miMimht Coirant.
KiRéard twee en dertigste Jaargang.
Zaterdag 31 tlei
v Kerk en school
HEEREN-BAAI
Binnenland
N». 127
1930
ZENDINGSFEEST VAN HET
TAS1HMALAJA- EN TAOEBONTO-
:OMITE VAN DE NED. ZENDINGS-
AFDEELINGEN HE1LOO EN
ALKMAAR.
Onder begunstiging van liet heerlijke zo
merweer had Donderdag op 't landgoed van
de fam. Van Foreest bovengenoemde bijeen
komst plaats. Medewerking werd verleent
door het Chr. Gemengd Koor „Sursum Cor-
da", Heiloo, directeur de heer C. Dorland
Alkmaar.
Sprekers waren de heeren J. L. D. van der
Roest van Utrecht, oud-zendeling van Nieuw
Guinea met het onderwerp „Gods werk on
der de Papoea's en Ds. J. F. van Duijne,
'Amsterdam (Sloterdijk) met het onderwerp
„Groot of Klein".
Het welkomstwoord werd gehouden door
den heer N. van de Poll te Alkmaar, waarna
ds. H. J. Hak uit Alkmaar de openingsrede
uitsprak.
Spr. bracht dank aan de familie Van Fo
reest, die een deel van haar prachtige land
goed afstond, aan de Chr. Z.angvereeniging
„Sursum Corda" te Heiloo, aan de sprekers
'e.a.
Spr. zeide, dat de zendingsarbeid onzen
steun vraagt, doch naast steun toewijding
en offer. Het zendingswerk vraagt onze
volle aandacht,
i Bij het begin werd Gods zegen voor het
werk afgevraagd, waarna de talrijke aanwe
zigen het „O Gij, in Wiens doorboorde han
den" zongen.
l Openingswoord ds. Hak,
Er staat 'n Hemclvaartsverhaal in Hand
1 vers 8: „Gij zult mij getuigen zijn, enz. Dit
bevel houdt ons bij elkander, in gehoorzaam
heid aan Hem die ons zijn heerlijk werk toe
vertrouwt. Gij zult Mijn getuigen zijn. Weet
wat we moeten getuigen? Hebben we die
getuigenis, die dë bodem onzer krachten moet
zijn? Met een zwakke getuigenis kunnen w
Ihet leven niet in gaan. Wij moeten met
(kracht getuigen, door innerlijke zekerheid.
[God moet tot ons neerdalen. Anderen zeggen
[iets anders. In onze schrift staat niets van
.een onfeilbare kerk. Wij zeggen niets kwaad
door te zeggen dat hun onfeilbaarheid, feil
baar is.
Wij moeten hebben dat vuur van de
Emausgangers, anders heeft ons getuigenis
geen kracht.
Wij moeten brengen Christus en zelf op
den achtergrond treden. Niemand kan zich
ontwringen uit den greep van Christus,
die alles beheerscht. Knielen wij in ootmoed
voor Hem die ons overheerscht door Zijn
liefde. Van dien werkelijken levenden Chris
j tus willen wij getuigen. Wij moeten hem ken
nen met al onze zintuigen en onze ziel. De
'liefde tot God moet zich ook uiten voor on
zen bruinen broeder (zuster) waarop spr.
dieper inging.
Spr. weidde uit over de belangrijkheid der
missie, doch dié missie moeten we steunen
en er voor bidden. Wij moeten ze doordrin
gen van ons geloof in God en we moeten de
ware getuigenis uitdragen. Nooit wanhopen,
de triomf van God komt ter zijner tijd. Vol
tooit Gij o God uw woning en heerscht er.
Gaan wij voort door liefde en opoffering
de arbeid der zending te schragen.
Daarna zang no. 3: „Roept uit aan alle
stranden".
Rede oud-Zend. v. d. Roest.
Het werk, zegt spreker, is het werk van
God. Nieuw Guinea is een wonderlijk land
in vorm, bewoners en geschiedenis. Even
wonderlijk is de arbeid der zending.
Niemand had de vooropgezette bedoeling
om daar het Evangelie te brengen. Men
dacht anders, verder, doch evenals bij Pau-
lus deed God zijn werk. Men heeft het ge
daan als Jezus cm de diepst gezonkenen te
redden.
