DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Alkmaarsche Sociaal Democraten en het Partijbestuur. Ao. ?5 132e Jaargang. Het Partijbestuur ziet geen kans de Alkmaarders in het gareel te houden. Men heeft liever een kleine gave afdeeling dan een groote waarvan de stukken aan elkaar gelijmd zijn. DRINKT BAKKER's KOFFIE en THEE, dan weet U dat het goed ■s. TEL. 730. Oagelijksch overzicht. Uit het Parlement Buitenland URANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, franco door bet gebeele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN: Per regel 0.25, bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. POSTER ZOON, Voordam C 0, post giro 37000. Telef. 3, redactie 33. Directeur: C. KRAK. ZATERDAG 29 HAART 1930 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. IBMW Dit nummer bestaat uit 3 bladen. Op 23 September j.1. sprak de voorzitter van de S.D.A.P., de heer Oudegeest, in het orgaan dier partij, „Het Volk", er zijn ver wondering over uit, dat plotseling vier van de zes Soc.-Dem. raadsleden voor hun zetels bedankt hadden. En dat, naar hij opmerkte, nog wel onder leiding van een functioriaris der partij en na een met glans gevoerde verkiezingsactie, zoodat men ernstige schade zou kunnen toebrengen aan het aanzien en de kracht der partij te Alkmaar, waar een omvang rijke en bloeiende afdeeling met ruim 300 le den de belangen der arbeiders behartigt. Zoo schreef de heer Oudegeest en hij ver telde er bij, dat er reeds lang oneenigheid bestond zoowel in de fractie als in de afdee ling over het in den Raad gevoerde beleid, waarbij de zakelijke geschillen wel langs or- ganisatorischen weg werden opgelost, doch waarbij de persoonlijke verhoudingen toch veel geleden hebben daar door het vermijden van eerlijke besprekingen achterklap en on derlinge verwijdering niet achterwege ble ven, zoodat ten slotte de toestand onhoud baar werd en de partijvoorzitter een afdee- lingsvergadering ter beslechting van de ge schillen moest bijwonen. Daar constateerde de heer Oudegeest, dat de afdeelings-secretaris, de heer Bonsema, van meening was, dat door een aantal zijner partijgenooten een campagne tegen hem werd gevoerd, dat de thans bedankt hebben de raadsleden in het bijzijn van hun politieke broeders, de Vrijz.-Dem., tegen den afwezi gen secretaris zouden hebben gestookt en dat deze afgetreden meerderheid der fractie de laatste jaren een politiek zou hebben ge voerd, welke het aanzien der partij verzwak te en den tegenstanders ten goede was geko men. De heer Oudegeest stelde toen voor, de vergadering te verdagen. Hij wilde zelf de persoonlijke grieven onderzoeken en het be leid der raadsfractie laten beoordeelen door enkele partijgenooten buiten Alkmaar, aan te wijzen door de Soc.-Dem. Vereeniging van Gemeenteraadsleden. De geheele vergadering ging daarmede accoord, maar onmiddellijk na die vergade ring volgde het bedanken van de vier Soc.- Dem raadsleden, die zich daardoor aan het onderzoek onttrokken, waarop de heer Oude geest constateerde, dat door dit wegloopen de taak van het partijbestuur wel gemakke lijker maar niet aangenamer werd daar de positie der partij hierdoor verzwakt werd. Hij merkt daarbij op, dat de zake hjke grondslag van het geschil de plotselinge ontslagname niet rechtvaardigt. In „Het Volk" van 30 Septemberd.a.v heeft de heer Oudegeest medegedeeld dat door de ontslagname van de vier raadsleden de commissie van onderzoek overbod g geworden, dat die commissie een s'ag 11 lucht zou zijn nu degenen over wie het on derzoek moet loopen zich daaraan hebben onttrokken door iedere conclusie onmogelijk wijl niet uitvoerbaar, te maken. Zijn er, zoo zeide de partijvoorzitter, nog feiten te weerspreken die liggen buiten het gevoerde beleid van de raadsfractie, dan zullen deze tegenover mij of, indien men wil, op een afdeel ingsvergadering moeten wor- den behandeld. Het doek is het na het eerste bedrijf van dit Soc.