(llHKsrtt Courant. Geneeskundige brieven. iheerenbaai Amsrikaansche notities. PU2ZLEN. Ome Koloniën, Hindsrd twee en dertigste Jaargang. Zaterdag 20 December Onze Staatsmachine. Ho. 300 1930. AANGIFTE VOOR HET BEVOLKINGSREGISTER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS ▼an ALKMAAR herinneren de ingezete nen aan hunne verplichting om mede met het oog op de aanstaande 11e. tien- jaarlijksche volkstelling STEEDS TIJDIG ter gemeentesecretarie aangifte te doen van: le. VERTREK UIT DE GEMEENTE: in welk geval (mondeling of schrif telijk) een verhuisbiljet moet wor den aangevraagd; 2e VESTIGING IN DE GEMEENTE, in welk geval een verhuisbiljet moet worden ingeleverd, afgegeven in de vorige woonplaats, uiterlijk binnen 14 dagen na de dagteekening der af gifte; 3e VERHUIZING BINNEN DE GE MEENTE. Deze aangifte moet binnen 8 dagen geschieden door het hoofd van het gezin, ook wanneer gezinsleden of dienstpersoneel vertrekken of daar in worden opgenomen. VERZUIM VAN AANGIFTE KAN WORDEN GESTRAFT MET HECHTE NIS OF GELDBOETE. Alkmaar, 18 Dec. 1930. Burgemeester en Wethouders voorn oemd, WENDELAAR, Burgemeester. A. KOELMA, Secretaris. Onze opleidingsscholen voor Onderwijzers. Het is pas enkele jaren geleden, dat degenen, die een acte van bekwaamheid voor onderwijzer(es) behaald hadden, uit den treure moesten sollicite^ ^n, al vorens ze een vaste aanstelling lden. De couranten vermeldden toen niet zel den een abnormaal hoog aantal solli citanten naar 'n vacante onderwijzer(es) plaats aan een school in een plaats, waarvan men te voren den naam nooit gehoord had. Velen der geslaagden gin gen volontairen, in de hoop, dat de daar door opgedane ervaring bij latere solli citatie een aanbeveling mocht wezen. Er was dus overvloed van onderwijzend personeel. Dat is nog niet zoo heel lang geleden. Thans zijn deze klachten ver stomd. We kunnen nu het tegenoverge stelde verwachten. Mag men de berich ten dienaangaande gelooven (en waar om zou men dat niet doen) dan gaat nu de wind uit een gansch anderen hoek waaien en dreigt nu bij het Openbaar Lager Onderwijs, een tekort aan man lijk onderwijzend personeel te ontstaan. Do redenen, die daartoe geleid hebben, kunnen we hier gerust buiten beschou- wig laten. Het is onze bedoeling1 in ver band met dat feit in deze bijdrage een kort overzicht te geven omtrent de in richtingen voor de opleiding,van lager onderwijzend personeel en het aantal leerlingen. Er zijn dan in ons land verschillende soorten dezer inrichtingen. We kennen Rijkskweekscholen, Rijksnormaallessen, Gemeentelijke Kweekscholen, Bijzonuere Kweekscholen en Bijzondere Normaal lessen. We bezitten 29 Rijkskweekscholen. Voor enkele jaren waren er meer. Deze kweekscholen nu hadden op 16 Septem ber in totaal 2810 leerlingen. Dit getal was in 1929: 2681; in 1928: 2908; in 1927: 2946; in 1917 en in 1925: 2718. Men ziet, heel veel ontloopen deze getallen elkan der niet. Het grootste verschil is 135 (1929 en 1927). Maar grooter zou dit ver- schii wezen, wanneer slechts mannelijke leerlingen opgeleid zouden worden. Im mers, dat der mannel. leerlingen daalt; dat der vrouwelijke stijgt. We geven de dijfers uit de bovengenoemde jaren. Van 1925 liep het aantal der mannelijke leer lingen terug van 1486 op 1377 en dat der Vrouwelijke steeg van 1222 op 1433. Het eventueel 'tekort zal zich dan ook bij het mannelijk personeel doen gevoelen. De Gemeentelijke Kweekscholen zijn maar vijf in getal (Amsterdam, Dord recht, Groningen, Leiden en Rotterdam). Hier is niet van veel verschil sprake. In 1925 was het totaal aantal leerlingen 1402 en in 1930 1472. De cijfers van de mannelijke leerlingen te bespeuren. Het hier ook niet dat verschil te zien, het welk we bij de Rijkskweekscholen waar namen, hetgeen te merkwaardiger is, omdat ook deze gemeentelijke kweek scholen neutraal zijn. Integendeel, hier is eenige toeneming van het aantal man nelijke leerlingen. Bovendien