CLIVIA'S.
„TOONKUNST"
N.V. v.h. HERM's COSTER in Zn.,
13 MEI.
TEKSTBOEKJES „ELIAS"
VOORDAM C 9.
Rechtszaken
Tijdschriften
RaadseSRioekie.
10°
Ter oplossing voor deze week:
probleem 1120 vau J. Groenteman,
'ji'dam.
Zw. 12 sch. op: 5, 6, 7, 8, 9, 16, 18, 19,
21, 23, 26, 30.
W. 12 sch. op: 25, 27, 28, 32, 34, 36/39,
42. 43, 48.
Wit speelt en wint.
in onze volgende rubriek geven wij
de oplossing.
Ziet gij muggen, lang van poot,
Aarzelt niet, maar slaat ze dood
Onder de z.g. kamerplanten is de Clivia
#el het meest bekend, alleen het gemakkelijk
uitspreken van den naam wijst daar al op.
Worden de namen van planten over 't alge
meen moeilijk en vreemd gevonden, met de
Clivia is dit niet het geval, ieder spreekt dien
naam goed uit.
Evenals dat bij het meerendeel onzer plan
ten het geval is, komen ook bij de Clivia
variëteiten of verscheidenheden voor. Het zijn
vooral de breedbladige met de donker-oranje
gekleurde bloemen, dit zijn de nieuwere aan-
winsten, welke in de eerste plaats onze aan-
dacht vragen; doch de smalbladige, de meer
ouderwetsche met de lichter gekleurde kelken,
zijn ook mooi. De laatst genoemde groeit
het gemakkelijkst.
De Clivia is een plant, die met de vleezige
wortels gaarne en ook bijna altijd meer of
minder boven de aarde uitkomt. Dit is geen
bezwaar en wijst er zelfs op, dat de plant
dit als eigenschap doet. Verpotten of ver
planten is, omdat de wortels boven de aarde
zichtbaar zijn, dan ook in 't geheel niet
noodig, terwijl dat verpotten door de mees
ten zoo wordt opgevat, dat de pot grooter
moet zijn en wel liefst flink groot. Afge
scheiden nog van het feit dat zoo'n malle
groote pot niet past in de meeste onzer ge
wone sierpotten of daar dan met den rand
boven uit steekt en daarin vast knelt, is een
groote pot voor een Clivia eerder na- dan
voordeelig voor den groei. Het direct poten
van een plant en dus ook van een Clivia in
den sierpot, die wel steeds luchtdicht zal zijn
door glazuur of anderszins, is geheel ver
keerd. Alle planten groeien het best in een
gewonen bloempot, die vooral ook niet ge
verfd mag worden, zooals dat wel eens
gebeurt. Zoo met den grooten schoonmaak
krijgt alles een beurt en zoo'n bloempot
soms een mooi rood verfje, dat is dus uit den
booze.
Met gier of koemest kan de plant goed op
kracht gehouden worden. Na den bloei kan
de plant uit den pot genomen worden, dan
de pot met een harde boender binnen en bui
tenwerks goed schoonmaken, eenige losse
aarde, die uit den wortelbal valt verwijderen,
een beetje grond er uit schudden is heel goed
en daarna weer in denzelfden pot zetten. Dit
in den pot zetten heeft plaats, nadat de
bloempot aan de binnenzijde met een dun
laagje koemest is ingesmeerd en een pot-
scherfje op het bödemgat is gelegd met den
ronden kant naar boven. Men vult een beetje
nieuwe aarde bij dat met behulp van een dun
stokje wordt weggedrukt. Goede potaarde is
een vergane graszood met ouden koemest en
scherp- of rivierzand. De grond moet stevig
worden aangedrukt. Evenals dat met andere
pas verpotte planten het geval is moet de
Clivia weinig gegoten worden. Als de plant
een paar weken verder is kan wat meer water
worden gegeven. Gieten van planten is een
kunstwerk; om juist te omschrijven wanneer
en hoeveel gegoten moet worden, is onmoge
lijk. Het beste is dit regelmatig, b.v. 2 maal
per week te doen en dan maar weinig, maar
de plant bijhouden met water geven.
