DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN De toestand van het Gymnasiumgebouw Ho. 4 Directeur; C. KRAK. Leerlingen, die voor straf op de gang staan, kunnen van daaruit evengoed de lessen volgen. Er worden Grieksche en Romeinsche antiquiteiten onderwezen, maar de grootste antiquiteit is het gebouw zelf, Uit het Parlement W. M. H. PELS&Zn., Alkmaar Dacgelëjksch Overwicht Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon et Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 1—5 regels 125, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v h. HERMs. COSTER ZOON, Voornam C 9, postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33. MH-W'llJ.llll IWt ZATERÜAÜ 2§ NAART 1931 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. 133e Jaargang. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Wij leven in de eeuw van het kind, dus ook van het groote kind. Dat is de uitspraak van een onzer paedagogen en daarnaast heb ben diverse politieke partijen uitgevonden, dat het kind de toekomst is en dat men voor het onderwijs van dat kind eigenlijk nooit te veel kan uitgeven. Vandaar, dat elke nieuwe school weer be ter is dan een vroeger gebouwde, dat men met alle mogelijke eischen, zoowel voor het geestelijk als voor het lichamelijk onderwijs rekening houdt en dat het beste in den regei nog niet goed genoeg is. De nieuwe scholen, die Alkmaar in de laatste jaren heeft gekregen, zoowel voor het voorbereidend als voor het Lager, openbaar en bijzonder onderwijs, kunnen in alle opzich ten den toets der critiek doorstaan en steeds sterker wordt ook in den Raad de eisch ge hoord, dat de oudste scholen noodzakelijk moeten verdwijnen. De eenige moeilijkheid is het kostenvraag stuk, maar als rood en zwart elkaar vinden stapt men spoedig daarover heen en het re sultaat van deze alliantie is geweest, dat er een openbare en een katholieke school hier ter stede thans vernieuwd zullen worden. Wij nemen gaarne aan, dat die scholen in den loop der jaren te primitief zijn geworden en wanneer de heer Keesom bij de beschrij ving van een dier oude scholen in den Raad vertelt, dat er zelfs W. C.'s worden aange troffen, waarvan de lucht naar de gang wordt afgevoerd, dan heffen alle edelacntba- ren de handen ten hemel in verbazing over een zoo onduldbaren toestand en dan zijn zij het er roerend over eens, dat een dergelijk ge bouw zoo spoedig mogelijk zal moeten ver dwijnen Wij hebben dezer dagen een bezoek ge bracht aan ons stedelijk gymnasium, een on derwijsinrichting waarvan het eensdeels te betreuren is, dat zij niet de stichting van een onzer groote politieke partijen is, omdat er in dat geval al heel wat gebeurd zou zijn waarover thans nog niemand schijnt te denken. Wij lezen wel eens van bijzondere bijeen komsten in lycea en gymnasia in diverse ge meenten waar dan na een toespraak in de aula de aanwezigen in de gelegenheid wor den gesteld het gebouw te bezichtigen en na tuurlijk hoogst voldaan huiswaarts keeren in de overtuiging, dat er geen geld gespaard is om de opleiding zoo doeltreffend mogelijk te doen zijn. Wie het Alkmaarsche gymnasium bezoekt wordt niet naar de aula maar naar het ka mertje van den conciërge verwezen om de eenvoudige reden, dat een aula hier onbe staanbaar is en de bezoekers nergens anders ontvangen kunnen worden dan in het heing dom van den heer Roskam waar het een beet je eigenaardig ruikt wat de claviger van ons gymnasium niet eens meer opmerkt omdat hij er aan gewend is. De bezoeker is er natuurlijk niet aan ge wend en als hij den neus ophaalt en speu rend rondkijkt legt de heer Roskam gemoede lijk uit, dat de jongens W. C.'s geen afvoer hebben dan door een paar openingen boven de deuren en dat ze vlak naast de kamer der bezoekers zijn gelegen. Nauwelijks binnen begint men dan reeds tot de