AlkmaarsctiG Cyrant. f{apitein Wagevier'5\ Tocht naar i Rusland. - •Hiiro drie en dertigste 'aargang. Woensdag 4 Februari. Radioprogramma «•KI 1ILUÏ0N. Van Speyk. Landbouw en Veeteelt (Wordt vervolgd). No 29 l#31 Donderdag 5 Februari. Hilversum, 1875 Ai. (Uitsluitend A.V.R.O.) 8 9.50 Gramofoonplaten 10.10.15 Mor genwijding. 10.30—12.Concert A.V.R.O.- kwintet onder leiding van Fr. Lupgens 12.30—2.— Concert. Kembrandt-orkest, Am sterdam, o. 1. v. David Hartogs. 2.2.30 Vrouwenhalfuurtje. 3.4.Naaicursus. 4.5.Ziekenuurtje. 5.6-Hongaarsche muziek uit het Carlton Hotel, b 0.30 Sport- causerie door H Hollander. 6.307.— In leiding over Humor en Satire door Prot D. H van Moerkerken 7.7.30 Engelsche les voor gevorderden ooor Fred Fry. 88.15 Gramofoonpl. 8.15—9.15 A.V.R.O. Radio- tooneel. 9.15y.30 Gramofoonplaten. 9.30 10.15 Aansluiting Concertgetouw te Am sterdam 10.15 Vaz Dias. 10.30—11.15 Con cert. Kovacs Lajos en zijn orkest. 11 15 12.Gramofoonplaten. Huizen, 298 Ai. (8 10.— en 11.30—2.— K R O, 10.—11.30 en 2.—11.30 N.C.R.V.) 8 9.15 Gramofoonplaten. 10.—10.30 Zang Dames N C.R.V. koor 10.3011.Zieken- dienst 11.30—12.— Godsd. halfuurtje door Pastoor Perquin. 12.1.30 Concert K R.O.j Trio. 1.302.Gramofoonplaten. 2.2.15 Gramofoonplaten. 2.153.15 Cursus Fraaie Handwerken 3.15—3.45 Vrouwenhalfuurtje. 4 _5.Ziekenuurtje. 5.5.30 Gramofoon platen. 5.30—6.30 Christ. Liederenuurtje met causerie door Joh de Heer 6.306.45 Gramofoonpl. 6.457.Knipcursus. 7. 7 30 A. Bartels: „De Kanarieteelt. 7 30— 8.Gramofoonplaten 8.10.30 Concert door het Rott.'s Chr Gemengd koor o. 1 v. H. W. de Wolff. M. m. v. solisten en het Rotterd. Philharmo. Orkest. In de pauze A. N. Ewers: „De electr-'icatie van het Huis houden". 10.30 Vaz Dias. 10.40—11.30 Gramofoonplaten. Daventry, 1554.4 Ai. 10.35 Morgenwii ding. 11.05 Lezing. 12.20 Orgelspel door R Foort. 1.202.20 Concert door Septet. 2 25 Schooluitz 4.50 Crkestconcert. 5.35 Kin deruurtje 6.20 Lezing. 6.35 Berichten 7.— Concert. Reis—Smith, cello. J Black, piano 7 20 Lezing. 7.45 Lezing. 8.20 Concert. Or kest, Sir Harry Lauder. 9.20 Berichten. 9.35 Berichten. 9.40 Lezing. 9.55 „Dr. Abernethy his book Blijspel uit het jaar 1815 van A Ramsey en R de Cordova 10.30 Zang door Eiena Gerhardt. 11.12.20 Dansmuziek 12 20—12 25 Televisie. Parijs „Radio-Faris", 1725 Ai. 8.05 Gra mofoonplaten 12 50 Grarrofoonnlaten. 4.05 Gramofoonplaten. 6.50 Gramofoonpl 8.20 „La Scintillante", J. Romains 9 05 „Jean Silvere" van P. Destoc. 9.50 Concert. Strijk kwartet en solisten. Langenberg, 473 Ai. 6.207.20 Gramo foonplaten. 9.3510.05 Gramofoonplaten 11.30 Gramofoonplaten. 12.251.50 Or kestconcert. 4.205.20 Orkestconcert. 7 05 —8.15 Concert. Orkest, sopraan en tenor 8.20 Romancen en Balladen te zingen door Rudolf Rieth, afgewisseld door muziek Daarna berichten en to* 11.20 Dansmuziek. Kalundborg, 1153 Ai. 11.20—1 20 Orkest concert. 2.20—4.20 Orkestconcert en voor dracht. 4.205.Kinderuurtje. 7.20—9 20 Orkestconcert. 9.3511.50 Dansmuziek Brussel, 508.5 en 338.2 Ai. 508.5 M 5.20 Oikestconcert. 6.20 Kinderuurtje 7 20 Gramofoonplaten. 7.50 Gramofoon 8 20 Concert georganiseerd door de RESEF Orgel, viool, cello en vocaal kwartet 9.50 Dansmuziek. 338 2 M.: 5.20 Dansmuziek 6 20 Kinderuurtje. 7.20 Gramofoonpl 7 50 Gramofoonplaten. 