bezit ons land og een drie tal niet-confessioneele bijzondere kweek scholen en wel te Arnhem, te Haarlem en te Nijmegen. Uit het overzicht der leerlingen; daarvan blijkt, dat er een ge stadige groei van het aantal leerlingen taoet geconstateerd worden. Natuurlijk kan .die groei van drie scholen niet be duidend wezen. Hij bedroeg van 1925 tot 1930 31 leerlingen (297—328). Op deze sèholen is ook toeneming van het aan tal mannelijke leerlingen. Met gansch andere getallen komen de Protestantsch en Roomsch-Katholieke bijzondere kweekscholen voor den dag. Er zijn 22 Protestantsch bijzondere en 44 Roomsch-Katholieke bijzondere ^kweek scholen. De eersten hadden 16 Septem ber van dit jaar 3160 leerlingen. Hier is na daling weder van toeneming sprake. In 1925 was het aantal 3252 leerlingen; in 1928 was het 2889; nu weer 3160. In 1928 is er ook een daling in het aantal manlijke leerlingen te bespeuren. Het liep van 1890 in 1923 toen terug tot 1624. maar steeg sedert weer tot 1763. Het tïm Yr^wel«ke was bij de laatste teinng 1287. Bij de Roomsch-Katholieke ^etkscholen is opmerkenswaard, dat i aantal der vrouwelijke leerlingen dat L r mannelijke zoo overtreft. De cijfers taren in 1930 1476 mannelijke en 2914 vrouwelijke leerlingen. Verder dat het aantal der mannelijke vergeleken bij 1925 vrijwel stationair bleef, maar dat het ge tal der vrouwelijke terug liep met 555. ft totaal aantal leerlingen dezer kweek scholen bedraagt thans 4690. Dan bestaan in ons land nog drie Rijksnormaallessen, te Klaaswaal, te t iel en te Zwolle. Ze tellen tezamen 125 mangen, 78 mannelijke en 47 vrouwe lijke. Van beteekenis tot het geheel zijn deze cijfers natuurlijk niet. Resten nog de bijzondere normaallessen tezamen 19 in getal. Het aantal leerlingen bedroeg op 16 Sept. j.1. 526.282 mannelijke en 244 vrouwelijke leerlingen. Volgens de officieele tabel is er het laatste jaar we der stijging in het aantal leerlingen. Wanneer we nu alle cijfers bij elkaar tellen en vergelijken, dan blijkt daaruit, dat momenteel 12.709 jeugdige Nederlan ders voor het Lager Onderwijs worden opgeleid en wel 5800 mannelijke en 6909 vrouwelijke en dat alleen bij de open bare scholen gesproken kan worden van een achteruitgang der mannelijke leer lingen in aantal. Onze Tweede Decembercpgave. Een zin met beteekenis. Dit was een letterrebus, die altijd met genoegen wordt opgelost, getuige de vele door ons ontvangen inzendingen. De woorden, die achtereenvolgens aan de omschrijvingen voldeden waren: Letland, botsing, Annie van Ees, etude, Hooin, lijnbaan, vuurrood, levend, leven dig, harmonium. En de zin van 67 let ters, die hieruit kon worden gevormd was: Het leven is en blijft een voort durende worsteling tegen allerlei moei lijkheden. Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der De- cember-serie). Een Kruiswcordpuzzle. Onze puzzelaars vinden hieronder eerst I een diagram. Thans volgen de horizontale en ver ticale omschrijvingen. Horizontaal. 1. waar vele Hollanders heen gaan; 4. loofboom; 7. oorlogsgod 10. verblijfplaats van hout opgetrokken 11. onderdeel (fr.) -13i 'dienstwagen bij de spoorwegen; 15. rustoord (Bijbelsch); Ï6. gebruiken de kampeerders; 17. het tegengestelde van „gaan"; 19. het verbouwen of kweeken van; 20. koud (poëtisch); 21. stijf; 24. Duitsch dichter en schrijver; 27. rivier in Italië; 28. verl. tijd meerv. st. ww. 29. voorzetsel (Eng.) 30. wezen, natuur; 32. struik 34. district (Duitsch) 35. meisjesnaam; 36. hetgeen overblijft; 37. is dikwijls gelijkmatig; 38. diefstal 39. voorgeschreven teeken. Wij twijfelen niet of deze opgave zal in den smaak onzer lezers vallen. De woorden zijn niet moeilijk. Wij hopen 3an ook vele goede inzendingen te ont vangen. Vertikaal. 