DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
De toestand van het Gymnasiumgebouw
Ho. 4 Directeur; C. KRAK.
Leerlingen, die voor straf op de gang staan, kunnen
van daaruit evengoed de lessen volgen.
Er worden Grieksche en Romeinsche antiquiteiten onderwezen,
maar de grootste antiquiteit is het gebouw zelf,
Uit het Parlement
W. M. H. PELS&Zn., Alkmaar
Dacgelëjksch Overwicht
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
et Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 1—5 regels 125, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v h. HERMs. COSTER ZOON, Voornam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33.
MH-W'llJ.llll IWt
ZATERÜAÜ 2§ NAART 1931
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
133e Jaargang.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Wij leven in de eeuw van het kind, dus
ook van het groote kind. Dat is de uitspraak
van een onzer paedagogen en daarnaast heb
ben diverse politieke partijen uitgevonden,
dat het kind de toekomst is en dat men voor
het onderwijs van dat kind eigenlijk nooit te
veel kan uitgeven.
Vandaar, dat elke nieuwe school weer be
ter is dan een vroeger gebouwde, dat men
met alle mogelijke eischen, zoowel voor het
geestelijk als voor het lichamelijk onderwijs
rekening houdt en dat het beste in den regei
nog niet goed genoeg is.
De nieuwe scholen, die Alkmaar in de
laatste jaren heeft gekregen, zoowel voor het
voorbereidend als voor het Lager, openbaar
en bijzonder onderwijs, kunnen in alle opzich
ten den toets der critiek doorstaan en steeds
sterker wordt ook in den Raad de eisch ge
hoord, dat de oudste scholen noodzakelijk
moeten verdwijnen.
De eenige moeilijkheid is het kostenvraag
stuk, maar als rood en zwart elkaar vinden
stapt men spoedig daarover heen en het re
sultaat van deze alliantie is geweest, dat er
een openbare en een katholieke school hier
ter stede thans vernieuwd zullen worden.
Wij nemen gaarne aan, dat die scholen in
den loop der jaren te primitief zijn geworden
en wanneer de heer Keesom bij de beschrij
ving van een dier oude scholen in den Raad
vertelt, dat er zelfs W. C.'s worden aange
troffen, waarvan de lucht naar de gang
wordt afgevoerd, dan heffen alle edelacntba-
ren de handen ten hemel in verbazing over
een zoo onduldbaren toestand en dan zijn zij
het er roerend over eens, dat een dergelijk ge
bouw zoo spoedig mogelijk zal moeten ver
dwijnen
Wij hebben dezer dagen een bezoek ge
bracht aan ons stedelijk gymnasium, een on
derwijsinrichting waarvan het eensdeels te
betreuren is, dat zij niet de stichting van een
onzer groote politieke partijen is, omdat er
in dat geval al heel wat gebeurd zou zijn
waarover thans nog niemand schijnt te
denken.
Wij lezen wel eens van bijzondere bijeen
komsten in lycea en gymnasia in diverse ge
meenten waar dan na een toespraak in de
aula de aanwezigen in de gelegenheid wor
den gesteld het gebouw te bezichtigen en na
tuurlijk hoogst voldaan huiswaarts keeren in
de overtuiging, dat er geen geld gespaard is
om de opleiding zoo doeltreffend mogelijk te
doen zijn.
Wie het Alkmaarsche gymnasium bezoekt
wordt niet naar de aula maar naar het ka
mertje van den conciërge verwezen om de
eenvoudige reden, dat een aula hier onbe
staanbaar is en de bezoekers nergens anders
ontvangen kunnen worden dan in het heing
dom van den heer Roskam waar het een beet
je eigenaardig ruikt wat de claviger van ons
gymnasium niet eens meer opmerkt omdat hij
er aan gewend is.
De bezoeker is er natuurlijk niet aan ge
wend en als hij den neus ophaalt en speu
rend rondkijkt legt de heer Roskam gemoede
lijk uit, dat de jongens W. C.'s geen afvoer
hebben dan door een paar openingen boven
de deuren en dat ze vlak naast de kamer der
bezoekers zijn gelegen.
Nauwelijks binnen begint men dan reeds
tot de conclusie te komen, dat er wel iets aan
het gebouw mankeert en die indruk wordt
versterkt als men op weg naar de rectorska
mer de trap opgaat en ziet dat het onderste
gedeelte daarvan door een balk gesteund
wordt omdat de kinderen die bij de kapstok
ken moeten zijn anders gevaar loopen die
trap of een gedeelte daarvan op hun leergie
rige hoofden te krijgen.