8.20 Orkestconcert en zang Toespraak Zeesen, 1635 At. 5.4011.20 Lezingen 1120—12 15 Gramofoonplaten 12.15—120 Berichten 1.20—2.20 Gramofoonplaten 2.203.50 Voordrachten 3.504 50 Con eert. 4 50— 7 15 Voordrachten 7.20 Puccini concert. 8.20 Causeriën en koorconcert. 9 20 Berichten en daarna tot 11 53 Dansmuziek GEEN POLITIEK IN DEN AETHER. De V.L R A (liberale omroep), welke aan den minister van Waterstaat had verzocht om vergunning tot uitzending per radio van 85 Hier standen eenige honderd stukken ge schut, als buit van den afgeloopen veldtogt Onder de zelve vond ik er verscheidene die°in den Haag gegoten waren Daar wij besloqtèn hadden ons over den gouverneur van Ufa te beklagen, wilden wij ons deswegens alhier aan den senaat wenden, doch wij hoorden dat die zich te St Petersburg bevond Wij na' men dus voor ons beklag te doen aan den stadhouder, die een prins was De kaptein de W en ik werden hier toe afgevaardigd Wij begaven ons dus des anderen daags naar het Kremlin, al waar de prins *n der paleizen bewoonde. Wij vroegen aan den eers.en. dien wij ontmoetten, of er geene gelegenheid zoude zijn om Z H te spreken Men antwoordde ons, dat dit niet gemakkelijk gaan zoude, doch dat wij maar wat moesten wactten Wij wandelden alzoo op eene de galereyen heen en weder, toen er een adjudant verscheen, die mij vroeg wie wij waren en wat wij begeer den. Wij zeiden hem, dat wij krijgsgevange nen waren, en gaarne den prins wilden spre ken Hij begaf zich hierop naar binnen en na nog een paar uren geschilderd te hebben, werd ons eindelijk vergund den prins te nade ren Deze was 'n klein zwart ventje, die er alles behalve vriendelijk uitzag, 't geen ons al aanstond slachten moed gaf Hij vroeg ons op vrij barschen toon, wie wij waren en wat wij wilden W1 beantwoorden het dit, en stel den hem onze belangens voor, vragende of er geene mogelijkhvid zoude zijn om de 100 roe bels, ons door keizer Alexander toegezegd, en een deel van het partijcongres der Liberale Staatspartij te Deventer n.1 op 6 Maart de openingsrede van mr. D. Fock en op 7 Maart de rede van ir. J. A. Kalff over „de verhouding tusschen werkgevers en werkne mers" en de rede van mr G. A Boon over „politiek en radio" heeft in de verscherpte regeling inzake de radiocensuur aanleiding gevonden het verzoek tot uitzending op 7 Maart in te trekken. Op 5 Februari zaï het 10a jaar geleden zijn, dat Jan Carel Josephus van Speijk, Commandant van Zijner Majesteits kanon neerboot no. 2, te Antwerpen de lont in het kruit slak, en zijn schip in de lucht deed vlie gen, ten einde te voorkomen, dat de aan hem toevertrouwde oorlogsbodem in handen zou vallen van den vijand, die met schennis va.i den gesloten wapenstilstand daarop een ver raderlijken aanval had gedaan. Deze dag zal op plechtige wijze door de Koninklijke Marine herdacht worden in ie Nieuwe Kerk te Amsterdam, alwaar de Vice- Admiraal L. J. Quant, commandant der ma rine te Willemsoord (den Helder), een her denkingsrede zal houden. Vele marine-auto riteiten zullen daarbij tegenwoordig zijn, detachementen van de Koninklijke Marine zullen de Marine vertegenwoordigen en vele genocdigden buiten de Marine zullen deze plechtigheid bijwonen, teneinde de nagedach tenis van den grooten Nederlandschen Zee officier, die Van Speijk was, te eeren. Hoewel ieder Nederlander als schooljon gen geleerd heeft wie Van Speijk was en op