Pluimveeteelt
List en liefde.
Onze Staatsmachine.
Een mooie fluweelzachte huid en geen
pukkeltjes, ruwe of roode plekjes, als U
's avonds een weinig Puroi
goed in de huid wegwrijft.
Er staat toch wel e^n doosje
Purol op Uw waschtafel?
Verkrijgbaar bij Apoth en Drocjtsten
dus doorbreien: volgende toer: 80 recht,
omkeeren, averecht terug.
Volgende ♦oer: 71 recht, omkeeren,
averecht terug; volg. t. 62 recht, omkee
ren, averecht terug; volg. t.: 53 recht,
omkeeren, averecht terug; volg. t. 14
lecht, omkeeren, averecht terug; volg.
t.: 35 recht, onikeeren, averecht terug;
volg. t. 26 recht, omkeeren, averecht te
rug; volg. t.: 17 recht, omkeeren, aver-
recht terug; volg. t.: 8 recht, omkeeren,
averech, terug; volg. t.: heelemaal recht
en averecht terug.
Nu is de eerste pijp af; u kunt de ste
ken thans öf achter op uw naald schui
ven, öf op een aparte naald zetten.
Brei vervolgens de andere pijp net
zoo, doch begin het schv'ne gedeelte met
een avei echten toer in plaat van met
een rechten en meerder aan het eind in
plaats van aan het begin van eiken zes
den toer.
Als beide pijpjes klaar zijn, moet u de
laatste twaalf'steken de rechterpijp
over de eerste 12 van de linkerpi.jp
breien; dit verbindt de beide pijpjes aan
den achterkant. Er blijven nu 166 ste
ken over.
Doorgaan met 1 toer recht en averecht
terug (behalve de eerste 6 en de laatste
6 steken, die steeds recht worden ge
breid), tot u een lengte van 14 c.M. breid
de. Daarna 45 steken recht, onikeeren,
averecht terug en de laatste 6 steken
recht. Herhaal deze laatste 2 toeren
ruim 10 c.M., kant dan 15 steken af en
brei er 30 recht.
Volg. toer: 30 averecht; omkeeren; de
eerste 5 steken afkanten, 25 recht; 25
averecht; 25 recht; 25 averecht; losjes
afkanten; dan is het rechter voorstuk
af
Voor de achterzijde: 76 steken recht;
omkeeren; averecht terug; herhaal deze
twee toeren over een lengte van ruim
10 cM Dan: 30 recht, 16 afkanten, 30
recht. Op één schouder tegelijk door
gaan. 1
Volgende toer: 30 averecht; dan: de
eerste 5 steken afkanten, de overige 25
recht tot het einde van den toer; dan:
25 averecht, 25 recht; 25 averecht, losjes
afkanten; nu is de schouder klaar; de
andere gebeurt natuurlijk nèt zoo; ver
der met de 45 steken doorgaan gelijk met
de rechter-voorzijde.
Voor de afwerking moet u het brei
werk op de schouders en langs de pijpen
aan elkaar hechten; daarna 5 knoops
gaten maken op een onderlingen af
stand van ruim 7Yt c.M., beginnende aan
den bovenkant van de rechtervoorzijde;
gebruik hierbij een priem. Versterk ten
slotte de halsopening door een toer vas
ten in het rond te haken.
U heeft nu een heerlijk warmen com-
tination, die bovendien uiterst gemak
kelijk te maken is; het gaat bijna hee
lemaal: 1 toer recht, 1 averecht; alleen
langs de sluiting van voren en om de
nijpen ontstaat door recht heen en recht
terugbreiden een boordje, dat goed af
steekt bij het geheel.
Er is één ding waar u om moet den-
k n: maak direct minstens vier van deze
combinations, want als uw dochtertje
eenmaal aan deze warme wol is gewend,
mag zij deze in ons koude, gure en wis
selvallige klimaat niet meer uitlaten
vóór de warme dagen komen; u moet
dus zorgen, dat u er in voerraad heeft,
w anneer er een paar in de wasch zijn.
En nu eindelijk heb ik nog gelegen
heid om voor de dames, die niet willen
of kunnen haken en breien, een paar
doodgewone recepten op te schrijven.
