(llHKsrtt Courant.
Geneeskundige brieven.
iheerenbaai
Amsrikaansche notities.
PU2ZLEN.
Ome Koloniën,
Hindsrd twee en dertigste Jaargang.
Zaterdag 20 December
Onze Staatsmachine.
Ho. 300 1930.
AANGIFTE VOOR HET
BEVOLKINGSREGISTER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
▼an ALKMAAR herinneren de ingezete
nen aan hunne verplichting om mede
met het oog op de aanstaande 11e. tien-
jaarlijksche volkstelling STEEDS
TIJDIG ter gemeentesecretarie aangifte
te doen van:
le. VERTREK UIT DE GEMEENTE:
in welk geval (mondeling of schrif
telijk) een verhuisbiljet moet wor
den aangevraagd;
2e VESTIGING IN DE GEMEENTE,
in welk geval een verhuisbiljet moet
worden ingeleverd, afgegeven in de
vorige woonplaats, uiterlijk binnen
14 dagen na de dagteekening der af
gifte;
3e VERHUIZING BINNEN DE GE
MEENTE.
Deze aangifte moet binnen 8 dagen
geschieden door het hoofd van het
gezin, ook wanneer gezinsleden of
dienstpersoneel vertrekken of daar
in worden opgenomen.
VERZUIM VAN AANGIFTE KAN
WORDEN GESTRAFT MET HECHTE
NIS OF GELDBOETE.
Alkmaar, 18 Dec. 1930.
Burgemeester en Wethouders
voorn oemd,
WENDELAAR, Burgemeester.
A. KOELMA, Secretaris.
Onze opleidingsscholen voor
Onderwijzers.
Het is pas enkele jaren geleden, dat
degenen, die een acte van bekwaamheid
voor onderwijzer(es) behaald hadden,
uit den treure moesten sollicite^ ^n, al
vorens ze een vaste aanstelling lden.
De couranten vermeldden toen niet zel
den een abnormaal hoog aantal solli
citanten naar 'n vacante onderwijzer(es)
plaats aan een school in een plaats,
waarvan men te voren den naam nooit
gehoord had. Velen der geslaagden gin
gen volontairen, in de hoop, dat de daar
door opgedane ervaring bij latere solli
citatie een aanbeveling mocht wezen. Er
was dus overvloed van onderwijzend
personeel. Dat is nog niet zoo heel lang
geleden. Thans zijn deze klachten ver
stomd. We kunnen nu het tegenoverge
stelde verwachten. Mag men de berich
ten dienaangaande gelooven (en waar
om zou men dat niet doen) dan gaat nu
de wind uit een gansch anderen hoek
waaien en dreigt nu bij het Openbaar
Lager Onderwijs, een tekort aan man
lijk onderwijzend personeel te ontstaan.
Do redenen, die daartoe geleid hebben,
kunnen we hier gerust buiten beschou-
wig laten. Het is onze bedoeling1 in ver
band met dat feit in deze bijdrage een
kort overzicht te geven omtrent de in
richtingen voor de opleiding,van lager
onderwijzend personeel en het aantal
leerlingen.
Er zijn dan in ons land verschillende
soorten dezer inrichtingen. We kennen
Rijkskweekscholen, Rijksnormaallessen,
Gemeentelijke Kweekscholen, Bijzonuere
Kweekscholen en Bijzondere Normaal
lessen.
We bezitten 29 Rijkskweekscholen.
Voor enkele jaren waren er meer. Deze
kweekscholen nu hadden op 16 Septem
ber in totaal 2810 leerlingen. Dit getal
was in 1929: 2681; in 1928: 2908; in 1927:
2946; in 1917 en in 1925: 2718. Men ziet,
heel veel ontloopen deze getallen elkan
der niet. Het grootste verschil is 135
(1929 en 1927). Maar grooter zou dit ver-
schii wezen, wanneer slechts mannelijke
leerlingen opgeleid zouden worden. Im
mers, dat der mannel. leerlingen daalt;
dat der vrouwelijke stijgt. We geven de
dijfers uit de bovengenoemde jaren. Van
1925 liep het aantal der mannelijke leer
lingen terug van 1486 op 1377 en dat der
Vrouwelijke steeg van 1222 op 1433. Het
eventueel 'tekort zal zich dan ook bij het
mannelijk personeel doen gevoelen.