Het was dit jaar 75 jaar geleden dat de
zendeling voet aan wal zette. Een schoener-
tje zette 2 blanke mannen aan wal. Die man
nen knielden neer en baden. De inboorlin
gen hadden het nooit gezien, doch van hun
werk ging ongemerkt een eigenaardige
kracht uit.
Was het geen onbegonnen werk om onder
de papoea's hun arbeid aan te vangen In
het vaderland waren mannen die zeiden
„houd maar op", doch er waren er ook die
baden om Gods zegen. Spr. zeide dat de ar
beid is gezegend. Is de uitkomst der zending
klein? Men redeneerde van wel, het was
meer overmoed. Zeker de bezwaren waren
vele. Spr. somde die bezwaren op. In de
eerste 25 jaar was er weinig verbinding.
Nieuw-Guinea werd stiefmoederlijk behan
deld.
Niettemin is er nooit gedacht aan werk
staking, men kon het niet doen. Een een
voudig man was daar gekomen, die getuig
de van Jezus, die alle ellende meemaakte.
Hij was de grondlegger van onze bloeiende
zending. Zijn getuigenis was zoo heerlijk,
wat spreker onder woorden bracht. Het was
Gods werk, dat een grooten indruk maakte.
In de tweede en derde kwarteeuw zijn dui
zenden papoea's bekeerd en ze zijn overtuig
de Christenen. Een bewijs van Gods werk.
Er wordt daar Gods woord verkondigd,
ook voor de jeugd en uren aan een luistert
men naar Gods woord.
Broeders en zusters, er is daar een heer
lijk werk te verrichten. Gods woord wordt
daar gehoord en men luistert naar het Evan
gelie. Dat is Gods werk. Hem zij eere. Maar
het is ook het werk der gemeente en daar
om deed spreker een beroep op allen om
.Gods werk onder de papoea's te steunen en
die steun is dringend, zeer dringend noo-
dig.
Het is Gods werk. Hij zal ook wel in den
nood voorzien, doch we moeten naar onze
[krachten met volle overtuiging voor het ko
ninkrijk van Jezus geven. Spr. vroeg een of-
'fer voor Nieuw-Guinea en eindigde met een
beroep op allen voor de collecte die werd
gehouden, -
Daarop werd het zendingslied „Zegen,
Heer de vredesbonden" gezongen.
Vervolgens was het woord aan de Chris
telijke zangvereeniging „Sursum Corda" utt
Heiloo, directeur de heer C. Dorland te Alk
maar, die een tweetal liederen zong, welke
zang van het gemengde koor goed tot zijn
recht kwam. J
Daarna werd gepauzeerd.
Na de pauze was het woord aan ds. J. F.
Duijne, Amsterdam (Sloterdijk), met het on
derwerp „Groot of Klein?".
Spreker zeide, dat op de vraag een ant
woord moet gegeven worden. Groot en klein
liggen dooreengestrengeld in de zending,
wat ook geldt voor het algemeen.
God kan het groote doen, door het kleine
heen, want het werk zending doen op zijn
wijze, door zijn hulp en zijn genade.
De boodschap van de hemelvaart is de
boodschap van dezen dag. God trekt die we
reld tot zich door het werk der zending.
Het werk der zending is een Gode-geval-
lig werk, waarop spr. dieper inging. Spr.
vergeleek dit werk met dat der apostelen, de
boodschap die Jezus gaf, waarin hun heer
lijk werk tot uiting kwam. Met die kleine
middelen deed God het groot werk.
God trok door die kleine middelen (bet
werk van de apostelen) dat groot werd en
tot de eeuwen stand houdt. Dat is het werk
cier zending, dat komt te staan in het licht
van Gods werk. De menschen zeggen dat
het zendingswerk klein is, doch door de
hulp van God wordt het werk groot.
Spr. noemde verschillende voorbeelden,
ontleend aan de Schrift, die klein leken,
doch in Zijn naam groot werden.
Hij herinnerde aan het werk van vriend
Storm, die in Nieuw-Guinea zijn werk doet.
Zijn werk is groot in de oogen van God. Spr.
deed een beroep op de zending en zijn gees
telijke beteekenis. Leef mee met onze zen
ding. Spr. gewaagde van den steun voor de
zending, speciaal in Noord-Holland.
Spr. eindigde met het uitspreken van
komen. Spr. eindigde met het uitspreken van
des Heeren rijken zegen, waarna de aanwe
zigen het lied zongen, waarin Gods rijke ze
gen tot uiting komt.