Bij een zacht regenbuitje kunnen alle
kamerplanten goed buiten staan en dan te
gelijk wat op den pot ieren met verdunden
koemest, die is altijd wel te krijgen en leeken
kunner er in deze gevallen minder kwaad
mede doen dan met kunstmeststoffen, die ge
woonlijk in te groote hoeveelheden worden
gegeven.
Dat Clivia's onvoldoende groeien, hetzij in
blad of bloemontwikkeling, staat gewoonlijk
>n verband met het niet voldoen aan het
bovenstaande.
Iedere plant moet vóór den bloei voldoen
de kracht in zich hebben, om dien bloei te
ontwikkelen. Wanneer die bloei onvolkomen
>s, kan daar op dit moment niets aan gedaan
Worden, dit kan pas na den bloei.
Door te veel gieten vóór den bloei komt een
Clivia niet tot knopvorming of wanneer dat
nog wel 't geval is, dan is de bloemstengel
onvoldoende ontwikkeld. Pas als de bloem
toppen goed uit het hart van de plant coor
oen dag komen, begint men te gieten,
regenwater is daarvoor heel goed.
De uitloopers van een Clivia, door den leek
gewoonlijk stekken genoemd, moeten niet zoo
ug van de plant worden afgetrokken,
ctjib «en plant, die een paar of meer z.g.
€n heeft, is veel voller en mooier. Wan-
ri ,r "ler} een stek wil afnemen om eens mede
rnrvl' i eren en probeeren, die aan den
fp„ te krijgen, moet zoo'n stek nimmer in
u°?ten pot worden gezet; want daarin
gaat het groeien slecht.
7 "eem deze gelegenheid te baat, even te
«n op een paar mooi-bloeiende struiken,
of nJi stadstuinen staan heesters met min
n i e 1 overbuigende takken, dat zijn de
nw e s n e i d e, die nu volop bloeien
witt* m massa d'cht opeen staande kleine,
^ut.a ij®* d"c hcester h€et Spir3€a
Wel M' k** «roeiende struiken,
waarvan er vele in den Hout nu bloeien met
h némenr^lef' 1J dej» seringen, witte
boom heeten: IW Padus of Vogelkers-
andere, ook nu in den Hout bloeiende
struik, is Sambucus racemosa. De bloeiwijze
komt overeen met die van de Geldersche roos
of sneeuwbal, terwijl de bloemen worden
gevo gd door trosjes roode bessen, die de
vogels gaarne eten.
Oe aan den Nieuwlandersingel bloeiende
heesters, met bruinachtig blad en rose bloe
men zijn z.g. Japansche Sterkersen. Hiervan
komen veel verscheidenheden voor; maar de
zooeven genoemde is Prunus Hisakura
(Serrulata hybr.)
Al deze heesters voorjaars niet snoeien.
B. HOEK.
Alkmaar, 8 Mei 1930.
DE MOORDZAAK VAN GROOTEGAST,
Getuige A. W o 11 e r s, timmerman te
Grootegas, legde, naar de Tel. meldt, een
zeer gunstige verklaring af van verdachte,
met wien hij jarenlang een vriendschappe-
1 ijken omgang heeft gehad. Daar getuige
den Calvinistischen beginselen is toegedaan,
was hij het met de opvattingen van verdachte
niet eens, doch gaarne mocht hij met Wijk-
stra over onderwerpen van politieken of
godsdienstigen aard van gedachten wisse
len. Wijkstra was niet een of andere politie
ke richting toegedaan.
Een eerlijk man?
Mr. Levie, verdediger, vraagt: Vond u
Wijkstra een eerlijk man?
Getuige: Ja meneer.