De Gemeentelijke Kweekscholen zijn
maar vijf in getal (Amsterdam, Dord
recht, Groningen, Leiden en Rotterdam).
Hier is niet van veel verschil sprake. In
1925 was het totaal aantal leerlingen
1402 en in 1930 1472. De cijfers van de
mannelijke leerlingen te bespeuren. Het
hier ook niet dat verschil te zien, het
welk we bij de Rijkskweekscholen waar
namen, hetgeen te merkwaardiger is,
omdat ook deze gemeentelijke kweek
scholen neutraal zijn. Integendeel, hier
is eenige toeneming van het aantal man
nelijke leerlingen.
Bovendien bezit ons land og een drie
tal niet-confessioneele bijzondere kweek
scholen en wel te Arnhem, te Haarlem
en te Nijmegen. Uit het overzicht der
leerlingen; daarvan blijkt, dat er een ge
stadige groei van het aantal leerlingen
taoet geconstateerd worden. Natuurlijk
kan .die groei van drie scholen niet be
duidend wezen. Hij bedroeg van 1925 tot
1930 31 leerlingen (297—328). Op deze
sèholen is ook toeneming van het aan
tal mannelijke leerlingen.
Met gansch andere getallen komen de
Protestantsch en Roomsch-Katholieke
bijzondere kweekscholen voor den dag.
Er zijn 22 Protestantsch bijzondere en 44
Roomsch-Katholieke bijzondere ^kweek
scholen. De eersten hadden 16 Septem
ber van dit jaar 3160 leerlingen. Hier is
na daling weder van toeneming sprake.
In 1925 was het aantal 3252 leerlingen;
in 1928 was het 2889; nu weer 3160. In
1928 is er ook een daling in het aantal
manlijke leerlingen te bespeuren. Het
liep van 1890 in 1923 toen terug tot 1624.
maar steeg sedert weer tot 1763. Het
tïm Yr^wel«ke was bij de laatste
teinng 1287. Bij de Roomsch-Katholieke
^etkscholen is opmerkenswaard, dat
i aantal der vrouwelijke leerlingen dat
L r mannelijke zoo overtreft. De cijfers
taren in 1930 1476 mannelijke en 2914
vrouwelijke leerlingen. Verder dat het
aantal der mannelijke vergeleken bij 1925
vrijwel stationair bleef, maar dat het ge
tal der vrouwelijke terug liep met 555.
ft totaal aantal leerlingen dezer kweek
scholen bedraagt thans 4690.
Dan bestaan in ons land nog drie
Rijksnormaallessen, te Klaaswaal, te
t iel en te Zwolle. Ze tellen tezamen 125
mangen, 78 mannelijke en 47 vrouwe
lijke. Van beteekenis tot het geheel zijn
deze cijfers natuurlijk niet. Resten nog
de bijzondere normaallessen tezamen 19
in getal. Het aantal leerlingen bedroeg
op 16 Sept. j.1. 526.282 mannelijke en
244 vrouwelijke leerlingen. Volgens de
officieele tabel is er het laatste jaar we
der stijging in het aantal leerlingen.
Wanneer we nu alle cijfers bij elkaar
tellen en vergelijken, dan blijkt daaruit,
dat momenteel 12.709 jeugdige Nederlan
ders voor het Lager Onderwijs worden
opgeleid en wel 5800 mannelijke en 6909
vrouwelijke en dat alleen bij de open
bare scholen gesproken kan worden van
een achteruitgang der mannelijke leer
lingen in aantal.
Onze Tweede Decembercpgave.
Een zin met beteekenis.