1. regelmaat; 2. spot- of hekeldicht; 3. vervoermiddel; 4. leert zonder kop; 5. gewest, oord; 6. zeer wartö; 8. lekkernij; 9. afscheiding; 10. klein (dichterlijk) 12. visch; 14. vloeit gemakkelijk; 17. helder; 18. stad in België; 21. maaldboom; 22. ander woord voor „toreador"; 23. nog meer dan „veel"; 24. sterk; 25. sluitrede; ook slotbeschouwing; 26. is een goed werk; 30. emmer; 31. leelijk woord; 32. naam voor een paard; 33. hemellichaam. Oplossingen liefst zoo vroegtijdig mogelijk, doch uiterlijk tot Zaterdag 27 Dec. 12 uur aan den Puzzle Redacteur van de Alkmaarsche Courant. UITBARSTING VAN DEN MERAPI. Reeds vijftien dooden. Aschregen en modderstroom. Vele sawah's bedolven. Aneta seint: Donderdagmorgen om 5 uur 30 werd Djokjakarta verrast door een schit terend schouwspel, n.1. een reusachtige asch- wolk op den top van den Merapi in den vorm van een omgekeerden kegel. In verband hier mede wordt vermoed, dat de werking van den Merapi krachtiger is geworden. De aschwolk verspreidde zich tusschen negen en elf uur over een groot geboed van Djokjakarta en omgeving. Te Kali Oerang (een bergoord boven Djokja) was de aschregen zoo hevig, dat men geen tien M. voor zich uit kon zien. Nadere berichten uit Kali Koening luiden, dat de werkzaamheden voor den bouw van de Djokjasche waterleiding gestoord zijn. Het personeel verklaarde, dat van af 8 uur 30 zwaar gerommel werd gehoord, dat voortdu rend sterkerk werd. Om elf uur werd een modderstroom in Kali Koening geconsta teerd. Het water was evenwel koud. Te Djok jakarta loopen geruchten omtrent grooten schrik onder de bevolking van het Moentilan- sche en de hellingen van den Merapi, doch juiste berichten zijn niet te verkrijgen, aange zien de resident en de regent van Magelang met de lagere bestuursambtenaren derwaarts op onderzoek zijn vertrokken. Naar verluidt, moest de waarnemingspost van den Vulcanologischen Dienst nabij Maron ontruimd worden, terwijl de bevolking van het gehucht Teles is gevlucht. Een later telegram meldde: Om half negen verraste, onder een zwaar gerommel, een heete lavastroom, welke het Blongkeng-revaijn volgde, de bevolking van de onderdistricten Stroemboeng en Doekoen, die van het Moentilansche en van de helling van den Merapi. De resident van Magelang keerde Donderdagavond van zijn tournee naar de bedreigde streek terug. Hierbij werd hij vergezeld door den regent, den wedono en den assistent-wedono. Gebleken is, dat een reusachtige lavamassa ter dikte van tien a dertig M. het geheele dal en ravijn van de Kali Blongkeng vulde. Voorloopig is bekend, dat vijftien personen onder de lava zijn be dolven, terwijl vijfhonderd bouw sawah werd bedolven en verschroeid. De jongste berichten uit Kali Oerang melden, dat het gerommel steeds zwaarder wordt, doch dat de asch regen Donderdagmiddag om drie uur is op gehouden. Een groote, vruchtbare streek veranderd in een woestenij. De uitbarsting van den Merapi biedt een schrikwekkend schouwspel. De vulkaan is be dekt met een enorme zwaret wolk, terwijl nu en dan lichtstralen de donkerte nog meer accentueeren. Het schijnt dat de lavastroom, welke een lengte heeft van zes K.M., een breedte van 200 M. en een hoogte van 25 M. (bestaande uit millioenen tons gloeiend heet zand, dat er uitziet als een grijs poeder en vloeibaar is als water) de bevolking zoo plotseling verraste dat van hen die in de nabijheid van een klein dorp aan den arbeid waren, vijftien niet in staat waren te vluch ten, door den lavastroom verrast werden en daarin door verbranding den dood vonden De waarnemingspost van den vulcanologi schen dienst is ontruimd. Een zeer uitge strekte, eens vruchtbare streek, is volkomen veranderd in een dorre woestenij. Des avonds is het hevig gerommel van den vulkaan weer begonnen. De bevolking werd gewaarschuwd. Reeds sedert eenige weken vertoonde de Merapi verhoogde werking, maar weinigen zullen daarin iets verontrustends hebben ge zien. De Merapi werkt immers altijd, in een groot deel van Midden Java was de steeds den top kronende rookpluim duidelijk zicht baar en 's avonds zag men bijv. vanuit