AlkmaarsctiG Cyrant.
f{apitein Wagevier'5\
Tocht naar i
Rusland. -
•Hiiro drie en dertigste 'aargang.
Woensdag 4 Februari.
Radioprogramma
«•KI 1ILUÏ0N.
Van Speyk.
Landbouw en Veeteelt
(Wordt vervolgd).
No 29 l#31
Donderdag 5 Februari.
Hilversum, 1875 Ai. (Uitsluitend A.V.R.O.)
8 9.50 Gramofoonplaten 10.10.15 Mor
genwijding. 10.30—12.Concert A.V.R.O.-
kwintet onder leiding van Fr. Lupgens
12.30—2.— Concert. Kembrandt-orkest, Am
sterdam, o. 1. v. David Hartogs. 2.2.30
Vrouwenhalfuurtje. 3.4.Naaicursus.
4.5.Ziekenuurtje. 5.6-Hongaarsche
muziek uit het Carlton Hotel, b 0.30 Sport-
causerie door H Hollander. 6.307.— In
leiding over Humor en Satire door Prot D.
H van Moerkerken 7.7.30 Engelsche les
voor gevorderden ooor Fred Fry. 88.15
Gramofoonpl. 8.15—9.15 A.V.R.O. Radio-
tooneel. 9.15y.30 Gramofoonplaten. 9.30
10.15 Aansluiting Concertgetouw te Am
sterdam 10.15 Vaz Dias. 10.30—11.15 Con
cert. Kovacs Lajos en zijn orkest. 11 15
12.Gramofoonplaten.
Huizen, 298 Ai. (8 10.— en 11.30—2.—
K R O, 10.—11.30 en 2.—11.30 N.C.R.V.)
8 9.15 Gramofoonplaten. 10.—10.30 Zang
Dames N C.R.V. koor 10.3011.Zieken-
dienst 11.30—12.— Godsd. halfuurtje door
Pastoor Perquin. 12.1.30 Concert K R.O.j
Trio. 1.302.Gramofoonplaten. 2.2.15
Gramofoonplaten. 2.153.15 Cursus Fraaie
Handwerken 3.15—3.45 Vrouwenhalfuurtje.
4 _5.Ziekenuurtje. 5.5.30 Gramofoon
platen. 5.30—6.30 Christ. Liederenuurtje
met causerie door Joh de Heer 6.306.45
Gramofoonpl. 6.457.Knipcursus. 7.
7 30 A. Bartels: „De Kanarieteelt. 7 30—
8.Gramofoonplaten 8.10.30 Concert
door het Rott.'s Chr Gemengd koor o. 1 v.
H. W. de Wolff. M. m. v. solisten en het
Rotterd. Philharmo. Orkest. In de pauze A.
N. Ewers: „De electr-'icatie van het Huis
houden". 10.30 Vaz Dias. 10.40—11.30
Gramofoonplaten.
Daventry, 1554.4 Ai. 10.35 Morgenwii
ding. 11.05 Lezing. 12.20 Orgelspel door R
Foort. 1.202.20 Concert door Septet. 2 25
Schooluitz 4.50 Crkestconcert. 5.35 Kin
deruurtje 6.20 Lezing. 6.35 Berichten 7.—
Concert. Reis—Smith, cello. J Black, piano
7 20 Lezing. 7.45 Lezing. 8.20 Concert. Or
kest, Sir Harry Lauder. 9.20 Berichten. 9.35
Berichten. 9.40 Lezing. 9.55 „Dr. Abernethy
his book Blijspel uit het jaar 1815 van A
Ramsey en R de Cordova 10.30 Zang door
Eiena Gerhardt. 11.12.20 Dansmuziek
12 20—12 25 Televisie.
Parijs „Radio-Faris", 1725 Ai. 8.05 Gra
mofoonplaten 12 50 Grarrofoonnlaten. 4.05
Gramofoonplaten. 6.50 Gramofoonpl 8.20
„La Scintillante", J. Romains 9 05 „Jean
Silvere" van P. Destoc. 9.50 Concert. Strijk
kwartet en solisten.