Dit was een letterrebus, die altijd met
genoegen wordt opgelost, getuige de vele
door ons ontvangen inzendingen. De
woorden, die achtereenvolgens aan de
omschrijvingen voldeden waren:
Letland, botsing, Annie van Ees, etude,
Hooin, lijnbaan, vuurrood, levend, leven
dig, harmonium. En de zin van 67 let
ters, die hieruit kon worden gevormd
was: Het leven is en blijft een voort
durende worsteling tegen allerlei moei
lijkheden.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der De-
cember-serie).
Een Kruiswcordpuzzle.
Onze puzzelaars vinden hieronder eerst
I een diagram.
Thans volgen de horizontale en ver
ticale omschrijvingen.
Horizontaal.
1. waar vele Hollanders heen gaan;
4. loofboom;
7. oorlogsgod
10. verblijfplaats van hout opgetrokken
11. onderdeel (fr.)
-13i 'dienstwagen bij de spoorwegen;
15. rustoord (Bijbelsch);
Ï6. gebruiken de kampeerders;
17. het tegengestelde van „gaan";
19. het verbouwen of kweeken van;
20. koud (poëtisch);
21. stijf;
24. Duitsch dichter en schrijver;
27. rivier in Italië;
28. verl. tijd meerv. st. ww.
29. voorzetsel (Eng.)
30. wezen, natuur;
32. struik
34. district (Duitsch)
35. meisjesnaam;
36. hetgeen overblijft;
37. is dikwijls gelijkmatig;
38. diefstal
39. voorgeschreven teeken.
Wij twijfelen niet of deze opgave zal
in den smaak onzer lezers vallen. De
woorden zijn niet moeilijk. Wij hopen
3an ook vele goede inzendingen te ont
vangen.
Vertikaal.
1. regelmaat;
2. spot- of hekeldicht;
3. vervoermiddel;
4. leert zonder kop;
5. gewest, oord;
6. zeer wartö;
8. lekkernij;
9. afscheiding;
10. klein (dichterlijk)
12. visch;
14. vloeit gemakkelijk;
17. helder;
18. stad in België;
21. maaldboom;
22. ander woord voor „toreador";
23. nog meer dan „veel";
24. sterk;
25. sluitrede; ook slotbeschouwing;
26. is een goed werk;
30. emmer;
31. leelijk woord;
32. naam voor een paard;
33. hemellichaam.
Oplossingen liefst zoo vroegtijdig
mogelijk, doch uiterlijk tot Zaterdag 27
Dec. 12 uur aan den Puzzle Redacteur
van de Alkmaarsche Courant.
UITBARSTING VAN DEN MERAPI.
Reeds vijftien dooden. Aschregen
en modderstroom. Vele
sawah's bedolven.
Aneta seint: Donderdagmorgen om 5 uur
30 werd Djokjakarta verrast door een schit
terend schouwspel, n.1. een reusachtige asch-
wolk op den top van den Merapi in den vorm
van een omgekeerden kegel. In verband hier
mede wordt vermoed, dat de werking van den
Merapi krachtiger is geworden. De aschwolk
verspreidde zich tusschen negen en elf uur
over een groot geboed van Djokjakarta en
omgeving. Te Kali Oerang (een bergoord
boven Djokja) was de aschregen zoo hevig,
dat men geen tien M. voor zich uit kon zien.
Nadere berichten uit Kali Koening luiden,
dat de werkzaamheden voor den bouw van de
Djokjasche waterleiding gestoord zijn. Het
personeel verklaarde, dat van af 8 uur 30
zwaar gerommel werd gehoord, dat voortdu
rend sterkerk werd. Om elf uur werd een
modderstroom in Kali Koening geconsta
teerd. Het water was evenwel koud. Te Djok
jakarta loopen geruchten omtrent grooten
schrik onder de bevolking van het Moentilan-
sche en de hellingen van den Merapi, doch
juiste berichten zijn niet te verkrijgen, aange
zien de resident en de regent van Magelang
met de lagere bestuursambtenaren derwaarts
op onderzoek zijn vertrokken.
Naar verluidt, moest de waarnemingspost
van den Vulcanologischen Dienst nabij
Maron ontruimd worden, terwijl de bevolking
van het gehucht Teles is gevlucht.