Mr. Levie: Of dacht U: hij is lichtzin
nig en heeft ze achter den elleboog?
Getuige: Neen, dat dacht ik nooit. Ik
vertrouwde Wijkstra en beschouwde hem als
een volkomen eerlijk man.
President: Maar eens op een werk
te Zuidbroek heeft hij een commies, die hem
om belasting kwam manen, van den steiger
weggezonden. Was dit een bedreiging?
Getuige: Neen meneer, geen bedrei
ging, maar Wijkstra kon wat meer dan een
ander. Hij kon een zeker gezag laten gelden,
dat een ander niet bezat.
Getuige Hendrik W ij k s t r a, een
broer van verdachte, verklaarde dat veertien
dagen voor den moord drie veldwachters
voornemens waren, zich te begeven naar het
huis van IJje Wijkstra, om de vrouw een
dagvaarding te beteekenen. Verdachte's moe
der, die toen nog bij IJje en Aaltje woonde,
is toen de veldwachters gaan waarschuwen,
dat zij niet moesten gaan, „daar er wel eens
iets zou kunnen gebeuren".
Veldwachter v. d. Molen zou toen de moe
der ten antwoord hebben gegeven: „En
toch zullen wij komen. Dan moet er maar
een slachtoffer vallen".
Verdachte's neef, eveneens Hendrik
W ij k s t r a, verklaarde, dat IJje's moeder
hem wel eens heeft toevertrouwd, dat zij het
nog nooit zoo goed als bij IJje had gehad.
Getuige K. F r i s o, koopman te Kornhorn,
verklaarde vervolgens, dat hij verdachte
nooit gevaarlijk had gevonden. Wel zag ver
dachte in alles voorteekenen en wist hij, dat
hij tot vreemde dingen bestemd was.
De muzikant Jan Hut te Lukaswolde
verklaarde, dat hij er vaak met IJje op uit
trok, om muziek te maken. Getuige merkte
wel eens op, dat IJje soms in een stuk van
driekwart maat de juiste maat niet hield.
Hij was nog nooit gewaarschuwd voor ver.
dachte. Hij achtte hem dan ook niet tot een
dergelijke daad in staat.
Vervolgens kwam getuige H e s s e 1 W ij k
s t r a, een neef van verdachte, verklaren, dat
IJje hem vele malen sprak over droomen die
hij had gehad. Ook sprak hij veel over spo
ken
Mr. Levie: Vond U verdachte een onop
recht mensch?
Getuige: Neen meneer. Hij was eerlijk
en oprecht. Ieder mocht hem graag.
Bezwarende verklaring.
Getuige P. de Haan van Grootegast
verklaarde, dat IJje eens bij hem zat en mid
den in een gesprek plotseling was beginnen
te lachen. Toen hij IJje vroeg, waarom hij
lachte, antwoordde deze: Ik zou er plezier in
hebben, een paar politieagenten dood te
schieten.
Verdachte: Daar is niets van waar.
Ik heb zooiets nooit gezegd. Het is volstrekt
onwaar.
Een andere neef van verdachte. Roelof
W ij k s t r a te Doezem, verklaarde, dat hij
den laatsten tijd voor den moord zeer stil
was. Als hij verdachte tegen kwam, keek hij
strak voor zich. Getuige dacht dan, dat IJje
„diep in de prakezaties zat". Getuige achtte
verd. niet gevaarlijk, slechts vreemd.
Verdachte zeide, dat hij, wat zijn gevaar
lijkheid betreft, wel een lijst met duizend
handteekeningen kon overleggen, om het te
gendeel aan te toonen. Hij kon met iedereen
goed overweg.
Om 1.15 uur werd de ochtendzitting ge
schorst tot 2.15 uur, wanneer deskundigen
gelegenheid zal worden gegeven, hun verkla
ringen aan te vullen.