Djok ja of van den stei stijgenden weg van Band- jarnegara naar Wonosobo de rookpluim door vuurgloed rossig verlicht. Bovendien: meestl volgt geen uitbarsting na een eenigs- zins verhoogde vulkanische werking geduren de eenige weken. De trieste uitzondering doet zich hier voor. De 2910 M. hooge Merapi ligt op de grens van Soerakarta, Djokjakarta en Kedoe en door is een eadel verbonden met den Me;- baboe. Het is een der werkzaamste kegels van Javavooral bekesd door zij z g. „prop", die voortdurend naar boven wordt gescho ven en van tijd tot tijd volledig uitgeworpen. Na hevige regens treden dikwijls slikstroo- men, lahaPs, op. ECHTE if Laat er geen misverstand bestaan omtrent de vraag: zou die werkloosheid in Amerika nu wei zoo erg zijn of overdrijven ze daar weer zooals gewoonlijk? De kwestie is van belang voor landgenooten, die op de Ame- rikaansche immigrantenlijst staan en die be- hooren tot de categorie Jan-pak-an, hand werkslieden, landarbeiders e.d., die in nor male omstandigheden vrij gemakkelijk hun weg hier vonden, maar die nu veel verstan diger doen te blijven waar ze zijn. En ook de rest, voor zij c«n massa geld uitgeven voor overtocht en verblijf zonder verdien sten in het land van den dollar, omdat Ame rikanen van hetzelfde kaliber, zelfs van be ter, hard te tobben hebben met de moeilijke tijden. Het is dus wel degelijk erg hier en de voorspellingen en geruchten over een ko mende verbetering van den toestand dienen vooral niet als een aansporing te gelden om het toch maar te wagen om de eenvoudige reden, dat ze nog niet bewaarheid zijn al wordt er met man en macht aan gewerkt. Voorloopig overtreffen deklachten van slech te zaken nog de tevredenheidsbetuigingen en een bericht uit Albany, de hoofdstad van den staat New-York, van heden geeft in een paar woorden den toestand aan. De burge meesters van dorpen en steden in dezen staat kregen van Gouverneur Roosevelt het volgende schrijven: Het ziet er naar uit, dat er in den komenden winter een noodtoestand zal bestaan in verband met het onderdak brengen van werkloozen. De Staat New-York acht het zijn plicht te zorgen voor hen, die zonder dak of werk zijn. In dat geval heb ik het recht te beschikken over de kazernes, bedden en dekens van den Landstorm enz. enz. Het heeft een heelen tijd geduurd eer het tot de menschen was doorgedrongen, dat de traditioneele „Coolidge-voorspoedafgeloo- pen was niet alleen, maar veranderd in waar- achtigen tegenspoed. Het kwam langzaam maar zeker; eerst werd er geklaagd tegen elkaar, toen vatte deze en gene krant het op en eindelijk sprak de officieele wereld, tot Washington toe, er zich rond voor uit. En daarbij bleef het in den afgeloopen zomer. Eerst eind October, toen zelfs de grootste optimisten in den lande geen verbetering in den naasten toekomst zagen opdagen, kwam er van President Hoover een manifest, waar in hij wees op een waarschijnlijk abnormalen winter en ieder medewerking vrzocht, tevens vertellend, dat een federale commissie tot dat doel ingesteld was. Het was vrij laat, maar dit sproot voort uit een schroom om zoo openlijk te erkennen, dat de regeering toegaf, wat de man in thè street al zoo lang beweerd had. Maar daar om was het nog niet te laat om een serie maatregelen op touw te zeten van zulk een reusachtigen omvang als Amerika dat spe ciaal vermag bij speciale gelegenheden.. Ty pisch voor de heerschende mentaliteit en 's lands traditie werd er het eerst gedacht aan werkverschaffing, het bijeen brengen van geld om de arbeiders te betalen en pas in laatste instantie de zuivere weldadigheid in den vorm van ondersteuning te geven zon der arbeid. Van den beginne af aan heeft men van overheidswege getracht werk te scheppen, dat niet bestond. Een oude kwaal van New-York is de onzindelijke aanblik van straten, pleinen, onbebouwde stukken grond e.d., omdat de openbare reiniging het werk niet aan kan door de zorgeloosheid