Langenberg, 473 Ai. 6.207.20 Gramo
foonplaten. 9.3510.05 Gramofoonplaten
11.30 Gramofoonplaten. 12.251.50 Or
kestconcert. 4.205.20 Orkestconcert. 7 05
—8.15 Concert. Orkest, sopraan en tenor
8.20 Romancen en Balladen te zingen door
Rudolf Rieth, afgewisseld door muziek
Daarna berichten en to* 11.20 Dansmuziek.
Kalundborg, 1153 Ai. 11.20—1 20 Orkest
concert. 2.20—4.20 Orkestconcert en voor
dracht. 4.205.Kinderuurtje. 7.20—9 20
Orkestconcert. 9.3511.50 Dansmuziek
Brussel, 508.5 en 338.2 Ai. 508.5 M
5.20 Oikestconcert. 6.20 Kinderuurtje
7 20 Gramofoonplaten. 7.50 Gramofoon
8 20 Concert georganiseerd door de RESEF
Orgel, viool, cello en vocaal kwartet 9.50
Dansmuziek. 338 2 M.: 5.20 Dansmuziek
6 20 Kinderuurtje. 7.20 Gramofoonpl 7 50
Gramofoonplaten. 8.20 Orkestconcert en
zang Toespraak
Zeesen, 1635 At. 5.4011.20 Lezingen
1120—12 15 Gramofoonplaten 12.15—120
Berichten 1.20—2.20 Gramofoonplaten
2.203.50 Voordrachten 3.504 50 Con
eert. 4 50— 7 15 Voordrachten 7.20 Puccini
concert. 8.20 Causeriën en koorconcert. 9 20
Berichten en daarna tot 11 53 Dansmuziek
GEEN POLITIEK IN DEN AETHER.
De V.L R A (liberale omroep), welke aan
den minister van Waterstaat had verzocht
om vergunning tot uitzending per radio van
85
Hier standen eenige honderd stukken ge
schut, als buit van den afgeloopen veldtogt
Onder de zelve vond ik er verscheidene die°in
den Haag gegoten waren Daar wij besloqtèn
hadden ons over den gouverneur van Ufa te
beklagen, wilden wij ons deswegens alhier
aan den senaat wenden, doch wij hoorden
dat die zich te St Petersburg bevond Wij na'
men dus voor ons beklag te doen aan den
stadhouder, die een prins was De kaptein de
W en ik werden hier toe afgevaardigd Wij
begaven ons dus des anderen daags naar het
Kremlin, al waar de prins *n der paleizen
bewoonde. Wij vroegen aan den eers.en. dien
wij ontmoetten, of er geene gelegenheid zoude
zijn om Z H te spreken Men antwoordde
ons, dat dit niet gemakkelijk gaan zoude,
doch dat wij maar wat moesten wactten Wij
wandelden alzoo op eene de galereyen heen
en weder, toen er een adjudant verscheen, die
mij vroeg wie wij waren en wat wij begeer
den. Wij zeiden hem, dat wij krijgsgevange
nen waren, en gaarne den prins wilden spre
ken Hij begaf zich hierop naar binnen en na
nog een paar uren geschilderd te hebben,
werd ons eindelijk vergund den prins te nade
ren Deze was 'n klein zwart ventje, die er
alles behalve vriendelijk uitzag, 't geen ons
al aanstond slachten moed gaf Hij vroeg ons
op vrij barschen toon, wie wij waren en wat
wij wilden W1 beantwoorden het dit, en stel
den hem onze belangens voor, vragende of er
geene mogelijkhvid zoude zijn om de 100 roe
bels, ons door keizer Alexander toegezegd, en
een deel van het partijcongres der Liberale
Staatspartij te Deventer n.1 op 6 Maart
de openingsrede van mr. D. Fock en op 7
Maart de rede van ir. J. A. Kalff over „de
verhouding tusschen werkgevers en werkne
mers" en de rede van mr G. A Boon over
„politiek en radio" heeft in de verscherpte
regeling inzake de radiocensuur aanleiding
gevonden het verzoek tot uitzending op 7
Maart in te trekken.