Daarna was wederom het woord aan de
Gemengde Zangvereeniging die een tweetal
liederen zong.
Het slotwoord was aan ds. G. A. den Her
tog, Amsterdam.
Spr vond het dankwoord niet zoo eenvou-.
dig. Spr. wou probeeren een samenvatting te
geven van wat God ons heden gaf. Paulus
zeide, bedenk de dingen die boven en niet
hier zijn. Het lijkt een onpractisch woord,
doch het is zoo niet. Velen begrijpen dat
woord niet, doch kunnen wij dat wel? Tel
kens stuiten wij op dingen van deze aarde.
Spr. haalde enkele voorbeelden aan.
Het brandpunt van die gedachte van den
apostel was, die aan den hemel der hemelen.
Daarop moeten onze gedachten geconcen
treerd zijn. Daar waar Christus is, de Zalig
maker en redder der wereld.
Waar Christus is, is geen satan meer, die
onze kennis doet verduisteren. Waar Chris
tus is, is de waarachtige rust. Waar Hij is
moet de kern- van ons leven zijn. Als onze
harten zijn ingesteld op Hem, dan moeten
we in de zending, Zijn werk steunen. Na
een dankwoord aan hen die medewerkten
om den dag te doen slagen, volgde sluiting.
20STE OPENLUCHTSAMENKOMST
VAN VRIJZINNIG-GODSDIENSTIGEN
Te ruim twee uur werd deze samenkomst
in den Muziektuin door den voorzitter van
het Openluchtcomité geopend met een wel
kom aan de ongeveer 1000 aanwezigen.
„Wij Vrijzinnig-Protestanten", zoo sprak
hij hebben niet meer onze heilige dagen en
heilige plaatsen, maar als telken jare in hei
leven der Vrijzinnig-godsdienstigen deze dag
van samenkomst is aangebroken, dan is de
Hemelvaartsdag onze heilige dag en de Alk-
niaarsche. Muziektuin onze heilige plaats,
waar van alle oorden der provincie de men
schen samenstroomen. Wat ons hier tezamen
brengt is geen dogma en geen kerkgezag,
maar ongedwongen in eenheid des geestes
zijn we bij elkander. Het is het vrijzinnig ge
loof, dat zich openbaart in onze levenshou
ding en de religieuse band, die ons tezamen
bindt in God. De ware aanbidding is niet in
Jerusalem, noch op den Gerizim, noch in
Rome of Dordt, maar overal, waar God
wordt aangebeden in geest en in waarheid,
We hebben hier een bedevaart zonder wonde
ren. Moge God in ons iets doen beleven van
wat de leerlingen beleefden op het Pinkster
feest, een uitstorting van Heiligen Geest in
onze harten, wat ons zal bezielen met het
voeren van den geestdrift en den moed dei-
apostelen, waarmede ze de wereld in gingen.
Mogen wij alzoo van hier gaan met de kloeke
belijdenis: „ik schaam mij het evangelie van
Christus niet".
Tezamen werd onder begeleiding van een
ensemble uit het Stedelijk muziekkorps, ge
zongen Gez. 255 1.
Hierna was het woord aan ds. H. A.
Enklaar Ned. Herv. pred. te Den Helder met
zijn onderwerp: Wordt wat gij zijt.
Een zware en dure plicht, maar ook een
billijke eisch ligt in deze woorden opgesloten,
dat wij met de gaven die we hebben wat
moeten worden. Worden, dat is een levens
spanning en het moeten is er, om de span
ning er in te houden. Zonder spanning gaan
wij dood. Er wordt daardoor veel gewerkl
het geheele land door, ook op geestelijk ge
bied, maar de vrijzinnigen hebben vooral
noodig eene aansporing om te worden, wat
zij zijn. Noodig, ja! Want als de predikanten
(jij hunne spreekbeurten weinig menschen
voor zich zien, schamen zij zich over onze be
weging. Het komt aan op het zich toeëigenen
van geloof als een persoonlijk eigendom,
van rijk en zelfstandig geestelijk leven in
overeenstemming met het evangelie, dat ons
toeroept om te doen den wil des Vaders.