van het publiek. Het eerste bedrag, dat de gemeente be schikbaar stelde en dat anderhalve ton be droeg, werd grootendeels bestemd voor het verrichten van zulk opruimingswerk, waar voor mannen bij groepen van duizend tege lijk werden aangesteld voor een dag of drie. Men heeft terecht gevreesd, dat het ge rucht van werkverschaffing op groote schaal belangstellenden van heinde en ver zou trekken en elke gemeente heeft als grondstel ling aangenomen alleen bewoners van de plaats zelf en Amerikanen, geen buitenlan ders, eerst te helpen. Verslaggevers, die zich onder de in de rij staande werkzoekenden be gaven, deelden in hun kranten met verbazing mede, hoeveel „white collar"-werkers hoofdarbeiders zij er onder aangetroffen hadden en hoe op ae vraag wat voor werk de mannen wenschten het unanieme ant woord was geweest: elk soort werk! Dit soort menschen wordt ook aangetrof fen onder de duizenden, die met een kistje handappelen a vijf cent het stuk langs de trottoirs staan. De verschillende maatregelen, die getrof fen zijn, bewijzen opnieuw, hoe practisch de Amerikanen een probleem aanpakken. Om eens nauwkeurig uit te vinden, welke gezin nen waarachtig in nood zaten door de werk loosheid van het gezinshoofd werd de hulp van het politiecorps ingeroepen. De New- Yorksche hoofdcommissaris, Mulrooney, is zelf uit de gelederen voortgekomen (het corps bestaat uit ruim 19.000 man) en hij wist beter dan iemand anders hoe de wijk agenten op de hoogte zijn van lief en leed hunner bewoners. De agenten gingen dus ongemerkt op onderzoek uit en kwamen tot de conclusie, dat ter meer dan 23.000 ge zinshoofden snakten naar werk en het ver dienden, omdat het brave kerels waren met een familie. Op die manier kwamen die hei eerst aan de beurt en de politiemannen wer den meteen een soort wandelend informatie kantoortje, waar werkgevers kwamen vragen of zij een geschikten man voor dit of dat werk hadden. En de politie, die het gezonde principe huldigt van alles in het werk te stellen om misdaad te voorkomen, liever dan het zoover te laten komen en dan te straffen, werkt van harte mee. Nu wordt er ernstig deacht om 'n fonds van zes millioen dollar bijeen te brengen, waarvoor allerlei weldadigheidsvoorstellin- gen zullen plaats hebben en verder een meer dan gewoon Kerstberoep op de menschheid gedaan zal worden om de hand diep in den zak te steken. Niemand twijfelt er aan of het zal bijeen komen en hoezeer de massa haar best doet blijkt bijvoorbeeld uit het vrijwillig afstaken elke week van een deel salaris, ter wijl in sommige zaken het personeel een of twee dagen een rempla?ant laat werken en verdienen onder het motto alle kleine beetjes helpen. Zoo is er een groote beweging onder de huisvrouwen, damesclubs en alles wat me: het huishoudelijk leven in verband staat om de groote voorjaarsschoonmaak nu al plaats te doen hebben om zoodoende ververs, be hangers en wie er verder werk in vinden aan den gang te kunnen zetten tegen deze donkere dagen voor Kerstmis. Hoe het on derlinge verband van multi-millionairs en de arbeiders nauw aan elkaar hangt, ondervond ik bijv. dezen zomer, toen ik in een kleine plaats in Connecticut was, die bekend staat om haar schatrijke en in Amerika zeer bekend staande bewoners. Van die villabewoners en landgoedbezitters leeft het plaatsje letterlijk, omdat 's zomers veel aan hen verdiend wordt en wanneer 's winters die huizen tijdelijk leeg staan, wordt weer verlangend naar den zomer uitgezien. Vier loodgieters-electri- ciens wonen er, die gewend zijn orders te krijgen van een half dozijn nieuwe badkamers in dit huis en een zwembassin met onder water-verlichting bij die villa aan te leggen. Daglooners helpen de tuinen in orde houder en zoo het heele dorp door. Mijnrampen III. Kooloxydevergiftiging. Wanneer koolstof volkomen verbrandt, verbindt zich één atoom met twee atomen zuurstof, wat uitgedrukt wordt in de chemi sche