In de rectorskamer het heilige der heili
gen blijken ongenoode gasten te zijn ge
weest De gymnasiale muizen hebben een
deel van het'behang opgepeuzeld^ Er zijn
breede scheuren van boven naar beneden
hier en daar komt het achterlinnen te voor
schijn, maar de rector is zich van geen mui
zen'bewust en legt uit. dat het behang al
eenige jaren in dien toestand verkeert, da
er oo de begrooting eens een post voor ver
nieuwing geprijkt heeft, maar dat die er op
onnaspeurlijke wijze weer van verdwenen B
Het eenige wat gebleven is, is het behan.,
zelf
Wii zijn gekomen omdat het gerucht gaat.
dat het gymnasium voor het steeds groeien
de leerlingental te klein is geworden en w>)
hebben den rector dus gevraagd de verschi.
lende lokalen te meuten bezichtigen.
Het is soms wel eens moeilijk achter een
dichte klassedeur staande te constateeren of
er in die klas al dan niet op dat oogenblik
les wordt gegeven, maar in het gymnasium
is die moeilijkheid volkomen opgeheven door
de omstandigheid, dat men door de aeuren
kan heenkijken.
Er is bijna geen enkele deur in de gang,
die niet zoo op den rand der paneelen open
gebarsten is, dat men door de breede scheuren
in de klasse kan kijken en wij kunnen ons
voorstellen, dat een leerling, die voor straf
op de gang gezet is niets behoeft te verzui
men omdat hij de les evengoed zal kunnen
volgen.
Er is een tijd geweest, nog maar weinige
jaren geleden, dat er op de bovengang een
cocoslooper lag, die zoo kapot was, da', onin
gewijde bezoekers op weg naar de rectorska
mer, er geregeld een buiteling maakten.
Die tijd is gelukkig voorbij en de cocosmat
heeft plaats gemaakt voor een zeilbedekking
waarvan het eenige bezwaar is, dat zij wordt
stuk geloopen, omdat de planken er onder
in hoogte verschillen en op al de randen het
zeil reeds begint te barsten.
Vandaar waarschijnlijk, dat de gemeente
besloten heeft om met het leggen van zeil in
de klassen zelf maar geen haast te maken en
deze uitgaven voor vloerbedekking over een
vijftal begrootingen te verdeelen.
In de meeste klassen vindt men kaal ge
loopen vloeren waarvan de planken hier en
daar een paar centimeter van elkaar liggen
met het noodlottig gevolg, dat er op onna
speurlijke wijze allerlei potlooden en vulpen
nen verdwijnen, die op den grond vallen en
terug gevonden zullen worden als onze klein
kinderen het vroegere Burgerweeshuis af
breker,.
Dat zijn van die ongemakken, die men
maar niet te zwaar moet tellen, maar erger
is, dat het leerlingental van het gymnasium
de laatste jaren zoo sterk gegroeid is, dat er
geen klassen meer zijn om ze te kunnen
bergen.
Men heeft allerlei lokalen gecombineerd
tot groot nadeel van verschillende leervak
ken.
Ook dat is tijdelijk vol te houden, maar
door de noodgedwongen splitsing van klas
sen is er op het oogenblik reeds een klas,
waarvoor geen enkele lokaliteit meer beschik
baar is.
Men noemt deze op het gymnasium heel
gemoedelijk de wandelklasse en haar leerlin
gen zijn een soort nomaden, die rondtrekken
en dankbaar van elke ruimte gebruik maken
welke een oogenblik leegkomt.
Zij houden als landverhuizers al hun be
zittingen onder arm. Zij krijgen les in een
lokaaltje dat een oogenblik vrij is, maar wor
den onmiddellijk weer verdreven zoodra de
rechtmatige eigenaars weer beslag op hun
banken of tafeltjes komen leggen.
Gaan wij in het kort den toestand van de
verschillende klassen na dan blijkt, dat klasse
1 A een behoorlijk lokaal aan de achterzijde
van het gebouw heeft. De klas bevat 15 leer
lingen en er kunnen er precies 16 in het lo
kaal dus van eenige expansie kan geen sprake
zijn.