We zoeken allen bevrediging, om een vol
mensch te worden. Ëen mensch is een veeï-
eenheid en hij zoekt op allerlei wijzen. Wc
ïeginnen met de eenvoudigste vermogens,
van kindsbeen af, om te leeren hennen, alles
te onderzoeken. We zijn als avonturiers, die
uitgaan om te zien, te hooren, te bezitten. En
al wat spanning brengt is in ons de vreugde
van 't vooruitzicht, waardoor we geheel in
onze actie opgaan. Maar nooit is 't ons ge
fioeg, er komt nooit een einde, nooit volle be
vrediging. Peer Gynt is het type van eep
avonturier, die alleen leeft voor zich zelf en
streeft en zeer veel ondervindt, maar oud ge
worden tot de bekentenis komt, dat hij is als
een uitgebrand bosch, dat zijn leven niets is.
Wij zijn allen geboren arbeiders. We wor
den gedrongen iets bij te dragen tot 't alge-
meene nut, we werken met eentonigen, zich
telkens herhalenden arbeid. Maar die arbeid
alleen voert tot ellende juist door 't eentonige
en menigeen komt tenslotte tot de vraag van
den twijfel: „wat baat al de arbeid, dien de
mensch arbeidt onder de zon?" Maar dat is
de zegen, als we meer en meer worden door
drongen van 't bewustzijn, dat de mensch
bij brood, dat hij met zijn arbeid verdient,
alleen niet kan leven. Hij wil hooger en
vraagt: „wat ontbreekt mij nog?" Dan komt
't heimwee als bij den prins uit Edom in
Egypte. Hoe goed hij het daar ook had, hij
wilde weg. Hem ontbrak niets, maar hij ge
voelde zich als een gevangene. Hij wilde te
rug naar zijn eigen land.
Een groot voorrecht is het voor ons, bedie
naars van de kerken, dat wij mogen komen
met de bevrediging van 't groote heimwee,
dat we mogen brengen het woord van Chris
tus: „kom tot mij allen en ik zal u rust ge
ven". Mensch, wilt ge weten, wat ge zijt? Gij
behoort tot eene hoogere wereld, gij zijt een
kind van God, in u is het licht, dat telkens
schijnt. Dat is de vrede, 't ophouden van alle
eenzaamheid, de rust. Gaat naar de kerken,
waar ge overal weer de boodschap van de
bevrijding hoort. Zalig die verstaan wat in 't
verhaal van Richard Leeuwenhart wordt ver
teld. Deze zat in eene gevangenis. Een dei-
zijnen doolde overal rond, om bij elke gevan
genis te zingen het lied van den geboorte
grond en de klanken van dat lied deden hem
zijn koning vinden.
En nu het worden. We gaan terug tot deze
wereld met z'n strijd en spanning, 't veld van
onze oefening, waar we komen tot het besef:
„niet dat ik het al reeds gegrepen heb, maar
ik jaag naar hetgeen voor is, waartoe ik ook
gegrepen ben". Dat is de spanning, die
kracht van ons doet uitgaan en gaan in de
vreugde des levens. Daartoe dienen dan ook
de kleine dingen van eiken dag. Dan begin
nen we iets te worden, wat we zijn door de
gave van Christus en het Evangelie. De een-
toonigheid en de moeite van den arbeid blij
ven wel, maar we zijn andere menschen, want
we zien in dien arbeid een taak van
God. We gevoelen het als onze roe
ping, dat we mogen mede arbeiden met
de hoogste kracht. Geeft u zelf en ge onder
vindt 't wonder, dat ge niet armer wordt, hoe
meer ge arbeidt voor anderen en voor God.
Ziet de wereld met dien nieuwen levenszin
en ge zult met Paschen getuigen: „Ik schaam
mij het evangelie niet, want het is eene kracht
Gods tot zaligheid.
Thans doen de zangkoren van Zaandam
en Koog aan de Zaan hooren twee liederen:
„Die mijne harten vrede zijt" van P. Hartog
en „Jubelzang" van J. W. Onck.