Op 5 Februari zaï het 10a jaar geleden
zijn, dat Jan Carel Josephus van Speijk,
Commandant van Zijner Majesteits kanon
neerboot no. 2, te Antwerpen de lont in het
kruit slak, en zijn schip in de lucht deed vlie
gen, ten einde te voorkomen, dat de aan hem
toevertrouwde oorlogsbodem in handen zou
vallen van den vijand, die met schennis va.i
den gesloten wapenstilstand daarop een ver
raderlijken aanval had gedaan.
Deze dag zal op plechtige wijze door de
Koninklijke Marine herdacht worden in ie
Nieuwe Kerk te Amsterdam, alwaar de Vice-
Admiraal L. J. Quant, commandant der ma
rine te Willemsoord (den Helder), een her
denkingsrede zal houden. Vele marine-auto
riteiten zullen daarbij tegenwoordig zijn,
detachementen van de Koninklijke Marine
zullen de Marine vertegenwoordigen en vele
genocdigden buiten de Marine zullen deze
plechtigheid bijwonen, teneinde de nagedach
tenis van den grooten Nederlandschen Zee
officier, die Van Speijk was, te eeren.
Hoewel ieder Nederlander als schooljon
gen geleerd heeft wie Van Speijk was en op
welke wijze hij zijn leven offerde ten dienste
van de eer van zijn vaderland, zoo zullen
toch slechts weinigen iets meer weten van het
leven van dezen held, en van de omstandig
heden, waaronder hij vrijwillig van het leven
scheidde.
Wij zullen daarom in het kort het leven en
den heldhaftigen tragischen dood van Van
Speijk schetsen.
Van Speijk werd op den 31 en Januari 1802
te Amsterdam geboren, alwaar zijn vader,
Hendrik Jan, een stokvisch-handel had. Toen
de jeugdige Van Speijk vier jaar oud was,
overleed zijn vader, zijn moeder en kinderen
in zeer zorgelijke omstandigheden achterla
tende. De kleine Jan werd geplaatst in het
„Weldadig Gesticht" van den heer Hovy, op
de Prinsengracht bij het Molenpad, alwaar
hij zich voorbeeldig gedroeg en bij een ieder
bemind was, doch helaas werd dit gesticht
ontbonden terwijl spoedig daarna ook zijn
moeder overleed (1812), zoodat de kleine
wees nu geheel op vreemden was aangewezen,
aangezien zijn familie niet bij machte was
voor hem te zorgen
Gelukkig kon hij spoedig daarna, elf jaar
oud, worden opgenomen in het Burgerwees
huis te Amsterdam.
Ook hier onderscheidde hij zich al een zeer
goed en schrander leerling, als een jongen
met een stalen geheugen, die bij ieder examen
een prijs ontving.
Toen Van Speijk den leeftijd bereikt had
waarop hij een beroepskeuze moest doen, koos
hij dat van kleermaker, aanvankelijk als leer
ling op een weekloon van „zes stuivers". Dit
beroep, dat hem in het geheel niet beviel, be
oefende hij tot begin 1820 en het is dan ook
die wij wisten dat in andere gouvernementen
waren uitbetaald, doch die de gouverneur van
Ufa ons geweigerd had te betalen. Mijn col
lega de W. (een Fransch Zwitser) voerde hei
woord in het Fransch Onder ijne aanspraak
had ik al opgemerkt, dat de rimpels in het
voorhoofd van Z H van tijd tot tijd ver
meerderen. Na zich een tijd lang bedacht te
hebben, zeide hij met de hand wijzende op
de puinhoopen der stad, die uit het venster
te zien waren, ziet daar het werk uwer han
den; en gij durft hier nog klagten komen in
brengen. Gijlieden zijt tegen het verbod in de
stad gekomen. Ik zal order geven om u de
zelve dadelijk te doen verlaten. Ik wil niets
meer van u hooren, vertrekt.