welke wijze hij zijn leven offerde ten dienste van de eer van zijn vaderland, zoo zullen toch slechts weinigen iets meer weten van het leven van dezen held, en van de omstandig heden, waaronder hij vrijwillig van het leven scheidde. Wij zullen daarom in het kort het leven en den heldhaftigen tragischen dood van Van Speijk schetsen. Van Speijk werd op den 31 en Januari 1802 te Amsterdam geboren, alwaar zijn vader, Hendrik Jan, een stokvisch-handel had. Toen de jeugdige Van Speijk vier jaar oud was, overleed zijn vader, zijn moeder en kinderen in zeer zorgelijke omstandigheden achterla tende. De kleine Jan werd geplaatst in het „Weldadig Gesticht" van den heer Hovy, op de Prinsengracht bij het Molenpad, alwaar hij zich voorbeeldig gedroeg en bij een ieder bemind was, doch helaas werd dit gesticht ontbonden terwijl spoedig daarna ook zijn moeder overleed (1812), zoodat de kleine wees nu geheel op vreemden was aangewezen, aangezien zijn familie niet bij machte was voor hem te zorgen Gelukkig kon hij spoedig daarna, elf jaar oud, worden opgenomen in het Burgerwees huis te Amsterdam. Ook hier onderscheidde hij zich al een zeer goed en schrander leerling, als een jongen met een stalen geheugen, die bij ieder examen een prijs ontving. Toen Van Speijk den leeftijd bereikt had waarop hij een beroepskeuze moest doen, koos hij dat van kleermaker, aanvankelijk als leer ling op een weekloon van „zes stuivers". Dit beroep, dat hem in het geheel niet beviel, be oefende hij tot begin 1820 en het is dan ook die wij wisten dat in andere gouvernementen waren uitbetaald, doch die de gouverneur van Ufa ons geweigerd had te betalen. Mijn col lega de W. (een Fransch Zwitser) voerde hei woord in het Fransch Onder ijne aanspraak had ik al opgemerkt, dat de rimpels in het voorhoofd van Z H van tijd tot tijd ver meerderen. Na zich een tijd lang bedacht te hebben, zeide hij met de hand wijzende op de puinhoopen der stad, die uit het venster te zien waren, ziet daar het werk uwer han den; en gij durft hier nog klagten komen in brengen. Gijlieden zijt tegen het verbod in de stad gekomen. Ik zal order geven om u de zelve dadelijk te doen verlaten. Ik wil niets meer van u hooren, vertrekt. Kapte.n de W. wilde hem nu beduiden dat hij geen Franschman, maar een Zwitser was, doch hij kreeg geen gehoor, en alzoo begreep ik dat het mij ook niet baten zoude om te zeggen dat ik een Hollander was, en oaar ik bemerkte dat de drift van den prins meer en meer toenam achtte ik het raadzaam te ontwijken. Wij maakten dus ai strijkende en bu.gende eene achterwaart se e beweging en toen wij buitenshuis wa- haasteden wij ons om het Kremlin te Toen W,J de zoogenaamde heilige poort doorgingen, waar -Itijd eene branden de kaars hangt, en welke men blootshoofds moet passeeren. scheelde het weinig of de schildwacht had ons gepakt, wijl wij in on ze confusie vergeten hadden om de hoeden af te nemen We begrepen het 't best was om het op een loopen te zetten, ten einde niet achter het slot te geraken. Toen wij bui- te" scnoots waren, namen wij weder een bedaarden pas aan, en spraken met elkan der over onze mislukte ambassade en be sloten nu onze kameraden eens te foppen. Wij traden dus met een schijnbaar vrolijk gelaat ons 'opement binnen, en gevraagd zijnde hoe het afgeloooen was. zeiden wij hun, dat a'les