AHiivlie Courant.
Peter Solberg's terugkeer.
f o. 143
HoRderd twee en deftigste Jaargang.
1930.
Vrijdag 20 Juni
B4^LM»EESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ken
nis, dat in het Gemeenteblad van Alkmaar
zijn opgenomen de volgende besluiten:
Nr. 1168, raadsbesluit van 19 December
1929. tot vaststelling eener Verordening tot
wijziging der Verordening op de veemark
ten (Gemeenteblad nr. 881);
Nr. 1169, raadsbesluit van 10 April 1930
tot vaststelling eener Verordening tot wijzi
ging der Verordening, regelende de bezoldi
ging der ambtenaren in dienst der gemeente
Alkmaar (Gemeenteblad nr. 977);
Nr. 1171, raadsbesluit van 10 April 1930
tot vaststelling eener Verordening, tot wijzi
ging der Verordening, regelende de bezoldi
ging der ambtenaren in dienst der gemeente
Alkmaar (Gemeenteblad nr. 977);
Nr. 1172, raadsbesluit van 10 April 1930
tot vaststelling eener Verordening tot wijzi
ging der Verordening, regelende de loon en
der werklieden in dienst der gemeente Alk
maar (Gemeenteblad nr. 1142).
Deze verordeningen zijn heden afgekon
digd en gedurende drie maanden ter gemeen
tesecretarie ter lezing nedergelegd, waar zij
tevens in afdruk, tegen betaling der kosten,
verkrijgbaar zijn.
ALKMAAR, 20 Juni 1930.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
A. F. THOMSEN, loco-burgem.
A. KOELMA, secretaris.
Vertaald door J. E. de B. K.
Het kleine huis, waar de vrouw van den
matroos Peter Solberg woonde, stond in de
Tuinstraat. Het raam was open, het was een
warme namiddag in Juli. Aan de eene zijde
van de kamer zat de vrouw met den rug naar
het licht. Ze had zitten naaien, maar het
werk was van haar schoot op den frisch ge-
boenden vloer gegleden.
Op eenigen afstand zat hare dochter aan
tafel, gebogen over een kleine naaimachine.
'Zij zag naar haar moeder en langs haar heen
keek ze in de straat, waar het even stil was
als in de kamer. Naast de naaimachine lag
een brief, dien het meisje aan hare moeder
had voorgelezen. Geen woord werd tusschen
beiden gewisseld, ze zaten doodstil. Nu en
dan nam de dochter den brief op, keek er in
en lei hem weer neer. Dan wierp ze een
vluchtigen blik op hare moeder of op de
straat.
„Ja en nu is het voor goed", zeide de
moeder en ze raapte haar werk weer op.
„Ja, nu komt vader dan toch thuis". Het
was de dochter, die sprak. Ze heette Gun
hilde. Den vorigen avond was ze uit haar
dienst bij haar moeder gekomen en pas over
twee dagen moest ze in haar nieuwe be
trekking. Ze was juist achttien jaar, maar
hare schouders waren zoo flink en breed, dat
het scheen, alsof het verdriet ze nooit zou
doen buigen.
„De volgende maand wordt het vijf jaar,
dat hij wegging".
„Ja", zeide Gunhilde, die haar naaimachine
weer deed snorren.
De moeder nam ook haar werk weer op;
ze moesten echt partij trekken van de twee
dagen, dat Gunhilde er was. En geen van
beiden sprak meer over de terugkomst van
den vader. -
Toen ze zich 's avonds uitkleedden om
naar bed te gaan, zeide de moeder:
„Als hij komt, terwijl jij nog hier bent,
zuilen we daar voor jou een matras neer
leggen en ze wees naar den hoek bij het
raam.
„Ja, dat kunnen we doen."
En toen spraken ze over andere dingen.
Twee dagen daarna verliet Gunhilde vroeg
het huis om haar nieuwen dienst te aan
vaarden.
Een kleine jongen, op bloote voeten, ver
voerde in een kinderwagen haar kist met
'kleeren en verdere benoodigdheden.
Tegen den avond werd de boot uit Enge
land, die Peter Solberg terug zou brengen,
verwacht.
Hij had zijn schip in Londen verlaten, maar
niemand wist het juiste uur. Hij kon vroeg
komen en hij kon laat komen; dat hing af van
het weer, van de lading.
