2$ BOOG AZIJN
„ARNHEM"
ROL
n DE BESTE VOOR OEM PRIIS <T
TfxxmaddJt
m wf
vm-vm
mr 'm W
-mi."
Suizerden.
brieven
Baarïselhoekje
LEVENS
VERZEKERING
MAATSCHAPPIJ
Ondervariant van V.D. c. 3
a. 5Pe4
b. 5Pf6d7
aa. 6. Le7
bb. 6. h4
Hieruit blijkt genoegzaam dat de stu
die van dit derde deeltje niet oppervlak
kig is. Wie dit boekje grondig bestu
deert, kan meepraten over do Fransche
partij. Wil men nog meer lectuur dan
verwijzen wij naar de Bilguer of Collijn's
Laroobok en Dr. Tartakawers Hyper
moderne schachtheorie.
Nog een enkel citaat uit dit voortref
felijk boekje geven we als slot n.1. On
dervariant V. D (1. e4 eb 2. d4 do 3. Pc3
Dc6) 4. Lg5
a. 4. de4
1.
Een door Rubinstein en Dr. Lasker
dikwijls gespeelde voortzetting. Men
moet ze als correct beschouwen.
5. Lf6 Dit houdt Maroczy voor de
beste voortzetting, die wit
iets in 't voordeel brengt.
5Df6. Waarschijnlijk echter
doet zwart beter met den
pion te slaan en na 6. Pe4
met f5 voort te gaan. Indien
dan 7. Pg3, zoo 7c5!
en indien 7. Pec3 zoo
7Lg7. 8. Pf3 0-0!
(Dr. Tartakower) 9. Dd2
co! 10. dc5 Daö. 11. Pbö.
Dd2f 12. Pd2 enz.
6. T>ce4 Dd8. Ook 6Dh6 of Dg6
is niet te verwerpen.
Pf3 Pbd7
c3 c5
Da4 cd4
0—0—0! dc3
Pe5 cb2f
>7.
8.
10.
11.
12.
-.3.
Kbl a6
Lbo en wit wint.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem no. 1174 (auteur
Bethénod).
S and.
Zw. 7 sch op: 8, 9, 10, 12, 13, 14, 20 en
dam op 16.
W. 11 sch. op: 17, 22, 27, 28, 32, 33, 34,
36. 37, 41, 44.
Oplossing.
1. 28—23
*2. 22—18 2.
13 23—19 3.
4. 32—27 4.
15. 41—37 5.
,6. 36:38 6,
77. 33: 2
Uit de partij.
Het volgende partijgedeelte kwam
yoor in den Haag
h
12 21
13 42
14 :23
21—27
42 :31
16 29
Zw. 10 sch. op: 2, 4, 6/9, 12, 18, 19, 20.
W. 10 sch. op: 28, 29, 31, 32, 33, 39, 42,
^3, 45, 48.
Zwart was de heer Damme.
De heer van Dartelen teekent bij de
zen stand aan.
Als goed tacticus heeft Zwart den te
genstander zoolang mogelijk in het on
zekere gelaten omtrent zijn plannen.
De wijze, waarop hij nu den tegen
stander een nadeelig spelletje weej op te
dringen verraadt den meester.
Zwart 1823, wit 29 18, zwart 12 23,
wit 42—38, zwart 20—24, wit 39—34,
zwart 8—12, wit 31—27, zwart 9—13, wit
*3-40, zwart 7—11! wit is geheel over
rompeld. Er dreigt 2429 enz. met
doorbraak naar dam! Op 2722 speelt
zwart 12—17. Wit speelde in de partij
27—21, waarop zwart op snelle wijze
dc winst forceerde: zwart 1117, wit
2116, zwart 1218, wit 4035, zwart
6—11, wit 16 7, zwart 2 11 en wit heeft
de dubbele dreiging 18—22 of
H—16, 17—21 geen verdediging.
b
Zw. 2 sch. op 24 en 33, dam op 9.
W. 2 3. h. cr> 6 en 31, twee dammen op
5 en 10.
Zwart heeft met zijn dam van 3 naar
9 gespeeld waarmee schijf 31 wordt aan
gevallen. De zet is natuurlijk zwak, daar
doorloopen met schijf 35 naar 39 hem
een zekere remise zou hebben verschaft.
Bovendien heeft deze zet in het geheel
geen doel. De wijze waarop wit nu wint
Is heel aardig, hoewel niet geheel on
bekend -"**
1. 10-4, 9X36; 2. 6—1.