Het is nu de beste tijd voor kroten of
bieten. Doch niet iedereen weet, dat daar
zulke lekkere winterkostjes mee zijn te
maken: b.v. gestoofde kroten. Snijdt
eerst de bladen weg zonder de kroot te
beschadigen; wasch ze dan flink in koud
water en laat ze 2 3 uur koken; zijn ze
goed uitgelekt, dan stroopt u ze af, snijd
ze in dunne pldkjes, maak een sausje
van 2 lepels boter, 2 lepels bloem en
2 d.L. water, een beetje azijn, peper en
zout 1 theelepel suiker. In deze saus
laat U de bieten nog een paar minuten
stoven.
Ook stamppot van kroten met spek is
heerlijk; neem 1 kilo kroten, 1 kilo aard
appelen, 3 ons doorregen spek, 4 lepels
azijn, wat peper en zout. Kook de aard
appels gaar, giet ze af en stamp ze met
de gaargekookte bieten fijn. Stoof nu
deze stamppot met wat spekvet, azijn,
peper en zout. Dien ze op met het gebak
ken spek.
Gevulde groene savoyekooltjes.
Neem 8 kleine groene kooltjes, K pond
rundergehakt, H pond varkensgehakt,
peper, zout, notemuskaet, 4 beschuiten,
1 ei, 1 ons boter of vet.
Maak de kooltjes schoon, neem alle
buitenste harde bladen weg, wasch de
kooltjes kook ze .n hun geheel gaar in
water en zout; dat duurt zoowat een
half uur Maak het gehakt'aan met be
schuit, ei, peper, zout en noot, maak er
8 ballen van; braad die even bruin met
boter of vet en doe nu in ieder kooltje
een bal gehakt; schik ze zoo in een
vuurvasten schotel met de jus en het
pAieermeel en laat ze nog zoo ongeveer
K uur doorstoven.
Aardappelsoesjes. Neem 3 ons ge
kookte aardappels, K ons boter, K ons
bloem, 1 ei, 1 d.L. melk; verder, peper,
melk plus boter aan den kook, strooi er,
zout en noot. Breng i.. een pannetje
al roerende, de bloem in en blijf roeren
tot hei mengsel als een stevige bal van
de pan loslaat. Neem nu d pan van het
vuur en roer, flink kloppende, het ei
door het deeg; meng er de fijngewreven
aardappels door en voeg er naar smaak
peper, zout en nootmuskaat bij. Laat
kleine balletjes van het deeg in heet
frituur vet vallen, bak ze goudbruin en
laat ze opzwellen tot dubbele grootte.
DE ROODKELIGE ZEEDUIKER.
(Urinator septentrionalis L.)
De zpcduik.rs zijn aan onze kusten
niet sterk vertegenwoordigd, en van de
drie soorten, die er enkel des winters
vooi komen, is de Roodkelige Duiker het
talrijkst. Enkele malen ziet men deze
soort ook wel op plassen en andere bin
nenwateren. Toch is het volkomen kleed
hier vrij zeldzaam, daar men meesten-
ijds jonge dieren aantreft. Het jeugdig
kleed kenmerkt zich door tal van kleine,
witachtige vlekken op de overigens don-
siervederen aan kop en hals, die de
kere bovendeelen en ook mist het de
ouden hebben. Het volwassen kleed is
eenkleurig zwart op rug en vleugels,
terwijl kop en hals grijs zijn, maar aan
den onderkant van laatstgenoemd
lichaamsdeel is een langwerpig vierkant
bruinrood veld, waarna-.r de soort haar
Nederlandsche benaming heeft gekre
gen. Verder is de geheele bovenhals tot
aan de zijden van krop en romp groen
zwart met witte overlangsche strepen.
De Roodkelige Zeeduiker is een tame
lijk groote vogel van bijna 7 d.M. lengte,
hoewel hij kleiner is en zwakker snavel
heeft dan de verwante IJsduiker en
Parelduiker.
Eigenaardig zijn de pooten van de
Zeeduikers: ze zijn, als het ware, mes-
vormig platgedrukt en over de geheele
lengte van zeshoekige schildjes voor
zien: de drie voorteenen zijn door groote
zwemvliezen verbonden en de kleine
achterteen is van een vliezigen zoom
voorzien. De naam zegt ook alweer, dat
deze vogels bekwaam zijn in het duiken,
en de stand der pooten laat zulks ook
duidelijk zien. Vliegen doen ze slecht,
daar de vleugels hiervoor te smal zijn.