Toen ze gegeten had en omgewasschen,
ging de vrouw zitten naaien en ze liet de
naaimachine snorren, alsof ze groote haast
'had. Haar man Peter was 46 jaar, net zoo
oud als zij. Hij kon bij zijn terugkomst heel
wat veranderd vinden; Anton en Johan, de
tweelingen, allebei aangemonsterd. Dit wist
hij natuurlijk niet, want hij had ze in geen
enkele haven aan kunnen treffen; de dood
van Kristin, ja dit wist hij. Haar Peter kon
niet goéd met de pen omgaan en zij ook niet.
Ze was heusch beginnen te gelooven, dat hij
haar vergeten had. Maar op die Engelsche
boot had hij het niet gemakkelijk gehad. En
nu kwam hij dan toch. Hij had zoo dikwijls
terug willen komen, maar het was zoo n
verre reis naar het Noorden en het was zoo
kostbaar. De gage van matroos reikt niet
ver, wanneer men kinderen op moet voeden
en wanneer men ze dan nog begraven moet
ook. Hij had dus zijn komst telkens en telkens
uit moeten stellen.
Ze joeg het rad snel in de ronde en als ze
een seconde ophield met naaien, gunde ze
zich nauwelijks den tijd even op te zien. Zoo
druk als ze het had!
Het zal zeven uur zijn geweest, toen ze
menschen de keuken hoorde binnengaan met
een zwaren last.
Ze stond gauw op en ging naar buiten.
Daar stond Peter, haar man, met een beurs
in zijn hand. Hij was bezig een jongen te be
talen, die hem had geholpen met het dragen
van zijn kist, die in een hoek was neergezet.
De jongen vertrok.
De man en de vrouw stonden zwijgend te
genover elkaar. Toen reikte ze hem de hand
en zeide:
„Welkom thuis''.
„Dank je."
„En de boot is dus aangekomen".
„Net precies".
Zij ging naar binnen en hij volgde haar
vuJani5zamen' zwaren tred. In de kamer
lichtte hij even zijn breedgeranden hoed van
het hoold en ging naast de deur zitten. Zijn
0.ogen, door donkere kringen gemarkeerd,
stonden treurig en hol en hij keek steeds een
x i °-P?i- Meestal wendde hij het hoofd
wat af. Zijn gezicht was bleek en hij had een
langen, zwarten baard.
De vrouw zeide:
„Je bent wel veranderd naar ik zie."
„Ja, dat zal wel."
Hij hield even op en vervolgde toen:
„Ik kan niet meer."
Even hief de vrouw het hoofd op, na
denkend zag ze hem aan.
„Dat dacht ik wel", mompelde ze. „D'e
schipbreuk in de Middellandsche Zee heeft
het hem gedaan",
„Ja"
„Als je dadelijk tehuis was gekomen zou
je misschien wel beter zijn geworden."
Hij aarzelde weer even vóór hij ant
woordde:
„Die twee jaren na dat ongeval zijn goede
jaren geweest".
Hij boog zich voorover, steunde met de
ellebogen op de knieën en scheen zoo uit te
rusten. Hij had nog altijd zijn hoed op, Een
oogenblik daarna vroeg hij:
„Zijn de kinderen daar?"
„Neen, ze zijn in het voorjaar weggegaan".
„Dat heb ik al gedacht. Verleden jaar
schreef je mij, dat ze in het voorjaar aange
monsterd zouden worden."
„Ja".
Beiden zwegen eenige oogenblikken. Toen
zeide zij:
„Ik zal je dadelijk wat eten geven en een
kop koffie."
Ze ging naar de keuken en liet de deur
wijd open staan. Hij bleef zitten. Nu en dan
hief hij het hoofd op en keek door het raam,
alsof er iemand voorbij ging, dien hij her
kende. Maar ofschoon het venster aan den
anderen kant van de kamer was, verzette hij
geen voet om beter te kunnen zien. In de
keuken knetterde het vuur onder den koffie
ketel en hij hoorde zijn vrouw brood
snijden.
Terwijl ze de koffie liet bezinken, kwam ze
in de kamer, zocht haar naaiwerk bijeen en
ruimde het op.
„Je hebt nooit gebrek aan werk gehad",
zeide hij, naar haar arbeid kijkende.
„Neen, in den laatsten tijd niet, maar ik kan
niet zulk fijn werk leveren en 't wordt dus
minder goed betaald."