conclusie te komen, dat er wel iets aan het gebouw mankeert en die indruk wordt versterkt als men op weg naar de rectorska mer de trap opgaat en ziet dat het onderste gedeelte daarvan door een balk gesteund wordt omdat de kinderen die bij de kapstok ken moeten zijn anders gevaar loopen die trap of een gedeelte daarvan op hun leergie rige hoofden te krijgen. In de rectorskamer het heilige der heili gen blijken ongenoode gasten te zijn ge weest De gymnasiale muizen hebben een deel van het'behang opgepeuzeld^ Er zijn breede scheuren van boven naar beneden hier en daar komt het achterlinnen te voor schijn, maar de rector is zich van geen mui zen'bewust en legt uit. dat het behang al eenige jaren in dien toestand verkeert, da er oo de begrooting eens een post voor ver nieuwing geprijkt heeft, maar dat die er op onnaspeurlijke wijze weer van verdwenen B Het eenige wat gebleven is, is het behan., zelf Wii zijn gekomen omdat het gerucht gaat. dat het gymnasium voor het steeds groeien de leerlingental te klein is geworden en w>) hebben den rector dus gevraagd de verschi. lende lokalen te meuten bezichtigen. Het is soms wel eens moeilijk achter een dichte klassedeur staande te constateeren of er in die klas al dan niet op dat oogenblik les wordt gegeven, maar in het gymnasium is die moeilijkheid volkomen opgeheven door de omstandigheid, dat men door de aeuren kan heenkijken. Er is bijna geen enkele deur in de gang, die niet zoo op den rand der paneelen open gebarsten is, dat men door de breede scheuren in de klasse kan kijken en wij kunnen ons voorstellen, dat een leerling, die voor straf op de gang gezet is niets behoeft te verzui men omdat hij de les evengoed zal kunnen volgen. Er is een tijd geweest, nog maar weinige jaren geleden, dat er op de bovengang een cocoslooper lag, die zoo kapot was, da', onin gewijde bezoekers op weg naar de rectorska mer, er geregeld een buiteling maakten. Die tijd is gelukkig voorbij en de cocosmat heeft plaats gemaakt voor een zeilbedekking waarvan het eenige bezwaar is, dat zij wordt stuk geloopen, omdat de planken er onder in hoogte verschillen en op al de randen het zeil reeds begint te barsten. Vandaar waarschijnlijk, dat de gemeente besloten heeft om met het leggen van zeil in de klassen zelf maar geen haast te maken en deze uitgaven voor vloerbedekking over een vijftal begrootingen te verdeelen. In de meeste klassen vindt men kaal ge loopen vloeren waarvan de planken hier en daar een paar centimeter van elkaar liggen met het noodlottig gevolg, dat er op onna speurlijke wijze allerlei potlooden en vulpen nen verdwijnen, die op den grond vallen en terug gevonden zullen worden als onze klein kinderen het vroegere Burgerweeshuis af breker,. Dat zijn van die ongemakken, die men maar niet te zwaar moet tellen, maar erger is, dat het leerlingental van het gymnasium de laatste jaren zoo sterk gegroeid is, dat er geen klassen meer zijn om ze te kunnen bergen. Men heeft allerlei lokalen gecombineerd tot groot nadeel van verschillende leervak ken. Ook dat is tijdelijk vol te houden, maar door de noodgedwongen splitsing van klas sen is er op het oogenblik reeds een klas, waarvoor geen enkele lokaliteit meer beschik baar is. Men noemt deze op het gymnasium heel gemoedelijk de wandelklasse en haar leerlin gen zijn een soort nomaden, die rondtrekken en dankbaar van elke ruimte gebruik maken welke een oogenblik leegkomt. Zij houden als landverhuizers al hun be zittingen onder arm. Zij krijgen les in een lokaaltje dat een oogenblik vrij is, maar wor den onmiddellijk weer verdreven zoodra de rechtmatige eigenaars weer beslag op hun banken of tafeltjes komen leggen. Gaan wij in het kort den toestand van de verschillende klassen na dan blijkt, dat klasse 1 A een behoorlijk lokaal aan de achterzijde van