Uit het bovenstaande blijkt reeds, dat
de Roodkelige Duiker voor ons land
enkel win tergast is. Van October tot
M-art laat hij zich zien, en dan vertrekt
hij weder naar zijn broedplaatsen, die
men hoofdzakelijk heeft te zoeken bij de
groote meren in Scandinavië. Daar
leeft de vogel dan als de Fuut dit in den J
zomer bij ons doet, en wanneer er ge
vaar nadert, neemt hij ook zijn jongen
op den rug om aldus onder te duiken,
en op een plek, die onmogelijk vooraf te
bepalen valt, weder te voorschijn te
komen. Over deze wijze van duiken we
ten ook de jagers te sprekers, die wel
eens beproefd hebben, een Zeeduiker te
bemachtigen.
Juist, als men meent af te trekken,
duikt de vogel weg, en misschien wel
honderd meters verder komt hij even
voor den dag, om al lang weer opnieuw
onder de oppervlakte te zijn, alvorens
men voor de tweede maal denkt met
succes te zullen schieten.
Toch heeft men wel verschillende zee
duikers weten machtig te worden, zoo
dat men ze nu ten allen tijde in opge
zetten toestand kan zien in de verzame
lingen van „Fauna Neerlandica" (Artis)
en in het Leidsch Museum voor Na
tuurlijke Historie, alsmede in verschil
lende collectiën van particulieren.
Meermalen heeft men druk jacht ge
maakt op de jonge voorwerpen, wan
neer deze eens in bijzonder groot aan
tal langs de kust vertoefden; doch daar
't vleesch er van niel smakelijk is, geven
de poeliers er weinig of niets voor, zoo
dat h?t maar beter is, de vogels gastvrij
heid te verleenen in hun winterkwartie
ren.
J. DAALDER Dz.
Vragen, deze rubriek betreffende,
kunnen door onze abonné's worden ge
zonden aan Dr. te Hennepe, Diergaarde
singel 96a te Rotterdam. Postzegel van
6 cent voor antwoord insluiten en blad
vermelden.
Voorjaarsplannen.
Voer geen Wormen! Liggende kippen,
geen leggende kippen.
Foktoomen en Bzueden.
We hebben nu een en ander beschre
ven wat er zoo al 's winters gedaan kan
wrden in het Kippenhok. Ik krijg ech
ter veel brieven van menschen die kla
gen dat hun kippen niet leggen of erger
nog: gaan liggen! Als al s wat hok en
voer betreft in orde is, bestaat nog de
mogelijkheid dat de dieren zelf niet ge
zond zijn, wormen hebben of van slech
te legsters afkomstig zijn of veel te laat
gebroed. Aan zulke bezwaren is niet
veel meer te verhelpen. Men kan probee-
ren met karnemelk te voeren bij chro
nische darmaandoeningen de vertering
wat beter te maken. Doordat n.1. de
darm wand verdikt is door ontsteking,
veroorzaakt door parasieten (vooral
coccidiën), lijdt de opname van het
voedsel in den darm sterk en nu wordt
melk gemakkelijk door den darm opge
nomen dan ander voer. Ontdekt gij wor
men in de mest laat dan de kippen een
wormkuur ondergaan. Dit is heel ge
makkelijk door 1 goed tabaksstof te
mengen in het meelvoer. Goed gedroog
de, fijngewreven tabak is ook goed voor
dit doel. Hierdoor verdwijnen de wor
men en men kan dat mengsel gerust een
week achter elkaar geven. Denk er om
dat gij de kippen wilt voeren en niet de
worrnei die in de kippen leven!
Aan chronische coccidiosis is niets
meer te doen Het ergste is dat kippen,
gegroeid uit kuikens welke lijdende wa
ren aan coccidiosis, thans lam beginnen
te worden en zoodra ge dit ziet. ruim ze
dan maar direct od. Van behandeling is
niets te verwachten. De verlamming
die ihans veel heerscht, berust niet op
coccidiosis, maar op een onbekende
smetstof waar we nog niet veel van we
ten. Het eenigste wat ik weet is dat deze
verlamming in ons land en in het bui
tenland meer en meer gaat voorkomen,
zonder dat we ei iets aan kunnen doen.
