2$ BOOG AZIJN „ARNHEM" ROL n DE BESTE VOOR OEM PRIIS <T TfxxmaddJt m wf vm-vm mr 'm W -mi." Suizerden. brieven Baarïselhoekje LEVENS VERZEKERING MAATSCHAPPIJ Ondervariant van V.D. c. 3 a. 5Pe4 b. 5Pf6d7 aa. 6. Le7 bb. 6. h4 Hieruit blijkt genoegzaam dat de stu die van dit derde deeltje niet oppervlak kig is. Wie dit boekje grondig bestu deert, kan meepraten over do Fransche partij. Wil men nog meer lectuur dan verwijzen wij naar de Bilguer of Collijn's Laroobok en Dr. Tartakawers Hyper moderne schachtheorie. Nog een enkel citaat uit dit voortref felijk boekje geven we als slot n.1. On dervariant V. D (1. e4 eb 2. d4 do 3. Pc3 Dc6) 4. Lg5 a. 4. de4 1. Een door Rubinstein en Dr. Lasker dikwijls gespeelde voortzetting. Men moet ze als correct beschouwen. 5. Lf6 Dit houdt Maroczy voor de beste voortzetting, die wit iets in 't voordeel brengt. 5Df6. Waarschijnlijk echter doet zwart beter met den pion te slaan en na 6. Pe4 met f5 voort te gaan. Indien dan 7. Pg3, zoo 7c5! en indien 7. Pec3 zoo 7Lg7. 8. Pf3 0-0! (Dr. Tartakower) 9. Dd2 co! 10. dc5 Daö. 11. Pbö. Dd2f 12. Pd2 enz. 6. T>ce4 Dd8. Ook 6Dh6 of Dg6 is niet te verwerpen. Pf3 Pbd7 c3 c5 Da4 cd4 0—0—0! dc3 Pe5 cb2f >7. 8. 10. 11. 12. -.3. Kbl a6 Lbo en wit wint. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter oplossing probleem no. 1174 (auteur Bethénod). S and. Zw. 7 sch op: 8, 9, 10, 12, 13, 14, 20 en dam op 16. W. 11 sch. op: 17, 22, 27, 28, 32, 33, 34, 36. 37, 41, 44. Oplossing. 1. 28—23 *2. 22—18 2. 13 23—19 3. 4. 32—27 4. 15. 41—37 5. ,6. 36:38 6, 77. 33: 2 Uit de partij. Het volgende partijgedeelte kwam yoor in den Haag h 12 21 13 42 14 :23 21—27 42 :31 16 29 Zw. 10 sch. op: 2, 4, 6/9, 12, 18, 19, 20. W. 10 sch. op: 28, 29, 31, 32, 33, 39, 42, ^3, 45, 48. Zwart was de heer Damme. De heer van Dartelen teekent bij de zen stand aan. Als goed tacticus heeft Zwart den te genstander zoolang mogelijk in het on zekere gelaten omtrent zijn plannen. De wijze, waarop hij nu den tegen stander een nadeelig spelletje weej op te dringen verraadt den meester. Zwart 1823, wit 29 18, zwart 12 23, wit 42—38, zwart 20—24, wit 39—34, zwart 8—12, wit 31—27, zwart 9—13, wit *3-40, zwart 7—11! wit is geheel over rompeld. Er dreigt 2429 enz. met doorbraak naar dam! Op 2722 speelt zwart 12—17. Wit speelde in de partij 27—21, waarop zwart op snelle wijze dc winst forceerde: zwart 1117, wit 2116, zwart 1218, wit 4035, zwart 6—11, wit 16 7, zwart 2 11 en wit heeft de dubbele dreiging 18—22 of H—16, 17—21 geen verdediging. b Zw. 2 sch. op 24 en 33, dam op 9. W. 2 3. h. cr> 6 en 31, twee dammen op 5 en 10. Zwart heeft met zijn dam van 3 naar 9 gespeeld waarmee schijf 31 wordt aan gevallen. De zet is natuurlijk zwak, daar doorloopen met schijf 35 naar 39 hem een zekere remise zou hebben verschaft. Bovendien heeft deze zet in het geheel geen doel. De wijze waarop wit nu wint Is heel aardig, hoewel niet geheel on bekend -"** 1. 10-4, 9X36; 2. 6—1. Dreigt nu met 1—18 de zwarte dam af te vangen. Maar wat Zwart ook zal antwoorden steeds zal wit snel achter een winnen. B.v. 2. 36—47, 3. 5—41, 47X36; 4. 1—18, 36X9; 5. 4X39 en wint. Of 2. 36—31; 3. 4X36, 33—39 (op 3338 volgt 5—32, enz.); 4. 134, 39X30; 5. 36—18. Of 2. 2. 36—41; 3. 5X46, 24—30; 4. 129 enz. als voren. Ter oplossing voor deze week: Probleem 1175 van C. Th. Huizer, den Haag. ÜP m ÜT Zw. 15 sch. op: 5, 7, 12, 13, 16/19, 24, 25, 26, 29, 30, 33, 39. W. 15 sch. op: 15, 27, 31, 32, 35, 36, 37, 40. 