Dreigt nu met 1—18 de zwarte dam
af te vangen. Maar wat Zwart ook zal
antwoorden steeds zal wit snel achter
een winnen.
B.v. 2. 36—47, 3. 5—41, 47X36; 4.
1—18, 36X9; 5. 4X39 en wint.
Of 2. 36—31; 3. 4X36, 33—39 (op
3338 volgt 5—32, enz.); 4. 134, 39X30;
5. 36—18.
Of 2. 2. 36—41; 3. 5X46, 24—30; 4.
129 enz. als voren.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1175 van C. Th. Huizer,
den Haag.
ÜP m ÜT
Zw. 15 sch. op: 5, 7, 12, 13, 16/19, 24, 25,
26, 29, 30, 33, 39.
W. 15 sch. op: 15, 27, 31, 32, 35, 36, 37,
40. 41, 44, 46/50.
De auteur noemt dit vraagstuk zelf:
„een knaap".
Laten onze dammers er hun krachten
eens op beproeven.
Volgende week geven wij de oplossing.
ne Kuikendieven kunnen we kennei
aan een krans van vederen om het aan
gezicht. Hieraan kunnen we ze dadelijk
onderscheiden van de Buizerden, bij wie
niets van een dergelijken krans aanwe
zig is. Doch in houding en vlucht, zoowel
als in het optreden verschilt de Buizerd
geheel van den Kuikendief.
Er zijn op aarde een groot aantal ver
schillende buizerden, die zich wel
eenigszins bij de arenden aansluiten,
doch er komen maar twee soorten tame
lijk veelvuldig in ons land voor, terwijl
nog twee andere soorten zich slechts
enkele malen in Nederland lieten zien.
De buizerden hebben niet zoo den
fieren vorm, dien we bij den arend, den
valk en den kuikendief aantreffen, daar
ze meer ineengedrongen zijn. Kenmer
kend zijn ook de korte teenen en de zach
te vederen, waartusschen en waaronder
zich tamelijk veel dons beyindt, en de
staart is aan het einde nagenoeg recht.
De bovenkaak loopt zeer spits uit, doch
van den zoogenaamden snaveltand, die
bij den roofvogelbek past, is bij buizer
den weinig te zien.
De gewone buizerd wordt ook wel
Muizerd, Muizenvalk, Haneschop, Cobi
er. Buis genoemd. Uit enkele dier namen
blijkt, dat hij zich wel hoofdzakelijk met
muizen voedt. Veldmuizen vormen het
lievelingskostje van de buizerden en
daarom hebben we in deze roofvogels
voor den boer meer vrienden dan vij
anden te zien; ook voor het jachtveld
zijn ze niet zoo schadelijk als arenden,
valken en kuikendieven. Jonge hazen
worden evenwel door de buizerden niet
versmad, en zoodra de eene of andere
vogel zich niet al te vlug meer kan be
wegen, wordt ook hij wel door den bui
zond omgebracht en opgepeuzeld. Vlug
ge vogels vangt de buizerd niet, daaartoe
is zijn vlucht, die overigens sierlijk mag
heeten, niet snel genoeg.
De buizerden nemen meermalen klei
neren roofvogels hel voedsel af, en
daardoor worden ze dan ook weer scha
delijk voor het jachtveld, want nu gaan
de bestolenen natuurlijk weer op nieu
wen buit uit. Men zou hier dus van indi
recte schade kunnen spreken, en deze
handelwijze van den buizerd, die zelf
niet in staat Js vliegend wild te slaan,
veredelt hem nu juis niet. Ook wordt
nog dikwijls door jagers geklaagd, dat
de buizerd wel jonge patrijzen en andere
jeugdige doodt, zoodat hij dus wel de
vriend der boeren, maar niet die van
Nimrods zonen kan zijn. Ja, de boeren,
die het weten, sparen hem, want, vooral
in Duitschland, ziet men stokken met
Iwaï slatten opgericht, waarop de bui
zerden gaarne plaats nemen, om van
daar de muizen te beloeien. In jaren met
veel muizen, wanneer de zoogenaamde
muizenregens hebben plaats gehad, ziet
men den buizerd dikwijls zitten op hek-
posten en schuur- of schurkpalen in het
land. Ook beloeren deze vogels hun
prooi op de lage takken van vrijstaande
boomen of van die, welke langs den
boschkant groeier.. Nadert men zoo'n
zitplaats, dan ziet men plotseling den
vogel wegvliegen, en men kan dan ook
aardig waarnemen het fraaie en zwe
vende van de vlucht, wat men overigens
vai het eenigszins logge dier niet zou
verwachten.