-Dem. drama gezakt en de geduldige toeschouwers hebben maanden lang t geefs gewacht in de hoop, dat het ai e dekkende scherm, na allerlei gebeurtenissen achter de coulissen weer eens opgetrokken zou worden. A. Het heeft lang geduurd, maar dezer da gen zijn de jaarverslagen van diverseSoc. Dem. organisaties, rapporten en v<^rstellen verschenen waarin ook aan de AUcmaarsche kwestie de noodige aandacht nvo g schonken. In een achttal plaatsen waar zich moeilijk heden voordeden had het partijbestuur alle geschillen kunnen oplossen maar van maar was ditmaal nu eens het tegeng van de victorie begonnen. Geconstateerd wordt, dat de oplossing van de Alkmaarsche kwestie vertraging on dervond doordat de meerderheid vap afdee ling en bestuur een spoedige afwikkeling ernstig belemmerd hebben» Medegedeeld wordt, dat de afdeeling een onderzoek naar het politiek beleid der afge treden raadsleden eerst gewenscht acht wan neer vaststaat dat, overeenkomstig de uit spraak van den Raad van State, de afgetre denen, die opnieuw onderaan de candidaten- lijst gevoegd zijn, bij eventueele vacatures tot leden van den Raad kunnen worden toe gelaten. Het partijbestuur achtte deze omstandig heid echter van ondergeschikt belang voor de oplossing an het conflict en benoemde een commissie, bestaande uit de heeren Boek man, Polak en Prins, om een onderzoek naar de gevoerde politiek in te stellen. Maar aangezien de afdeeling daaraan niet wenschte mede te werken, zag deze com missie zich genoodzaakt haar onderzoek te staken, wat door het partijbestuur zeer be treurd wordt omdat het onmogelijk is een uitspraak in het conflict te doen zonder de bezwaren van beide partijen grondig te heb ben nagegaan. Als algemeene opmerking wordt hieraan toegevoegd, dat vaak oneenigheid in afdeelin- gen ontstond doordat het contact tusschen raadsfracties en afdeelingen onvoldoende was. Er zijn raadsleden en wethouders, die meenen te kunnen optreden zonder voeling en nauw contact met de afdeeling te houden en regelmatig na te gaan wat er onder hun kiezers leeft. Gestreefd dient evenwel te wor den naar een regelmatig contact, dat de raadsfracties toch de noodige vrijheid biedt om zonder belemmering van eigen initiatief haar werk te kunnen verrichten. En vervolgens wordt geklaagd, dat zij, die bij de moeilijkheden betrokken zijn maar al te vaak de oplossing van een conflict in den weg staan doordat zij hun persoonlijke gevoelens van gelijk te willen hebben het zwaarst laten wegen. Als een waarschuwing die men in alle partijen ter harte kan nemen wordt ten slotte betoogd, dat wanneer het kwesties van ondergeschikt belang betreft, men vlug ger zal moeten inzien, dat men met het eischen van persoonlijke genoegdoening in vele gevallen het algemeen partijbelang schaadt, dat bij niet principieele geschillen toch de beslissende factor moet zijn. In hoeverre deze laatste ontboezeming op het Alkmaarsche geschil van toepassing is, is moeilijk uit te maken, maar vast staat, dat dit conflict nog allesbehalve rijp voor een oplossing schijnt. Volgens o.i. betrouwbare berichten heeft de afdeeling dezer dagen vergaderd en kwam een schrijven van het partijbestuur in behandeling met verzoek medewerking te willen verkenen aan een commissie, die het politieke en tactische beleid der afgetreden raadsleden wil onderzoeken. Waar de ontstemming over dit beleid wei nige