Klasse I B is niet licht genoeg en heeft bij
zonder veel last van het straatrumoer. De
weg hoewel geasphalteerd, wat een groo
te verbetering is geweest maakt hier een
scherpe bocht met het gevolg, dat alle auto's
op dit drukke punt hun claxons |aten loeien
en 1 eeraar en leerlingen elkaar niet verstaan
kunnen.
Van dat zelfde straatrumoer profiteert
klasse II A, die bovendien veel te klein is,
zocdat de banken tegen den muur staan en
de leerlingen er niet doorheen kunnen om
naar het 'bord te komen. Het bord zelf is,
met het oog op de omstandigheden, van een
bijzonder klein formaat en dat hier deson
danks nog geleerd wordt is eenvoudig een
gevolg van het feit, dat ook in een kleine
ruimte goed werk kan worden gedaan.
Klasse II B is niet licht, heeft last van het
straatrumoer en is precies groot genoeg voor
de vijftien leerlingen welke er thans in ge
borgen zijn. Klasse III heeft een behoorlijk
lokaal aan de achterzijde, dat 25 leerlingen
kan bevatten en dus voldoende ruimte biedt
voor het twintigtal dat hier de klassieken
kan bestudeeren.
Klasse IV is de nomadenklas, de klas van
de opgezweepten, die geen eigen thuis ken
nen. Zij zijn overal en nergens, zij spelen
verstoppertje zonder dat zij het zelf willen
en de Waar, die hier les moet geven maar
moet raden waar hij zijn dicipelen kan vin
den.
Klasse V is, naar de rector zelf verzekert,
in alle opzichten een .^nooie klas", wat wij
niet gaarne zullen tegenspreken. Deze leer
lingen zijn gehuisvest in een ruim en lient
lokaal aan de achterzijde van het gebouw en
zij vullen dat lokaal geheel, aangezien de
klas precies het ahntal leerlingen telt, dat
daarin geborgen kan worden.
Klasse VI is opgeborgen in het oude B. lo
kaal omdat zij met haar 13 leerlingen de
kleinste klas is. Eigenlijk kunnen er niet meer
dan twaalf leerlingen in maar zoo nauw
kijkt men hier niet als men bedenkt dat B.
leerlingen met tien stuks in een ruimte van
vijf gaan.
Het spreekwoord van het eene hok en de
vele makke schapen zou hier van toepassing
zijn met de eenige uitzondering, dat gym
nasium-leerlingen natuurlijk niet met scha
lden vergeleken mogen worden.
Toen het gymnasium nog niet zooveel leer
lingen telde was er een „Bibliotheek", een
lokaaltje waarin boeken'asten stonden. Ook
dit heeft men in gebruik moeten nemen en
omdat de leerlingen nu zoo dicht op elkaar
zitten, dat zij de ruiten van de kast stuk stoo-
ten en elkaar niet passeeren kunnen om voor
het bord te verschijnen, is noodgedwongen
besloten de bibliotheek naar den zolder
te brengen, een groote ruimte waar getui
ge de vele inscripties vroeger de stoute
weesjongens werden opgesloten. Het is hier
stoffig, nat en vuil en wat er van de boeken
terecht moet komen is wel te begrijpen.
Voor de aardrijkskundekaarten, die vroe
ger in een lokaaltje bijeen stonden, is sinds
geruimen tijd geen plaats meer Zij zwerven
overal, zij staan hier en daar tegen een muur
en zoo nu en dan komt men er een paar in
een gang tegen.
Het teekenlokaal heeft men noodgedwon
gen ook voor natuurlijke historie moeten ge
bruiken, met het gevolg, dat de leerlingen
hier op banken zonder leuning zitten wat
hoogst vermoeiend is en dat er niet vol
doende ruimte is om te kunnen schrijven.
Het natuurkundelokaal is veel te klein voor
het steeds groeiend aantal leerlingen. In het
scheikundelokaal is die toestand nog gevaar
lijker daar hier de opeengedrongen leerlingen
zoo dicht onder de wankele tafels voor de
proeven zitten, dat zij elk oogenblik gevaar
loopen de nadeelen van een mislukte proef
aan den lijve te ondervinden.
Er moeten 24 leerlingen in het natuur
kundelokaal en er is plaats voor 16. Het
scheikundelokaal is berekend op hoogstens 12
leerlingen en er moeten er 15 in. Er zijn acht
leerlingen in de zesde klas, die les in practi-
sche scheikunde krijgen en zij vullen precies
de acht daarvoor bestemde plaatsen Het vol
gend jaar zullen er tien zijn zoodat er dan
twee mogen toekijken.