Of het mogelijk een erfelijk gebrek is?
Dan hebben we bij de samenstelling van
den foktoom dubbel op te letten!
Een belangrijk werk dat ik naast het
kippenhouden wil besprekpn is 't boek
houden. Gij hebt thans tien tijd om
's avonds er eens voor te gaan zitten en
U af te vragen: Wat heeft het afgeloo
pen jaar mij opgeleverd met mijn kip
pen? Hoeveel eieren heb ik gehad, wat
brachten ze op. Wat heb ik uitgegeven
aan voer? Wat heeft al mijn werk aan de
kippen opgebracht? Wat is de zuivere
winst op mijn kippen geweest. Mocht gij
dat nu niet kannen narekenen, zorg
dan dat gij in 1930 alles oDschrijft, op
dat gij voortaan die vragen wél beant-
woo den kunt. Reken alles eens zoo
goed mogelijk uit voortaan en bepaal
daaiuit uw houding voor de toekomst.
Laat U niet te veel van de wijs brengen
door mooie verhalen over hooge leg
enz enz. Reken zelf uit, dat is de veilig
ste weg. Ten slotte nog een belangrijk
punt Reken ook eens uit hoeveel uw
kuikens u gekost hebben eer ze tot leg
kippen waren opgegroeid. Vaak is het
ontstellend te zien hoe weinig er van
massa's broedeieren te recht komt en
hoe weinig t van een massa kuikens
terecht komt. Boekhouden is de basis
van elk bedrijf, tenzij bij uw kippetjes
alleen maar voor pleizier houdt. Wie
voordeel wil hebben zal gauw genoeg
merken dat hij met den aankoop van
broedeieren, kuikens of hennen niet
voorzichtig genoeg kan zijn. Alles wat
zoo op de markt verkocht wordt is niet
veel waard en brengt meestal zijn geld
niet op.
Op grond van de ervaringen van het
afgeloo- m 4 ar kunnen we nu de r>'
nen var. 1930 kfn. We vragen ons
dan eerst af: Wat zullen we doen? Zelf
gaan fokken, broeden of broedeieren
koopen, of kuikens fokken, koopen, of
later halfwas kippen koopen. Over die
vragen wordt meestal veel te vluchtig
heengeloopen en men begint maar raak
om na een poosje te merken dat het mis
loopt.
Wilt ge zelf fokken? Bedenk dan dat
alleen van goede leghennen en hanen
van goede afstamming resultaten voor
de toekomst te verwachten zijn. Hebt
gij goede fokhennen en hanen? Vaak
lukt het met de hennen nog beter dan
met de hanen en waar de haan groote
invloed heeft op het nageslacht, is onze
eerste zorg een goede haan te verkrij
gen. Het is nu nog tijd er een te koopen,
wat over een poosje opgeruimd wordt
is meestal uitschot, al ziet het er nog
zoo mooi uit. Schaf u dus alleen een
haan aan van een betrouwbaren fokker,
waar men u op kan geven hoeveel de
moeder legde en wat het gewicht der
eieren de. moeder was! Vergeet dat
laatste vooral niet, want op het oogen-
blik komen er van alle kanten klachten
los dat men ;.e veel gefokt heeft op aan
tal eieren en te weinig op het gewicht
der eieren! Een goed broedei mag toch
zeker een 60 gram wegen en vele eieren
halen dat niet, vooral niet van kippen
die tot de reuzen-legsters behooren.
Wees dus in de keuze van den haan
uiterst voorzichtig, de toekomst hangt
er voor een groot deel van af.
Nu de hennen. Natuurlijk fokt ge zelf
in geen geval van henne die niet een
flinke leg vertoond hebben. Zorg dat alle
fokdieren flink van bouw en goed ge
zond zijn en laat u wat het laatste be
treft niet door schijn bedriegen. Pullo-
rum-smetstofdngers kunnen er best en
fezond uitzien en erg gevaarlijk zijn.