41, 44, 46/50. De auteur noemt dit vraagstuk zelf: „een knaap". Laten onze dammers er hun krachten eens op beproeven. Volgende week geven wij de oplossing. ne Kuikendieven kunnen we kennei aan een krans van vederen om het aan gezicht. Hieraan kunnen we ze dadelijk onderscheiden van de Buizerden, bij wie niets van een dergelijken krans aanwe zig is. Doch in houding en vlucht, zoowel als in het optreden verschilt de Buizerd geheel van den Kuikendief. Er zijn op aarde een groot aantal ver schillende buizerden, die zich wel eenigszins bij de arenden aansluiten, doch er komen maar twee soorten tame lijk veelvuldig in ons land voor, terwijl nog twee andere soorten zich slechts enkele malen in Nederland lieten zien. De buizerden hebben niet zoo den fieren vorm, dien we bij den arend, den valk en den kuikendief aantreffen, daar ze meer ineengedrongen zijn. Kenmer kend zijn ook de korte teenen en de zach te vederen, waartusschen en waaronder zich tamelijk veel dons beyindt, en de staart is aan het einde nagenoeg recht. De bovenkaak loopt zeer spits uit, doch van den zoogenaamden snaveltand, die bij den roofvogelbek past, is bij buizer den weinig te zien. De gewone buizerd wordt ook wel Muizerd, Muizenvalk, Haneschop, Cobi er. Buis genoemd. Uit enkele dier namen blijkt, dat hij zich wel hoofdzakelijk met muizen voedt. Veldmuizen vormen het lievelingskostje van de buizerden en daarom hebben we in deze roofvogels voor den boer meer vrienden dan vij anden te zien; ook voor het jachtveld zijn ze niet zoo schadelijk als arenden, valken en kuikendieven. Jonge hazen worden evenwel door de buizerden niet versmad, en zoodra de eene of andere vogel zich niet al te vlug meer kan be wegen, wordt ook hij wel door den bui zond omgebracht en opgepeuzeld. Vlug ge vogels vangt de buizerd niet, daaartoe is zijn vlucht, die overigens sierlijk mag heeten, niet snel genoeg. De buizerden nemen meermalen klei neren roofvogels hel voedsel af, en daardoor worden ze dan ook weer scha delijk voor het jachtveld, want nu gaan de bestolenen natuurlijk weer op nieu wen buit uit. Men zou hier dus van indi recte schade kunnen spreken, en deze handelwijze van den buizerd, die zelf niet in staat Js vliegend wild te slaan, veredelt hem nu juis niet. Ook wordt nog dikwijls door jagers geklaagd, dat de buizerd wel jonge patrijzen en andere jeugdige doodt, zoodat hij dus wel de vriend der boeren, maar niet die van Nimrods zonen kan zijn. Ja, de boeren, die het weten, sparen hem, want, vooral in Duitschland, ziet men stokken met Iwaï slatten opgericht, waarop de bui zerden gaarne plaats nemen, om van daar de muizen te beloeien. In jaren met veel muizen, wanneer de zoogenaamde muizenregens hebben plaats gehad, ziet men den buizerd dikwijls zitten op hek- posten en schuur- of schurkpalen in het land. Ook beloeren deze vogels hun prooi op de lage takken van vrijstaande boomen of van die, welke langs den boschkant groeier.. Nadert men zoo'n zitplaats, dan ziet men plotseling den vogel wegvliegen, en men kan dan ook aardig waarnemen het fraaie en zwe vende van de vlucht, wat men overigens vai het eenigszins logge dier niet zou verwachten. Als algemeene kenmerken voor de buizerden kunnen dus gelden: aan den snavel is geen tand; de vleugels reiken in rust over de helft van den staart heen; de staart is niet gevorkt; aan den kop is geen sluier; de snavel is korter dan de helft van den kop; tusschen de oorstreek en den snavel bevinden zich zachte haarborstels; de neusgaten zijn halvemaanvormig en de bovenrand der neusgaten is bijna recht. Van de buizerden komt in Nederland het meest voor de Buteo, buteo, buteo (L,), kortweg Buizerd geheten, De plaatselijke namen er voor werden reeds boven genoemd. Van deze