het gebouw heeft. De klas bevat 15 leer lingen en er kunnen er precies 16 in het lo kaal dus van eenige expansie kan geen sprake zijn. Klasse I B is niet licht genoeg en heeft bij zonder veel last van het straatrumoer. De weg hoewel geasphalteerd, wat een groo te verbetering is geweest maakt hier een scherpe bocht met het gevolg, dat alle auto's op dit drukke punt hun claxons |aten loeien en 1 eeraar en leerlingen elkaar niet verstaan kunnen. Van dat zelfde straatrumoer profiteert klasse II A, die bovendien veel te klein is, zocdat de banken tegen den muur staan en de leerlingen er niet doorheen kunnen om naar het 'bord te komen. Het bord zelf is, met het oog op de omstandigheden, van een bijzonder klein formaat en dat hier deson danks nog geleerd wordt is eenvoudig een gevolg van het feit, dat ook in een kleine ruimte goed werk kan worden gedaan. Klasse II B is niet licht, heeft last van het straatrumoer en is precies groot genoeg voor de vijftien leerlingen welke er thans in ge borgen zijn. Klasse III heeft een behoorlijk lokaal aan de achterzijde, dat 25 leerlingen kan bevatten en dus voldoende ruimte biedt voor het twintigtal dat hier de klassieken kan bestudeeren. Klasse IV is de nomadenklas, de klas van de opgezweepten, die geen eigen thuis ken nen. Zij zijn overal en nergens, zij spelen verstoppertje zonder dat zij het zelf willen en de Waar, die hier les moet geven maar moet raden waar hij zijn dicipelen kan vin den. Klasse V is, naar de rector zelf verzekert, in alle opzichten een .^nooie klas", wat wij niet gaarne zullen tegenspreken. Deze leer lingen zijn gehuisvest in een ruim en lient lokaal aan de achterzijde van het gebouw en zij vullen dat lokaal geheel, aangezien de klas precies het ahntal leerlingen telt, dat daarin geborgen kan worden. Klasse VI is opgeborgen in het oude B. lo kaal omdat zij met haar 13 leerlingen de kleinste klas is. Eigenlijk kunnen er niet meer dan twaalf leerlingen in maar zoo nauw kijkt men hier niet als men bedenkt dat B. leerlingen met tien stuks in een ruimte van vijf gaan. Het spreekwoord van het eene hok en de vele makke schapen zou hier van toepassing zijn met de eenige uitzondering, dat gym nasium-leerlingen natuurlijk niet met scha lden vergeleken mogen worden. Toen het gymnasium nog niet zooveel leer lingen telde was er een „Bibliotheek", een lokaaltje waarin boeken'asten stonden. Ook dit heeft men in gebruik moeten nemen en omdat de leerlingen nu zoo dicht op elkaar zitten, dat zij de ruiten van de kast stuk stoo- ten en elkaar niet passeeren kunnen om voor het bord te verschijnen, is noodgedwongen besloten de bibliotheek naar den zolder te brengen, een groote ruimte waar getui ge de vele inscripties vroeger de stoute weesjongens werden opgesloten. Het is hier stoffig, nat en vuil en wat er van de boeken terecht moet komen is wel te begrijpen. Voor de aardrijkskundekaarten, die vroe ger in een lokaaltje bijeen stonden, is sinds geruimen tijd geen plaats meer Zij zwerven overal, zij staan hier en daar tegen een muur en zoo nu en dan komt men er een paar in een gang tegen. Het teekenlokaal heeft men noodgedwon gen ook voor natuurlijke historie moeten ge bruiken, met het gevolg, dat de leerlingen hier op banken zonder leuning zitten wat hoogst vermoeiend is en dat er niet vol doende ruimte is om te kunnen schrijven. Het natuurkundelokaal is veel te klein voor het steeds groeiend aantal leerlingen. In het scheikundelokaal is die toestand nog gevaar lijker daar hier de opeengedrongen leerlingen zoo dicht onder de wankele tafels voor de proeven zitten, dat zij elk oogenblik gevaar loopen de nadeelen van een mislukte proef aan den lijve te ondervinden. Er moeten 24 leerlingen in het natuur kundelokaal en er is plaats voor 16. Het scheikundelokaal is berekend op hoogstens 