Bij de gisteren voor het Gerechtshof te
Leeuwarden voortgezette behandeling van
het drama te Grootegast deelde getuige
Wolters, timmerman te Grootegast, mede,
dat hij op aandringen van de moeder van
verdachte de politie heeft gewaarschuwd,
voorzichtig te zijn bij het bewegen van
Aaltje naar huis terug te keeren, omdat zij
daar gevaar in zag.
Verdachte kan zich niet begrijpen, dat
zijn moeder dit gezegd heeft.
Nog werden getuigen gehoord die inlich
tingen gaven over de verhouding van Wijk
stra en zijn moeder.
Getuige K. Friso is koopman en sprak
IJje nog al eens. Sinds vrouw Wobbes bij
dezen inwoonde, kwam hij daar niet meer,
omdat hij zich met die verhouding niet ver
eenigen kon. Alleen had hij hem gewaar
schuwd deze vrouw niet bij zich in te ne
men. Over het gaan van Aaltje naar Gro
ningen liet hij zich in dezen zin uit, dat als
zij wilde gaan, zij dat moest doen en dat hij
ook wel haar wilde brengen naar de stad.
In elk geval dacht hij dat zij wel spoedig zou
terugkeeren en dan weer bij hem haar in
trek zou nemen. Sinds de tegenwoordig
heid van Aaltje in zijn huis was hij anders
dan gewoon. Hij geloofde aan slechte voor
teekens, hij was er van overtuigd dat het
niet goed van hem was die vrouw bij zich te
hebben en vreesde daarvan verkeerde ge
volgen. Toch kon hij haar niet laten gaan.
Op de vraag of Altje ,,de baas" van IJje
was en hem in haar macht had, kan hij niet
antwoorden. Hij was zacht en zij was
zacht en beiden konden het samen best vin
den. Hij voegt aan dit getuigenis toe, dat
tegenover een vreemden man geen betere
vrouw bestond dan Aaltje.
Jan Hut, arbeider te Lucaswolde, is een
vriend van den verdachte en kent hem al
lang. Voor zoover hij weet was er niemand
bevreesd voor verdachte. Op den morgen
van den moord was Wijkstra erg opgewon
den. Hij kwam toen bij hem met de mede-
deeling: „Ik heb vier veldwachters gedood."
Verdachte was ook zelf gewond en sa
men zijn zij toen naar den dokter gegaan,
doch deze was niet thuis, waarom besloten
werd de reis naar Groningen voort te zet
ten.
Onderweg vertelde verdachte hem dat hij
de veldwachters gedood had, omdat zij hem
aanhoudend tergden.
Procureur-generaal: „De beide recher
cheurs .die jullie hebben aangehouden heb
ben verklaard, dat jij gezegd zou hebben,
dat verdachte verteld had dat hij eiken po-
litie-agent, die hem wilde arresteeren, neer
zou schieten.
Getuige zegt zich daarvan niets meer te
herinneren.
Verdediger mr. Levie: „Heeft verdachte
U ook verteld dat hij Aaltje gevraagd heeft
of zij mee wilde en dat Aaltje dat gewei
gerd heeft?
Get.: „Ja zeker, Aaltje wilde niet".
Hessel Wijkstra, een neef van den ver
dachte, zegt, dat deze den laatsten tijd erg
vreemd deed. Zoo lachte hij bijvoorbeeld
herhaaldelijk, zonder oorzaak. Na den
moord is verdachte bij hem geweest en ver
telde, wat hij gedaan had.
Ook Aaltje was er bij tegenwoordig en
zeide dat zij er blij om was, dat de politie
dood was.
Procureur-generaal: „Was Aaltje erg van
streek?"
Get.: „Neen, zij was vrij kalm, zij lachte
en schreide tegelijkertijd.
Verdediger: „Zeide verdachte niet tegen
U, dat het 's nachts altijd bij hem klopte en
dat Aaltje zijn booze geest was?
Get.: „Ja, dat heeft zij. Aaltje heeft hem
verleid", zeide hij.