Wilt gij dus van uw dieren fokken ga
dan nu onmiddellijk naar den dieren
arts en laat de kiüpen een paar drup
pels bloed -ftappen. Dit wordt aan de
Serum-inrichting voor de dierenartsen
onderzocht en op die manier krijgt gij
tamelijk zekerheid dat gij, na de rea-
geerende dieren uit den foktoom verwij
derd te hebben, gezonde dieren over
houdt. Ik zeg tamelijke zekerheid en
kan daar nu niet verder op ingaan,
maar zal dat later bij de pullorumziekte
wel uitleggen. Vertrouw nu maar voor-
loopig op wat ik hier zeg en eooi reagee-
ren Ie dieren er uit, het zal U veel mi
sère besparen over een paar maanden
en veel kosten aan doode kuikens
en \eel verdriet.
Gisteren was ik in de buurt van Dord
recht bij een monteur eener groote fa
briek. Hij had zelf een keurige broed
machine geknutseld, ha4 zelf een prach
tige batterij-kunstmoeder geknutseld,
dito een mooi kippenhok, kortom een
eerste klas liefhebber met veel plezier
i lezen er zelf maken. Nu had hij zijn
eerste broedsel uit, de diertjes zaten in
de batterij bjven op een klein zolderka
mertje, waar ook de broedmachine nog
stond. Man en vrouw besteedden er alle
zorg aanin 'n paar dagen waren van
de 100 kuikens er 55 dood. De eigenaar
schreef dat hij een gaasbodem had, doch
bij plaatselijk onderzoek bleek, dat de
batterij fout was gemaakt en dat de
foktoom pullorumbacillen draagsters
bleek te herbergen. Jammer voor den
man, hij moet nu weer van voren af aan
beginnen met bloedonderzoek.
Dr. TE HENNEPE.
Voorzorg volgens de Ziektewet.
Hoe langer hoe meer wordt op het gebied
der volkshygiëne in toepassing gebracht de
waarheid van het oude gezegde, dat voorko
men beter is dan genezen. Meer kennis van
bygiënischen aard werd in del aatste jaren
verspreid; consultatiebureaux voor zuigelin
genzorg, tuberculosebestrijding enz. werden
opgericht. Ongetwijfeld is door een en ander
reeds veel bereikt. Sedert één Maart is in ons
land een Ziektewet in werking getreden,
waarvan het doel is den werknemer, wiens
inkomen minder bedraagt dan 3000 per
jaar, te verzekeren tegen de geldelijke gevol
gen eener ziekte. Det wet gaat dus uit van
f16' gegeven van den zieken werknemer. Ech
ter werd m deze wet ook de gedachte van het
voorkomen is beter dan genezen verwezen
lijkt. Immers de derde afdeeling dezer wet
geett richtlijnen voor maatregelen, welke ge
nomen kunnen worden met betrekking tot de
voorziening tegen ziekte. Ook in de Ongeval
lewet en de Invaliditeitswet zijn bepalingen
opgenomen, waarvan het doel de ongeschikt
heid tot den arbeid zooveel mogelijk tegen te
gaan.
De Ziektewet dan zegt, dat er een fonds
gevormd zal worden, waarvan de gelden be
stemd zijn tot het nemen of bevorderen van
maatregelen, welke strekken om ziekte van
ingevolge deze wet verzekerde personen te
voorkomen of welk deg eneeskundige behan
deling ten goede komen. Deze laatste uit
drukking behoeft een nadere verklaring Het
fonds heeft meer dan één doel. In de eerst?
plaats is het een prophylaxefonds, dat de
voorkoming van ziekten bevorderen zal; dan
zorgt het voor de geneeskundige behandeling
van de verzekerden, die bij een erkend zie
kenfonds ingeschreven zijn of die kunnen
aantoonen, dat hun zulks onmogelijk is ge
weest. Onder de maatregelen, welke de ge
neeskundige behandeling ten goede komen,
wordt bijvoorbeeld verstaan het oprichten
van ziekenhuizen, het inrichten van instal
laties enz.