12 leerlingen en er moeten er 15 in. Er zijn acht leerlingen in de zesde klas, die les in practi- sche scheikunde krijgen en zij vullen precies de acht daarvoor bestemde plaatsen Het vol gend jaar zullen er tien zijn zoodat er dan twee mogen toekijken. In zes lokalen is geen bergruimte, zoodat de leerlingen hun boeken en atlassen op den grond deponeeren. Het gangetje bij het na tuurkundelokaal is, doordat er ook nog een groote kast staat, zoo nauw, dat men elkaar moeilijk kan passeeren en de meisjes W. C 's welke men hier aantreft hebben geen licht en geen afvoer. Het is alleen maar verwonder lijk, dat zulke toestanden bestaan zonder dat ooit een onzer edelachtbaren op de gedachte is gekomen, dat ze verbeterd moeten worden, worden. De leeraarskamer is te klein en heeft te weinig licht zoocat een vergadering van leeraren met gecommitteerden in een der klassen moet worden gehouden. Als de telefoon op de lectorskamer belt men heeft zelfs dit vertrekje al eens als klasselokaal moeten gebruiken moet de claviger, gewaarschuwd door een „verklik ker"; naar boven, wat een zoo groote afstand is, dat degene, die opbelt, in de meeste ge vallen den hoorn al weer heeft opgehangen in de gedachte dat er niemand thuis is. Een tweede toestel in de conciergekamer is dringend noodzakelijk. De fietsenbergplaats is veel te klein, zoo dat de meeste rijwielen in de open lucht staan. Er moeten twee gymnastiexlokalen zijn omdat het sportterrein te ver verwijderd is om met vrucht lessen in de open lucht te geven binnen het raam van het lesrooster. Er is behoefte aan een speelterrein bij de school daar de leerlingen in steeds grooter getale de straat vullen en het hier een drukke en gevaarlijke hoek is. Hoofdzaak blijft evenwel, dat er reeds 3 lokalen te weinig en 7 ongeschikt zijn en dat te verwachten is, dat het aantal leerlingen niet kleiner maar wei grooter zal worden, zoodat er binnen afzienbaren tijd iets zal moeten gebeuren. Heeft men bij de lagere scholen een schoonmaker, bij het gymnasium was men geheel aangewezen op de hulp van den heer Roskam, die naast amanuensis en conciërge ook nog werkvrouw was, de fonteintjes en de W.C 's moest verzorgen en van alle vloeren de moddervlekken van 288 schoenen moest ver wijderen. Vo«r den jaarlijkschen schoonmaak kreeg hij een toelage, maar de helft hiervan is thans overgenomen door een paar schoon maaksters, 5e een der verdiepingen voor haar rekening nemen en de andere aan den conciërge hebben overgelaten. Voor hem is dus het halve werk en de geheele vergoeding verdwenen. Sinds korten tijd worden ae vloeren drie maal per week nat opgenomen door een paar werkvrouwen die dit karwijtje „aangenomen" hebben. Al het andere werk is nog altijd voor den amanuensis-concierge-schoonmaker, die in zijn vrijen tijd ook nog het instrumen tarium mag verzorgen. Overal ligt stof, hier en daar valt de kalk van zold;r en muren en het gebouw maakt nu juist niet den indruk van een zekere frischheid, maar aan het arbeidsvermogen van den gewilligsten claviger komt een einde Hij doet wat hij kan, hij doet het met liefde en zonder eenige belooning, maar aan alles is een grens en als het gebouw toch nog vuil is, dan is dat niet den schuld van den con ciërge maar van de gemeente. Het aantal leerlingen is de laatste vier jaar van 80 tot 125 gestegen en hoewel er theoretisch met het oog op een dalend ge boortecijfer een inzinking verwacht wordt, is het practisch te voorspellen dat binnen af zienbaren tijd het aantal leerlingen nog groo ter zal worden. Wat zal er dan moeten gebeuren? Als er in de tram geen plaats meer is hangt men er het bodje „Vol" achter de rui ten, maar een gymnasium is geen tram en de rector is geen conducteur, die de halte van het toelatingsexamen maar voorbij zal kun nen rijden. Het volgend jaar is