maanden geleden nog zoo groot was, dat zij tot een ernstig conflict en tot een plot seling aftreden der betrokkenen geleid heeft, waar op den vooravond van dat aftreden de afdeeling volkomen met het voorgestelde on derzoek kon mee gaan, daar verdient het ze ker de aandacht, dat in Alkmaar thans een geheel andere houding wordt aangenomen. Immers met 46 tegen 12 stemmen en 2 onthoudingen heeft de afdeeling zich thans op het standpunt gesteld alleen haar medewerking te willen verkenen wanneer de zekerheid bestaat dat de afgetredenen weer op de lijst geplaatst kunnen worden en dus opnieuw voor het bezetten van een zetel in aanmerking kunnen komen. Men schijnt dus allesbehalve „happig" op dit onderzoek te zijn. Wat kan er tegen zijn een politiek beleid, een tactisch optreden, door onpartijdige geestverwanten te laten onderzoeken als de betrokkenen er van overtuigd zijn, dat zij zich niets te verwijten hebben? Wordt in verschillende landen soms niet een onderzoek ingesteld naar de daden van een afgetreden minister ook al bestaat de ze kerheid, dat hij nimmer als zoodanig weer in functie zal treden? Die onwil leidt tot de veronderstelling, dat het niet de afgetreden raadsleden en hun geestverwanten, maar de heer Bonse ma en *jn aanhangers zijn, die pogingen aanwenden zich aan het onderzoek door het partijbestuur te onttrekken. Men zegt geen nut te zien in een onder zoek zoolang niet definitief vaststaat, dat de betrokkenen kans hebben hun zetels weer te bezetten. Men ontkent daarbij zelfs de waar de die een zoodanig onderzoek voor de ge heele partij door het signaleeren van moge lijke fouten, als waarschuwend voorbeeld zou kunnen hebben. Men laat duidelijk merken, dat men zich door het opwerpen van allerlei theoretische hindernissen aan een zoodanig onderzoek wenscht te onttrekken. De heer Van Drunen is als Soc. Dem.- proefkonijn van de eene naar de andere „rechtbank" gedreven om door de berechting van zijn geval eens te laten uitmaken of een raadslid, dat als zoodanig bedankt en niet tegelijkertijd het verlangen te kennen geeft weer onder op de groslijst geplaatst te wor den, nog in de gelegenheid gesteld kan wor den bij een vacature weer een raadszetel te bezetten. Zijn vonnis zou ook de anderen treffen, maar de Raad van State besliste, dat de heer Van Drunen wel als raadslid moet worden toegelaten, omdat de wet niet eischt, dat het bedanken en het verzoek om op de lijst ge plaatst te worden gelijktijdig moeten ge schieden. Daarmede is, dunkt ons, uitgemaakt, dat thans ook de vier afgetreden raadsleden bij voorkomende vacatures weer aan bod zullen komen. En daarmede diende dan ook de laatste slagboom opgeheven te worden, voor welke de commissie van onderzoek op den Alk- maarschen weg is blijven steken. Maar opnieuw wordt er iets gevonden, dat het optreden van die commissie onmogelijk maakt. Hoewel de geheele fractie in den Raad voor de toelating van den heer Van Drunen stemde, en er dus toen al van overtuigd was, dat deze het recht had weer een zetel te be zetten, wordt thans een geheel andere hou ding ingenomen. Men blijk nu uiterst be vreesd, dat zelfs na de uitsoraak van den Raad van State de afgetredenen bij vaca tures niet zullen worden toegelaten en grijpt de onzekerheid onmiddellijk aan om een on partijdig onderzoek naar de gevoerde raads- politiek te kunnen weren. De ontslagname van den heer Van Drunen was bedoeld voor den nieuwen Raad, waarin hij gekozen was, en nog tijdens het leven van den ouden Raad had de heer Van Drunen zijn verzoek tot plaatsing op de lijst gedaan. Dit is bij de vier afgetredenen niet het ge val en, hoewel het ons voorkomt, dat de uit spraak