstekende kwaliteiten van de tegen
woordige directrice wordt waarschijnlijk een
directeur niet noodig geacht. Maar in 1922
schreven regenten, dat als een wijziging ont
staat en er komt uitbreiding van het zieken
huis dan zou de mogelijkheid aanwezig zijn
om haar door een geneesheer-directeur te
vervangen. Die toestand is er nu.
De voorzitter deelde vervolgens mede,
dat Dinsdag nog een brief van regenten is in
gekomen, waarin zij mededeelen van den
gang van zaken te hebben kennis genomen
van de opening van het ziekenhuis tot heden.
Zij verzoeken alvorens een beslissing te ne
men den toestand na te gaan. Gedurende de
acht maanden var. het beheer heeft de direc
trice cretoond tegen het werk te zijn opgewas.
sen. Bij de stiiging van het aantal patiënten
van 60 tot 145 kan men niet anders dan
groote bewondering hebben voor de enorme
werkkracht en het groote organisatie-talent
der directrice. Zij heeft haar taak tot tevre
denheid van regenten vervuld, die unaniem
verklaren, dat de leiding in goede handen is
Toelichting van mr. Leesberg.
Na deze uiteenzetting van den voorzitter
kreeg mr. L e e s b e r g het woord om namens
reclamanten de bezwaren tegen het raadsbe
sluit toe te lichten.
Men moet in deze zaak, zei spr., drie pun
ten onderscheiden: le moet het college van
regenten uit 7 of uit 12 leden bestaan? 2e
moet er een geneesheer-directeur worden be
noemd? 3e zal er in Alkmaar een geneeskun
digen dienst moeten komen?
Deze dienst treedt niet in werking als de
verordening niet wordt goedgekeurd.
Wat is, vraagt spr., de beteekenis van de
goedkeuring op grond van Art. 20 der Ar
menwet in gevallen als dit?
Volgens Art. 179 van de Gemeentewet
moeten Ged. Staten de begrootingen der ge
meenten ter goedkeuring ontvangen. Daaraan
zijn verbonden de begrootingen van instellin
gen als ziekenhuizen der gemeenten. Ten aan
zien van instellingen van weldadigheid wordt
echter tevens voorgeschreven goedkeuring der
reglementen. Deze instelling valt dus ook
onder die bepaling.
Alvorens nader op de zaak in te gaan, wil
spr. den indruk wegnemen, dat het hier is een
voortzetting van den strijd, waarmee men al
enkele malen voor Ged. Staten is geweest. De
zaak staat thans heel anders.
De vraag of er een Stadsziekenhuis moet
zijn of niet is thans geheel uitgestreden. Ieder
verheugt zich nu in dat bestaan. Dat dit een
ander geval is, blijkt wel hieruit, dat wethou
der Ringers, die een voorstander van het zie
kenhuis was, met kracht dit bezwaar steunt.
Hier staat de meening van een deel van
den Raad tegenover die van een ander deel.
Er zijn nu in het college van regenten 5
personen. Het is geen politiek college en het
mag dat door de samenstelling ook niet wor
den. Het is echter gewenscht, met het oog op
de greote belangen, dat het wordt uitgebreid
en wel met leden van het gemeentebestuur, bij
voorkeur de burgemeester. En met het oog op
het subsidie van buitengemeenten is het ge
wenscht, dat ook die gemeenten mede toezicht
krijgen Die buitengemeenten hebben ge
vraagd twee leden in het college van advies.
Maar omdat geen college van advies werd
gevormd, doch een college van bestuur is
medegedeeld, dat die gemeenten één lid zou
den kunnen afvaardigen.
Spr. is er zich van bewust, dat de heer Rin
gers en hij de zaak eerst wel in eenigszins
verkeerde banen hebben gestuurd. Intertijd is
gezegd: twee leden van rechts, 2 leden van
links in het college. Maar wij hebben inge
zien, zeet spr., dat wij op het verkeerde pad
waren. Wij hebben dus voorgesteld onze 2 le
den terug te nemen als de anderen ook de
hunne terugtrokken.
E>e benoeming van den heer Westerhof in
het college, die weer aftrad toen hij uit den
Raad ging, toonde wel hoe onjuist het was,
zieke ten einde liep en voordat Maurer, dien
hij de dames had laten halen, met dezen
terugkwam, had Alex Berner zijn strijd vol-
streden.