Kapte.n de W. wilde hem nu beduiden dat
hij geen Franschman, maar een Zwitser
was, doch hij kreeg geen gehoor, en alzoo
begreep ik dat het mij ook niet baten zoude
om te zeggen dat ik een Hollander was, en
oaar ik bemerkte dat de drift van den prins
meer en meer toenam achtte ik het raadzaam
te ontwijken. Wij maakten dus
ai strijkende en bu.gende eene achterwaart
se e beweging en toen wij buitenshuis wa-
haasteden wij ons om het Kremlin te
Toen W,J de zoogenaamde heilige
poort doorgingen, waar -Itijd eene branden
de kaars hangt, en welke men blootshoofds
moet passeeren. scheelde het weinig of de
schildwacht had ons gepakt, wijl wij in on
ze confusie vergeten hadden om de hoeden
af te nemen We begrepen het 't best was
om het op een loopen te zetten, ten einde
niet achter het slot te geraken. Toen wij bui-
te" scnoots waren, namen wij weder een
bedaarden pas aan, en spraken met elkan
der over onze mislukte ambassade en be
sloten nu onze kameraden eens te foppen.
Wij traden dus met een schijnbaar vrolijk
gelaat ons 'opement binnen, en gevraagd
zijnde hoe het afgeloooen was. zeiden wij
hun, dat a'les welstond. Zij verheugden zich
hierover, doch wii lieten hun niet lang in
geen wonder, dat de levendige knaap, die dit
stilzittende leven verafschuwde, zich tot een
meer sportief beroep aangetrokken voelde.
Reeds ten tijde van zijn verblijf in het Wees
huis had hij zich voor den zeedienst aange
boden, doch eerst op zijn derde verzoek, in
Mei 1819, ontving hij een gunstige beslis
sing De jeugdige Van Speijk bracht dit ver
zoek in eigen persoon over aan den Minister
en wist zijn belangen zoo goed voor te dra
gen. dat hij de belofte ontving, dat zijn
wensch zoo spoedig mogelijk zou worden ver
vuld. Als aardige bijzonderheid kan hierbij
vermeld worden, dat toen men den jongeling
aan het Ministerie af wilde schepen omdat
zich een groot aantal personen op audiëntie
bij den Minister bevond, hij zeide:
„Heb de goedheid aan den Heer Minister
te berigten, dat er een weesjongen van Am
sterdam is, die Zijne Excellentie verlangt te
spreken" welke woorden men aldus aan
den Minister overbracht.
Dit optreden typeerde den vrijmoedigen en
tevens bescheiden knaap.
Doch ongeduldig was hij ook, want toen
hij niet spoedig genoeg naar zijn zin, een
aanstelling ontving, diende hij op 's Konings
verjaardag, 24 Augustus, opnieuw een ver
zoek in, waarvan het resultaat was, dat hij op
3 Februari 1820 werd benoemd tot stuur
mansleerlingen op Zr. Ms. schip „Wasse-
naer", commandant de kapitein, luitenant ter
zee L. L. Spengler, welk schip bestemd was
voor de Middellandsche Zee en daartoe op 13
Mei van dat jaar de reede van Texel verliet.
Het scheepsleven beviel hem maar matig
en dit is ook wellicht de reden, dat hij gedu
rende deze reis weinig opviel. Klein en tenger
van gestalte, zoodat men hem voor niet ouder
dan ongeveer 14 jaar aanzag, stil en af
wezig, viel hij niemand op.
De jongeling van Speijk bleek echter wel
eerzuchtig te zijn en wilde gaarne officier
worden, waartoe hij echter geen kans zag.
Hij verzocht derhalve ontslag uit den zee
dienst teneinde zijn vorig beroep weer op te
nemen, doch zoover kwam het toch niet, want
toen hij te Amsterdam teruggekeerd was en
daar vernam dat zijn broer benoemd was tot
buitengewoon luitenant ter zee der 2e klasse,
ging hij zich opnieuw bekwamen in de stuur
manskunst en hij werd den 19en November
1841 als vierde stuurman aan boord van Zr
Ms. schip „Zeeland" geplaatst.
Spoedig daarna werd Van Speijk, die zich
thans als vierde stuurman wel onderscheiden
had door gedrag, ijver en bekwaamheid, be
noemd tot „Adelborst van de 2e klasse".