Ds. F. Dijkema, Doopsgez. Pred. van Am
sterdam beklimt nu den katheder tot het hou
den van zijn toespraak, getiteld: „Visschen
in een poel". Spr. vertelt uit Stanley Jones
„Op ieaeren weg Christen", hoe de schrijver
op onze tocht op 't eiland Malakka enkele
visschers zag visschen in een poel, tusschen
een rijstveld, van vuil, drabberig water, ter
wijl vlakbij de breede oceaan was. Dat beeld
gaat op voor onzen tijd. Bij ons ook velen,
die vervreemd zijn van kerk en godsdienst,
die ook visschen in een kleine, vuile poel,
waaraan ze al hun aandacht besteden, ter
wijl daarbuiten om de machtige oceaan
bruischt, waaruit de roepstem komt: „helpt
ons". Daar de machtige vraagstukken, hoe
we ons leveft, zullen inrichten en hoe onze
handel en wandel te bewaren en leven en
wereld. Daar klinkt de vraag van den gods
dienst: wat moet er worden in de wereld van
den godsdienst* van het Christendom. Daar
ook de vraagstukken van den wereldvrede
't Is een oceaan die stormt en loeit. We mo
gen ook wel dicht bij ons blijven met onze
gedachten. Om ons heen is het ongeloof, T
materialisme. We staan voor de verwording
van onze wereld door de invloeden van Oost
en West. Ook hier i-s eene machtige atheisti-
sche propaganda. Wat kunt ge nu doen, wat
is uw roeping? Wordt 't niet gevoeld, dat
we dat groote moeten zien? Roepen deze din
gen niet tot ons van uit Stockholm, Praag,
Lausanpe, Jeruzalem, waar de verschillende
strijdvragen over godsdienst en vrede en
zending en christelijk leven werden behan
deld? Het is een tijd, die vraagt naar grooten
arbeid. Het geldt voor elke gemeente op elke
plaats, waar ze de menschenziel moet berei
den. Visschen in een poel is 't wat ongeloof
en dogmatisme doet, om 't vrijzinnig gods
dienstige leven dood te drukken, 't Geldt voor
elke gemeente, om het groote te zien en zich
zoo te handhaven, 't Geldt elk lid van eene
gemeente, om de kracht groot te doen wor
den tot uitbreiding van Gods Koninkrijk op
aarde, om over 't kleine heen het groote te
zien.
Wat vischten die inlanders in die poel? Ze
vangen vechtvischjcs, kleine zeer vechtlustige
vischjes, die elkander willen dooden. Zoo
willen menschen ook kleine vischjes vangen,
om elkaar dood te bijten.
Daar buiten is de oceaan. Steekt af naar
de diepte en zoek 't groote, niet de verdeeld
heid, 't kleine boven 't groote. Als de leer
lingen verontwaardigd tot Jezus komen, om
ie vertellen, dat ook anderen duivelen uitban
nen en hem te vragen dat te verbieden, wijst
Jezus hen af, want ze deden hetzelfde werk
als hij en zeide: „wie niet voor mij is, is te
gen mij". Arme discipelen, die zich niet in 't
groote konden verplaatsen.
't Groote, waartoe wij worden geroepen, is
't zien van de opgaande lijnen. Hemelvaart
rnoet zijn van ons het natuurlijke einde, hoog
en breed boven alles. Dit is aller roeping,
Christus zien, ook als gast in onze huisge
zinnen, de geest van liefde en eerbied groot
maken. Ons alles roeping is 't, het recht en
de waerheid uitdragen in de wereld en ge
tuigen zijn van Christus Evangelie. Ook in
kerk en gemeente, om de eeuwige schatten
van het Evangelie te bewaren voor nu en la
ter. Onze vaderen hebebn daarvoor alles
aangedrufd. Wat hebt gij er mee gedaan,
om 't licht in de wereld sterk te doen wor
den?
Wanneer wij het kleine zoeken, dan zoeken
we, wat ons scheidt en afroest van God, 't
groote, dan wat ons met Hem en met elkan
der vereenigt
Vischt niet in een poel. maar steekt af in de
diepte van den Oceaan en uwe netten zullen
vol worden.
Hierop volgde den zang van het zangkoor:
Alkmaar, „Na den storm" van W. B. v. d.
Vliet en „O, gulden hoofd" van Jac. Bonset.
Na de pauze vergastte het kerkkoor:
Hoorn, de aanwezigen met „Zondagmorgen"
van Frans Abt en „Zomermorgen" van Isr.
J. Olman.
Toespraak van den heer A. J. van Lensen,
arts te IJmuiden—Oost: „Der zwakken
kracht".