van de Kroon geen twijfel mogelijk maakt, verschuilt de afdeeling zich thans achter het argument, dat de heeren Wester hof, Veen, Schats en Dekker er geheel an ders voor staan en de zekerheid van toela ting missen. Met een dergelijk uiterst zwak argument tracht men thans aan het onderzoek van het partijbestuur te ontkomen. Men beroept zich nu maar al te graag op de uitlatingen van den partijvoorzitter, toen deze in September verkondigde, dat een onderzoek na het af treden doelloos zou zijn, daar een conclusie onmogelijk en daardoor onuitvoerbaar zou wezen. Geen nota wordt genomen van de latere opvatting van het partijbestuur, dat de vraag of de afgetreden raadsleden opnieuw bij va catures kunnen worden toegelaten van on dergeschikt belang voor de oplossing van het conflict mag heeten. De afdeeling wil niet het risico loopen, dat er Soc. Dem. zetels onbezet blijven. Hierin kan men de verklaring der thans aangenomen houding niet zoeken, want zelfs bij volledige afkeuring van het beleid der afgetreden raadsleden zou hun wederver schijning in den Raad niet onmogelijk zijn als zij het boetekleed aantrokken en beter schap beloofden. Opmerkelijk is, dat men een onderzoek naar het politieke en tactische optreden aller lei moeilijkheden in den weg legt, terwijl men maar al te begeerig is een rapport over het onderzoek naar de persoonlijke geschillen te laten uitbrengen. De partijvoorzitter had dit minder belangrijke en zeker onaangenamer onderzoek voor zijn rekening genomen en wij kunnen ons heel goed voorstellen, dat zijn ijver deze conflicten bij te leggen door de stroeve houding der afdeeling heel wat be koeld is. Men heeft te Alkmaar dezer dagen een motie aangenomen, waarin het partijbestuur verzocht wordt zoo spoedig mogelijk een rap port over het onderzoek naar de persoonlijke geschillen te mogen ontvangen, welk rap port, naar men opmerkt, in September was toegezegd en nog steeds niet is verschenen. Wordt dit rapport niet binnen drie weken toegezonden, dan stelt de afdeeling er geen prijs meer op. Geen wonder, dat het partijbestuur met een zucht geconstateerd heeft, dat het overal mogelijk is gebleken conflicten uit den weg te ruimen behalve te Alkmaar. Ondanks al deze geschillen kenmerkt de afdeeling zich den laatsten tijd door een wel is waar in zeker opzicht „rebellisch", maai toch eendrachtig optreden en tevens door een discipline, welke een onafhankelijk optreden van raadsleden niet mogelijk maakt. Een optreden waarbij een raadslid zich weinig of niets aantrekt van de wenschen van zijn partijgenooten men herinner- zich nog eens de houding, welke b.v. de heer Thomsen destijds aannam, toen men de Han delsschool wilde opheffen schijnt bij de Soc. Dem. thans uitgesloten te zijn. De heer Van Drunen, die nog in het oud- gareel heeft meegeloopen en destijds wel eens een bokkesprong kon maken zonder dat hel roode wagentje uit het goede spoor raakt?, heeft dit reeds ondervonden. Op de dezer dagen gehouden afdeelings vergadering werd, naar yij vernemen, me; algemeene stemmen van hem geëischt. dat hij de door hem gestelde vragen aan B. en W. zou intrekken, aangezien hij deze zonder overleg met zijn fractiegenooten had inge diend en men dit zeer onorganisatorisch oor deelde. Dat B. en W. zelf deze vragen reeds ter zijde legden, doet aan de beteekenis van den hierboven vermelden eisch natuurlijk geen afbreuk. De houding der Alkmaarsche Soc. Dem. verdient op het oogenblik ongetwijfeld be langstelling. In zeker opzicht is de afdeeling losgelaten door het partijbestuur. Daarnaast tracht zij zich door allerlei ge zochte argumenten te onttrekken aan een on partijdig onderzoek