Dit nieuw te stichten fonds bestaat dus
uit twee deelen. welke met elkander niets te
maken hebben. Hoe wordt nu het geld verkre
gen. dat voor dit doel nocdig is? De wet
zegt, dat de Raden van Arbeid en de erkende
bedrijfsvereenigingen verplicht zijn jaarlijks
in de kas van dit fonds een bijdrage te stor-
Itn, waarvan het bedrag ieder jaar door de
Kroon wordt bepaald. Deze bijdrage mag
echter niet -eer bedragen dan een vierde per
duizend van het loon, dat in het afgeloopen
kalenderjaar voor de premiebetaling in reke
ning is gebracht. De vaststelling van het
verschuldigde bedrag geschiedt door den
Verzekeringsraad in gemeenschappelijk over
leg met het college, waaraan het toezicht op
de uitvoering door de erkende bedrijfsver
eenigingen werd opgedragen. (De samen
stelling, bevoegdheid en werkkring van di'
college wordt bii algemeenen maatregel var,
bestuur geregeld.) De vaststelling en de be
taling van dit bedrag geschiedt volgens re
gelen, welke de Kroon vaststellen moet Het
ctdoelde fords krijgt natuurlijk een bestuur
Daaromtrent is beoaald, dat de Raden van
Arbeid en de bedrijfsvereenigingen in het be
stuur vertegenwoordigd moeten wezen, dar
voor het beheer van het fonds en de besteding
van de gelden nadere instructies ontvangen
zal. Waar komen de gelden vandaan, welke
de Raden van Arbeid en de Bedrijfsvereeni
gingen in dit fonds storten? Feitelijk van de
werkgevers en van de werknemers, want bei
den moeten de helft van de verhooging der
premie ten bate van dit fonds betalen Winst
mag door dit fonds niet gemaakt worden
Vandaar ook de jaarlijks (d. i. naar gebleken
behoefte) voor dit doel vast te stellen stor
ting.
Het tweede deel van dit fonds heeft onder
nader door de Kroon vast te stellen regelen
ten doel hen te dienen, die krachtens deze
wet verzekerd zijn, die, hetzij ze zijn inge
schreven bij een overeenkomstig de Ziekte-
fondswet toegelaten ziekenfonds, hetzij ze
aannemelijk maken, dat het hun onmogelijk
was zich bii een zoodanig fonds te doen in
schrijven. Die gelden voor deze kas worden
alleen gefourneerd door de werkgevers; de
werknemers behoeven er niet aan te betalen,
immers de wet zegt. dat de Raden van Ar
beid en de erkende bedrijfsvereenigingen ver
plicht zijn jaarlijks in dit fonds te storten
een door de Kroon telkens vast te stellen bij
drage bedraagt vier per duizend van het
loon, dat in het afgeloopen kalenderjaar
voor de premiebetaling in rekening is ge
bracht. Dit bedrag wordt geheven van de
werkgevers met verplicht verzekerde arbei
ders. Nu is deze bepaling nog niet van
kracht, aangezien de eigenlijke Ziektefonds-
wet nog geen wet is geworden. Naar bereke
ning van deskundigen zal het in dit deel der
wet geprojecteerde fonds jaarlijks kunnen be
schikken over een bedrag van zes millioen
gulden. Aangezien dit bedrag wordt gevormd
door de storting van 2X4 per mille, waar
van de helft der eerste storting door de werk
gevers en werknemers en de rest van de werk
gevers alelen wordt geheven, wordt daarvan
anderhalf millioen gulden opgebracht door
de werknemers en vier en een half millioen
door de werkgevers, terwijl tevens uit die be
rekening bljjkt, dat aan de verzekerden in
Nederland een loon wordt uitbetaald per
jaar van om en bij zevenhonderd en vijftig
millioen gulden.
Degenen, die niet volgens de Ziektewet
verzekerd zijn, kunnen niet van dit fonds,
waarvan de werking nog nader geregeld zal
worden, profiteeren. Maar ze storten er ook
niet in noch wordt voor hen gestort.
Preventieve geneeskunde.
Op den eersten Februari van dit jaar
kwam de Algemeene Raad van het „Instituut
voor preventieve Geneeskunde" te Leiden bij
een. Deze nieuwe instelling is op breede basis
opgericht, de meest vooraanstaande verte
genwoordigers van het geneeskundig vak
werken er aan mee en nog voordat de werk
zaamheden begonnen zijn, dus alleen op goed
vertrouwen, want het was niet mogelijk haar
bestaansrecht door daden te bewijzen, heeft
de Koningin zich bereid verklaard be
schermvrouwe te worden. Dat het jonge in
stituut aller belangstelling verdient, is uit het
bovenstaande reeds duidelijk, en daarom mag
er ook hier ter plaatse wel iets over gezegd
worden.