Op den 16en Januari 1824 vertrok de
Adelborst Van Speijk met Zr. Ms. fregat
„Dageraad" naar Oost-Indië, alwaar hij op
verschillende schepen diende en aan verschei
dertfc expedities deelnam, waarbij hij zich ten
zeerste onderscheidde. Bij de bestrijding van
den zeeroof op de Noordkust van Java, ver
wierf hij zich den naam „de schrik der roo-
vers". Ettelijke malen is zijn leven in groot
gevaar geweest, niet alleen in de nabijheid
van den vijand, doch ook onder de wisselval
lige omstandigheden van het zeemansleven.
Eenmaal werd hij, toen zijn schip door
lekkage onder hem wegzonk, slechts met
groote moeite door vier zijner Inldndscbe
matrozen gered en aan wal gebracht. Nim
mer heeft hij zijn redders vergeten en ten
allen tijde roemde hij den moed en de trouw
van zijne bruine wapenbroeders, onder wie hij
uitermate bemind was.
In April 1829 repatrieerde Van Speijk met
Zr. Ms. Korvet „Triton" welk schip den 3en
Augustus 1829 ter reede van Texel ankerde
Na eenigen tijd non-actief te zijn geweest,
werd hij den len April 1830 geplaatst aan
boord yan Zr. Ms. fregat „Amstel" te Helle-
voetsluis, terwijl hij ongeveer ter zelfder tijd
werd benoemd tot gewoon luitenant ter zee
der 2e klasse. Op den 29en Maart verliet hij
zijn geboortestad Amsterdam, ter opvolging
van zijn bestemming.
Amsterdam zou hij nooit meer aanschou
wen.
Zijn verzoek om weer naar Oost-Indië te
worden uitgezonden werd van de hand ge
wezen omdat men hem hier te lande noodig
had.
De Belgische opstand maakte het optreden
van de Koninklijke Marine noodzakelijk en
Van Speijk, die inmiddels met het bevel over
Zr. Ms. kanonneerboot no. 2 belast was ge
worden, kwam op 26 September 1930 met
dat vaartuig vóór Antwerpen ten anker.
Op den len October ontving hij bevel om
„post te gaan vatten oo de Rupel bij Boom,
dien zoeten waan, maar ontdekten hun den
waren toedragt der zaken, en zeiden hun
dat het onzes inziens zaak was om schielijk
onzen bundel te pakken, daar het ligt moge
lijk was dat wij spoedig zouden moeten ver
trekken. Het duurde ook geen twee uren of
er verschenen 4 kibetken voor onze deur,
begeleid door kozakken en baskieren, waar
wij gelast werden, twee aan twee in te stap
pen. Echter vergunde men ons, op ons ver
zoek, om de paarden voor onze wagen te
spannen. Nu ging de trein langzaam voort,
voor, achter en ter wederzijde reed ons ge
leide. Daar wij gewend waren geweest hard
te rijden kwam ons dit langzaam rijden
vreemd voor. Wij reden de stad stapvoets
door, zoodat deze togt wel drie uren duur
de. Er verzamelde zich een hoop gemeen op
de straat, hetwelk ons uitjouwde en ens van
tijd tot tijd eenige steenen naar de ooren
smeet, die gelukkig niemand raakten, doch
eenige paardevijgen moesten wij voor lief
nemen Eindelijk kwamen wii aan het andere
einde van de stad. De slagboom werd geo
pend en dadelijk weder achter ons neerge
laten.
Wij reden nu na het dorp Pergonkowa 1/4
uur buiten de stad. Hier hielden w;ij stil en
dronken een slokje, ons verheugende, dat wij
er nog heelshuids afgekomen waren. Onze
conducteur had ook duchtige schrobbering
gehad, en beloofde plegtig, dat, zoo ik ooit
weer te Moskou kwam (hetgeen evenwel
niet licht gebeuren zal) ik geen complimen
ten weer aan den gouverneur zoude gaan
maken. Nu onze ten spoedigste voortzetten-
den kwamen wij den 1ste Augustus in de
stad Mosafks. H er dicht bij stroomt het klei
ne riviertje Moskowa, hetwelk een zoo treu
rige vermaardheid in de geschiedenis gekre
gen heeft door de gebeurtenissen van den
Taatsten oorlog, want hier viel de bloedige
slag voor, welke den Franschen den toe
gang tot het hart van Rusland openden, een
slag, waarvan de maarschalk Neü zich met
het veer aldaar gade te slaan en voorai
nauwkeurig toe te zien, dat geene gewapende
manschappen welke niet tot s konings troe
pen behoorden, overgingen".