soort is het loopbeen onbevederd, de washuid en de teenen zijn geel. Deze buizerd heeft een lengte van gemiddeld 6 d.M. De kleuren der verschillende individuen zijn niet gelijk. Men treft er onder, die nagenoeg een geheel zwarte, of bruinzwarte tint hebben, terwijl andere, wanneer men de donkere vlekken op vleugels en rug niet mederekent,'vrijwel wit zijn. Daartus- schen doen zich allerlei overgangen voor. De buizerd broedt wel bij ons, maar steeds idn weinige paren en dan nog meer in de Oostelijke dan in de Weste lijke provincies. In het najaar komen dikwijls plotseling vele buizerden, meer malen tot vluchten vereenigd, ons land bezoeken om hier dan eenigen tijd rond te zwerven, terwijl verscheidene exem plaren den winter overblijven. Overi gens komt hij in geheel Europa voor en zijn voedselverbruik beschermt hem tegen een te sterke vervolging. Hij maakt zijn horst op hooge boomen en de drie of vier blauwgroene .eieren vertoonen bruine en violetkleurige vlekken. De Archibuteo lagopus lagopus (Brünn.) of Ruigpootbuizerd wordt zoo genoemd naar de vederen, waarmede het loopbeen tot aan de teenen bekleed is; de naakte achterkant er van is met schildjes be dekt. Ook bij deze soort zijn washuid en teenen geel, terwijl mede de kleur tame lijk uiteen loopt. Meestal is de grond- kleur rosachtig wit, terwijl de vleugels, de rug een breed dwarsschild over de borst en de talrijke banden over den staart bruin zijn. Zijn lengte komt vrij wel overeen met die van den gewonen buizerd. Broeden doet de Ruigpootbuizerd bij ons nimmer ofschoon des zomers enkele malen een voorwerp dezer soort in Ne derland werd aangetroffen. Hij broedt in de Noordelijke streken van Europa en Azië. Dis wintes komt hij tamelijk veel vuldig bij ons voor doch niet altüd in even groot aantal. Soms kan men van zeer veel spreken en dan treft men hem wel door ons geheele land aan doch het meest in de duinstreken, waar hij voor den wilstand schade ijker is dan zijn kaalpootigen familiegenoot, daar hij ook v el oucte hazen durft aan te vallen. Mr. R.Baron Snouckaert van Sck.au- burg maakt nog gewag vnn twee bui- zerdsoorte'n .'n ons land, die hier slechts tweelmaal en eenmaal zijn voorgeko men n.1. de Valkbuizerd of Buteo buteo zimmermannae Ehmcke en de Arend buizerd of Buteo ferox (S. G. Gmel.) Met deze enkele medeclecling omtrent die beide species ken zeker we. volstaan worden. Zeer na verwant aan de buizerden is de Wespendief of Bijenarend (Pernis apivoris apivorus L.) Hij is te kennen en te onderscheiden van de eigenlijke buizerden door het gemis van de baard- borstels, in de plaats waarvan korte, harde vedertjes voorkomen tot zelfs op den schedel en dé- Wangen toe. De neus gaten zijn speetvormig. De Wespendief heeft een lengte van* 55 c.M. en de met schubben bedekte pooten hebben een gele kleur, evenals de wa&huid. Omtrent het vederkleed zij het volgende aange geven: kop en nek zijn grauw, de ver dere bovendeelen bruin, de onderdeelen witachtig met rosse en bruine vlekken; staart en vleugels zijn van vele smalle dwarsbanden voorzien; op den staart drie breede donkere banden. De jongen hebben vleugels en staart bruin en wit achtige zoomen aan de vederen, terwijl de onderdeelen bruinachtig zijn. De Wespendief komt wel in alle pro vincies bij ons voor, doch nimmer en nergens in groot aantal. Slechts enkele paren broeden hier. De horsten worden gevonden op de lagere takken van boo men; de vier eieren zijn reusachtig met rood, bruin gevlekt en gemarmerd. Naar zijn voedsel, dat hoofdzakelijk uit wespen, bijen, die wel voor de kor ven weggevangen worden, en hommels