Als algemeene kenmerken voor de
buizerden kunnen dus gelden:
aan den snavel is geen tand;
de vleugels reiken in rust over de
helft van den staart heen;
de staart is niet gevorkt;
aan den kop is geen sluier;
de snavel is korter dan de helft van
den kop;
tusschen de oorstreek en den snavel
bevinden zich zachte haarborstels;
de neusgaten zijn halvemaanvormig
en de bovenrand der neusgaten is bijna
recht.
Van de buizerden komt in Nederland
het meest voor de Buteo, buteo, buteo
(L,), kortweg Buizerd geheten, De
plaatselijke namen er voor werden reeds
boven genoemd. Van deze soort is het
loopbeen onbevederd, de washuid en de
teenen zijn geel. Deze buizerd heeft een
lengte van gemiddeld 6 d.M. De kleuren
der verschillende individuen zijn niet
gelijk. Men treft er onder, die nagenoeg
een geheel zwarte, of bruinzwarte tint
hebben, terwijl andere, wanneer men de
donkere vlekken op vleugels en rug niet
mederekent,'vrijwel wit zijn. Daartus-
schen doen zich allerlei overgangen
voor.
De buizerd broedt wel bij ons, maar
steeds idn weinige paren en dan nog
meer in de Oostelijke dan in de Weste
lijke provincies. In het najaar komen
dikwijls plotseling vele buizerden, meer
malen tot vluchten vereenigd, ons land
bezoeken om hier dan eenigen tijd rond
te zwerven, terwijl verscheidene exem
plaren den winter overblijven. Overi
gens komt hij in geheel Europa voor en
zijn voedselverbruik beschermt hem
tegen een te sterke vervolging. Hij maakt
zijn horst op hooge boomen en de drie
of vier blauwgroene .eieren vertoonen
bruine en violetkleurige vlekken.
De Archibuteo lagopus lagopus (Brünn.)
of Ruigpootbuizerd wordt zoo genoemd
naar de vederen, waarmede het loopbeen
tot aan de teenen bekleed is; de naakte
achterkant er van is met schildjes be
dekt. Ook bij deze soort zijn washuid en
teenen geel, terwijl mede de kleur tame
lijk uiteen loopt. Meestal is de grond-
kleur rosachtig wit, terwijl de vleugels,
de rug een breed dwarsschild over de
borst en de talrijke banden over den
staart bruin zijn. Zijn lengte komt vrij
wel overeen met die van den gewonen
buizerd.
Broeden doet de Ruigpootbuizerd bij
ons nimmer ofschoon des zomers enkele
malen een voorwerp dezer soort in Ne
derland werd aangetroffen. Hij broedt in
de Noordelijke streken van Europa en
Azië. Dis wintes komt hij tamelijk veel
vuldig bij ons voor doch niet altüd in
even groot aantal. Soms kan men van
zeer veel spreken en dan treft men hem
wel door ons geheele land aan doch het
meest in de duinstreken, waar hij voor
den wilstand schade ijker is dan zijn
kaalpootigen familiegenoot, daar hij ook
v el oucte hazen durft aan te vallen.
Mr. R.Baron Snouckaert van Sck.au-
burg maakt nog gewag vnn twee bui-
zerdsoorte'n .'n ons land, die hier slechts
tweelmaal en eenmaal zijn voorgeko
men n.1. de Valkbuizerd of Buteo buteo
zimmermannae Ehmcke en de Arend
buizerd of Buteo ferox (S. G. Gmel.) Met
deze enkele medeclecling omtrent die
beide species ken zeker we. volstaan
worden.
Zeer na verwant aan de buizerden is
de Wespendief of Bijenarend (Pernis
apivoris apivorus L.) Hij is te kennen
en te onderscheiden van de eigenlijke
buizerden door het gemis van de baard-
borstels, in de plaats waarvan korte,
harde vedertjes voorkomen tot zelfs op
den schedel en dé- Wangen toe. De neus
gaten zijn speetvormig. De Wespendief
heeft een lengte van* 55 c.M. en de met
schubben bedekte pooten hebben een
gele kleur, evenals de wa&huid. Omtrent
het vederkleed zij het volgende aange
geven: kop en nek zijn grauw, de ver
dere bovendeelen bruin, de onderdeelen
witachtig met rosse en bruine vlekken;
staart en vleugels zijn van vele smalle
dwarsbanden voorzien; op den staart
drie breede donkere banden. De jongen
hebben vleugels en staart bruin en wit
achtige zoomen aan de vederen, terwijl
de onderdeelen bruinachtig zijn.