Bij de uitvoering van deze opdracht ondei
vond Van Speijk veel last van de oproerige
Belgen, die een groot gevaar voor de onzen
vormden, toen de kanonneerboot no. 2 op een
gegeven oogenblik aan den grond raakte en
haar geschut daardoor niet gebruikt kon wor
den. Alles werd gereed gemaakt om het schip
zoo noodig te laten zinken, doch gelukkig
kwam het na eenigen tijd weer vlot. Op 26
October werd Zr. Ms. kanonneerboot no. 2
met de kanonneerboot no. 9 en no. 4 terugge
trokken tot tusschen de Citadel en het laam-
sch Hoofd, met order om de rivier schoon te
houden en daartoe met de boegstukken te wer
ken
De stad Antwerpen, welke tot dusverre m
toom was gehouden, door de Nederlandschc
bezetting en de op de Schelde liggende oor
logsvaartuigen, zoomede door de Citadel on
der haar dapperen bevelhebber, den luitenant-
generaal baron Chassé, werd weldra even
eens het tooneel van geweld, verraad en
moord.
Bloedig was de strijd tusschen de bezetting
en de muiters, doch den eersten dag wisten
de onzen zich te handhaven.
Den tweeden dag echter, den 27en Octobei
1830. konden onzen troepen zich niet langer
staande houden, zoodat Chassé het voorstel
tc-t ren wapenstilstand, hem aangeboden door
eenige aanzienlijke Antwerpenaren, aannam
De opstandige Belgen, die eerst de onbe
schaamdheid hadden gehad om de overgave
van de Citadel en de Vloot te eischen, doch
daarop van Chassé een afwijzend antwoord
hadden ontvangen, stoorden zich niet aan de
getroffen overeenkomst, welke inhield dat de
wapenstilstand tot 4 uur 's middags zou
duren en begonnen te half twee weder op
onze troepen te vuren.
Nadat zij dezen gedwongen hadden zich
binnen het kasteel in veiligheid te stellen, her
nieuwden de muiters met verdubbelde woede
hun aanval op het voor de stad liggende
eskader en wel in het bijzonder op de dichtst
bij den wal liggende kanonneerboot no. 2,
onder bevel van den onsterfelijken Van Speijk
Reeds uren achtereen was hij blootgesteld
geweest aan het vijandelijk vuur, zulks terwijl
de parlementaire vlag nog op de kade en op
het stadhuis woei.
Hij kon niet op zijn plaats blijven liggen
zonder 's Konings vlag te verdedigen en ont
ving derhalve van den eskadercommandant
bevel om achter de groote schepen te ankeren
en slechts op den vijand te vuren met het ge
weer. Toen hij deze opdracht wilde uitvoeren
nam de vijand hem onder vuur uit klein en
graf geschut, waardoor het schip van tuig eti
zeilen beroofd werd, zoodat het hulpeloos
naar den Antwerpschen wal dreef, waar het
door een moorddadig vuur begroet werd.
Vier leden van zijn bemanning zag Van
Speijk voor zijn voeten neerstorten en hij zag
in, dat onmiddellijk en krachtdadig optreden
vereischt was.
Zijn geduld was ten einde, tegen alle or
ders in opende hij het kanonvuur en bijna op
hetzelfde oogenblik brandde het geheele es
kader zijn batterijen los, terwijl de Citadel
spoedig volgde.
Op de smeekbeden 'der streng gestrafte
Antwerpenaren, werd een nieuwe wapenstil
stand tot den volgenden morgen acht uur
aangegaan, doch nauwelijks hadden de onzen
hun vuur gestaakt, of de muiters begonnen
opnieuw ditmaal echter ontvingen zij van de
zijde van het Nederlandsche eskader eene nog
strenge afstraffing.
Van Speijk werd op grond van zijn gedrag
bij besluit van Zijne Majesteit den Koning
van 16 November 1830 benoemd tot „Ridder
der Militaire Willemsorde van de 4e klasse"
Ondanks den wapenstilstand bleven de
Belgen vijandig en voortdurende waakzaam
heid bleef geboden.