Else had zich, onbekommerd over de aan
wezigheid van den dokter, in haar eerste op
welling van smart, als zocht zij hulp en steun,
aan Walter's borst geworpen. Haar moeder,
die weenend op een stoel zat,' zag het en
toorn steeg in haar op, want zij was er vast
van overtuigd, dat Walter schuld had aan den
dood van haar man. Elke opw inding kon den
hartlijder schaden, dat had Murtag al lang
geleden gezegd en gisterennacht kon het niet
anders, of er was tusschen de beide mannen
iets gebeurd, dat haar man bovenmatig had
opgewonden. Wist ze maar wat er had plaats
gehad.
Nadat de dokter was heengegaan, trok zij
zich in haar kamer terug. Walter had haar
beloofd voor alles, wat er thans gedaan moest
worden, te zullen zorgen. De nu weduwe ge
worden mooie vrouw had nauwelijks geluis
terd naar hetgeen Walter tot haar sprak; zij
wilde zou gauw mogelijk uit de sterfkamer,
want de aanblik van den doode was haar on
dragelijk. De verwende vrouw huiverde voor
de gruwzame nabijheid van den dood. Else
legde, nu zij tegenover een voldongen feit
stond, kalmte aan den dag. Zij sprak me.
Walter over de doodsaankondiging in de cou
rant en het drukken der kaarten. Zij maak.e
zelf een lijst op van de menschen, aan wien
zoo'n kaart moest worden gezonden. Het was
een groot bezwaar, dat het Zondag wns, want
daardoor moest veel, dat geen uitstel kon lij
den, onverricht blijven. Veel zou Maurer, di
door den dood van zijn meester heelemaal in
de war was, morgenochtend kunnen doen
Walter wilde dien avond naar Berlijn terug
om eenige dagen verlof te vragen om in de
eerste dagen de dames te kunnen bijstaan.
Morgenavond zou hij weer terug zijn.
Eenige akelige, moeilijke dagen volgden nu
zoowel voor Walter als voor de beide dames,
totdat men den professor naar zijn laatste
rustplaats op het kerkhof had gebracht. Een
groot aantal belangstellenden, waaronder d'
hertog en zijn zoon, bewezen hem de laatst'
eer. Pohl was eveneens gekomen en toen hi
de weduwe van zijn vriend de hand drukte
lag er een warme glans in zijn oogen. Het
sombere rouwgewaad van krip stond de blon
de vrouw prachtig en met welgekozen, harte
lijke woorden bood hij haar, wanneer zij hem
op eenigerlei wijze noodig had, zijn hulp aan
„De aanstaande echtgenoot van mijn doch
ter zal mij voorloopig bijstaan", antwoordde
mevrouw Berner en voegde er aan toe: „ik
houd niet van hem, maar mijn man wilde het
engagement nu eenmaal, dat op zijn jubi
leumsdag publiek zou zijn geworden en nu
kan ik er niets tegen doen".
„Op mij maakt mijnheer Zernikow een zeer
sympathieken indruk", zei Pohl en begreep
niet, waarom hij er zich eigenlijk over ver
heugde, dat Else binnen afzienbaren tijd zou
trouwen. Was 't omdat mevrouw Berner dan
alleen zou staan en de weg tot haar dan vrijer
voor hem zou zijn?
Ook tegenover andere menschen maakte me
vrouw Berner er geen geheun meer van, dat
benoemingen uit politieke overweging te doen
3us lijkt het reclamanten goed, dat het col-
ege van regenten niet uit 12, maar uit 7 be
staat Dan zijn er alle w aarborgen, dat de be
volking een goede vertegenwoordiging vindt
:en vast college van 12 leden is onpractisch
en onnuttig. Spr. is er zeker van, dat de
buitengemeenten met één vertegenwoordiger
genoegen zullen nemen
Dan is er de vraag of er een geneesheer
directeur moet komen. Dit is voor leeken al
tijd een moeilijke vraag. Men moet haar niet
zóó stellen: „wat is medisch het beste?"
maar: „wat kan Alkmaar doen om het zieken
huis goed te doen loop en?"
Want het ziekenhuis is ons toch al zeer uit
de hand geloopen. En hoe moet nu zulk een
inrichtting met 92 tot 145 patiënten worden
beoordeeld?
Er is gevraagd: waarom moet er een ge
neesheer-directeur komen? Dit is overbodig,
omdat het ziekenhuis uitstekend loopt.