bestaat, heeft deze vogel zijn naam ge kregen. Hij verslindt ook wel kikvor- schen en jonge vogels, alsmede jonge hazen en konijnen, zoodat ook deze vo gel uit een utiliteitsoogpunt niet veel bescherming verdient. Deze vogel ver blijft hier van Apfil tot October en kan dus ttot onze zomervogels gerekend wor den. Verder broedt hij vrijwel door ge heel Europa, doch slechts zelden in het hoogere Noorden. Wie bij de Wespendieven de manne tjes en de wijfjes uit elkander wil leeren kennen, heeft acht te geven op de onder deelen; de wijfjes hebben vele, de man netjes weinig bruine vlekken. J. DAALDER Dz. DE GROOTE VOORJAARS-SALONS. Men kan toch heusch niet zeggen, dat de vertegenwoordigers der modernistische kunst, der ultra-modernistische, surrealistische enz. tegenwoordig den hoofdtoon aangeven in Parijs, waar de nu juist dezer dagen ge opende salon der „Artisles Francais" en die der „Société Nationale", tezamen in het Grand Palais gegroepeerd, met niet minder dan 6983 nummers voor den dag komen! En dat zijn de.twee oudste salons van Parijs, waarop enkel kunstenaars exposeeren, die nog eerbied hebben voor kunst-tradities, en die zich in het minst niet interesseeren voor, of zelfs in het geheel geen notitie ne men van de laatste moderne kunst-formules, die beleden worden in de ateliers van Mont- martre of Montparnasse. Allemaal ernstige menschen, zonder eenige pretentie van nieuw lichters te willen zijn en die eenvoudig zoo eerlijk en zuiver mogelijk de dingen trachten weer te geven zóó als ieder menschelijk wezen die ziet. Vóór alles geldt bij hen het „onder werp" en dan de eerlijke uitdrukking van de waarheid volgens temperament, smaak en capaciteiten van den kunstenaar. En dat zou illemaal heel mooi en goed zijn. Doch wat een eentonigheid in de keuze van die onderwerpen! Ieder jaar zijn die altijd maar weer dezelfde. En slechts zei- ÖSQ geven ze eeaige Ojggf^iteit te Z1JÜ iö Een polis der <D Is de beste geldbelegging. de compositie, in de vormen tn zelfs in de kleuren. Vaak is men zelfs geneigd zich af te vragen: „Zijn dat nu heusch olieverf-schilde rijen, of zijn het maar in kleurengamma be perkte üthographieën?" Het meerendeel der tentoongestelde wer ken bewijst een waar gebrek aan verbeel- dings-kracht, fantasie en conceptievermogen. Meer dan werken van kunstenaars zijn het werken van kunst-handwerkslieden, vak- menschen, professionneelen, leveranciers voor bazars voor de bazars, die de groote na men dragen van „Salon des Arlistes Francais" en van „Société nationale des Beaux Arts". We hebben eens aan een employé gevraagd, wat voor verschil er nu eigenlijk tusschen die twee salons is, daar ze noch ieder een apar- ten ingang, noch ieder aparte entree-prijzen hebben. En die employé antwoordde, dat het verschil hierin bestaat, dater in de zalen van den eenen salon grijs-groene tapijtpn op den vloer liggen, en in die van de andere roode tapijten! En heusch, de goeie man had gelijk. Er is eigenlijk geen enkel verschil. Mis schien zou men in den salon van de Société nationale een ietsje meer toegevendheid kun nen opmerken ten opzichte van eenige vor- men-vrijheid. Zoo exposeert bij voorbeeld in die salon onze vroegere landgenoot Kees van Dongen, en die is dan ook wel de allermo dernste van de daar exposeerende schilders. Men verwondert er zich zells over, dat hij daar is, dat hij zijn werk heeft kunnen doen plaatsen in dat miiieu van zoo zeer zéér ge matigde kunstenaars, met wie hij bijna geen enkele artistieke verwantschau heeft. Maar Kees van Dongen wekt altijd op alle manieren verwondering en verbazing. En dit jaar is