Op den 5en Februari 1831 begaf Van
Speijk zich met de kanonneerboot no. 2 naar
den voorheen door hen ingenomen post, doch
door een stormvlaag overvallen, geraakte zijn
schip aan lager wal en werd aan de Noord
zijde van het fort St. Laurent tegen den Ant
werpschen wal geslagen. De muiters zagen
nu hun kans schoon en, voorafgegaan door
den kapitein Grégoire, beletten zij alle pogin
gen om het schip vlot te brengen en overmees
terden dit ondanks den gesloten wapenstil
stand De Nederlandsche vlag werd naar be
neden gerukt ondanks de pogingen van Van
Speijk om dit te beletten, terwijl men onvoor
waardelijke overgave van de bemanning
eischte. Van Speijk, die op dat oogenblik een
sigaar rookte, begaf zich zeer bedaard naar
de kajuit, doch werd door den kapitein Gré
goire teruggeroepen die zijn papieren op-
eischte, waarop Van Speijk antwoordde:
„Wacht een oogenblik dan zal ik mijne pa
pieren gaan halen en ze u laten zien".
Met de nog brandende sigaar begaf hij
zich daarop omlaag in de kajuit, waar hij
den scheepsjongen Wijier aantrof, die op Van
Speijk's gezicht het ontzettende besluit scheen
te lezen dat deze toen reeds genomen had.
Toen hij vroeg: „Comandant, gaat gij vuur
in het kruit steken?", antwoorded Van Speijk
kortaf: „Maak dat je wegkomt", welke veel-
beteekende aansporing deze zich geen twee
keer liet zeggen.
Een daarna klonk een donderende sla^, het
schip barstte uit elkaar, de eer van de Neder
landsche vlag, welke Van Speijk gezworen
had niet te zullen bevlekken, was gered, ten
koste van zijn eigen leven en dat van vele an
dere dapperen.
Het staat vast, dat Van Speijk niet handel
de in een opwelling, doch volgens een lang
te voren in onbewogen gemoedstoestand ge
nomen besluit, hetgeen bewezen wordt door
zijn talrijke uitlatingen, in brieven zoowel als
in gesprekken, waarin hij reeds te kennen gaf,
dat hij een hem toevertrouwden Nederland
schen oorlogsbodem nimmer in 's vijands
handen zou laten vallen.
Alvorens de lont 1) in het kruit te steken
heeft hij nog getalmd, niet uit vrees, doch uit
sluitend om zijne bemanning de gelegenheid
te geven het leven te redden, hetgeen dan ook
aan eenigen gelukt is o.a. aan den scheeps
jongen Wijier.
Zoo was Van Speijk, en dezen held gaaf
de Koninklijke Marine op 5 Februari a s
herdenken.
J. W G. VAN HENGEL,
luitenant ter zee der le klasse.
1) Het staat niet vast op welke wijze Val
Soeijk het kruit deed ontbranden. Waar
schijnlijk deed hij het met zijn sigaar, doch de
mogelijkheid bestaat ook dat hij daartoe een
lont gebruikte.
TULPEN VOOR LONDEN UIT
ST. PANCRAS, ALKMAAR EN HEILOO.
Zoals men reeds in een vorig nummer heeft
kunnen lezen, is de tweede proefzending ge*
trokxen tulpen de vorige week Donderdag p°r
j K. L. M. uit St. Pancras aangevuld met tul
pen uit Alkmaar en Iieiloo vertrokken en te
gelijk met die zending zijn de heeren Duyf en
Van Herwijnen uit St. Pancras daarheen ge
gaan om eens na te gaan, op welke wijze de
verkoop plaats had en (vooral) om na te
gaan, of er wellicht nog iets aan de verpak
king te veranderen was.
Over de wijze van verzending kan men na
tuurlijk slechts een meening hebben, nl. deze,
dat gtén ander vervoermiddel kan vergeleken
worden met een vliegtuig. Ieder, die wel eens
in een vliegtuig gezeten heeft, zal het duide
lijk zijn, dat dit het middel van vervoer is
voor artikelen, zooals bloemen, druiven ea
tomaten, die spoedig gekneusd zijn.