welstond. Zij verheugden zich hierover, doch wii lieten hun niet lang in geen wonder, dat de levendige knaap, die dit stilzittende leven verafschuwde, zich tot een meer sportief beroep aangetrokken voelde. Reeds ten tijde van zijn verblijf in het Wees huis had hij zich voor den zeedienst aange boden, doch eerst op zijn derde verzoek, in Mei 1819, ontving hij een gunstige beslis sing De jeugdige Van Speijk bracht dit ver zoek in eigen persoon over aan den Minister en wist zijn belangen zoo goed voor te dra gen. dat hij de belofte ontving, dat zijn wensch zoo spoedig mogelijk zou worden ver vuld. Als aardige bijzonderheid kan hierbij vermeld worden, dat toen men den jongeling aan het Ministerie af wilde schepen omdat zich een groot aantal personen op audiëntie bij den Minister bevond, hij zeide: „Heb de goedheid aan den Heer Minister te berigten, dat er een weesjongen van Am sterdam is, die Zijne Excellentie verlangt te spreken" welke woorden men aldus aan den Minister overbracht. Dit optreden typeerde den vrijmoedigen en tevens bescheiden knaap. Doch ongeduldig was hij ook, want toen hij niet spoedig genoeg naar zijn zin, een aanstelling ontving, diende hij op 's Konings verjaardag, 24 Augustus, opnieuw een ver zoek in, waarvan het resultaat was, dat hij op 3 Februari 1820 werd benoemd tot stuur mansleerlingen op Zr. Ms. schip „Wasse- naer", commandant de kapitein, luitenant ter zee L. L. Spengler, welk schip bestemd was voor de Middellandsche Zee en daartoe op 13 Mei van dat jaar de reede van Texel verliet. Het scheepsleven beviel hem maar matig en dit is ook wellicht de reden, dat hij gedu rende deze reis weinig opviel. Klein en tenger van gestalte, zoodat men hem voor niet ouder dan ongeveer 14 jaar aanzag, stil en af wezig, viel hij niemand op. De jongeling van Speijk bleek echter wel eerzuchtig te zijn en wilde gaarne officier worden, waartoe hij echter geen kans zag. Hij verzocht derhalve ontslag uit den zee dienst teneinde zijn vorig beroep weer op te nemen, doch zoover kwam het toch niet, want toen hij te Amsterdam teruggekeerd was en daar vernam dat zijn broer benoemd was tot buitengewoon luitenant ter zee der 2e klasse, ging hij zich opnieuw bekwamen in de stuur manskunst en hij werd den 19en November 1841 als vierde stuurman aan boord van Zr Ms. schip „Zeeland" geplaatst. Spoedig daarna werd Van Speijk, die zich thans als vierde stuurman wel onderscheiden had door gedrag, ijver en bekwaamheid, be noemd tot „Adelborst van de 2e klasse". Op den 16en Januari 1824 vertrok de Adelborst Van Speijk met Zr. Ms. fregat „Dageraad" naar Oost-Indië, alwaar hij op verschillende schepen diende en aan verschei dertfc expedities deelnam, waarbij hij zich ten zeerste onderscheidde. Bij de bestrijding van den zeeroof op de Noordkust van Java, ver wierf hij zich den naam „de schrik der roo- vers". Ettelijke malen is zijn leven in groot gevaar geweest, niet alleen in de nabijheid van den vijand, doch ook onder de wisselval lige omstandigheden van het zeemansleven. Eenmaal werd hij, toen zijn schip door lekkage onder hem wegzonk, slechts met groote moeite door vier zijner Inldndscbe matrozen gered en aan wal gebracht. Nim mer heeft hij zijn redders vergeten en ten allen tijde roemde hij den moed en de trouw van zijne bruine wapenbroeders, onder wie hij