Plotseling vroeg ze, terwijl ze er met den
vinger naar wees:
„Wat is er met je hand gebeurd?"
Hij bezag zijn rechterhand, waaraan ring
vinger en pink ontbraken.
„O, ja, heb ik je dat niet geschreven?"
„Neen."
„Ik dacht, dat ik het je geschreven had. De
dokter heeft ze af moeten zetten".
Een oogenblik keek ze naar de misvormde
hand.
„Hemelsche goedheid."
Ze haalde de boterhammen en de koffie en
hij ging aan tafel zitten. Hij at en dronk.
Maar zij had geen honger. Zij schonk zich
dus een klein kopje koffie in, dat ze op haar
schoteltje goot en ze blies er over, vóór ze
het opdronk. Even daarna ging ze naar het
raam, dat ze openzette. Het was bijna tien
uur. Van uit de kamer kon men de zon niet
meer zien, maar de hemel was half rood
gekleurd en de zon, die over alle daken der
huizen scheen, verlichtte deze met purperen
gloed, wat alle dorpelingen wel op moest
vallen en gewoonlijk is de zon als hij dit
stadje beschijnt mooier dan ergens anders.
„Heb je wel opgelet, hoe lekker de wilde
kers bij de kerk vanavond rook", vroeg de
vrouw.
„Ja, net als op den avond dat ik weg
ging".
Een oogenblik daarop zeide zij:
„Dat is precies vijf jaar geleden".
„Is het niet langer?"
,,'t Is lang genoeg, dunkt me",
„Ja, je heb gelijk".
Zij bracht het bed in orde, maar hij bleef
bij de tafel zitten, waar hij gegeten en ge
dronken had en geen van beiden sprak. De
hemel werd effen blauw en bleek, het purper
was verflauwd en verdwenen. Lichte sche
mering vulde de kamer. Naar dit licht te
oordeelen was het moeilijk te zeggen, hoe
laat het was. Maar de fijne letters van het
psalmboek kon men lezen of het dag was,
want de stad lag in het hooge Noorden en
de zon, hetzij ver af of dichtbij, was haar
gewoonlijk goedgunstig gezind.
„En wat moet ik nu, nu ik niet meer op
zee kan?"
Ze zag hem aan met iets van troost in
haar blik en zeide:
„Zoolang als ik leef en naaien kan, kan jij
ook leven."
Toen volgde er weer een stilte en beiden
kleedden zich uit en gingen naar bed. Hij
sloeg zijn arm om haar heen en terwijl hij
haar zoo tegen zich aanhield, zeide hij:
„Ja, klein vrouwtje, daar ben ik nu."
Ze hief haar hoofd, dat zich aan zijn borst
gevleid had op en ze zag hem aan en met
een stem, verstikt door tranen, sprak ze, in
teedere toewijding:
„Ja, God zij geloofd; er is hier plaats
voor je, nu, dat wij samen weer alleen zijn."
ONZE JUNI-EXCURSIE.
Zie eens in de verte over deze vlakte,
zoo langs dien dijk, 't is net, of daar iets
golft.
O ja! dat is verwarmde lucht, dat zie
je alleen bij mooi zonnig weer! roept ge.
Maar men kan toch immers de lucht
niet zien, of meen je van wel?
Wel zeker, want als de kachel brandt
en je kijkt dan langs de pijpen, dan zie
je ook de trillingen naar boven gaan.
Ja, in zeker opzicht heb je wel gelijk,
maar de lucht zelve zie je niet. Als je
langs de kachelpijp kijkt, en je hebt dan
achter die verwarmde lucht een of meer
lijnen op den achtergrond, dan schijnen
die lijnen opwaartsche golvingen te ma
ken; maar kijk je nu naar een gelijk
kleurige vlakte, b.v. een witten muur,
dan bespeur je er niets aan. En als je
nu de lucht kon zien, dan moest dat toch
ook dan zoo zijn. Wel wordt de trilling
veroorzaakt door de zich verplaatsende
lucht, maar hierdoor ontstaat een voort
durende luchtspiegeling, waardoor de
lijnen schijne.. te golven. Dat is de zaak
dus ook nu met dien groenen dijk aan
het einde van den polder. Nu moet je
dat bij gelegenheid ook maar eens bij de
kachel bekijken. Maar die trillingen in
v het veld zien we liever, want dan kun
nen we er op rekenen dat het mooi
weer is.