naar het beleid der af getreden raadsleden, maar dringt men aan op spoedig indiening van een rapport over de persoonlijke geschillen, waarbij men blijk baar niet bevreesd is, dat aantasting van allerlei gevoeligheidjes tot onderlinge ver wijdering zal leiden. Neemt men daarbij in aanmerking, dat de afdeeling door haar met groote meerderheid genomen besluiten een indruk van één en on deelbaarheid maakt en blijk geeft van een discipline, welke vroeger meermalen schijnt te hebben ontbroken, dan liggen eenige con clusies voor de hand, welke men, zonder zich al te zeer op glad ijs te wagen, wel zal kun nen trekken. Dan kan o.i. geconcludeerd worden, dat de afgetreden raadsleden in de afdeeling weinig invloed meer hebben en hun aanhan gers veel minder talrijk zijn dan de geestver wanten dergenen, die thans in het gestoelte der eere zetelen. Dan ziet het er naar uit, dat men een on derzoek naar de persoonlijke geschillen niet vreest, omdat men daarvan geen nadeel za' ondervinden, maar dat men een onderzoek naar het politiek en tactisch beleid van de heeren Westerhof c.s. onmogelijk wil maken, omdat de door het partijbestuur benoemde commissie van onderzoek wel eens zou kun nen concludeeren, dat dit beleid niet afkeu renswaardig is geweest en, in verband daar mede. pressie ot> de afdeeling zou kunnen uitoefenen, de afgetredenen weer in hun oude rechten te herstellen. Boven een zoodanig aan elkaar gekramd geheel schijnt men een afdeeling te preferee- ren, waarin de heer Bonsema en de zijnen de leidende figuren zijn. Dat deze heeren thans een grooten invloed op de leden der afdeeling uitoefenen, blijkt niet alleen uit de belangrijke meerderheid van stemmen bij het nemen van principieel? beslissingen, maar ook uit een zekere dis cipline, waardoor het elk Soc. Dem.-raadslid onmogelijk wordt iets zonder goedkeuring van zijn fractiegenooten te ondernemen Zoolang het getij niet keert, zoolang de afgetreden raadsleden zich geen grooteren aanhang kunnen verzekeren en de afdeeling persoonlijke geschillen tijdig uit den weg weet te ruimen, verwachten wij, dat het par tijbestuur noodgedwongen zal blijven consta te'eren, dat de 'Alkmaarsche kwestie niet tot een bevredigende oplossing is te brengen. plaatsing van den heer Huygens onge- wenscht achtte, bereid was deze overplaat sing niet te doen geschieden Hij streek dus de vlag vóór het tot hand gemeen kwam en de Kamer toonde zich daar dankbaar voor. Onmiddellijk trok de heer Slingenberg de motie in. de heeren Fock (Lib.), Van Citters (A.R.) en De Savornin I.ohman (C.H.) verklaarden zich nu gaame bereid voor de begrooting van Arbeid te stemmen, wat zij anders wellicht niet hadden gedaan, niemand vroeg verder het woord, zonder stemming werd daarop de Begroohng goed gekeurd en binnen het half uur stonden we weer op straat, tegelijk met een groote schare belangstellenden, die vermoedelijk op een conflict hadden gehoopt en nu met eenige te leurstelling naar huis keerden. De Eerste Kamer is thans ook op reces gegaan. Wanneer ze weder zal bijeenkomen, staat blijkbaar nog niet vast en de voorzit ter zinspeelde er zelfs niet op Maar de hee ren hebben, nu zij langer dan ooit noodig hebben gehad om zich door de Rijksbegroo- ting heen te werken, recht op een flinke vacantie. Den Haag, 28 Maart 1930. Het dreigende conflict tusschen den minis ter van Arbeid en de Eerste Kamer is afge wimpeld: als goede vrienden hebben beide partijen heden afscheid van elkander ge nomen en we hebben den indruk, dat de mi nister door zijn houding zijn politieke posi tie heeft versterkt. Men zal zich herinneren, dat gister aan het einde van de discussie over de