zijn inzending op deze tentoonstelling ook weer een ware sensatie. Te beginnen door zijn model niemand anders dan de be roemde gravin de Noailles Frankrijks groot ste dichteres en een zeer „grande dame" van de republiek. De republiek heeft haar dan ook nog niet zoo lang geleden gedecoreerd met het commandeurs-kruis van het Legioen van F.er een zeer bijzondere onderschei ding, die vóór haar nog nooit eenige andere vrouw tebeurt gevallen was, en die toen heel veel van zich heeft den spreken En die grande dame was toen natuurlijk aan zichzelf verplicht om zich dadelijk mèt de groote roode „cravate" om haar hals en het enorme schitterende kruis op haar gedecolle teerde borst te doen uitschilderen door don meest sensationneelen mondainen schilder van het oogenblik. Natuurlijk is dat schilderij dè „clou" van de tentoonstelling, iedereen wil het gez'en hebben. En zoo verscheiden andere zalen leeg en verlaten blijven, in de zaal waar dat schil derij van Kees van Dongen har.gt is het altijd druk met bezoekers, die er zich omheen groe- peeren komen, kijken, bewonderen- critisee- ren of glimlachen. Ik wil u hier eenige op merkingen weergeven, precies zooals ik ze daar gehoord heb, en zonder daarbij zelf ook maar een'gszins partij te kiezen: Jonge jonge, wat heeft hij die arme comtesse mooi toegetakeld! Kijk, hij heeft haar groote ha:t ver zegeld! („Le Coeur innombrable", vertaal baar door „het groote hart", is de titel van een der dichtbundels van gravin de Noailles. Ze heeft zeker last van dat ding om haar nek, dat ze er zoo onwennig uitziet! Zijn laatste slachtoffer! Het ensemble van die compositie is een wonder van durf en zekerheid. Hij is- een groot kunstenaar, die zijn modellen verknoeit een genie van de ver- leeüjking. Kijk, daar heb je haar! Zou je niet zeg gen de verpersoonlijking van de triomfeeren- de neurasthenie? In de 68 zalen van deze dubbele tentoon stelling (zonder daarbij nog mee te tellen ver schillende galerijen, de omgeving der trap pen en de zalen gewijd aan de decoratieve kunsten) zijn er veel portretten, die knap en zelfs vaak smaakvol zijn uitgevoerd en die vormen wel het belangrijkste deel van de tentoonstelling. En daarna is het interessant ste te zien in de zalen der toegepaste Kunsten. Daar zijn prachrige kerkramen te bewonde ren, schitterend mooi aardewerk en portelein, origineel glaswerk, boekbanden en zelfs stof fen, die niet anders dan de hoogste roem verdienen. Wat de beeldhouwkunst betreft, die dit jaar bijna geheel is geconcentreerd in de for midabele hall van den hoofdingang die is er wel nooit nog zóó treurig vertegenwoor digd geweest! En toch is de beeldhouwkunst veel minder gedemocratiseerd dan de schil derkunst, en zoo er Zondags-schilders bij duizenden zijn, Zondags-beeldhouwers be staan er waarschijnlijk toch nog niet. Want de beeldhouwkunst eischt middelen, die maar niet onder „ieders" bereik liggen, en om er zich met hart en ziel aan over te geven is een ware elite-persoonlijkheid noodig. Men ziet er vrouwen-bustes met akelig lief flauwe glimlachjes, mannen-bustes zonder eenig innerlijk leven, die slechts getuigen van onmachtige pogingen, en groote composities met heel veel pretenties maar zonder eenige kunstwaarde. En hoe grooter hoe onuitstaan baarder, zooals die kolossale groep van de „Moeders", die werkelijk pijnlijk om aan te zieri is. Of zooals een andere enorme groep „In de Nijl-vallei" geheeten, getuigend van een ongelooflijk slechten smaak. En dan een „Heracles met de hydra", die eenvoudig be lachelijk is. En toch is die hall een van de prachtigste, ruimste expositie-hallen, die