Wanneer we de menschen zien om ons
heen, staren we soms iemand aan en zeggen:
„Dat is een sterk mensch", een mensch, die
trotsch en zelfbewust voortschrijdt. Zoo zijn
wij over 't algemeen niet. De meeste menschen
ontkennen hunne zwakheid, ontdaan van den
schijn en den moed tot het leven. We zien den
mensch klein in zijn nood, in z'n zwakheid,
in het stervensuur. De meeste menschen zijn
zwak als het er op aankomt. Sterke menschen
zijn er weinig, sterken naar den geest.
H. RolandHolst zegt: „onze aard gaat
naar den mensch. die onze hand grijpt maar
die meestal niet is te vinden. We moeten het
zelf zoeken. Er zijn zoovelen sterken, die,
dichterbij gezien, zwakken zijn. De oude boer
in Gusta Berling, die op zijn sterfbed onrus
tig zich beweegt, terwijl hij er zich van ver
zekerd houdt, dat hij alles in zijn leven goed
heeft gedaan, hoort een vreemde man spre-
kij, die hem vraagt, of hij zóó kan spreken
tegenover den Almachtigen God, en dan
gevoelt da sterke man zijn kleinheid en
buigt zich. Toen werd hij waarlijk groot.
Eene oude ziel, die met het leven had ge
worsteld, veel geleden en gestreden, lag op
haar sterfbed neer, gerust en verzekerd en ze
vouwde de rimpelige handen en van hare
dorre lippen kwam het: „de Heer heeft ge
geven, de Heer heeft genomen, de naam des
Heeren zij gezegend". In die oude vrouw
was de levenskracht, die den dood aan
durfde.
Wij menschen zijn zwak. We zijn 't tegen
over de geweldige natuur ondanks de tech
niek, die meent de natuur te kunnen be
dwingen en moet in bewondering het 'hoofd
buigen. We zijn het tegenover de radio, het
wonder dat het mogelijk maakt te spreken
met de menschen aan het uiterste einde der
aarde. De zwakke mensch wil heerschen en
alles doorgronden, maar ziet zich telkens ge-
plaats voor het onmogelijke.
De mensch is zwak om het leven te dragen.
Maar hij kan het alleen door de liefde, de
kracht, die alles omvat. Er is een sprookje
van een open plaats, begroeid met stekels en
doornen, een groot woest en ruw bosch. Eens
op een morgen gebeurde een wonder: Een
lange, teere stengel schoot op met bloemen
met vier kroonbladen in den vorm van een
kruis. De distels en doornen sloegen het
neer, maar 't volgende jaar waren er meer
van de bloemen en later werd het bosch er
vol van. De zwakke krachten wonnen het van
de groote en ruwe, zooals het altijd gaat. Dat
is het groote wonder in het verschijnen van
Jezus. Wij hebben hem gekruisigd, oorlogen
een plaats gegeven in ons leven, toch hebben
2000 jaar geen macht gehad om hem te
dooden. Die gedachte openbaart iets van de
kracht, die wij menschen hebben in ons, die
zijn van Gods geslacht. Als iets Gods liefde
in ons is, dan kan de wereld in en om ons
dat niet vernietigen. Onze kracht is het, om
dat ons geloof voldaan is van allen schijn
van steun, onmachtig vaak, maar veel meer
waard dan de geboden van zoovele kerken.
Wij durven staan in ons leven met ons geloof,
wij wagen het met God. Ons vertrouwen in
God, dat is werkelijk levenskracht. Bidden
we God om de hoogste liefde, om die stille,
zwakke liefde, die niet te dooden is, maar
kracht geeft om te dragen door het duistere
leven. In onze zwakheid wordt onze kracht
volbracht.
Het zangkoor: Den Helder, zong vervol
gens „Hallelujah" van J. Koolsbergen en
„Lente" van N. v. d. Linden, waarna ds.
J. Deelman, secretaris van het Comité, de
bijeenkomst sloot met dank te brengen aan
de koren, die door hun lieflijken zang het
samenzijn hebben veraangenaamd en het
ensemble uit het Stedelijk Muziekcorps en
allen, die aan het welslagen hebben mede
gewerkt en riep allen een tot weerziens toe.
Ten slotte werd gemeenschappelijk ge
zongen Gez. 246 3.
TEKORT AAN ONDERWIJZERS?