En daarom^nuynaar^veer die groote
vlakte o^ewjémdeld! Daar wipt een geel
vogeltje Uit het. stootkant je; zie, daar
trippelt hw^op den wal, en het staartje
wipt voorjItutWiÖ naar boven, evenals
bij het bonté.A&kwmannoije, dat je wel
eens bij den boer op den mesthoop hebt
gezien.
Die vogeltjes zijn Kwikstaarten, aldus
genoemd naar die wippende staatbewe-
gingen; die bonte heet Witte Kwik
staart of Motacilla alba, en deze gedeel
telijk geelgekleurde dan ook Gele Kwik
staart of Motacilla flava.
Daar vliegt het diertje met rukkende
bewegingen om ons heen. Misschien
heeft het daar in den wal wel een nestje
met eieren, maar het is gewoonlijk goed
verscholen en moeielijk te vinden. Laat
ons achter dat dijkje schuilen, wellicht
zien we dan het vogeltje weder op het
nestje gaan.
Maar zie eens, wat mooie bloempjes
daar groeien! Die willen we eerst bekij
ken, en dan gaan we weder aandacht
schenken aan het Kwikstaartje. De
plantjes, die we hier zien, behooren tot
de Ratelaars en deze heeten Groote
Ratelaar of Rhinantns major. Bij den
boer op het hooiland heb je zeker wel
eens zulke gedroogde plantjes gezien,
waarin de zaadjes heen en weer ratel
den. Daarnaar heeft de plant haar naam
gekregen en daarom noemt men haar in
Duitschland ook „Klappertopf".
De boer houdt niet van de ratelaars,
want hij weet wel, dat jr niet veel gras
groeit, waar ze zich veelvuldig vertoo-
nen. Want de Ratelaar behoort tot de
woekerplanten en wel tot de wortelpara
sieten, d.w.z. dat de wortels er van zich
vasthechten aan de wortels van de gras
sen en heideplanten, en het voedsel ge
bruiken, dat voor deze planten bestemd
is. Kunnen we zulke dieverijen niet prij
zen, we vinden evenwel toch de rate
laars met de leeuwebekachtige bloemp-
pjes keurig mooi. Hoe fraai geel zijn de
tweelippige bloemen, en hoe aardig is de
groote bolstaande bovenlip van blauwe
tandjes voorzien. Uit deze tandjes komt
het stempelknopje te voorschijn, en als
ge de bloem een beetje openbuigt, laten
onder de bovenlip de tweemachtige
meeldraden zich zien.
Kijk ook eens naar den grooten opge
blazen kelk, die wel iets gelijkt op een
ouderwetsche paraplu. Deze rust op het
breede, bleekgroene schutblad, dat zulke
aardige spitse tandjes heeft. Als het
bloempje is afgevallen, blijft de kelk nog
steeds het merkwaardige klappervruch-
jes keurig mooi. Hoe fraai geel zijn de
twee helften openspringt en dan aan de
8 of 10 mooie gevleugelde zaadjes vrij
heid geeft.
De stengel van de Ratelaar is vierkant,
groeit rechtop en draagt tegenoverstaan
de, zittende bladen. Die, welke de bloe
men uit haar oksels te voorschijn roe
pen en !us schutbladeren zijn, hebben
een meer bleekgroene kleur dan de
andere.
En nu weer naar het slootwalletje en
aller oogen gericht op de plaats, waar
we het Kwikstaartje ongeveer hebben
gezien. Voorzichtig aan maar! Ha, daar
wipt het vogeltje weer weg, en nu zien
we precies het plekje, waar het den wal
verliet.
Daar zien we een holletje onder die
vooruitstekende graszode, zoodat zich
daar ongetwijfeld het nestje bevind.
Als we nu even de kousen uittrekken,
dan kunnen we aan het kantje van de
sloot staan en zoo in het nestje zien.
Och zie, hoe lief liggen de vijf eieren in
het mooie nestje, dat bekleed is met ha
ren en pluisjes! De eieren zijn witachtig
geel en versierd met grijsbruine mar
mervlekjes. Doch zie, het eene ei is aan
merkelijk grooter dan de andere vier.