Getuige H. Wijkstra Bzn. verklaarde dat
hij verdachte ook nog na den moord gespro
ken heeft en dat verdachte toen van plan
was zich zelf dood te schieten, ÏSdoch dat
Aaltje hem had doen beloven, dit niet te
doen.
P. de Haan, landbouwer te Grootegast,
heeft den verdachte het laatst van 1928 ont
moet. Verdachte heeft tegen hem gezegd,
dat hij met plezier een paar politieagenten
dood zou schieten.
Verd. ontkent dit ten stelligste. Het is
alles niets dan laster en napraterij.
Procureur-generaal: „Hoe weet u dezen
datum nog zoo precies?"
Get.: „Ik kocht toen een paar klompen
bij hem".
Als getuige a décharge wordt gehoord
Grietje Veenstra te Doezum. Zij vertelt, dat
verdachte vaak bij haar aan huis kwam.
Hij deed den laatsten tijd erg vreemd.
Pres.: „Waarin bestond dat vreemde?"
Get.: „Hij lachte zonder reden en had
het dikwijls over spoken. Verd. is ook nog
na den moord even bij haar geweest, in ge
zelschap van Aaltje. Zij zeide toen, dat
zij er zoo om moest lachen, dat de veld
wachters dood waren.
De volgende getuige, Roelof Wijkstra te
Doezum, bij wien verd. als timmerman in
dienst geweest is, zeide, dat verdachte zeer
eigenaardig deed den laatsten tijd voor den
moord. Zoo ging hij eens op zijn hoofd op
een schoorsteen staan.
Verdediger: „Achtte u hem voor zijn om
geving gevaarlijk?"
Get.: „Ik heb altijd met hem gewerkt,
maar bang was niemand voor hem."
Hendrik Smit, schipper te Noorddijk,
kent verdachte reeds jaren. Ook hij getuigt,
dat verdachte den laatsten tijd erg vreemd
deed, Dat hij gevaarlijk zou zijn, meent ge
tuige niet.
Waar een vijftal getuigen a décharge niet
verschenen is, wordt van hun verhoor afge
zien en verdachte nogmaals voorgeleid.
Mr. Levie vraagt hem of hij nog eens wil
de verklaren of hij Aaltje, toen zij voor den
Rechter-Commissaris moest verschijnen,
heeft vrijgelaten om te gaan, dan wel niet te
gaan?
Verd.! „Ik liet haar in alles vrij".
Proc.-gen.: „U hadt verschillende wapens
in huis, nietwaar?"
Verdachte: „Ja, doch reeds meerdere wa
ren in beslag genomen".
Proc.-gen.: „Stroopte U niet veel?'
Verdachte: „Ja, heel veel".
Het woord is hierna aan de getuigen-des-
kundigen psychiaters om hun oordeel over de
getuigenverhooren te zeggen.
Prof. Dr. Wiersma zeide bij zijn con
clusies te blijven. Hij is van oordeel, dat uit
het getuigenverhoor duidelijk is gebleken,
dat hier niet van een dusdanige aanhanke
lijkheid van verdachte aan Aaltje bewezen
was, dat gesproken zou kunnen worden van
sexueele hoorigheid. Spr. handhaafde zijn
conclusie, dat er geen sprake is van zieke
lijke afwijking. De hallucinaties van ver
dachte en wat hij meende te hooren of te
zien, waren zoozeer geen waandenkbeelden,
maar vloeien eer voort uit de verhouding
tot Aaltje, die hij wist, dat op den duur niet
bestaanbaar was»
IDr. Vqn Mesdag zegt eveneens bij zijn
eerste rapport te blijven. De sexueele verhou-
ding was passief, althans van de zijde van
verdachte. Wat dwanggedachten betreft,
meent get., dat hiervan evenmin sprake kan
zijn.