Voor de betrekking van onderwijzer bij het
openbaar lager onderwijs te Zuilen hebben
zich slechts 2 sollicitanten aangemeld, terwijl
dat aantal 5 jaar geleden bij de stichting van
de tweede openbare school meer dan 200
bedroeg. Temeer is dit verwonderlijk, zegt
de correspondent van het Hbl., daar Zuilen
een gemeente is die binnenkort 10.000 inwo
ners zal tellen en niet ongunstig is gelegen.
Immers Zuilen ligt onder de rook van
Utrecht, is grootendeels aan deze stad aan
gebouwd, behoort tot de 2e salarisklasse,
geeft door ligging uitstekend gelegenheid
voor verdere studie en heeft bovendien
modern ingerichte scholen.
DE OPVOLGER VAN PROF. KLUYVER.
Bij Kon. besluit is als opvolger van prof.
dr. J. C. Kluyver, die wegens het bereiken
van den zeventigjarigen leeftijd aan het einde
van dezen academischen cursus zijn ambt
zal neerleggen, benoemd tot gewoon hoog
leeraar aan de rijksuniversiteit te Leiden, in
de faculteit der wis- en natuurkunde om on
derwijs te geven in de wiskunde, dr. J.
Droste, thans lector aan die universiteit.
De nieuwe professor werd 28 Mei 1886 te
Grave geboren. Hij bezocht de H. B. S.
te Delft en werd in 1903 aan de Polytechni
sche School aldaar als student ingeschreven.
Den 8en December 1916 promoveerde hij
tot doctor in de wis- en natuurkunde op een
proefschrift, getiteld: „Het zwaartekrachts-
veld van een of meer lichamen volgens de
tehorie> van Einstein".
Van'1914 tot 1919 was prof. Droste leeraar
in de wiskunde aan verschillende onderwijs
inrichtingen, de laatste jaren aan het gym
nasium- te Gorinchem. In 1917 werd hij toe
gelaten als privaat-docent in de functieleer
aan de rijksuniversiteit te Leiden. Hij begon
zijn colleges met een openbare les op 30
Januari 1918 over: „De wiskunde, hare ont
wikkeling en hare verhouding tot de natuur-.
ml*}
ECHTE FRIESCHE
'20'50 ct per ons
wetenschappen". In 1919 volgde zijn be
noeming tot lector te Leiden.
VIERTAL PREDIKANT REM. GEM.
Voor het beroep van een predikant bij d*
Remonstrantsch-Ger. gemeente alhier, is het
volgende alphabetische geplaatste viertal op
gemaakt:
Mej. A. G. Giinther, Rem. pred. te Zwammer-
dam;
W, N. van Nooten, Rem. pred. te Boskoop er
Waddinxveen;
Mej. E. B. A. Poortman, Rem. pred. te Does
burg;
Mej. F. W. Rappold, Rem. pred. te Dokkum
VRIJZ. CHR. JONGERENBOND.
Na overleg met de predikanten, de hee
ren D. v. Peursem van Uitgeest en van
Calcar Haumersen alhier en na een
inleidend woord van den heer C. Tolk is
Dinsdagavond in het gebouw aan de
Noorderparklaan te Beverwijk van de
vereeniging voor Vrijz. Herv. een ver-
eeniging opgericht van Vrijz. Christelijk/
Jongerenbond voor de gemeenten Bever
wijk-Velsen N. en Wijk aan Zee en Dui#
PREDIKBEURTEN.
Zondag 1 Juni. s-
Ned. Hervormde Gemeenten.
ALKMAAR, Luthersche Kerk, n.m.
uur, dienst v. d. Vrijzinnige Jeugdkerk, Ds
H. van Lunzen, van Hoorn.
LEGER DES HEILS.
Zaterdagavond 8 uur groote Openlucht
meeting op de Steenenbrug.
Zondagmorgen 7 uur bidstond.
V.m. 10 uur, Heiligingsdienst.
N.m. 3.30 uur Openluchtsamenkomst b$
den Kattenberg.
's Avonds 8 uur Heilsdemonstratie.
Al deze samenkomsten worden geleid door
Stafk. F. Buiterman.
BERGEN, Vrije Evangelische gent., Kom-
laan 12, huize Berkenhof, vm. 10.15 uur, J.
J. Ruijs. Woensdagen 7 uur, Godsdienston
derwijs.
BEEMSTER, vm. 10 uur, ds. Bremer.
BURGERBRUG, vm. 10 uur, ds. van
Loon.