Een later telegram meldde:
Om half negen verraste, onder een zwaar
gerommel, een heete lavastroom, welke het
Blongkeng-revaijn volgde, de bevolking van
de onderdistricten Stroemboeng en Doekoen,
die van het Moentilansche en van de helling
van den Merapi. De resident van Magelang
keerde Donderdagavond van zijn tournee
naar de bedreigde streek terug. Hierbij werd
hij vergezeld door den regent, den wedono en
den assistent-wedono. Gebleken is, dat een
reusachtige lavamassa ter dikte van tien a
dertig M. het geheele dal en ravijn van de
Kali Blongkeng vulde. Voorloopig is bekend,
dat vijftien personen onder de lava zijn be
dolven, terwijl vijfhonderd bouw sawah werd
bedolven en verschroeid. De jongste berichten
uit Kali Oerang melden, dat het gerommel
steeds zwaarder wordt, doch dat de asch
regen Donderdagmiddag om drie uur is op
gehouden.
Een groote, vruchtbare streek
veranderd in een woestenij.
De uitbarsting van den Merapi biedt een
schrikwekkend schouwspel. De vulkaan is be
dekt met een enorme zwaret wolk, terwijl nu
en dan lichtstralen de donkerte nog meer
accentueeren. Het schijnt dat de lavastroom,
welke een lengte heeft van zes K.M., een
breedte van 200 M. en een hoogte van 25
M. (bestaande uit millioenen tons gloeiend
heet zand, dat er uitziet als een grijs poeder
en vloeibaar is als water) de bevolking zoo
plotseling verraste dat van hen die in de
nabijheid van een klein dorp aan den arbeid
waren, vijftien niet in staat waren te vluch
ten, door den lavastroom verrast werden en
daarin door verbranding den dood vonden
De waarnemingspost van den vulcanologi
schen dienst is ontruimd. Een zeer uitge
strekte, eens vruchtbare streek, is volkomen
veranderd in een dorre woestenij.
Des avonds is het hevig gerommel van den
vulkaan weer begonnen. De bevolking werd
gewaarschuwd.
Reeds sedert eenige weken vertoonde de
Merapi verhoogde werking, maar weinigen
zullen daarin iets verontrustends hebben ge
zien. De Merapi werkt immers altijd, in een
groot deel van Midden Java was de steeds
den top kronende rookpluim duidelijk zicht
baar en 's avonds zag men bijv. vanuit Djok
ja of van den stei stijgenden weg van Band-
jarnegara naar Wonosobo de rookpluim
door vuurgloed rossig verlicht. Bovendien:
meestl volgt geen uitbarsting na een eenigs-
zins verhoogde vulkanische werking geduren
de eenige weken. De trieste uitzondering doet
zich hier voor.
De 2910 M. hooge Merapi ligt op de grens
van Soerakarta, Djokjakarta en Kedoe en
door is een eadel verbonden met den Me;-
baboe. Het is een der werkzaamste kegels
van Javavooral bekesd door zij z g. „prop",
die voortdurend naar boven wordt gescho
ven en van tijd tot tijd volledig uitgeworpen.
Na hevige regens treden dikwijls slikstroo-
men, lahaPs, op.
ECHTE if
Laat er geen misverstand bestaan omtrent
de vraag: zou die werkloosheid in Amerika
nu wei zoo erg zijn of overdrijven ze daar
weer zooals gewoonlijk? De kwestie is van
belang voor landgenooten, die op de Ame-
rikaansche immigrantenlijst staan en die be-
hooren tot de categorie Jan-pak-an, hand
werkslieden, landarbeiders e.d., die in nor
male omstandigheden vrij gemakkelijk hun
weg hier vonden, maar die nu veel verstan
diger doen te blijven waar ze zijn. En ook
de rest, voor zij c«n massa geld uitgeven
voor overtocht en verblijf zonder verdien
sten in het land van den dollar, omdat Ame
rikanen van hetzelfde kaliber, zelfs van be
ter, hard te tobben hebben met de moeilijke
tijden.