Prof. Grönbaum is van oordeel, dat
er wel van sexueele hoorigheid gesproken
moét wdrden. Verdachte en Aaltje gingen
hoe langer hoe meer in eikaars leven op,
zoodat zij tenslotte meenden dezelfde belan
gen te hebben. Wat de z.g.n. haat tegen de
politie en 't gezag bij verdachte betreft, deze
is ongetwijfeld een ziekelijke openbaring
ran zijn geestesgesteldheid.
Prof. Roëls concludeerde in gelijken
geest.
Na nog eenige repliek werd de zitting ge
sloten en verdaagd tot Maandagochtend
a.s. kwart over tien.
DOOD DOOR SCHULD.
Het Amsterdainsche Gerechtshof heeft
Donderdag bevestigd het vonnis van de Vijf
de Kamer der Rechtbank te Amsterdam,
waarbij op 23 Januari 11. een 21-jarig visch-
rooker veroordeeld werd tot zes maanden ge
vangenisstraf met ontzegging van het recht
om motorrijtuigen te bestruen voor den tijd
van één jaar, wegens het den dood van een
ander aan zijn schuld te wijten hebben.
Verdachte was in den nacht van 31 Augus
tus op 1 September 1929, terwijl hij onder den
invloed van alcohol verkeerde, met de door
hem bestuurde auto, op den Haarlemmerweg
in botsing gekomen met een rechts van den
weg wegens bandenpech stilstaande auto, ten
gevolge waarvan de eigenaar dier auto
een hotelhouder uit Zandvoort bekneld
geraakte en zulke zware verwondingen kreeg,
dat de dood spoedig intrad.
ONEERLIJKE CONCURRENTIE?
Voor de Haarlemsche rechtbank is Donder
dag een zaak behandeld, waarvoor vooral bij
winkeliers belangstelling bestond', omdat een
dergelijk feit nog niet in ons land door den
rechter behandeld is.
Terecht stond de houder van een Verkoop
huis „Toewan Blanda" aan de Leidschevaart
te Haarlem. Hij werd beschuldigd in 1928 en
1929 om zijn handelsbedrijf te verhoogen tot
misleiding van het publiek in verschillende
nummers van het „Haarl. Dagbl." listiglijk
en bedriegeüjk een advertentie te hebben ge
plaatst, welke in vet gedrukte letters aankon
digde, dat wegens vertrek naar Indië een
dame haar. kostbare onder architectuur ver
vaardigde meubelen voor lage prijzen te koop
bood. Deze voorstelling was onwaar en de
meubelen waren niet kostbaar en onder archi
tectuur vervaardigd, maar nieuw en grooten-
deels van goedkoope soort. Daardoor kon
nadeel voor concurrenten ontstaan.
Verschillende getuigen werden gehoord, die
meubels hadden gekocht tegen lagen prijs.
Enkelen waren inderdaad afgegaan op de
mededeeling in de advertentie.
Verd. zei die advertenties niet te hebben ge
plaatst om het publiek te misleiden, maar als
attractie. Zijn verkooplckaal is een „gesloten
huis". Verd. wist niet, dat hij een strafbaar
feit pleegde; anders had hij het zeker niet
gedaan.
Het O.M., waargenomen door mr. Andrin-
ga, zei, dat de zaak vervolgd was op verzoek
van de Kamer van Koophandel. Bonafide
handelaars worden herhaaldelijk benadee'd
door oneerlijke concurrentie. Spr. eischte
50, subs. 25 dagen hechtenis.
De verdediger, mr. L. G. van Dam, zei dat
de geheele middenstand belang had bij deze
zaak, omdat nog nooit in ons land een der
gelijk feit is berecht. Daaruit kon verd. al op
maken, dat hij geen strafbaar feit pleegde en
dat de vervolging is een proefgeval. Spr. heeft
zich dan ook verbaasd ever den zwaren eisch
van het O. M. Een minimum-eisch van 0.50
ware begrijpelijker geweest.