In de lucht is het ten eenenmale onmoge
lijk, dat de bloemen zouden lijden door schok
ken enz. en verder moet, in den zomer vooral
rekening gehouden worden met het feit, dat
het in een vliegtuig veel koeler is, dan in de
ruimte van spoor en boot.
Het behoeft dan ook geen verwondering te
wekken, dat de bloemen zooals die aangetrof
fen werden op de Londensche markt, een heel
goed figuur sloegen, vergeleken bij de „home
frown" en ook vergeleken bij die uit het Zui-
en van Frankrijk.
Verder kon worden geconstateerd, dat de
bloemen die per K. L. M. uit ons land kwa
men, verkocht werden vóór de bloemen uit
Zuid-Frankrijk aanwezig waren, iets dat on
getwijfeld van invloed moet zijn op den prijs
en wel in gunstigen zin voor de bloemen uit
Holland.
Wat de verpakking betrof, viel op te mer
ken, dat er werkelijk nog wel iets te verbete
ren viel. Sommige tulpen b.v. met lange sten
gels waren zoodanig ingepakt, dat de toppen
der bloemen soms beschadigd waren.
Overigens bleken de cartonnen doozen,
zooals die nu tweemaal gebruikt waren wel
te voldoen; drie doozen nemen n.1. indien er
al vocht in mocht ontstaan het overtollige
water in zich op, wat bij houten verpakkings
materiaal niet het geval is. Wel bleek het
noodzakelijk, in verband met den enormen
aanvoer op de markt in Londen de doozen op
duidelijke manier te etiketeeren.
Te mojcoü faótJooWö boo%i
De aevoiKiNb
roem overladen en ter belooning daarvan
den titel van Prins van de Moskowa ver
kreeg. Had hij toen kunnen denken dat hij
drie jaren daarna als een misdadiger zij.i
leven zoude verliezen, hetwelk in zoo vele
bloedige gevechten gespaard was! Treffend
voorbeeld van het vergankelijke eener we-
reldsche grootheid. Dat Neij in die merk
waardige dagen juist geen zeer goede rol
gespeeld hebbe, zal wel niemand ontkennen.
Maar wat zal de nakomelingschap denken
van een gouvernement, hetwelk hem ter dood
veroordeelde, terwijl het een Exelmans en
anderen, die dezelfde misdaad hadden be
gaan, niet alleen weder vrij in Frankrijk
laat komen, maar zelfs weder in dienst stelt.
Doch de gerechtigheid moest een offer heb
ben, en hij moest voor de anderen het ge
lag betalen. Wij reden het vermaarde slag
veld over en zagen er nog de overblijfselen
van de verschansingen, die toen aldaar door
de Russen waren opgeworpen. Bij deze ge
legenheid herinnerde ik mij een belangrijke
anecdote. Toen Napoleon na den slag de re
vue hield over zijn troepen, kwam hii bij een
regiment, het welk weer zoo vel schrikkelijk
geleden had, dat van de vijf bataillons
slechts zoo veel was overgebleven, dat men
er te nauwernood een bataillon van had
kunnen formeeren. Napoleon vroeg aan den
colonel, waar zijn uw bataillons. Deze met
den vinger op de Russische redonten wijzen
de antwoordde hem, Daar S >e! Napoleon
begreep hem, wendde zijn paa,d om, en reed
1 weg. Met aandoening verlieten wij deze
merkwaardige plek gronds, waar het stof
van zoo velen onzer spitsbroeders rust. Wij
passeerden vervolgens de steden Imolenks en
Witpsk, welke ik met geheel andere gewaar
wordingen betrad dan de eerste maal. Hoe
wel de sporen van de rampen, die haar ge
troffen hadden, nog zeer zigtbaar waren,
zoo bespeurde ik toch met genoegen, dat zij
zich langzamerhand uit dien vervallen staat
begonnen op te beuren. Vele huizen waren
weder opgebouwd en aan anderen was men
nog bezig. Mogten dezelve eerlang weder
tot hun vorige bloei geraken.