De Wespendief komt wel in alle pro
vincies bij ons voor, doch nimmer en
nergens in groot aantal. Slechts enkele
paren broeden hier. De horsten worden
gevonden op de lagere takken van boo
men; de vier eieren zijn reusachtig met
rood, bruin gevlekt en gemarmerd.
Naar zijn voedsel, dat hoofdzakelijk
uit wespen, bijen, die wel voor de kor
ven weggevangen worden, en hommels
bestaat, heeft deze vogel zijn naam ge
kregen. Hij verslindt ook wel kikvor-
schen en jonge vogels, alsmede jonge
hazen en konijnen, zoodat ook deze vo
gel uit een utiliteitsoogpunt niet veel
bescherming verdient. Deze vogel ver
blijft hier van Apfil tot October en kan
dus ttot onze zomervogels gerekend wor
den. Verder broedt hij vrijwel door ge
heel Europa, doch slechts zelden in het
hoogere Noorden.
Wie bij de Wespendieven de manne
tjes en de wijfjes uit elkander wil leeren
kennen, heeft acht te geven op de onder
deelen; de wijfjes hebben vele, de man
netjes weinig bruine vlekken.
J. DAALDER Dz.
DE GROOTE VOORJAARS-SALONS.
Men kan toch heusch niet zeggen, dat de
vertegenwoordigers der modernistische kunst,
der ultra-modernistische, surrealistische enz.
tegenwoordig den hoofdtoon aangeven in
Parijs, waar de nu juist dezer dagen ge
opende salon der „Artisles Francais" en die
der „Société Nationale", tezamen in het
Grand Palais gegroepeerd, met niet minder
dan 6983 nummers voor den dag komen!
En dat zijn de.twee oudste salons van
Parijs, waarop enkel kunstenaars exposeeren,
die nog eerbied hebben voor kunst-tradities,
en die zich in het minst niet interesseeren
voor, of zelfs in het geheel geen notitie ne
men van de laatste moderne kunst-formules,
die beleden worden in de ateliers van Mont-
martre of Montparnasse. Allemaal ernstige
menschen, zonder eenige pretentie van nieuw
lichters te willen zijn en die eenvoudig zoo
eerlijk en zuiver mogelijk de dingen trachten
weer te geven zóó als ieder menschelijk wezen
die ziet. Vóór alles geldt bij hen het „onder
werp" en dan de eerlijke uitdrukking van de
waarheid volgens temperament, smaak en
capaciteiten van den kunstenaar.
En dat zou illemaal heel mooi en goed
zijn. Doch wat een eentonigheid in de
keuze van die onderwerpen! Ieder jaar zijn
die altijd maar weer dezelfde. En slechts zei-
ÖSQ geven ze eeaige Ojggf^iteit te Z1JÜ iö
Een polis der
<D
Is de beste geldbelegging.
de compositie, in de vormen tn zelfs in de
kleuren. Vaak is men zelfs geneigd zich af te
vragen: „Zijn dat nu heusch olieverf-schilde
rijen, of zijn het maar in kleurengamma be
perkte üthographieën?"
Het meerendeel der tentoongestelde wer
ken bewijst een waar gebrek aan verbeel-
dings-kracht, fantasie en conceptievermogen.
Meer dan werken van kunstenaars zijn het
werken van kunst-handwerkslieden, vak-
menschen, professionneelen, leveranciers voor
bazars voor de bazars, die de groote na
men dragen van „Salon des Arlistes Francais"
en van „Société nationale des Beaux Arts".
We hebben eens aan een employé gevraagd,
wat voor verschil er nu eigenlijk tusschen die
twee salons is, daar ze noch ieder een apar-
ten ingang, noch ieder aparte entree-prijzen
hebben. En die employé antwoordde, dat het
verschil hierin bestaat, dater in de zalen
van den eenen salon grijs-groene tapijtpn op
den vloer liggen, en in die van de andere
roode tapijten! En heusch, de goeie man had
gelijk. Er is eigenlijk geen enkel verschil. Mis
schien zou men in den salon van de Société
nationale een ietsje meer toegevendheid kun
nen opmerken ten opzichte van eenige vor-
men-vrijheid. Zoo exposeert bij voorbeeld in
die salon onze vroegere landgenoot Kees van
Dongen, en die is dan ook wel de allermo
dernste van de daar exposeerende schilders.