formule C02, hetgeen beteekent dat één deel koolstof (Carbo) met twee deelen zuurstof (Oxygenium) verbonden is tot één molecuul koolzuur of koolstofdioxyde. Ei bestaat echter nog een andere verbinding van koolstof en zuurstof, n.1. CO, waarbi één atoom koolstof en één atoom zuurstoi samen een molecuul koolstofmonoxyde of kortweg kooloxyde vormen. Dit gas kan als een tusschenvorm beschouwd worden De koolstof is dan maar gedeeltelijk verbrand en kan door toevoeging van én atoom zuurstof in koolzuur overgaan. Kooloxyd en koolzuur zijn beide gassen, echter met zeer verschillende eigenschappen. Beide zijn zonder reuk, kleur en smaak. Het eerste is ongeveer even zwaar als de damp kringslucht en laat zich daarmee gemakkelijk gelijkmatig vermengen, het laatste is zwaar der dan de lucht en bevindt zich daarom bij voorkeur in de onderste luchtlagen, tiet groote verschil is hierin gelegen, dat kool zuur als zoodanig voor den mensch onscha delijk is, terwijl kooloxyd een zwaar vergii is. Wanneer in de bekende hondsgrot, waar laag bij den grond zich bijna zuiver koolzuur bevindt, zoodat de daarin wandelende mensch geen hinder ondervindt omdat zijn mond boven het koolzuur reikt, maar de hem vergezellende hond sterft, dan is de doodsoorzaak van den hond geen vergifti ging maar alleen het gevolg van gebrek aan de voor de aedmhaling noodzakelijke zuur- stof. Koolzuur bevindt zich steeds in kleine hoeveelheid in de lucht en door de uitade ming wordt aan die lucht nog meer koolzuur toegevoegd als eindproduct van de in het lichaam zich afspelende verbrandingsproces sen. Geheel anders is het met kooloxyde. Wij weten dat de zuurstof in het bloed wordt op genomen en meegevoerd door de kleurstof (haemoglobine) der roode bloedlichaamp jes omgeven zijn door een net van bleodvaat- jes. Bloed en lucht zijn door een zoo dun vliesje van elkaar gescheiden, dat de zuur stof er gemakkelijk door heen gaat. Maar kooloxyd gaat er even gemakkelijk door heen en wordt dan een geduchte concurrent van de zuurstof omdat de aanrtekkingskracht der bloedkleurstof voor kooloxyd 200-maal ster ker is dan die voor zuurstof. Indien in de inademingslucht 200-maal zooveel zuurstoi als kooloxyd voorkomte dan zal van beide gassen evenveel worden opgenomen. Hoe meer de hoeveelheid kooloxyde toeneemt, des te minder zuurstof zal kunnen worden opge nomen. Zoo komt het, dat reeds bij aanwe zigheid van O.l pCt. kooloxyde ziektever schijnselen optreden en bij iets minder dan 0.25 pCt. direct levensgevaar bestaat. De verschijnselen der kooloxyde-vergifti- ging komen in de eerste plaats van de zijde van het centraal zenuwstelsel: duizeligheid, pijn en kloppen in het hoofd, suizen in de ooren, gevoel van beklemming en machteloos heid, er komt een neiging tot slapen en einde lijk bewusteloosheid. De ademhaling wordt dan diep, het gelaat congestief, er ontstaan trekkingen en krampen, ten slotte houdt de reeds onregelmatige ademhaling geheel op en de dood treedt in. Er is geen "enkel ver schijnsel bij, dat den patiënt zelf er op op merkzaam maakt, wat de eigenlijke oorzaak is; daardoor doet hij niet zoo spoedig po gingen om zich aan den noodlottigen invloed te onttrekken en aldra wordt nog des te moeilijker door het slaperige, vermoeide ge voel, dat directe actie tegenhoudt. Zoo is net te begrijpen, dat in die gevallen, waarbij het koolyoxyde zich gedurende den slaap met de lucht vermengt, het slachtoffer ongemerkt van het leven tot den dood overgaat. Hoe komt nu kooloxyde in de lucht? Dit is op vele manieren mogelijk. Bij allerlei ver brandingsprocessen in liet dagelijksch leven heeft de verbranding slechts voor een deel volledig plaats, doch wordt behalve koolzuur tevens kooloxyde gevormd. Soms kan dit later nog verder tot koolzuur verbranden, wat dikwerf in een haard te zien is. Als in de onderste lagen der brandstof geen genoeg-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 9