Spr. herinnerde aan vragen in 1927 in den
Haarlemschen gemeenteraad geste'd over de
verkoopingen van „Toewan Blanda". De bur
gemeester heeft toen, na onderzoek, geant
woord, dat niets strafbaars gepleegd werd,
dat wet noch verordening werden overtreden.
Met deze kwestie hangt het geheele uitver
koopwezen samen. Door een verbodsbepaling
in de wet kan aan deze dingen een eind wor
den gemaakt. Uit de tot stand koming van
een artikel in het Strafwetboek blijkt, dat de
minister en de Kamer hier niet het Duitsche
stelsel wenschen.
Spr vroeg ten slotte vrijspraak.
OUD-RENTMEESTER VOOR HET
GERECHT.
Voor de te rechtbank te 's Herto^enbosch
stond Donderdag terecht W. C. Th. L., 60
j'aar, vroeger rentmeester van het armbe
stuur te Grave, thans wonende te Utrecht,
als verdacht van opzettelijke vervalsching
van een belastingbiljet, door dit valschelijk
te kwiteeren, uit welke handelingen nadeel
kon ontstaan.
Verd. had een aanslagbiljet voor de
Grondbelasting ten laste van het armbe
stuur voor twee derde van het bedrag val
schelijk gekwiteerd en de bedragen in het
kasboek verantwoord. Later heeft verd. een
duplicaat- aanslagbiljet aangevraagd en
daarop twee betalingen gedaan. De verval
sching kwam aan het licht, doordat een
aanmaning tot betaling kwam en door het
accountantsonderzoek, dat plaats had na de
schorsing van verd.
Voorts had verd. zich te verantwoorden
wegens verduistering van verschillende ef
fecten aan bovengenoemd armbestuur toe-
behoorend, ten bedrage van 70.000.
Verd. bekende de verduisterde stukken
te hebben aangekocht, doch in plaats van
deze in bewaring te geven, had hij ze aan
vankelijk beleend. Later verzilverde hij de
'stukken en heeft de opbrengst aangewend
om achterstallige renten te voldoen van be
dragen die door hem verduisterd waren.
Gepleegde verduistering loopt over vele
jaren.
Na het getuigenverhoor was het woord
aan het O. M., waargenomen door mr. Ver
meulen die de feiten in het licht stelde,
waaraan verd. zich had schuldig gemaakt.
De gepleegde misdrijven zijn door de be
kentenis van verd. voldoende bewezen, die
het onderzoek door deze bekentenis ook
zeer heeft vergemakkelijkt.
Het O. M. wees op het goede gedrag van
verd. Hij drinkt niet, is een goed huisvader J
en stond ook zeer goed aangeschreven in I
zijn woonplaats. Het reclasseeringsrapport I
besprekend, vestigde het O. M. er de aan
dacht op, dat hij nog nimmer zoo'n goed
rapport ontving. Voorts wees het O. M. op
de hoogst verantwoordelijke betrekking van
verd., die zeer laag gesalarieerd werd.
Ten slotte vroeg het O. M. veroordeeling
van verd. wegens valschheid in geschrifte
tot twee maanden en wegens het plegen
van verduistering tot tien maanden gevan
genisstraf.
De verdediger, mr. G. van Zinnicq Berg-
mann, wees er op dat verd. steeds tever
geefs om verhooging van salaris heeft ge
vraagd. Resumeerende vroeg pl. een voor
waardelijke veroordeeling.
Verd. verklaarde nog op een vraag van
den president, dat het armbestuur, toen hij
om salaris-verhooging vroeg, omdat hij zijn
kinderen toch een opvoeding moest geven,
hem ten antwoord gaf: Laat uw kinderen
maar dienstmeid worden, gij zelf moet cok
hard werken voor uw brood.
Over 14 dagen zal de rechtbank uiU
spraak doen.
Tel.