Men verwondert er zich zells over, dat hij
daar is, dat hij zijn werk heeft kunnen doen
plaatsen in dat miiieu van zoo zeer zéér ge
matigde kunstenaars, met wie hij bijna geen
enkele artistieke verwantschau heeft.
Maar Kees van Dongen wekt altijd op alle
manieren verwondering en verbazing. En dit
jaar is zijn inzending op deze tentoonstelling
ook weer een ware sensatie. Te beginnen door
zijn model niemand anders dan de be
roemde gravin de Noailles Frankrijks groot
ste dichteres en een zeer „grande dame" van
de republiek. De republiek heeft haar dan
ook nog niet zoo lang geleden gedecoreerd
met het commandeurs-kruis van het Legioen
van F.er een zeer bijzondere onderschei
ding, die vóór haar nog nooit eenige andere
vrouw tebeurt gevallen was, en die toen heel
veel van zich heeft den spreken
En die grande dame was toen natuurlijk
aan zichzelf verplicht om zich dadelijk mèt de
groote roode „cravate" om haar hals en het
enorme schitterende kruis op haar gedecolle
teerde borst te doen uitschilderen door don
meest sensationneelen mondainen schilder van
het oogenblik.
Natuurlijk is dat schilderij dè „clou" van
de tentoonstelling, iedereen wil het gez'en
hebben. En zoo verscheiden andere zalen leeg
en verlaten blijven, in de zaal waar dat schil
derij van Kees van Dongen har.gt is het altijd
druk met bezoekers, die er zich omheen groe-
peeren komen, kijken, bewonderen- critisee-
ren of glimlachen. Ik wil u hier eenige op
merkingen weergeven, precies zooals ik ze
daar gehoord heb, en zonder daarbij zelf ook
maar een'gszins partij te kiezen:
Jonge jonge, wat heeft hij die arme
comtesse mooi toegetakeld!
Kijk, hij heeft haar groote ha:t ver
zegeld! („Le Coeur innombrable", vertaal
baar door „het groote hart", is de titel van
een der dichtbundels van gravin de Noailles.
Ze heeft zeker last van dat ding om haar
nek, dat ze er zoo onwennig uitziet!
Zijn laatste slachtoffer!
Het ensemble van die compositie is een
wonder van durf en zekerheid.
Hij is- een groot kunstenaar, die zijn
modellen verknoeit een genie van de ver-
leeüjking.
Kijk, daar heb je haar! Zou je niet zeg
gen de verpersoonlijking van de triomfeeren-
de neurasthenie?
In de 68 zalen van deze dubbele tentoon
stelling (zonder daarbij nog mee te tellen ver
schillende galerijen, de omgeving der trap
pen en de zalen gewijd aan de decoratieve
kunsten) zijn er veel portretten, die knap en
zelfs vaak smaakvol zijn uitgevoerd en die
vormen wel het belangrijkste deel van de
tentoonstelling. En daarna is het interessant
ste te zien in de zalen der toegepaste Kunsten.
Daar zijn prachrige kerkramen te bewonde
ren, schitterend mooi aardewerk en portelein,
origineel glaswerk, boekbanden en zelfs stof
fen, die niet anders dan de hoogste roem
verdienen.
Wat de beeldhouwkunst betreft, die dit
jaar bijna geheel is geconcentreerd in de for
midabele hall van den hoofdingang die is
er wel nooit nog zóó treurig vertegenwoor
digd geweest! En toch is de beeldhouwkunst
veel minder gedemocratiseerd dan de schil
derkunst, en zoo er Zondags-schilders bij
duizenden zijn, Zondags-beeldhouwers be
staan er waarschijnlijk toch nog niet. Want
de beeldhouwkunst eischt middelen, die maar
niet onder „ieders" bereik liggen, en om er
zich met hart en ziel aan over te geven is een
ware elite-persoonlijkheid noodig.
Men ziet er vrouwen-bustes met akelig lief
flauwe glimlachjes, mannen-bustes zonder
eenig innerlijk leven, die slechts getuigen van
onmachtige pogingen, en groote composities
met heel veel pretenties maar zonder eenige
kunstwaarde. En hoe grooter hoe onuitstaan
baarder, zooals die kolossale groep van de
„Moeders", die werkelijk pijnlijk om aan te
zieri is. Of zooals een andere enorme groep
„In de Nijl-vallei" geheeten, getuigend van
een ongelooflijk slechten smaak. En dan een
„Heracles met de hydra", die eenvoudig be
lachelijk is.