De burgemeester van Leiden, die deze bij
eenkomst leidde, wees er volgens het verslag
in de bladen op, „dat de preventieve genees
kunde in de opleiding der medici nog steeds
een onbelangrijke plaats inneemt. Het insti
tuut acht het dan ook een levensbelang, ja,
wellicht is het zijn voornaamste doel. het
practisch nut van dezen jongsten tak van ge
neeskunde, ook voor den Staat, te bewijzen".
Op deze inleidende woorden zou ik al da
delijk een korreltje zout willen werpen. De
bedoeling kan goed zijn, maar minstens ge
nomen moet het op het groote publiek een
verwarrenden indruk maken, te spreken van
„dezen jongsten tak van geneeskunde" Men
denkt dan onwillekeurig aan een geheel nieuw
gebied, dat ontdekt is of ontsloten zal wor
den Niets is echter minder waar. Toen de
Röntgenstralen bekend werden en men hun
gebruik zoowel voor onderzoek als voor be
handeling leerde kennen, mocht men met het
volste recht van een nieuwen tak van ge
neeskunde spreken. Maar het doel van (W
instelling, dat in één uitdrukking kan word»
samengevat als „net voorkomen van ziekte*
is zoo oud als de weg naar Rome. Men moet
niet alleen jaren, maar eeuwen terug traan
om te ontdekken, wanneer voor het «erst
stelling is verdedigd dat „voorkomen beter il
dan genezen". Door alle tijden heen vinden
wij door volksoverlevering of door ofbcieele
vakwijsheid middelen vermeld, waardoor men
van bepaalde ziekten gevrijwaard kou
blijven.
En wanneer wij nu lezen, wat de verschil.
lende sprekers op de vergadering van
1 Februari hebben gezegd tot toelichting
van het doel van het instituut, dan vinden
wij eigenlijk niets nieuws. Prof. Van der
Hoeve noemde de bestrijding van volksziekten
(geslachtsziekten, tuberculose, alcoholisme
infectieziekten, Engelsche ziekten enzProt'
Aldershoff sprak over het voorkomen van be-
smettelijke ziekten, dr De Bruine Groenevelt
over kanker, dr. Eyke! over tuberculose, dr,
Siegenbeek van Heukelom over periodiek on
derzoek van gezonden, prof Scheltema over
zuigelingen- en kleutervoorzorg
Het is moeilijk, om niet te zeggen onmoge.
lijk. om in dit alles iets nieuws te ontdekken,
Over al de genoemde onderwerpen zal in de
tweehonderd brieven, die van mijn hand in
dit blad verschenen wel een of meer malen
een en ander te vinden zijn. Var, een nieuwen
tak van geneeskunde mag men in dit ver.
band niet spreken.
Dit zal ook niet in de bedoeling der op
richters gelegen hebben. Hetgeen op de ver.
gadering gezegd is, moeien wij meer be.
schouwen als een overzicht van het groote
gebied, waarop de vereeniging zich gaat be
wegen. De ware beteekems van haar streven
ligt in de wijze van toepassing van al deze
dingen En in dat opzicht kan inderdaad nog
veel verbeterd worden.
Uit het gesprokene komt duidelijk naaf
voren de overtuiging, dat le. het groote
publiek nog te weinig weet omtrent de m<v
gelijke middelen toi voorbehoeding en du»
beter dient te worden ingelicht, en 2e dat de
geneeskundige wereld er ook nog niet ge
noeg van weet of althans van de toepassing
der gewenschte maatregelen meer werk dan
tot nu toe moet'maker,.