Begrooting van Arbeid de heeren Slingenberg (V D.) en Oudegeest (S.D.A.P.) een motie hadden inge diend, waarbij aan den minister Verschuur werd verzocht niet over te gaan tot over plaatsing van den hoofdinspecteur van den arbeid Huygens van Den Haag naar Maas tricht met de bedoeling den heer Fruytier, Den Haag als standplaats aan te wijzen. Er bestond inderdaad groote kans, dat deze motie werd aangenomen en daaruit dus een conflict tusschen de Kamer en den minister zou worden geboren. De minister I' heeft dit ook ingezien en hedenmorgen ver klaarde hij, dat hij, gehoord het debat en gelet pp bet fek, dat de Kamer de ovep- DE REGEERINGSCRIS1S IN DUITSCHLAND. De vermoedelijke samenstelling van het nieuwe kabinet. Zooals men reeds weet, is aan dr. Brue- ning de vorming van een nieuw Duitsch kabinet opgedragen. Of hij kans van slagen zal hebben dient nog te worden afgewacht maar volgens een Wolff-bericht uit Berlijn zouden zijn kansen niet ongunstig zijn Men verwacht, dat Bruening vandaa» reeds het kabinet gereed zal hebben en de Vossische Zeitung meent reeds de volgende ministerlijst te kunnen geven; Rijkskanselier: dr. Bruening (Centrum); Buitenlandsche zaken: dr. Curtius (D. V. P.), Oeconomische zaken: Dietrich (Dem.): Arbeid: dr. Stegerwald (Centrum); Levensmiddelenvoorziening: Schiele (rijks- landbond); Verkeer: Treviranus (Christ. nat. arb gem); Rijksweer: Groener; Posterijen: dr. Schatzl (B. V. P.) Het blad voegt hieraan toe dat zij aan deze lijst het voorbehoud verbindt, dat het den nieuwen rijkskanselier gelukt Schiele over te halen tot toetreding. In den Rijksdag werd van betrouwbare zijde vernomen, dat Schiele reeds zijn toestemming zou hebben gegeven. Een officieele bevestiging was ech ter nog niet te verkrijgen. Veel is er echter nog niet van te zeggen. Zelfs weet de N.R.Crt. mede te deelen/dat de vorming van het nieuwe kabinet wel niet voor hedenavond verwacht mag worden. Het seniorenconvent van den Rijksdag heeft klaarblijkelijk ook gerekend op een vertra ging in de onderhandelingen, aangezien de volgende zitting van den rijksdag op Dins dag is vastgesteld. De Duitsch-nationale fractie in den Rijks dag voelt weinig voor samenwerking met Bruening en zou Schiele te verstaan hebben gegeven, dat hij door het aanvaarden van een portefeuille groote kans zou loopen uit zijn partij te worden gestooten. Is er dus over de samenstelling zelf nog weinig te zeggen, wel kan iets over het pro gram van het nieuwe kabinet worden mede- gedeel. In de eerste plaats zullen de toestan den in het Oosten des lands verbeterd wor den, terwijl men verder zal trachten langs parlementairen weg een oplossing van üe nog hangende vraagstukken te vinden. Mocht dit echte niet mogelijk zijn, dan zou ernstig aan de foepassing van artikel 48 van de rijksgrondwet worden gedacht, dat af kondiging van financieele maatregelen in houdt. DE BEWEERDE ONREGEL MATIGHEDEN IN BERLIJN. De onregelmatigheden, welke te Berlijn br den aankoop van terreinen enz. zouden zijn voorgekomen, blijven het onderwerp van be spreking in de bladen, zoo vertelt het Hbld Sinds den herfst van het vorige jaar en vooral sinds de ontdekking van het Sklarek- schandaal, loopen geruchten over onregel matigheden, welke begaan zouden zijn bij den koop en verkoop van gronden door de Berl Verkehrsgesellschaft in het centrum van de hoofdstad. Deze kwesties hielden ver band met den aanleg en verbouwing van dea bouw van den „ondergrondsche" en de aan leg van straten en pleinen. Het heet, dat daar bij verschillende tusschenpersonen zich ten nadeele van de stad Berlijn zouden hebben

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 1