Het is dus wel degelijk erg hier en de
voorspellingen en geruchten over een ko
mende verbetering van den toestand dienen
vooral niet als een aansporing te gelden om
het toch maar te wagen om de eenvoudige
reden, dat ze nog niet bewaarheid zijn al
wordt er met man en macht aan gewerkt.
Voorloopig overtreffen deklachten van slech
te zaken nog de tevredenheidsbetuigingen en
een bericht uit Albany, de hoofdstad van
den staat New-York, van heden geeft in een
paar woorden den toestand aan. De burge
meesters van dorpen en steden in dezen
staat kregen van Gouverneur Roosevelt het
volgende schrijven: Het ziet er naar uit, dat
er in den komenden winter een noodtoestand
zal bestaan in verband met het onderdak
brengen van werkloozen. De Staat New-York
acht het zijn plicht te zorgen voor hen, die
zonder dak of werk zijn. In dat geval heb
ik het recht te beschikken over de kazernes,
bedden en dekens van den Landstorm enz.
enz.
Het heeft een heelen tijd geduurd eer het
tot de menschen was doorgedrongen, dat de
traditioneele „Coolidge-voorspoedafgeloo-
pen was niet alleen, maar veranderd in waar-
achtigen tegenspoed. Het kwam langzaam
maar zeker; eerst werd er geklaagd tegen
elkaar, toen vatte deze en gene krant het op
en eindelijk sprak de officieele wereld, tot
Washington toe, er zich rond voor uit. En
daarbij bleef het in den afgeloopen zomer.
Eerst eind October, toen zelfs de grootste
optimisten in den lande geen verbetering in
den naasten toekomst zagen opdagen, kwam
er van President Hoover een manifest, waar
in hij wees op een waarschijnlijk abnormalen
winter en ieder medewerking vrzocht, tevens
vertellend, dat een federale commissie tot dat
doel ingesteld was.
Het was vrij laat, maar dit sproot voort
uit een schroom om zoo openlijk te erkennen,
dat de regeering toegaf, wat de man in thè
street al zoo lang beweerd had. Maar daar
om was het nog niet te laat om een serie
maatregelen op touw te zeten van zulk een
reusachtigen omvang als Amerika dat spe
ciaal vermag bij speciale gelegenheden.. Ty
pisch voor de heerschende mentaliteit en
's lands traditie werd er het eerst gedacht
aan werkverschaffing, het bijeen brengen
van geld om de arbeiders te betalen en pas
in laatste instantie de zuivere weldadigheid
in den vorm van ondersteuning te geven zon
der arbeid. Van den beginne af aan heeft
men van overheidswege getracht werk te
scheppen, dat niet bestond. Een oude kwaal
van New-York is de onzindelijke aanblik van
straten, pleinen, onbebouwde stukken grond
e.d., omdat de openbare reiniging het werk
niet aan kan door de zorgeloosheid van het
publiek.
Het eerste bedrag, dat de gemeente be
schikbaar stelde en dat anderhalve ton be
droeg, werd grootendeels bestemd voor het
verrichten van zulk opruimingswerk, waar
voor mannen bij groepen van duizend tege
lijk werden aangesteld voor een dag of drie.
Men heeft terecht gevreesd, dat het ge
rucht van werkverschaffing op groote schaal
belangstellenden van heinde en ver zou
trekken en elke gemeente heeft als grondstel
ling aangenomen alleen bewoners van de
plaats zelf en Amerikanen, geen buitenlan
ders, eerst te helpen. Verslaggevers, die zich
onder de in de rij staande werkzoekenden be
gaven, deelden in hun kranten met verbazing
mede, hoeveel „white collar"-werkers
hoofdarbeiders zij er onder aangetroffen
hadden en hoe op ae vraag wat voor werk
de mannen wenschten het unanieme ant
woord was geweest: elk soort werk!
Dit soort menschen wordt ook aangetrof
fen onder de duizenden, die met een kistje
handappelen a vijf cent het stuk langs de
trottoirs staan.