In zes lokalen is geen bergruimte, zoodat
de leerlingen hun boeken en atlassen op den
grond deponeeren. Het gangetje bij het na
tuurkundelokaal is, doordat er ook nog een
groote kast staat, zoo nauw, dat men elkaar
moeilijk kan passeeren en de meisjes W. C 's
welke men hier aantreft hebben geen licht en
geen afvoer. Het is alleen maar verwonder
lijk, dat zulke toestanden bestaan zonder dat
ooit een onzer edelachtbaren op de gedachte
is gekomen, dat ze verbeterd moeten worden,
worden.
De leeraarskamer is te klein en heeft te
weinig licht zoocat een vergadering van
leeraren met gecommitteerden in een der
klassen moet worden gehouden.
Als de telefoon op de lectorskamer belt
men heeft zelfs dit vertrekje al eens als
klasselokaal moeten gebruiken moet de
claviger, gewaarschuwd door een „verklik
ker"; naar boven, wat een zoo groote afstand
is, dat degene, die opbelt, in de meeste ge
vallen den hoorn al weer heeft opgehangen
in de gedachte dat er niemand thuis is.
Een tweede toestel in de conciergekamer is
dringend noodzakelijk.
De fietsenbergplaats is veel te klein, zoo
dat de meeste rijwielen in de open lucht
staan. Er moeten twee gymnastiexlokalen zijn
omdat het sportterrein te ver verwijderd is
om met vrucht lessen in de open lucht te
geven binnen het raam van het lesrooster.
Er is behoefte aan een speelterrein bij de
school daar de leerlingen in steeds grooter
getale de straat vullen en het hier een drukke
en gevaarlijke hoek is.
Hoofdzaak blijft evenwel, dat er reeds 3
lokalen te weinig en 7 ongeschikt zijn en dat
te verwachten is, dat het aantal leerlingen
niet kleiner maar wei grooter zal worden,
zoodat er binnen afzienbaren tijd iets zal
moeten gebeuren.
Heeft men bij de lagere scholen een
schoonmaker, bij het gymnasium was men
geheel aangewezen op de hulp van den heer
Roskam, die naast amanuensis en conciërge
ook nog werkvrouw was, de fonteintjes en de
W.C 's moest verzorgen en van alle vloeren de
moddervlekken van 288 schoenen moest ver
wijderen. Vo«r den jaarlijkschen schoonmaak
kreeg hij een toelage, maar de helft hiervan
is thans overgenomen door een paar schoon
maaksters, 5e een der verdiepingen voor
haar rekening nemen en de andere aan den
conciërge hebben overgelaten. Voor hem is
dus het halve werk en de geheele vergoeding
verdwenen.
Sinds korten tijd worden ae vloeren drie
maal per week nat opgenomen door een paar
werkvrouwen die dit karwijtje „aangenomen"
hebben. Al het andere werk is nog altijd voor
den amanuensis-concierge-schoonmaker, die
in zijn vrijen tijd ook nog het instrumen
tarium mag verzorgen.
Overal ligt stof, hier en daar valt de kalk
van zold;r en muren en het gebouw maakt
nu juist niet den indruk van een zekere
frischheid, maar aan het arbeidsvermogen
van den gewilligsten claviger komt een einde
Hij doet wat hij kan, hij doet het met liefde
en zonder eenige belooning, maar aan alles
is een grens en als het gebouw toch nog vuil
is, dan is dat niet den schuld van den con
ciërge maar van de gemeente.
Het aantal leerlingen is de laatste vier
jaar van 80 tot 125 gestegen en hoewel er
theoretisch met het oog op een dalend ge
boortecijfer een inzinking verwacht wordt,
is het practisch te voorspellen dat binnen af
zienbaren tijd het aantal leerlingen nog groo
ter zal worden.
Wat zal er dan moeten gebeuren?
Als er in de tram geen plaats meer is
hangt men er het bodje „Vol" achter de rui
ten, maar een gymnasium is geen tram en de
rector is geen conducteur, die de halte van
het toelatingsexamen maar voorbij zal kun
nen rijden.
Het volgend jaar is ook de derde klas ge
splitst. Slaagt men er dan niet in de tweede
tot een groote klasse te maken, dan is er
weer een lokaal tekort. Dan zijn de leerlingen
eenvoudig uit de school gegroeid.