uitermate bemind was. In April 1829 repatrieerde Van Speijk met Zr. Ms. Korvet „Triton" welk schip den 3en Augustus 1829 ter reede van Texel ankerde Na eenigen tijd non-actief te zijn geweest, werd hij den len April 1830 geplaatst aan boord yan Zr. Ms. fregat „Amstel" te Helle- voetsluis, terwijl hij ongeveer ter zelfder tijd werd benoemd tot gewoon luitenant ter zee der 2e klasse. Op den 29en Maart verliet hij zijn geboortestad Amsterdam, ter opvolging van zijn bestemming. Amsterdam zou hij nooit meer aanschou wen. Zijn verzoek om weer naar Oost-Indië te worden uitgezonden werd van de hand ge wezen omdat men hem hier te lande noodig had. De Belgische opstand maakte het optreden van de Koninklijke Marine noodzakelijk en Van Speijk, die inmiddels met het bevel over Zr. Ms. kanonneerboot no. 2 belast was ge worden, kwam op 26 September 1930 met dat vaartuig vóór Antwerpen ten anker. Op den len October ontving hij bevel om „post te gaan vatten oo de Rupel bij Boom, dien zoeten waan, maar ontdekten hun den waren toedragt der zaken, en zeiden hun dat het onzes inziens zaak was om schielijk onzen bundel te pakken, daar het ligt moge lijk was dat wij spoedig zouden moeten ver trekken. Het duurde ook geen twee uren of er verschenen 4 kibetken voor onze deur, begeleid door kozakken en baskieren, waar wij gelast werden, twee aan twee in te stap pen. Echter vergunde men ons, op ons ver zoek, om de paarden voor onze wagen te spannen. Nu ging de trein langzaam voort, voor, achter en ter wederzijde reed ons ge leide. Daar wij gewend waren geweest hard te rijden kwam ons dit langzaam rijden vreemd voor. Wij reden de stad stapvoets door, zoodat deze togt wel drie uren duur de. Er verzamelde zich een hoop gemeen op de straat, hetwelk ons uitjouwde en ens van tijd tot tijd eenige steenen naar de ooren smeet, die gelukkig niemand raakten, doch eenige paardevijgen moesten wij voor lief nemen Eindelijk kwamen wii aan het andere einde van de stad. De slagboom werd geo pend en dadelijk weder achter ons neerge laten. Wij reden nu na het dorp Pergonkowa 1/4 uur buiten de stad. Hier hielden w;ij stil en dronken een slokje, ons verheugende, dat wij er nog heelshuids afgekomen waren. Onze conducteur had ook duchtige schrobbering gehad, en beloofde plegtig, dat, zoo ik ooit weer te Moskou kwam (hetgeen evenwel niet licht gebeuren zal) ik geen complimen ten weer aan den gouverneur zoude gaan maken. Nu onze ten spoedigste voortzetten- den kwamen wij den 1ste Augustus in de stad Mosafks. H er dicht bij stroomt het klei ne riviertje Moskowa, hetwelk een zoo treu rige vermaardheid in de geschiedenis gekre gen heeft door de gebeurtenissen van den Taatsten oorlog, want hier viel de bloedige slag voor, welke den Franschen den toe gang tot het hart van Rusland openden, een slag, waarvan de maarschalk Neü zich met het veer aldaar gade te slaan en voorai nauwkeurig toe te zien, dat geene gewapende manschappen welke niet tot s konings troe pen behoorden, overgingen". Bij de uitvoering van deze opdracht ondei vond Van Speijk veel last van de oproerige Belgen, die een groot gevaar voor de onzen vormden, toen de kanonneerboot no. 2 op een gegeven oogenblik aan den grond raakte en haar geschut daardoor niet gebruikt kon wor den. Alles werd gereed gemaakt om het schip zoo noodig te laten zinken, doch