Dat is toch zeker niet van hetzelfde vo
geltje! Neen, en het is wel aardig, dat
we dit nu eens hebben gevonden, want
het gebeurt niet dikwijls. Het grootere
ei is van een Koekoek, welke zonder
linge vogel steeds de meest verborgen
nesten weet te vinden, om er een ei in
te leggen. Jelui weet toch immers wel,
dat de Koekoek niet zelf een nest maakt,
maar zijn eieren toevertrouwt aan klei
ne insecteneters, die later ook de pleeg
ouders zijn van de jonge koekoeken?
Van de eigen kindertjes komt dan niets
terecht, daar de jonge koekoek (er ko
men er nooit twee in hetzelfde nest voor)
een veelvraat is, die steeds de beste
beten gebruikt, daardoor groeit, sterk
wordt en de grootste plaats in het nest
inneemt. De eigen vogeltjes worden
spoedig over den rand van het nest ge
worpen en komen ellendig om. De oude
vogels gaan evenwel voort met den
vreemdeling, dien zij als hun eigen
kind beschouwen, te voeden en te ver
zorgen. Ook nog lang, nadat de koekoek
het nest heeft verlaten, wordt hij nage
vlogen met aTerhande wormen en rup
sen, waarvan hij nooit genoeg schijnt te
hebben. Ik heb eens vo> r enkele dagen
een jonge koekoek in een kooi gehad die
achtGr elkander 105 koolrupsen had op
gegeten en er een kwartier later al weer
15 verorberde. Doch hieruit is meteen te
zien, dat deze vogelsoort heel wat nut
doet en dan ook algemeene bescherming
verdient, zij het dan ook ten koste van
andere jeugdige vogellevens.
En nu de kousen weer aan! Blijde zijn
we, een dergelijk nest gevonden te heb
ben; wellicht komen we nog eens in
deze buurt, om te kunnen zien, wat er
van het broedsel is geworden. Nu weer
voort!
Zie, daar loopt een insect op het water
en het diertje gaat met groote passen,
soms springende, vooruit! Hoe is het
mogelijk, dat het er niet inzakt? Telkens
als het een poot verzet, wordt er een
kuiltje in de oppervlakte gedrukt, maar
geen enkele poot wordt in het water ge
stoken. Men zou bijna gelooven, dat er
een heel dun laagje ijs over het water
ligt, hetwelk voldoende draagkracht
heeft, om het beestje niet te doen zin
ken. Toch is dit niet het geval. Maar dit
diertje, dat tot de Wantsen behoort, heeft
een "ang lichaam, dat als geolied is,
zoodat het nimmer nat wordt; die vette
stof zit ook aan de pooten en wel aan de
uiteinden en dit is voldoende, om het
dier te dragen. Als je immers een naald
met vet besmeert, dan kan je die ook op
het water laten drijven! Wanneer men
de pooten van dit insect met ether rei
nigt, zoodat de vettigheid heelemaal is
verdwenen, en men plaatst het diertje
daarna weer op het water, dan kan het
bijna niet voortkomen, omdat de pootjes
telkens beneden de oppervlakte gestoken
worden.
Het diertje, dat we daar nog steeds
zien marcheeren, heet Waterlooper, of
wetenschappelijk Limnobates stagno-
rum. Dat zal moeite kosten, dien te
onthouden. Probeert het eens, dan zal
ik later eens hooren, of ge hem nog
kent.
J. DAALDER Dz.
VERDRONKEN.
De 21-jarige V. uit Coevering (N. B.) is
heden bij het zwemmen in den Dommel ver
dronken. Twee vrienden en zijn broer, die ook
aan het zwemmen waren hebben nog ge
poogd den in levensgevaar verkeerenden
drenkeling te redden hetgeen hün echter niet
gelukte. Toen zij hem tenslotte op het droge
hadden gebracht bleken de levensgeesten
reeds geweken.
AUTO-ONGELUK.
Gisteravond is op den Geldropschen weg
te Bilthoven een ernstig auto-ongeluk ge
beurd. De 31-jarige reiziger, de heer A. U.
G. D. uit Venlo, die met zijn auto op ge
noemden weg reed', verloor op een gegeven
moment het beheer over de stuurinrichting en
reed in op een zestal jongens, die langs den
weg wandelden. Een hunner, de 21-jarige M
P. werd ernstig gewond en brak een been.
De bestuurder is gearresteerd.
V'
NEDERL. AANNEMERSBOND.