De verschillende maatregelen, die getrof
fen zijn, bewijzen opnieuw, hoe practisch de
Amerikanen een probleem aanpakken. Om
eens nauwkeurig uit te vinden, welke gezin
nen waarachtig in nood zaten door de werk
loosheid van het gezinshoofd werd de hulp
van het politiecorps ingeroepen. De New-
Yorksche hoofdcommissaris, Mulrooney, is
zelf uit de gelederen voortgekomen (het
corps bestaat uit ruim 19.000 man) en hij
wist beter dan iemand anders hoe de wijk
agenten op de hoogte zijn van lief en leed
hunner bewoners. De agenten gingen dus
ongemerkt op onderzoek uit en kwamen tot
de conclusie, dat ter meer dan 23.000 ge
zinshoofden snakten naar werk en het ver
dienden, omdat het brave kerels waren met
een familie. Op die manier kwamen die hei
eerst aan de beurt en de politiemannen wer
den meteen een soort wandelend informatie
kantoortje, waar werkgevers kwamen vragen
of zij een geschikten man voor dit of dat
werk hadden. En de politie, die het gezonde
principe huldigt van alles in het werk te
stellen om misdaad te voorkomen, liever dan
het zoover te laten komen en dan te straffen,
werkt van harte mee.
Nu wordt er ernstig deacht om 'n fonds
van zes millioen dollar bijeen te brengen,
waarvoor allerlei weldadigheidsvoorstellin-
gen zullen plaats hebben en verder een meer
dan gewoon Kerstberoep op de menschheid
gedaan zal worden om de hand diep in den
zak te steken. Niemand twijfelt er aan of het
zal bijeen komen en hoezeer de massa haar
best doet blijkt bijvoorbeeld uit het vrijwillig
afstaken elke week van een deel salaris, ter
wijl in sommige zaken het personeel een of
twee dagen een rempla?ant laat werken en
verdienen onder het motto alle kleine beetjes
helpen.
Zoo is er een groote beweging onder de
huisvrouwen, damesclubs en alles wat me:
het huishoudelijk leven in verband staat om
de groote voorjaarsschoonmaak nu al plaats
te doen hebben om zoodoende ververs, be
hangers en wie er verder werk in vinden
aan den gang te kunnen zetten tegen deze
donkere dagen voor Kerstmis. Hoe het on
derlinge verband van multi-millionairs en de
arbeiders nauw aan elkaar hangt, ondervond
ik bijv. dezen zomer, toen ik in een kleine
plaats in Connecticut was, die bekend staat
om haar schatrijke en in Amerika zeer bekend
staande bewoners. Van die villabewoners en
landgoedbezitters leeft het plaatsje letterlijk,
omdat 's zomers veel aan hen verdiend wordt
en wanneer 's winters die huizen tijdelijk leeg
staan, wordt weer verlangend naar den
zomer uitgezien. Vier loodgieters-electri-
ciens wonen er, die gewend zijn orders te
krijgen van een half dozijn nieuwe badkamers
in dit huis en een zwembassin met onder
water-verlichting bij die villa aan te leggen.
Daglooners helpen de tuinen in orde houder
en zoo het heele dorp door.
Mijnrampen III.
Kooloxydevergiftiging.
Wanneer koolstof volkomen verbrandt,
verbindt zich één atoom met twee atomen
zuurstof, wat uitgedrukt wordt in de chemi
sche formule C02, hetgeen beteekent dat
één deel koolstof (Carbo) met twee deelen
zuurstof (Oxygenium) verbonden is tot één
molecuul koolzuur of koolstofdioxyde. Ei
bestaat echter nog een andere verbinding
van koolstof en zuurstof, n.1. CO, waarbi
één atoom koolstof en één atoom zuurstoi
samen een molecuul koolstofmonoxyde of
kortweg kooloxyde vormen. Dit gas kan als
een tusschenvorm beschouwd worden De
koolstof is dan maar gedeeltelijk verbrand en
kan door toevoeging van én atoom zuurstof
in koolzuur overgaan.