De directeur van het Academisch zieken
huis te Leiden, wiens advies gevraagd is, zegt
in zijn rapport: „Na de overbrenging van
het oude Stadsziekenhuis naar de nieuwe in
richting heb ik als adviseur de eerste exploi
tatie-maanden gevolgd. Deze eerste maanden
zijn moeilijk, teleurstellingen zijn groot On
danks deze moeilijkheden is de directrice de
leiding volkomen meester gebleven; zij is za
kelijk, snel en juist opgetreden en toont zich
een goede directrice. De vrije artsenkeuze voor
de zieken is volkomen gewaarborgd. Het be
heer van het ziekenhuis is bij de tegenwoor
dige directrice in goede en kundige handen
Dus. zegt spr., de directeur van het Acad
ziekenhuis en eigen ook de Raad blijkens zijn
vroegere houding, achten het beheer in goede
handen. En sor. acht de benoeming van een
geneesheer-directeur in striid met het begin
sel van vrije artsen-keuze. Hij wijst op Kam
pen als typisch voorbeeld (besproken in het
jongste nr. van het Tijdschr. v. Geneesk.)
Een geneesheer-directeur heeft in Alkmaar
geen voldoende taak. Hij mag zich met de
patiënten niet bemoeien, en heeft dus geen ge
neeskundig werk. Als men een mannelijken
leider wilde hebben in plaats van een vrouwe
lijke, zou dat nog begrijpelijk zijn, maar een
geneesheer-directeur is onnoodig.
Tenslotte de financiëele zijde van de zaak.
Als men de begrooting voor 1930 opslaat,
zegt spr.. zal men zien wat het ziekenhuis
kost. Er is eerst een raming gemaakt van
19.200; nu is het bedrag geklommen tot
51.233. Rekent men daarbij de kosten voor
het armwezen ad 63.500, dan wordt totaal
voor deze verzorging 114.750 uitgegeven
En dat in een stadje met een hookleiijken om
slag van 600.000. De gemeente zal voor
het ziekenhuis jaarlijks moeten bijleggen
60.750; en dat komt jaarlijks terug. Dat
zijn wel een zeer belangrijke cijfers.
De directeur zal wel een behoorlijk salaris
moeten ontvangen. Dat komt er dus nog bij
En dan is er de genseeskundige dienst, die
niet noodzakelijk is en die zware lasten op de
gemeente zal leggen.
Spr. heeft ten slotte nog wat hij noemt een
grappig argument. Als we in het ziekenhuis
zoeken naar een kamer vcor den geneesheer
directeur, dan vinden wij die niet, omdat deze
in het bouwplan geschrapt is evenals een wo
ning voor den directeur. Wordt het raadsbe
sluit goedgekeurd, dan zou de gemeente dus
moeten overgaan tot het bouwen van een huis
voor den geneesheer-directeur.
Spr. merkt verder op, dat onder de docto
ren de verhouding uitstekend is; er zijn geen
conflicttn van eenige beteekenis met de direc
trice. Dus als men den medici zou vragen,
zouden zit waarschijnlijk zeggen: geen ge
neesheer-directeur.
Den Gem. Geneeskundigen Dienst hebben
we in het raadsbesluit eigenlijk gekregen om
den geneesheer-directeur te kunnen krijgen.
Spr. ziet niet in waarom er een overheids
dienst moet komen, anderen meenen c'at dit
wel noodig is. Dit anderen hebben nu gezegd:
als ge niet zorgt, dat er een gem. geneeskundi
ge dienst komt, dan komt er ook geen genees
heer-directeur.
B. en W. voelden voor die benoeming niet
in 1920, maar ook niet in 1928. Toen heeft de
burgemeester in den Raad gezegd, dat met
het oog op den financieelen toestand van de
gemeente, de instelling van een gezondheids
dienst nog niet te verwachten was.
B. en W. hebben dus steeds gestaan op het
standpunt, dat zulk een dienst niet noodig
was. Onder den dwang van de S.D.A P.
wordt dit nu wel noodig geacht. Wat Alk
maar heeft op gezondheidsgebied is uitste
kend en voldoende.
Spr. meent ook nog de niet-gestelde vraag
te moeten beantwoorden of hij persoonlijk ken
nis heeft aan de directrice, of hij met haar in
relatie staat of wat ook. Zijn antwoord is:
niets daarvan. Hij kent haar bijna niet.
De uiteenzetting van den burge
meester.
Vervolgens kreeg de. burgemeester,
mr. Wendelaar, het woord. Spr. deed het ge
noegen het woord te kunnen voeren, omdat
daaruit valt op le maken, dat er tegen het
uitstekend geargumenteerde betoog van mr.