gelukkig kwam het na eenigen tijd weer vlot. Op 26 October werd Zr. Ms. kanonneerboot no. 2 met de kanonneerboot no. 9 en no. 4 terugge trokken tot tusschen de Citadel en het laam- sch Hoofd, met order om de rivier schoon te houden en daartoe met de boegstukken te wer ken De stad Antwerpen, welke tot dusverre m toom was gehouden, door de Nederlandschc bezetting en de op de Schelde liggende oor logsvaartuigen, zoomede door de Citadel on der haar dapperen bevelhebber, den luitenant- generaal baron Chassé, werd weldra even eens het tooneel van geweld, verraad en moord. Bloedig was de strijd tusschen de bezetting en de muiters, doch den eersten dag wisten de onzen zich te handhaven. Den tweeden dag echter, den 27en Octobei 1830. konden onzen troepen zich niet langer staande houden, zoodat Chassé het voorstel tc-t ren wapenstilstand, hem aangeboden door eenige aanzienlijke Antwerpenaren, aannam De opstandige Belgen, die eerst de onbe schaamdheid hadden gehad om de overgave van de Citadel en de Vloot te eischen, doch daarop van Chassé een afwijzend antwoord hadden ontvangen, stoorden zich niet aan de getroffen overeenkomst, welke inhield dat de wapenstilstand tot 4 uur 's middags zou duren en begonnen te half twee weder op onze troepen te vuren. Nadat zij dezen gedwongen hadden zich binnen het kasteel in veiligheid te stellen, her nieuwden de muiters met verdubbelde woede hun aanval op het voor de stad liggende eskader en wel in het bijzonder op de dichtst bij den wal liggende kanonneerboot no. 2, onder bevel van den onsterfelijken Van Speijk Reeds uren achtereen was hij blootgesteld geweest aan het vijandelijk vuur, zulks terwijl de parlementaire vlag nog op de kade en op het stadhuis woei. Hij kon niet op zijn plaats blijven liggen zonder 's Konings vlag te verdedigen en ont ving derhalve van den eskadercommandant bevel om achter de groote schepen te ankeren en slechts op den vijand te vuren met het ge weer. Toen hij deze opdracht wilde uitvoeren nam de vijand hem onder vuur uit klein en graf geschut, waardoor het schip van tuig eti zeilen beroofd werd, zoodat het hulpeloos naar den Antwerpschen wal dreef, waar het door een moorddadig vuur begroet werd. Vier leden van zijn bemanning zag Van Speijk voor zijn voeten neerstorten en hij zag in, dat onmiddellijk en krachtdadig optreden vereischt was. Zijn geduld was ten einde, tegen alle or ders in opende hij het kanonvuur en bijna op hetzelfde oogenblik brandde het geheele es kader zijn batterijen los, terwijl de Citadel spoedig volgde. Op de smeekbeden 'der streng gestrafte Antwerpenaren, werd een nieuwe wapenstil stand tot den volgenden morgen acht uur aangegaan, doch nauwelijks hadden de onzen hun vuur gestaakt, of de muiters begonnen opnieuw ditmaal echter ontvingen zij van de zijde van het Nederlandsche eskader eene nog strenge afstraffing. Van Speijk werd op grond van zijn gedrag bij besluit van Zijne Majesteit den Koning van 16 November 1830 benoemd tot „Ridder der Militaire Willemsorde van de 4e klasse" Ondanks den wapenstilstand bleven de Belgen vijandig en voortdurende waakzaam heid bleef geboden. Op den 5en Februari 1831 begaf Van Speijk zich met de kanonneerboot no. 2 naar den voorheen door hen ingenomen post, doch door een stormvlaag overvallen, geraakte zijn schip aan lager wal en werd aan