Kooloxyd en koolzuur zijn beide gassen,
echter met zeer verschillende eigenschappen.
Beide zijn zonder reuk, kleur en smaak. Het
eerste is ongeveer even zwaar als de damp
kringslucht en laat zich daarmee gemakkelijk
gelijkmatig vermengen, het laatste is zwaar
der dan de lucht en bevindt zich daarom bij
voorkeur in de onderste luchtlagen, tiet
groote verschil is hierin gelegen, dat kool
zuur als zoodanig voor den mensch onscha
delijk is, terwijl kooloxyd een zwaar vergii
is. Wanneer in de bekende hondsgrot, waar
laag bij den grond zich bijna zuiver koolzuur
bevindt, zoodat de daarin wandelende
mensch geen hinder ondervindt omdat zijn
mond boven het koolzuur reikt, maar de
hem vergezellende hond sterft, dan is de
doodsoorzaak van den hond geen vergifti
ging maar alleen het gevolg van gebrek aan
de voor de aedmhaling noodzakelijke zuur-
stof. Koolzuur bevindt zich steeds in kleine
hoeveelheid in de lucht en door de uitade
ming wordt aan die lucht nog meer koolzuur
toegevoegd als eindproduct van de in het
lichaam zich afspelende verbrandingsproces
sen.
Geheel anders is het met kooloxyde. Wij
weten dat de zuurstof in het bloed wordt op
genomen en meegevoerd door de kleurstof
(haemoglobine) der roode bloedlichaamp
jes omgeven zijn door een net van bleodvaat-
jes. Bloed en lucht zijn door een zoo dun
vliesje van elkaar gescheiden, dat de zuur
stof er gemakkelijk door heen gaat. Maar
kooloxyd gaat er even gemakkelijk door heen
en wordt dan een geduchte concurrent van
de zuurstof omdat de aanrtekkingskracht der
bloedkleurstof voor kooloxyd 200-maal ster
ker is dan die voor zuurstof. Indien in de
inademingslucht 200-maal zooveel zuurstoi
als kooloxyd voorkomte dan zal van beide
gassen evenveel worden opgenomen. Hoe
meer de hoeveelheid kooloxyde toeneemt, des
te minder zuurstof zal kunnen worden opge
nomen. Zoo komt het, dat reeds bij aanwe
zigheid van O.l pCt. kooloxyde ziektever
schijnselen optreden en bij iets minder dan
0.25 pCt. direct levensgevaar bestaat.
De verschijnselen der kooloxyde-vergifti-
ging komen in de eerste plaats van de zijde
van het centraal zenuwstelsel: duizeligheid,
pijn en kloppen in het hoofd, suizen in de
ooren, gevoel van beklemming en machteloos
heid, er komt een neiging tot slapen en einde
lijk bewusteloosheid. De ademhaling wordt
dan diep, het gelaat congestief, er ontstaan
trekkingen en krampen, ten slotte houdt de
reeds onregelmatige ademhaling geheel op
en de dood treedt in. Er is geen "enkel ver
schijnsel bij, dat den patiënt zelf er op op
merkzaam maakt, wat de eigenlijke oorzaak
is; daardoor doet hij niet zoo spoedig po
gingen om zich aan den noodlottigen invloed
te onttrekken en aldra wordt nog des te
moeilijker door het slaperige, vermoeide ge
voel, dat directe actie tegenhoudt. Zoo is net
te begrijpen, dat in die gevallen, waarbij het
koolyoxyde zich gedurende den slaap met de
lucht vermengt, het slachtoffer ongemerkt
van het leven tot den dood overgaat.
Hoe komt nu kooloxyde in de lucht? Dit
is op vele manieren mogelijk. Bij allerlei ver
brandingsprocessen in liet dagelijksch leven
heeft de verbranding slechts voor een deel
volledig plaats, doch wordt behalve koolzuur
tevens kooloxyde gevormd. Soms kan dit
later nog verder tot koolzuur verbranden,
wat dikwerf in een haard te zien is. Als in de
onderste lagen der brandstof geen genoeg-