Leesberg nog wel iets valt aan te voeren.
Spr. heeft zich afgevraagd of dit wel een
zaak is om er mee voor Ged. Staten te ko
men. Het is geen aangelegenheid van pri
mair belang. Ze is van volkomen secondair
belang en ook niet van politieke beteekenis
Spr. zou deze opmerking hier niet maken
als hij haar ook niet gemaakt had in de
openbare vergadering van den Alkmaar-
schen Raad. Als spr. in den Raad de zaak
verloren had, zou hij zich daar onmiddellijk
bij hebben neergelegd In belangrijke zaken
is dat natuurlijk iets anders.
In de eerste plaats is bezwaar gemaakt
tegen het aantal regenten in het Raadsbe
sluit. Spr. is in een eenigszins moeilijke po
sitie, omdat hij verdedigen moet wat de
Raad er ten slotte van gemaakt heeft. Spr.
zou een college van 12 leden ook niet hebben
voorgesteld, maar. nu de Raad daartoe be
sloten heeft, kan hij dat zeer goed begrijpen.
Spr. is voorzitter van het college gewor
den; de buiten-gemeenten wenschten 2 leden
in het college van advies te hebben. Het is
een college van bestuur geworden; maar de
buitengemeenten blijven 2 plaatsen eischen.
Spr. gelooft niet, dat ze zich zoo dadelijk
met één plaats zullen tevreden stellen. Het
geheele college (dus met instemming van dt
heeren Ringers en Leesberg) heeft voorga
steld, enkele personen aan het aantal leden
toe te voegen. Zoo kwam men tot 12. Moeten
nu Ged. Staten dat niet goedkeuren? Dit
lijks spr. veel te sterk. Spr. vraagt zich trou-
w-ens af of het bij particuliere ziekenhuizen
niet herhaaldelijk voorkomt, dat een college
van regenten zoo groot is.
De vraag of er een geneesheer-directeur
moet zijn, dan wel de tegenwoordige direc
trice is moeilijk, omdat het geval niet zuiver
theoretisch te beoordeelen is. Want n^t komt
daarbij de vraag of deze directrice voor haar
taak berekend is. Maar het is toch wel sterk,
dat wethouder Ringers in B. en W. heeft ge
zegd: laten we eerst maar een directrice
houden dan komt ze over eenigen tijd toch
wel tot B. en W. met het voorstel een ge-
neesheer-directeur te benoemen.
De heer Ringers heeft gezegd: „de finan-
cieële overweging blijven buiten spel". ..Het
gaat alleen om deze dfi-ectrice'. Dus voor
hem is de zaak, deze directrice niet voor het
hoofd te stooten beslissend geweest.
.Dr. Maas. uit Leiden, heeft gezegd, dat
dit voor Alkmaar niet het moment was voor
de b.noeming van een geneesheer-directeur.
Spr. laat daar of de heer Maas de aange
wezene is om dat voor Alkmaar te beoor
deelen. Toen, dus bij de opensteling, was het
in elk geval het moment; het wordt nu hoe
langer hoe moeilijker verandering in de lei
ding te brengen, omdat de directrice het nu
kan beschouwen als een persoonlijk geval.
Hier is geen persoonlijk geval besproken.
Van geneesheeren heeft spr. echter gehoord,
dat de bestaande toestand toch niet voldoet.
Het is moeilijk voor een geneesheer om het
g.zag te erkennen van een niet-geneeskun-
dige. Het is een groote inrichting, waar ge
zag en orde moeten zijn. En het moeilijk
ste zal juist zijn het gezag te behouden over
de doctoren. Er moet iemand zijn, die op een
gegeven oogenblik beslist; of dat een ver
pleegster kan zijn, is een vraag. Het is goed
gegaan met de organisatie van het zieken
huis, maar is dat hetzelfde als het beheer?
Juist met de organisatie zullen de doctoren
zich minder met de zaken bemoeien, maar
later zullen ze dat wel doen.
De heer Leesberg heeft eenige malen dr.
Maas genoemd, maar zegt spr. die
heeft nooit practijk gehad. In Leiden zal hij
hoofdzakelijk administratief leider zijn; Alk
maar moet hebben een dokter, die de baas ls
Spr. vraagt of er niet een kentering bij de
particuliere ziekenhuizen is waar te nemen
om directeuren te benoemen. Daar is bijv. hot
geval van het Diaconessenhuis te Haarlem
Het is niet de bedoeling dat de directeur
zich met de patiënten bemoeit; er moet vrije
artsen-keuze zijn. Maar de directeur moet
de persoon zijn aan wien de geneeskundigen
zich hebben te onderwerjren.