In de gistermorgen te Maastricht voortge
zette vergadering van den Nederl. Aanne-
mersbond was aan de orde het voorstel van
Zuid-Beveland: te overwegen of er middelen
gevonden kunnen worden dat er in het ver
volg in de bestekken, voornamelijk in die der
groote gemeenten, geen bepalingen meer op
genomen worden waarin de aannemer ver
plichtingen werden opgelegd ten opzichte van
te bezigen werkkrachten of te betalen loonen
noch voorwaarden voor het geven van
tweeledige inschrijving ten opzichte van het
al of niet verplicht nemen van plaatselijke
werkkrachten.
De afgevaardigde van Zuid-Beveland licht
te het voorstel toe en deed uitkomen dat de
aannemers hierdoor veel schade ondervonden.
De afgevaardigde van Enschedé ziet een
groot gevaar in het voorstel van Zuid-Beve
land. De gemeenteraad van Enschedé bestaat
voor een groot deel uit S. D. A. P.-leden.
Mocht dit voorstel worden aangenomen, dan
is de afdeeling bang, dat de werken weer in
eigen beheer zullen worden genomen en wor
den de aannemers uitgeschakeld.
De afdeeling Rotterdam kon zich slechts
vereenigen met het gedeelte dat handelt over
de vreemde werkkrachten. Wat de minimum
loonen betreft, dit hebben de werkliedenorga
nisaties in haar macht.
In de afdeelingen Eindhoven en Den Bosch
had dit voorstel weinig bijval gevonden.
Vooral Eindhoven heeft jaren lang gewerkt
onder deze bepalingen en daar weinig schade
door gehad.
De heer Lindenburg, lid van het hoofdbe
stuur en tevens de afgevaardigde uit Zuid-Be
véland, wees op het verschil tusschen de mi
nimum loonen. De bestekken voor grondv/erk
en waterbouwkundige werken zijn vrij in het
kiezen van werkkrachten en betalen van loon.
Hij acht het moeilijk een vaste begrooting te
maken. Dikwijls zijn de werkkrachten niet te
krijgen. Behalve groote last is er ook schade
aan verbonden.
De afdeeling Amsterdam stond er volmaakt
tegenover. Een voorname factor is het inbreuk
maken op plaatselijk vastgestelde loonen. De
werkgever die in Amsterdam het plaatselijk
loon niet zou handhaven, zou niet worden op
genomen in de werkgeversorganisatie. Iedere
ongeoorloofde handeling doet het aanzien
van de patroons dalen wat dé betrekking van
werkkrachten aangaat; dit heeft de afdeeling
bijzonder getroffen; het lijkt hier alsof die
dingen door den aannemer worden betaald.
Tenslotte liet de afdeeling Zuid-Beveland
de kwestie van de loonen uit het yoorstel
vervallen, zoodat alleen de verplichting ten
opzichte van de te bezigen werkkrachten ge
handhaafd blijft.
De voorzitter merkte op dat de actie voor
dit voorstel moeilijk kan uitgaan van het
hoofdbestuur, maar dat het beter zou zijn
plaatselijk met de overheid te spreken om dit
veranderd te krijgen.
Het voorstel Zuid-Beveland, in stemming
gebracht, werd aangenomen met 161 tegen
116 stemmen.
De 5 periodiek aftredende leden der re
dactie-commissie van het bondsorgaan, J. J.
Cos, B. van Esteren, G. Elfferich, A. J. de
Haan en ir. W. M. T. Thijssen, werden her
kozen.
Het voorstel van de afdeeling Vlaardingen
het hoofdbestuur op te dragen een onderzoek
in te stellen naar de mogelijkheid om tot een
uniforme regeling te komen bij het inschrij
ven naar onderhandsche aanbestedingen,
daar hier toch (meestal van de zijde der ar
chitecten en bestedere) een groote willekeur
en geheimzinnigheid heerscht, leidde tot eeni
ge discussie. Rotterdam steunde het voorstel.
Het hoofdbestuur wilde de opdracht wel
aanvaarden, maar de kwestie van uniforme
regeling uit te schakelen, dus alleen de ver
velende practijken te bestrijden.
Naar aanleiding van het besluit omtrent
de arbitrageregeling, hebben nog verschillen,
de sprekers het woord gevoerd, om uiting te
geven aan de gevoelens, dat zij zijn, dank
baar maar niet voldaan.
Met algemeene stemmen werd de volgende
motie aangenomen.