Verschenen zijn afl. 25 en 26 van Landen
en Volken, de Wereld in al haar kleuren
pracht, de mooie uitgave van de E. N. U. M.:
te Amsterdam. Een uitvoerige beschouwing
wordt gewijd aan Italië waarbij interessante
kieken getoond worden, w.o. vele fraaie kleur
platen. Afrika en zijn bevolking komen
daarna aan de beurt in een artikel over het
„Zwarte" werelddeel. Bijzonder interessant
zijn hierbij de opnamen der vertegenwoordi
gers van verschillende volkstammen. Daarna
wordt geschreven over Parijs, het hart van
Europa en behandelt de redactie het onder
werp „vuur, water en voedsel" dat alle men-
schengroepen omvat. In het bijzonder voor
onze iandgenooten is een uitvoerig en fraai
geïllustreerd artikel over Nederlandsch In
dië van beteekenis. Interessant is een bijdrage
ever drie voor velen nog onbekende nieuwe
republieken nml. Esthland, Letland en
Lithauen. Daarna komt het land van de
morgenkalmte, Korea en zijn bewoners aan
de orde. Ten slotte worden onze ommuurde
steden en oude verdedigingsmethoden ge
sproken.
Oplossingen der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
Schip, hol; Schiphol.
Had je genoeg wol? O, ik heb zelft
nog overgehouden. (Uden).
Mijn oom was per Engelsche boot ge-
gekomen en zulks geheel onver
wachts. (Asperen).
Vóór de school stonden zij hem op te
wachten. (Olst).
De loopjongen had elf tegels laten
er echter maar
(Delft en Lent).
Papaver.
3.
4.
vallen; twee waren er echter maar
gebroken.
Speer, spree.
P
dak
koper
Papaver
havik
bes
r
Voor kleineren.
Een tafel.
Muis, gruis, buis, huis, kluis.
Helmond, Londen, meel, hond, hoed.
Koe, Vorden; Koevorden.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
Mijn geheel noemt een stad op Java,
die met 7 letters geschreven wordt
Een 5, 4, 3 is een voorwerp, dat een
vloeistof kan bevatten.
6, 2, is een geluid, dat een viervoetig
dier maakt.
De 5, 2, 4, 3 noemt men alle potten
en pannen enz.
1 is een medeklinker.
7, 3 is de verleden tijd van een werk
woord.
Verborgen viervoetige dieren.
Alle musschen ken ik niet uit elkaar,
maar ik geloof toch, dat deze
musch er tweemaal geweest is
vandaag.
Annie's papa arde de vorige week
met ons.
Kun je van deze wol franje maken?
Het arme meisje bood asters te koop.
We zijn laat; geef Jacob eerst een
boterham, want hij moet weer
naar school.
Als 1, 2, 3 een visch en 4, 5, 6, 7,
een soort vet is, welke bekende
plaats in Noord-Holland is dan 1,
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8?
Op de zigzag-kruisjeslijn komt eer,
ander woord voor ruziemaker:
X 1° rij een weekdier.
9° een ander woord voor
koker, omslag.
een mooie bloem.
een uurwerk.
X 5° een viervoetig roof-
X i dier.
X 6° een klooster.
een kleur,
een grondsoort,
een huisdier,
een metaal.
X
X
x'
X
4°
5°
X
X
7°
8°
9°
Voor kleineren.
1. Welk groot man wordt een deel vau
je gezicht, als je zijn eerste letter
verandert?
2. Ik ben een schoen, maar niemand
hoor!
Draagt mij ooit aan den voet.
Zeg vlug, hoe 'k heet en waar men mij
Alleen maar dragen moet.
3. Ik ben een waterplas. Neem mijn
eerste letter weg en ik ben niet
dichtbij. Wie raadt dit?
4. Verborgen bloemen.
De strook was te ruim aan de jurk
Wij liepen een uur in den wind en
den regen.
Heb je je nichtje van je roode verf
meegegeven
Zijn Annie en Terese daar nu al?