de Noord zijde van het fort St. Laurent tegen den Ant werpschen wal geslagen. De muiters zagen nu hun kans schoon en, voorafgegaan door den kapitein Grégoire, beletten zij alle pogin gen om het schip vlot te brengen en overmees terden dit ondanks den gesloten wapenstil stand De Nederlandsche vlag werd naar be neden gerukt ondanks de pogingen van Van Speijk om dit te beletten, terwijl men onvoor waardelijke overgave van de bemanning eischte. Van Speijk, die op dat oogenblik een sigaar rookte, begaf zich zeer bedaard naar de kajuit, doch werd door den kapitein Gré goire teruggeroepen die zijn papieren op- eischte, waarop Van Speijk antwoordde: „Wacht een oogenblik dan zal ik mijne pa pieren gaan halen en ze u laten zien". Met de nog brandende sigaar begaf hij zich daarop omlaag in de kajuit, waar hij den scheepsjongen Wijier aantrof, die op Van Speijk's gezicht het ontzettende besluit scheen te lezen dat deze toen reeds genomen had. Toen hij vroeg: „Comandant, gaat gij vuur in het kruit steken?", antwoorded Van Speijk kortaf: „Maak dat je wegkomt", welke veel- beteekende aansporing deze zich geen twee keer liet zeggen. Een daarna klonk een donderende sla^, het schip barstte uit elkaar, de eer van de Neder landsche vlag, welke Van Speijk gezworen had niet te zullen bevlekken, was gered, ten koste van zijn eigen leven en dat van vele an dere dapperen. Het staat vast, dat Van Speijk niet handel de in een opwelling, doch volgens een lang te voren in onbewogen gemoedstoestand ge nomen besluit, hetgeen bewezen wordt door zijn talrijke uitlatingen, in brieven zoowel als in gesprekken, waarin hij reeds te kennen gaf, dat hij een hem toevertrouwden Nederland schen oorlogsbodem nimmer in 's vijands handen zou laten vallen. Alvorens de lont 1) in het kruit te steken heeft hij nog getalmd, niet uit vrees, doch uit sluitend om zijne bemanning de gelegenheid te geven het leven te redden, hetgeen dan ook aan eenigen gelukt is o.a. aan den scheeps jongen Wijier. Zoo was Van Speijk, en dezen held gaaf de Koninklijke Marine op 5 Februari a s herdenken. J. W G. VAN HENGEL, luitenant ter zee der le klasse. 1) Het staat niet vast op welke wijze Val Soeijk het kruit deed ontbranden. Waar schijnlijk deed hij het met zijn sigaar, doch de mogelijkheid bestaat ook dat hij daartoe een lont gebruikte. TULPEN VOOR LONDEN UIT ST. PANCRAS, ALKMAAR EN HEILOO. Zoals men reeds in een vorig nummer heeft kunnen lezen, is de tweede proefzending ge* trokxen tulpen de vorige week Donderdag p°r j K. L. M. uit St. Pancras aangevuld met tul pen uit Alkmaar en Iieiloo vertrokken en te gelijk met die zending zijn de heeren Duyf en Van Herwijnen uit St. Pancras daarheen ge gaan om eens na te gaan, op welke wijze de verkoop plaats had en (vooral) om na te gaan, of er wellicht nog iets aan de verpak king te veranderen was. Over de wijze van verzending kan men na tuurlijk slechts een meening hebben, nl. deze, dat gtén ander vervoermiddel kan vergeleken worden met een vliegtuig. Ieder, die wel eens in een vliegtuig gezeten heeft, zal het duide lijk zijn, dat dit het middel van vervoer is voor artikelen, zooals bloemen, druiven ea tomaten, die spoedig gekneusd zijn. In de lucht is het ten eenenmale onmoge lijk, dat de bloemen zouden lijden door schok ken enz. en verder moet, in den zomer vooral rekening gehouden worden met het feit, dat het in een vliegtuig veel koeler is, dan in de ruimte van spoor en boot. Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat de bloemen zooals die aangetrof fen werden op de Londensche markt, een heel goed figuur sloegen, vergeleken bij de „home frown" en ook vergeleken bij die uit het Zui- en van Frankrijk. Verder kon worden geconstateerd, dat de bloemen die per K. L. M. uit ons land kwa men, verkocht werden vóór de bloemen uit Zuid-Frankrijk aanwezig waren, iets dat on getwijfeld van invloed moet zijn op den prijs en wel in gunstigen zin voor de bloemen uit Holland. Wat de verpakking betrof, viel op te mer ken, dat er werkelijk nog wel iets te verbete ren viel. Sommige tulpen b.v. met lange sten gels waren zoodanig ingepakt, dat de toppen der bloemen soms beschadigd waren. Overigens bleken de cartonnen doozen, zooals die nu tweemaal gebruikt waren wel te voldoen; drie doozen nemen n.1. indien er al vocht in mocht ontstaan het overtollige water in zich op, wat bij houten verpakkings materiaal niet het geval is. Wel bleek het noodzakelijk, in verband met den enormen aanvoer op de markt in Londen de doozen op duidelijke manier te etiketeeren. Te mojcoü faótJooWö boo%i De aevoiKiNb roem overladen en ter belooning daarvan den titel van Prins van de Moskowa ver kreeg. Had hij toen kunnen denken dat hij drie jaren daarna als een misdadiger zij.i leven zoude verliezen, hetwelk in zoo vele bloedige gevechten gespaard was! Treffend voorbeeld van het vergankelijke eener we- reldsche grootheid. Dat Neij in die merk waardige dagen juist geen zeer goede rol gespeeld hebbe, zal wel niemand ontkennen. Maar wat zal de nakomelingschap denken van een gouvernement, hetwelk hem ter dood veroordeelde, terwijl het een Exelmans en anderen, die dezelfde misdaad hadden be gaan, niet alleen weder vrij in Frankrijk laat komen, maar zelfs weder in dienst stelt. Doch de gerechtigheid moest een offer heb ben, en hij moest voor de anderen het ge lag betalen. Wij reden het vermaarde slag veld over en zagen er nog de overblijfselen van de verschansingen, die toen aldaar door de Russen waren opgeworpen. Bij deze ge legenheid herinnerde ik mij een belangrijke anecdote. Toen Napoleon na den slag de re vue hield over zijn troepen, kwam hii bij een regiment, het welk weer zoo vel schrikkelijk geleden had, dat van de vijf bataillons slechts zoo veel was overgebleven, dat men er te nauwernood een bataillon van had kunnen formeeren. Napoleon vroeg aan den colonel, waar zijn uw bataillons. Deze met den vinger op de Russische redonten wijzen de antwoordde hem, Daar S >e! Napoleon begreep hem, wendde zijn paa,d om, en reed 1 weg. Met aandoening verlieten wij deze merkwaardige plek gronds, waar het stof van zoo velen onzer spitsbroeders rust. Wij passeerden vervolgens de steden Imolenks en Witpsk, welke ik met geheel andere gewaar wordingen betrad dan de eerste maal. Hoe wel de sporen van de rampen, die haar ge troffen hadden, nog zeer zigtbaar waren, zoo bespeurde ik toch met genoegen, dat zij zich langzamerhand uit dien vervallen staat begonnen op te beuren. Vele huizen waren weder opgebouwd en aan anderen was men nog bezig. Mogten dezelve eerlang weder tot hun vorige bloei geraken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1931 | | pagina 5