De wet schrijft voor, dat er in de eerste
vier klassen niet meer dan 26 en in de twee
hoogste niet meer dan 24 leerlingen mogen
zitten, zoodat men op den duur wel gedwon
gen zal zijn aan dezen toestand een einde te
maken.
Aanbouw van klasgelokalen dreigt duur
lapwerk te worden omdat het oude toch niet
in dezen vorm behouden zal kunnen blijven
De eenige oplossing is een nieuw, aan de
eischen des tijds voldoend gymnasium en het
is struisvogelpolitiek deze noodzakelijkheid
niet onder het oog te zien al zal een nieuw
gebouw ongetwijfeld een zwaar financiëel
offer van de gemeente vragen.
Laat men bedenken, dat niet alleen voor
het Lager onderwijs de leuze geldt, dat voor
een goede opleiding van het kind geen kosten
gespaard mogen v orden
Den Haag, 27 Maart 1931.
In de ochtenduren heeft de Eerste Kamer
heden in de eerste plaats de Begrooting van
Waterstaat afgehandeld. Minister R e y-
m e r heeft in ongeveer driekwartier de ver
schillende sprekers van den vorigen dag be
antwoord, doch niet te veel beloofd. Zoo kon
hij niet beloven, dat de technische ambtena
ren op salarisverhooging mogen rekenen. Al
leen kan er aanleiding zijn om aan zeer ver
dienstelijke ambtenaren een persoonlijke toe
lage of'gratificatie te verleenen. De directies
der Nederlandsche Spoorwegen wenschen
niet belast te worden met de exploitatie van
de kleine mijnspoorwegen in Zuid-Limburg,
die kolen naar het Julianakanaal zullen af
voeren. Zij exploiteeren daarvoor te duur.
Een wetsontwerp betrefende de electriciteits-
voorziening zal binnenkort verschijnen. Dank
zij de rationalisatie en mechanisatie is een
loonsverlaging bij de spoorwegen voorko
men kunnen worden. Dat bij die bedrijven
dienst- en werktijden op hetzelfde zouden
neerkomen, gelijk de heer Moltraaker had be
weerd, ontkende de minister. Voor verbete
ring van het station te Utrecht is reeds een
onteigeningsontwerp door de Staten-Gene-
raal aangenomen. Later komen ook andere
stations aan de beurt, als de middelen het
toelaten.
Na enkele replieken is de begrooting goed
gekeurd.
Bij de behandeling van de begrooting van
het Zuiderzeefonds hebben de heeren Van
den Bergh (lib.) en H e n d r i x
(r.-k.) gepleit voor groote beperking van het
werk der drooglegging, dat zeer veel meer
blijkt te kosten dan men had gedacht. Eerst
genoemde meende, dat men voorloopig er
van moest afzien de beide ontworpen polders
in het zuidelijk deel der Zuiderzee droog te
leggen. We moesten dat maar aan het vol
gend geslacht overlaten! De heer H e n r i
Polak (s.d.a.p.) wilde, dat men de be
grooting van het fonds zou verwerpen Hij
wenschte nu ineens de Zuiderzee niet afge
sloten te zien, nu de visscherij er onver
wachts zoo winstgevend blijkt te zijn en hij
vond het een groote dwaasheid voort te gaan
land in te polderen, waarvan de winning
drie a vier maal duurder is dan de waarde
van den grond. Tegen dit onverwachte voor
stel protesteerde eerst de heer Slinken-
berg (v.d.), die er op wees, dat verwerping
onmogelijk was daar de begrooting steunde
op de Zuiderzeewet vau 1918 en dat bij ver
werping werken van millioenen en millioenen
waarde tot ruïnes zouden worden gemaakt.
Minister Reymer protesteerde met
nog meer kracht tegen het z.i. heillooze denk
beeld van den heer Polak, dat een economi
sche en financieele chaos zou veroorzaken.