En toch is die hall een van de prachtigste,
ruimste expositie-hallen, die er bestaan in
Parijs, werkelijk een ideale plaats om een
werk van beeldhouwkunst tot zijn volle recht
te doen komen; maar daardoor juist ook zoo
gevaarlijk voor degenen, die zich aan die
kunst gewijd hebben, zonder er bepaald toe
„geroepen" te zijn.
Rond die hal! heen bevinden zich ook de
zalen voor architecturale kunst, waarvoor, als
altijd, ook nu weer heel weinig belangstel
ling is Zs worden slech^ bezocht door en
kele artiesten, die zich wel eens even verwaar
digen willen een blik te werpen op het werk
van hun „mindere" kunst-broeders. Het pu-
pliek neemt er niet de minste notitie van, en
voelt reeds oneindig rneer voor een bezoek
aan de zalen, die gewijd zijn aan de „werken
vanlyceum-leerlingen de groote nou
veauté van het jaar, die de Voorjaarssalons
ingesteld hebben in navolging van den Herfst-
salon, die verleden jaar een paar zalen orgaj
niseerde met teekeningen en „schilderijtjes
van leerlingen der lagere scholen.
De eindindruk van het geheel is nogal vrij
melancholisch. Want het is toch eigenlijk
maar een teleurstelling, wanneer men dat
paleis is binnengegaan om een tentoonstel
ling van wereldberoemdheden te bezoeken,
waar het resultaat van de meest geappreci
eerde artistieke pogingen tezamen is ge
bracht, en er dan vandaan komt dood op van
vermoeidheid en zonder er eenig werkelijk
onvergeetbaar visioen van mede te nemen, dat
men waardig acht in de historie als voorbeeld
te figureeren van het menschelijk vermogen
om schoonheid te scheppen
M. DE ROVANNO.
Doos30-60,Tube 80 et.Bij Apoth.en Drogisten
i.
Oplossingen der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
w
A
L
S
A
D
E
L
L
E
N
A
S
L
A
K
Amerongen. Groen, Norg, merg,
gram, Nora.
Rad, ijs; radijs.
Hij. zag Hans langzaam achteruiV
loopen. (slang).
De jufrouw kan haar voorkamer elk
oogenblik verhuren. (merel).
We gaan met Annie Verhage distels
plukken. (ever en hagedis).
Ik zag haar en daarom greep ik de
gelegenheid aan om het haar te
zeggen. (arend: ree en egel).
Voor kleineren.
Vier Vollenhove.
boot
kalf
veel
Ko e n
Anna
hond
rood
have
knie
Haai, hooi.
Handschoen.
Kat, wijk; Katwijk.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
Mijn geheel wordt met 8 letters ge.
schreven en noemt een grappen
maker.
8, 7, 4 is een rivier in Afrika,
i, 2, 3, 6 is tuingereedschap.
De 4, 5, 6 stroomt door ons land.
6, 4, 2, 2, 3 is een ander woord voo)
helder.
Kruisraadsel.
Op de kruisj aslijnen komt de naarfl
van een groot viervoetig dier.
X
X
X
XXXXXXX
X
X
X
lo rij een klinker.
2o een boom.
3o een insect.
4o 't gevraagde voord.
5o een klein vruchtje, dat in het
groeit.
6o een verkorte meisjesnaam.
7o een medeklinker.
Maak uit deze letters den naam vah
iemand, dien je dagelijks op straat
kunt zien.
tante olie pig
Welken schrijver kan men in een
dierentuin vindun?
Voor kleineren.
Verborgen metalen.
Wij hoorden Tante Loek op Ernst
brommen.
Ik laat in geen geval meer iets van
me hooren.
Liet Tante Margo U daarom bij zich
komen?
Zijn de meisjes thuis? Dan zullen
wij ze raadsels opgeven.
Ik ben een nijv're graver,
Den landman wel bekend.
Of hij mij graag mag lijden?
Als je geen domoor bent,
Dan weet je, dat de landman
M:j heel ongaarne ziet.
Och, ieder die een tuin heeft,
Vindt mij daar liever niet!
Drie letters zijn slechts noodig
Om mij te noemen, maar
Als je mi; wilt verdelgen,
Ben je zoo vlug niet klaar! A
Een vogel verloor .jn staart. Toen
werd hij iets, wat sommige vis^
schen hebben. Hoe kan dat?
Met p noem ik afval, met d een
hoogte en met t een stuk grond
v .(Nadruk yerbuden),