ook de derde klas ge splitst. Slaagt men er dan niet in de tweede tot een groote klasse te maken, dan is er weer een lokaal tekort. Dan zijn de leerlingen eenvoudig uit de school gegroeid. De wet schrijft voor, dat er in de eerste vier klassen niet meer dan 26 en in de twee hoogste niet meer dan 24 leerlingen mogen zitten, zoodat men op den duur wel gedwon gen zal zijn aan dezen toestand een einde te maken. Aanbouw van klasgelokalen dreigt duur lapwerk te worden omdat het oude toch niet in dezen vorm behouden zal kunnen blijven De eenige oplossing is een nieuw, aan de eischen des tijds voldoend gymnasium en het is struisvogelpolitiek deze noodzakelijkheid niet onder het oog te zien al zal een nieuw gebouw ongetwijfeld een zwaar financiëel offer van de gemeente vragen. Laat men bedenken, dat niet alleen voor het Lager onderwijs de leuze geldt, dat voor een goede opleiding van het kind geen kosten gespaard mogen v orden Den Haag, 27 Maart 1931. In de ochtenduren heeft de Eerste Kamer heden in de eerste plaats de Begrooting van Waterstaat afgehandeld. Minister R e y- m e r heeft in ongeveer driekwartier de ver schillende sprekers van den vorigen dag be antwoord, doch niet te veel beloofd. Zoo kon hij niet beloven, dat de technische ambtena ren op salarisverhooging mogen rekenen. Al leen kan er aanleiding zijn om aan zeer ver dienstelijke ambtenaren een persoonlijke toe lage of'gratificatie te verleenen. De directies der Nederlandsche Spoorwegen wenschen niet belast te worden met de exploitatie van de kleine mijnspoorwegen in Zuid-Limburg, die kolen naar het Julianakanaal zullen af voeren. Zij exploiteeren daarvoor te duur. Een wetsontwerp betrefende de electriciteits- voorziening zal binnenkort verschijnen. Dank zij de rationalisatie en mechanisatie is een loonsverlaging bij de spoorwegen voorko men kunnen worden. Dat bij die bedrijven dienst- en werktijden op hetzelfde zouden neerkomen, gelijk de heer Moltraaker had be weerd, ontkende de minister. Voor verbete ring van het station te Utrecht is reeds een onteigeningsontwerp door de Staten-Gene- raal aangenomen. Later komen ook andere stations aan de beurt, als de middelen het toelaten. Na enkele replieken is de begrooting goed gekeurd. Bij de behandeling van de begrooting van het Zuiderzeefonds hebben de heeren Van den Bergh (lib.) en H e n d r i x (r.-k.) gepleit voor groote beperking van het werk der drooglegging, dat zeer veel meer blijkt te kosten dan men had gedacht. Eerst genoemde meende, dat men voorloopig er van moest afzien de beide ontworpen polders in het zuidelijk deel der Zuiderzee droog te leggen. We moesten dat maar aan het vol gend geslacht overlaten! De heer H e n r i Polak (s.d.a.p.) wilde, dat men de be grooting van het fonds zou verwerpen Hij wenschte nu ineens de Zuiderzee niet afge sloten te zien, nu de visscherij er onver wachts zoo winstgevend blijkt te zijn en hij vond het een groote dwaasheid voort te gaan land in te polderen, waarvan de winning drie a vier maal duurder is dan de waarde van den grond. Tegen dit onverwachte voor stel protesteerde eerst de heer Slinken- berg (v.d.), die er op wees, dat verwerping onmogelijk was daar de begrooting steunde op de Zuiderzeewet vau 1918 en dat bij ver werping werken van millioenen en millioenen waarde tot ruïnes zouden worden gemaakt. Minister Reymer protesteerde met nog meer kracht tegen het z.i. heillooze denk beeld van den heer Polak, dat een economi sche en financieele chaos zou veroorzaken. Ook de heer S m e e n g e (lib.) wilde er niet van weten. Ten slotte heeft de heer Polak verklaard van zijn denkbeeld af te zien, na dat de minister had beloofd nog in dit jaar met een uitvoerig overzicht van den stand van zaken te zullen komen, ten einde door het Parlement te laten beslissen, of de droogleg ging zal worden voortgezet op de wijze gelijk aanvankelijk was bedoeld. De begrooting is daarop zonder stemming goedgekeurd. Ook de begrooting van het Wegenfonds is zonder stemming aangenomen, nadat onder meer de heer Van der Lande (r.