Ook de heer S m e e n g e (lib.) wilde er niet
van weten. Ten slotte heeft de heer Polak
verklaard van zijn denkbeeld af te zien, na
dat de minister had beloofd nog in dit jaar
met een uitvoerig overzicht van den stand
van zaken te zullen komen, ten einde door het
Parlement te laten beslissen, of de droogleg
ging zal worden voortgezet op de wijze gelijk
aanvankelijk was bedoeld. De begrooting is
daarop zonder stemming goedgekeurd. Ook
de begrooting van het Wegenfonds is zonder
stemming aangenomen, nadat onder meer de
heer Van der Lande (r.-k.) had ge
sproken ten gunste van een vaste brug bij
Deventer, de heer Dobbelmann (r.-k.)
had uiteengezet, dat de ontworpen brug bij
Nijmegen eigenlijk aan den verkeerden kant
van de stad wordt gelegd en de heer Van
C i 11 e r s (a.r.) gepleit had voor een vaste
brug over de IJsel bij Doesburg.
De Kamer is daarop tot 14 April uiteen
gegaan.
Advocaat vanaf f 1 95 p. f.
Voorburg - 2 15
Roode Bordeaux - 0 85
Oporto en Samoswijnen - 0 95„
Fijne Likeuren -215,
KOORSTRAAT 49—51 TEL. 207
Bij de Tweede Kamer was heden ingeko
men een wetsontwerp van mevr. Bakker-
N o r t (v. d.) om de mogelijkheid te openen,
dat ook vrouwen tot notaris worden be
noemd.
Daarna is voortgegaan met de behande
ling van de wijziging der Woningwet. Het
amendement-Van den Bergh om bij onteige
ning van grond bij de waardebepaling ten
volle rekening te houden met de plaatselijke
verordeningen, werd verworpen, waarna het
betreffende artikel met 48 tegen 25 stemmen
werd goedgekeurd. De heer Van, den
Bergh trok vervolgens, nadat het van
verschillende zijden was bestreden, een amen
dement in om te doen ven-allen de bepaling,
dat door een bouwverbod ten hoogste een
derde van het geheele terrein mocht worden
getroffen. Daarop lichtte hetzelfde lfd een
amendement toe om den bestaanden toestand,
dat de Raad bebouwingsvoorschriften kan
vaststellen los van het uitbreidingsplan, te
handhaven.
Hoewel van verschillende zijden het amen
dement werd gesteund verwierp de Kamer
het met 47 tegen 22 stemmen.
Nadat nog de heer VanHellenberg-
H u b a r (r.-k.) een amendement om de ge
meenten vrij te laten in de keuze van den
vorm, waarin zij haar regeling van samen
werking met andere gemeenten willen gieten,
had verdedigd doch na bestrijding door den
minister weer had ingetrokken was de her
ziening afgeloopen De eindstemming zal
eerst na het Paaschreces plaats vinden
De Voorzitter deelde mede de Ka
mer tegen 28 April weder samen te zullen
roepen. Dan komt in de eerste plaats de her
ziening der Drankwet aan de orde, daarna
de wijziging der Auteurswet enz.
EET TIENJARIG BESTAAN DER
SOVJET-REPUBLIEK.
Karl Radk schrijft een woord tot het
buitenland.
Dezer dagen was het tien jaren gele
den, aldus lezen we in de N. R. C., dat
de sovjet-regeering de nieuwe econo
mische politiek invoerde. In het begin
van 1921 moest de nieuwe regeering
ernstig rekening houden met de moge
lijkheid van een contra-revolutie op het
platteland. De uitslag van de revolutie
was nog geenszins'zeker en indien de
bolsjewiki hun strijd tegen mensjewiki
en de sociaal-revolutionnairen wilden
voortzetten (hetgeen voor hen beteeken-
de: de socialistische revolutie te laten
zegevieren over de burgerlijke) moesten
zij economisch zooveel mogelijk den boe-
renmiddenstand bevredigen. En Lenin
in de eerste plaats zag in, dat dit niet
anders mogelijk was, dan door herstel
van de vrijheid van verkeer, die vrijheid
van handel en dus ook de vrijheid van
het kapitalisme was, en dat men voor
het herstel van die vrijheid waren noo-
dig had. De oude economische politiek,
d.w.z. de politiek, welke de sovjet
macht tusschen 1918 en 1921 gevolgd
had, karakteriseerde hij nu als een "te
haastig, te rechtlijnig, te onvoorbereid
„communisme", dat door den oorlog
verwekt was en door de onmogelijkheid
waren te verkrijgen of fabrieken op gang
te brengen. Door daar verandering in te
brengen, keelde men nog niet terug tot
het kapitalisme. Het was nog mogelijk
do lijn wat minder strak te houden, zon
der breken haar gemakkelijker te vie-