De heer Leesberg acht deze oplossing in
strijd met vroegere besluiten. Dat is niet on
juist; maar de situatie is, dat de Raad wat
gewankeld heeft. Terug komen op vroegere
besluiten moeten wij in elk geval. Regenten
hebben destijds ook gewenscht een genees
heer-directeur; later zijn ze daarop terug ge
komen. Ook al weer uit persoonlijke over
wegingen.
De heer Leesberg heeft gesproken van on-
noodige lasten op de bevolking. De exploita
tie van een ziekenhuis valt altijd tegen. Hier
zal het 50.000 tot 60.000-zijn. Een vol
doening daar tegenover is, dat het ziekenhuis
Walter de toekomstige man van haar dochter
was. Zij kon wel niet anders, nadat Else in
bijzijn van dokter Murtag zich aan het sterf
bed van haar vader snikkende ami Walter's
borst had geworpen. Maar toch Bleef haar
houding tegenover Walter gereserveerd en
koud, wat Else zie hzeer aantrok.
„Vertel me eens Maurer, bestaat er in
Schneiditz een Slotsteeg?" vroeg Walter den
huisknecht den dag na de begrafenis.
„Zeker, meneer Zernikow", gaf deze met
een vragenden blik ten antwoord, ,,'t Is een
steeg, die in kwaden reuk staat".
„Ik vraag dit, omdat ik eenigen tijd geleden
in een courant las, dat daar, geloof ik, een
diefstal heeft plaats gehad", loog Walter.
„In dat arme-lui's-straatje zullen de dieven
wel niet veel van hun gading hebben gevon
den. mijnheer: 't is een straatje dat langs het
schilderijmuseum loopt, niet ver van ons huis
vandaan".
Tegenover de dames voorw enden een bood
schap te gaan doen, liep Walter dien dag in
de hem door Maurer aangeduide richting.
Een he'dere namiddagzonneschijn lag over
Schnfioitz, de lucht was nog al koud en als
een voorbode van den naderenden winter. Zij -
waarts van het museum betrad de ingenieur
de Slotsteeg en langzaam liep hij langs de
eene zijde tot het einde. Zijn blikken richtten
zich naar elk huisje, en zochten achter elk
venster, maar hij zag slechts een paar vieze
kinderen, of een vrouw wier leeftijd moeilijk
zou te bepalen zijn. Toen liep hij langs de an
dere zijde van het straatje en weer keek hij
alle htjizen in."
„Laat me los, meneer Thomas", klonken d#
woorden van den stervende hem in de ooren
„U bent al lang dood en woont nu in de Slot
steeg, ik heb u gezien, daar waar de mis
maakte met het mooie gezicht aan 't venster
zit". Ja, die woorden had hij goed onthouden*
Maar hoe scherp hij ook naar elk venster
keek, nergens zag hij een opvallend vrouwen
gezicht. De hoop, die hij aanvankelijk koes
terde, verdween meer en meer en hij gaf het
zoeken bijna op, maar koppig richtte hij zijn
hoofd op. Neen, zoo gauw zou hij de hoop niet
laten varen om den schurk te pakken te krij
gen, die oorzaak was van den sjxiedigen dood
van den professor en van het wantrouwen,
dat mevrouw Berner hem toedroeg. Met fris-
schen moed begon Walter daarom opnieuw
zijn onderzoekingstocht.
En kijk! bijna had hij een schreeuw ge
geven achter het venster, waar zooevcn
niemand zat, van het allerlaatste huisje, zag
hij nu een hoofd, waarvan hij de weerga nog
nooit had gezien, een gezicht, waarop alle
denkbare lieflijkheid en schoonheid uitge
spreid lag. Kostelijk mooi haar, dat als goud
glansde, kroonde het betooverend mooie ge
laat en oogen, zoo zwart als de nacht, lichtten
met een geheimzinnigen gloed.
„Dat is zij, die ik zoek", ging 't als een
schok door Walter, maar hij had toch zooveel
zelfbeheersching om niet door de geringste
beweging te verraden, hoe hij door den aan
blik van dat gezicht was getroffen. Zelfs ver
minderde hij zijn gang niet en oogenschijnlij^
bedaard liep hij voorbij het huis. Helaas had
hij niet kunnen vaststellen of de persoon ach
ter het vensier al of niet mismaakt was.
(Wordt vervolgd)