er bestaan in Parijs, werkelijk een ideale plaats om een werk van beeldhouwkunst tot zijn volle recht te doen komen; maar daardoor juist ook zoo gevaarlijk voor degenen, die zich aan die kunst gewijd hebben, zonder er bepaald toe „geroepen" te zijn. Rond die hal! heen bevinden zich ook de zalen voor architecturale kunst, waarvoor, als altijd, ook nu weer heel weinig belangstel ling is Zs worden slech^ bezocht door en kele artiesten, die zich wel eens even verwaar digen willen een blik te werpen op het werk van hun „mindere" kunst-broeders. Het pu- pliek neemt er niet de minste notitie van, en voelt reeds oneindig rneer voor een bezoek aan de zalen, die gewijd zijn aan de „werken vanlyceum-leerlingen de groote nou veauté van het jaar, die de Voorjaarssalons ingesteld hebben in navolging van den Herfst- salon, die verleden jaar een paar zalen orgaj niseerde met teekeningen en „schilderijtjes van leerlingen der lagere scholen. De eindindruk van het geheel is nogal vrij melancholisch. Want het is toch eigenlijk maar een teleurstelling, wanneer men dat paleis is binnengegaan om een tentoonstel ling van wereldberoemdheden te bezoeken, waar het resultaat van de meest geappreci eerde artistieke pogingen tezamen is ge bracht, en er dan vandaan komt dood op van vermoeidheid en zonder er eenig werkelijk onvergeetbaar visioen van mede te nemen, dat men waardig acht in de historie als voorbeeld te figureeren van het menschelijk vermogen om schoonheid te scheppen M. DE ROVANNO. Doos30-60,Tube 80 et.Bij Apoth.en Drogisten i. Oplossingen der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. w A L S A D E L L E N A S L A K Amerongen. Groen, Norg, merg, gram, Nora. Rad, ijs; radijs. Hij. zag Hans langzaam achteruiV loopen. (slang). De jufrouw kan haar voorkamer elk oogenblik verhuren. (merel). We gaan met Annie Verhage distels plukken. (ever en hagedis). Ik zag haar en daarom greep ik de gelegenheid aan om het haar te zeggen. (arend: ree en egel). Voor kleineren. Vier Vollenhove. boot kalf veel Ko e n Anna hond rood have knie Haai, hooi. Handschoen. Kat, wijk; Katwijk. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. Mijn geheel wordt met 8 letters ge. schreven en noemt een grappen maker. 8, 7, 4 is een rivier in Afrika, i, 2, 3, 6 is tuingereedschap. De 4, 5, 6 stroomt door ons land. 6, 4, 2, 2, 3 is een ander woord voo) helder. Kruisraadsel. Op de kruisj aslijnen komt de naarfl van een groot viervoetig dier. X X X XXXXXXX X X X lo rij een klinker. 2o een boom. 3o een insect. 4o 't gevraagde voord. 5o een klein vruchtje, dat in het groeit. 6o een verkorte meisjesnaam. 7o een medeklinker. Maak uit deze letters den naam vah iemand, dien je dagelijks op straat kunt zien. tante olie pig Welken schrijver kan men in een dierentuin vindun? Voor kleineren. Verborgen metalen. Wij hoorden Tante Loek op Ernst brommen. Ik laat in geen geval meer iets van me hooren. Liet Tante Margo U daarom bij zich komen? Zijn de meisjes thuis? Dan zullen wij ze raadsels opgeven. Ik ben een nijv're graver, Den landman wel bekend. Of hij mij graag mag lijden? Als je geen domoor bent, Dan weet je, dat de landman M:j heel ongaarne ziet. Och, ieder die een tuin heeft, Vindt mij daar liever niet! Drie letters zijn slechts noodig Om mij te noemen, maar Als je mi; wilt verdelgen, Ben je zoo vlug niet klaar! A Een vogel verloor .jn staart. Toen werd hij iets, wat sommige vis^ schen hebben. Hoe kan dat? Met p noem ik afval, met d een hoogte en met t een stuk grond v .(Nadruk yerbuden),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1931 | | pagina 7