De vergadering, gehoord de besprekingen
bij de behandeling van punt 16 (tijdelijke op
schorting van de bindende besluiten), van
meening, dat de berechting door eene com
missie, waarin als regel een jurist zitting
heeft, niet is de gewenschte vorm van be
handeling voor technische geschillen;
van meening ook, dat de mogelijkheid van
hooger beroep op een verkregen uitspraak
uitgesloten moet zijn;
spreekt de wenscnelijkheid uit, dat met alle
kracht en door het hoofdbestuur en door de
besturen der afdeelingen worde gestreefd
naar een dusdanige regeling, waarbij de be
handeling van geschillen worde gelegd in
handen van eene commissie, samengesteld op
eene wijze als bij den Raad van Arbitrage
voor de Bouwbedrijven in Nederland gebrui
kelijk.
Als plaats voor de volgende ailgemeene
vergadering werd Zwolle aangewezen.
De middag en avond' werden verder gewijd
aan een autotocht door Nederland's Zwitser
land, en een feestmaaltijd, aangeboden door
de afdeeling Maastricht, waaraan o.a. B. en
W., het bestuur der E. N. C. I. en tal var
autoriteiten als gasten aanzaten.
VOORWAARDELIJKE VEROOR-
DEELING.
De wet treedt 1 Sept. a.s. in werking.
Bij K B- is bepaald dat de wet van 25 Juni
1929, houdende nadere voorzieningen betref
fende de voorwaardelijke veroordeeling en de
voorwaardelijke invrijheidstelling, in wer
king treedt met ingang van 1 Sept. 1930.
DE REIS DER KONINGIN.
Het Ned. Corr. Bureau heeft bericht ont
vangen, dat de koningin en prinses Julianr
gisteren te Finse zijn aangekomen.
HET CONFLICT BIJ PHILIPS.
De conferentie in verband met het dreigen
de conflict bij de glasfabriek Philips, gisteren
onder leiding van den rijksbemiddelaar-, mr
Aalberse, gehouden, heeft geen resultaat op
geleverd.
TELEFOON-BUURTVERKEER
TUSSCHEN STEDEN.
De directeur van P. T. T. schrijft aan dfc
Tel.:
De op 1 Januari j.1. ingevoerde nieuwe tele
foontarieven brachten den prijs voor een ge
woon gesprek tusschen nabijgelegen plaatsen
op 10 cent voor eke 3 minuten. Maar naast
de voordeden der tariefsverlaging heeft het
publiek er ook belang bij dat dit verkeer op
eenvoudige wijze en zoo snel mogelijk wordt
afgewikkeld. De omstandigheden om daartoe
te geraken zijn op het oogenblik gunstig, nu
de teefoonnetten in de groote steden voor 't
grootste gedeelte geautomatiseerd zijn of bin
nenkort zullen ziin Het ideaal van verkeers
afwikkeling zou zijn, dat de abonné's zelf,
door het draaien van een bepaalde cijfer-
groep, ineens den abonné in de andere plaats
zouden kunnen bereiken. Maar dit zalli in kor
ten tijd nog niet te verwezenlijken zijn omdat
de kleinere netten nog niet automatisch zijn.
Wat echter wel zou kunnen worden bereikt, is,
dat eenerzijds de telefoniste in de kleinere
plaats, die de aanvraag van een abonné ter
plaatse in ontvangst neemt, dadelijk met de
kiesschijf den abonné in de groote stad kan
oproepen en daarmede de verbinding tot
stand kan brengen, terwijl anderzijds de
abonné in de stad rechtstreeks de telefoniste
in de kleinere plaats opbelt, die het verlangde
nummer en het nummer van den aanvrager
opneemt, waarna dadelijk de gewenschte ver
binding tot stand gebracht wordt. Zoo wordt
dezer dagen het buurtverkeer ingevoerd tus
schen de Rijkstelefoonnetten te Utrecht en
Zeist. Met de gemeentelijke telefoondiensten
te Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage
is omtrent de invoering van buurtverkeer
overleg gepleegd, hetgeen er reeds toe geleid
heeft, dat in het verkeer ZaandamAmster
dam de Zaandamsche telefoniste zich recht
streeks in het Amsterdamsche net kan inkie-
zen, terwijl tusschen Delft en 's-Gravenhage
het wederzijdsche buurtverkeer op 16 Juni is
ingevoerd.
"V
•O Karei, mijn hoed
(London Optnion).