-k.) had ge sproken ten gunste van een vaste brug bij Deventer, de heer Dobbelmann (r.-k.) had uiteengezet, dat de ontworpen brug bij Nijmegen eigenlijk aan den verkeerden kant van de stad wordt gelegd en de heer Van C i 11 e r s (a.r.) gepleit had voor een vaste brug over de IJsel bij Doesburg. De Kamer is daarop tot 14 April uiteen gegaan. Advocaat vanaf f 1 95 p. f. Voorburg - 2 15 Roode Bordeaux - 0 85 Oporto en Samoswijnen - 0 95„ Fijne Likeuren -215, KOORSTRAAT 49—51 TEL. 207 Bij de Tweede Kamer was heden ingeko men een wetsontwerp van mevr. Bakker- N o r t (v. d.) om de mogelijkheid te openen, dat ook vrouwen tot notaris worden be noemd. Daarna is voortgegaan met de behande ling van de wijziging der Woningwet. Het amendement-Van den Bergh om bij onteige ning van grond bij de waardebepaling ten volle rekening te houden met de plaatselijke verordeningen, werd verworpen, waarna het betreffende artikel met 48 tegen 25 stemmen werd goedgekeurd. De heer Van, den Bergh trok vervolgens, nadat het van verschillende zijden was bestreden, een amen dement in om te doen ven-allen de bepaling, dat door een bouwverbod ten hoogste een derde van het geheele terrein mocht worden getroffen. Daarop lichtte hetzelfde lfd een amendement toe om den bestaanden toestand, dat de Raad bebouwingsvoorschriften kan vaststellen los van het uitbreidingsplan, te handhaven. Hoewel van verschillende zijden het amen dement werd gesteund verwierp de Kamer het met 47 tegen 22 stemmen. Nadat nog de heer VanHellenberg- H u b a r (r.-k.) een amendement om de ge meenten vrij te laten in de keuze van den vorm, waarin zij haar regeling van samen werking met andere gemeenten willen gieten, had verdedigd doch na bestrijding door den minister weer had ingetrokken was de her ziening afgeloopen De eindstemming zal eerst na het Paaschreces plaats vinden De Voorzitter deelde mede de Ka mer tegen 28 April weder samen te zullen roepen. Dan komt in de eerste plaats de her ziening der Drankwet aan de orde, daarna de wijziging der Auteurswet enz. EET TIENJARIG BESTAAN DER SOVJET-REPUBLIEK. Karl Radk schrijft een woord tot het buitenland. Dezer dagen was het tien jaren gele den, aldus lezen we in de N. R. C., dat de sovjet-regeering de nieuwe econo mische politiek invoerde. In het begin van 1921 moest de nieuwe regeering ernstig rekening houden met de moge lijkheid van een contra-revolutie op het platteland. De uitslag van de revolutie was nog geenszins'zeker en indien de bolsjewiki hun strijd tegen mensjewiki en de sociaal-revolutionnairen wilden voortzetten (hetgeen voor hen beteeken- de: de socialistische revolutie te laten zegevieren over de burgerlijke) moesten zij economisch zooveel mogelijk den boe- renmiddenstand bevredigen. En Lenin in de eerste plaats zag in, dat dit niet anders mogelijk was, dan door herstel van de vrijheid van verkeer, die vrijheid van handel en dus ook de vrijheid van het kapitalisme was, en dat men voor het herstel van die vrijheid waren noo- dig had. De oude economische politiek, d.w.z. de politiek, welke de sovjet macht tusschen 1918 en 1921 gevolgd had, karakteriseerde hij nu als een "te haastig, te rechtlijnig, te onvoorbereid „communisme", dat door den oorlog verwekt was en door de onmogelijkheid waren te verkrijgen of fabrieken op gang te brengen. Door daar verandering in te brengen, keelde men nog niet terug tot het kapitalisme. Het was nog mogelijk do lijn wat minder strak te houden, zon der breken haar gemakkelijker te vie-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1931 | | pagina 1