Het is niet zonder belang, op te merken,
dat van dit gezelschap, waar zoovele profes
soren van onze universiteiten deel uitmaken,
de wensch uitgaat tot beter onderwijs voor
de geneeskundigen. Wanneer leemten in het
onderwijs worden opgemerkt en aan de fa
culteit verzocht worat, daarin te willen voor
zien, dan volgt in den regel geen of wel een
min of meer hooghartig afwijzend antwoord
Het gegeven onderwijs is goed en voldoet
reeds aan hetgeen men wenscht In dit ver
band is het wel merkwaardig cat juist van uit
faculteitskringen op verbetering word' aan
gedrongen. Onder den eersten indruk ge
voelt men neiging te zeggen: a vous, Heeren
Professoren gij zit dicht aan de bron en zijt
er het eerste aan toe om zelf in te voeren
wat gij wenschelijk acht.
Toch vrees ik niet zonder reden dat zelfs
de uit dezen hoek komende wenschen zullen
blijken, te behooren tot de zoo bekende
„vrome" wenschen Het studieprogramma
voor de studenten in geneeskunde is steeds
overladen. Telkens wordt geprobeerd, er nog
iets bij te voegen, terwijl men toch van het
bestaande niets wil loslaten. Voor den ge
neeskundige. die het artsexamen achter den
rug heeft, blijft hoe <anger hoe meer over, dat
hij zelf behoort aan te vullen. Ontbreekt het,
althans in het begin, zelden aan den daarvoor
noodigen tijd. des te meer kan men gebrek
aan lust en gelegenheid voor die aanvullende
studie opmerken. Het schijnt nu eenmaal on
mogelijk. bij den siudent. de gunstige uitzon
deringen niet te na gesproken, belangstel
ling te wekken voor vakken welke niet op het
examen-programma prijken. Aanvullings
cursussen voor artsen worden slechis matig
bezocht en zijn voor velen onbereikbaar In
vele gevallen kan het persoonlijk initiatief en
de in de practijk gevoelde behoefte nog veel
goed maken. Maar ontbreekt de hiervoor noo-
dige ambitie, dan komt er niet veel van te»
recht.
Een van de beste middelen, welke hei
nieuwe instituut kan gebruiken, zie ik in het
aanwakkeren van deze ambitie
Maar zeer terecht vinden wij daarnaast in
den opzet van het instituut vermeld: onder
wijs aan verpleegsters en propaganda onnet
het publiek De tijden zijn voorbij, dat de
arts in het gebied van zün practijk als alleen-
heerscher optrad en geenerlei inmenging, van
welke ziide ook luidde. De uitbreiding van
het geneeskundig werk in allerlei richting
maakt dit beslist onmogelijk.
Ten slotte wordt nog vermeld, en dit ia
misschien wel het meest belangrijke hulpmid-»
del voor h"t instituut om zijn doel te be-ei«
ken, de medewerking der consultatiebureau*
Aan deze nuttige instellingen hoop ik eva
volgenden brief te besteden.
H. A. S
Johns, die twintig taartjeswinkels, thee-sa*
lons en restaurants in Parijs bezit, die kra»
nige Johns, wiens ware naam Jean Chabrot
is en die zoo bescheiden leeft, dat hij elk
jaar een millioentje overlegt, vertelde ons op
zekeren dag.
„Kinderen, het lot bedient zich vaak van
de wonderlijkste middelen om tot zijn doel t:
geraken. Aangezien ik eenmaal, meer dan
vijf-en-twintig jaren geleden, mijn verloftijd
had overschreden, ben ik nu een man, zooge_
naamd „in goeden-doen". Toentertijd was ik
een arme drommel.
Ik was, langen tijd geleden, als wacht
meester bij de huzaren te Villeneuve in gar"
nizoen. Als jong onderofficiertje van de ca
valerie werd er niet dadelijk een al te soliede
levenswandel van me verlangd en zoo was
ik eens een nacht niet in de kazerne aanwe
zig, hoewel ik geen nachtpermissie bezat. I e*
gen vijf uur in den morgen dwaalde ikj d00^
de straten van Villeneuve rond en hield me
met het probleem bezig, hoe ik voorbij dt
wacht de kazerne binnen kon komen. r>c|
scheen een onoplosbaar vraagstuk en
was niet opwekkend, aan de degradtie als ge*
volg van mijn nachtelijke escapade te denken,
in geval men mij. ontdekie.
Ik martelde, zonder ecnig succes, mijn ne
senen af inet wat me te doen stond. Het wa
midden \oril ep reeds vo'*o daar en»"