BROEK OP LANGENRIJK, Hervormde
Kerk, 9.30 uur (o.t.) Leesdienst. 2.30 uur
(o.t.) Ds. van Baaien.
Geref. Kerk, 9.30 uur (o.t.) Ds. Donner,
2.30 (o.t.) dezelfde.
Chr. Geref. Kerk, 9.30 uur (o.t.) en 3 uur
(o.t.) Ds. Drenth.
Doopsgez. Kerk, 9.45 uur, geen dienst.
EGMOND AAN ZEE, Evangelisatie in
„Welgelegen" vlak bij het strand Zondag
avond 7.30 uur (zomertijd) J. J. Ruijs.
EENIGENBURG, vm. 10.30 uur, ds. var
Dijk.
GROET, 9 uur, Jeugddienst, Ds. Boeke.
HEERHUGOWAARD, 3 uur n.t. Ds,
Verwaal.
HEILOO, vm. 10 u., ds. Eilerts de Haan
Evangelisatielokaal, vm. 10 uur, Ds. J,
Laurense, van Amsterdam.
KOEDIJK, fn.t.) 10 uur Ds. Verwaal.
NOORD-SCHARWOUDE, Hervormde
Kerk, 9.30 uur, geen dienst.
PETTEN, vm. 10.30 uur, ds. v. d. Poel
SCHOORL, 10.30 uur, Ds. Boeke.
URSEM, geen dienst.
WINKEL, 10 uur, Ds. van Baaien.
ZUID-SCHARWOUDE, 9.30 uur (o.t.)
Ds. Staal.
Doopsgezinde Gemeenten.
BEEMSTER, geen dienst.
NIEUWE NIËDORP, geen dienst.
DE RIJP, vm. 10 uur, ds. Keuning.
ONZE EIE R E NU ITVOER ERNSTIG
BEDREIGD.
Het verhoogde Duitsche invoerrecht.
Hoe belanrijk onze uitvoer van eieren naar
Duitschland is en dus hoe funest de verhoo
ging van 5 tot 30 mark invoerrecht per
100 K.G., kan nog eens blijken uit de cijfers,
die wij in het Hbl. lezen: in het afgeloopen
jaar voerden wij naar onze Oostelijke buren
uit 57 H millioen K.G. van de 811,4 mill.
K.G. totaal; dat is dus 70U van onzen
geheelen eierexport.
De waarde van dien uitvoer bedrag 47.1
millioen van de 70 millioen totaal, zoodat,
gerekend' naar de waarde, Duitschland
67'A van onze eieren afneemt.
Wat beteekent een invoerrecht van 30 mark
per 100 K.G. eieren, 'het zesvoudige dus van
het thans nog geldende tarief? Het beteekent
een belasting van 1-1 a 1-5 cent 6p èlk in
Duitschland ingevoerd ei. Het komt overeen
met 20 a 25 van de gemiddelde waarde
en zal bij gelijken uitvoer als in 1929, eeu
bedrag van 10.36 millioen gulden in de
Duitsche schatkist doen vloeien, in plaats
van 1.72 millioen, zooals op het oogenblik.
ROTTERDAM LLOYD-RAPIDE.
Ex-mailschip Indrapoera
In aansluiting op het gistermorgen aan
gekomen mailschip ..Indrapoera" (te Mar-
seille), vertrekt de speciale trein met de mail
en passagiers van Marseille om 15.20 uur;
aankomst Zaterdag 31 Mei 12.02 te Roosen
daal; 13.55 uur te Rotterdam D.P. en 14.02
uur te Den HaagJH.S.M.
VOLKSGEZONDHEID.
Tienjarig bestaan van de veterinaire
inspectie.
De Veterinaire Inspectie van de Volksge
zondheid herdacht met een feestmaaltijd in
hotel Wittebrug te Den Haag haar tien-jarig
bestaan.
Als gasten waren aanwezig minister mr
Verschuur, oud-minister, prof. mr. Aalbers<
en de directeur-generaal van de volksgezond
heid, mr. Lietaert Peerbolte.
De tafel werd gepresideerd door den
veterinaire hoofdinspecteur van de volksge
zondheid, dr. Berger, die zich in het bijzon
der richtte tot oud-minister Aalberse, onder
wien de vleeschkeuringswet indertijd tot
stand kwam en door wiens bemoeienissen de