D~E A VO A T I H FA V A A muf V E Rlil- I J K S ft E TI 1-
Inderdaad, er bestaat geen beter en
meer afdoend middel tegen slechte spijs
vertering en verstopping, en de d aaruit
voortkomende kwalen.
Alom verkrijgbaar d f 0.6* per flacon.
steeds moeilijker, omdat dienstweigering
steeds minder voldoende wordt. Groote legers
heeft men immers niet meer noodig in dezen
tijd van den chemischen en mechanischcn
oorlog. Juist daardoor is de strijd moeilijk,
doch spr. hoopte, dat allen den strijd zullen
kunnen volhouden.
Ook op deze rede volgde een applaus, ter
wijl het duo vervolgens weer eens een paar
liederen zong en speelde.
Na de pauze deelde de heer Kaspers mece,
dat een brief was binnengekomen van den
heer Ballet uit Utrecht, waarin deze r.k. man
schreef, dat bij een eventueele nieuwe mobili
satie honderden r.k. jongemannen zullen wei
geren, dienst te nemen. (Applaus.)
Na een drietal zang nummert jes was ver
volgens het woord aan
T. Wessels
uit Amsterdam, die als rev.-soc. opmerkte,
dat bij hem de daad van de dienstweigering
niet meer die waarde heeft als vroeger, om
dat de oorlogstechniek geheel anders ge
worden is. Militairen heeft mai niet zooveel
meer noodig in een volgenden oorlog, maar
wel groote massa's arbeiders en arbeidstere,
die in de fabrieken oorlogsmateriaal kunnen
vervaardigen. Het propagandaterrein is dus
eenigszins verlegd, omdat steeds meer be
drijven zoo worden ingericht, dat ze in
korten tijd in oorlogswerkplaatsen veranderd
kunnen worden. Dit terrein is zeer groot en
groeit voortdurend.
Daarnaast staat echter nog altijd de dienst
weigering. Spr. heeft zich geërgerd aan een
artikel in een volksdagblad van soc. aard,
dat beweerde, dat de dienstweigering nutte
loos is, en spr. wenschte niet, dat men over de
jongens, die in Scheveningen zitten, laat
dunkend spreekt en schrijft (applaus). De
rev.-soc. anarchist meent, dat de staat nooit
het recht heeft, den dienstweigeraar in de
gevangenis te stoppen. Wij, aldus spr., staan
op het standpunt, dat de staat zelf moet
worden aangevallen, op straat, in de zaai. in
tie gevangenis! Daarom juicht spr. dienst
weigering uit gevoelsovertuiging zoo toe,
omdat hij weet. dat zoovelen, als 't er op aan
komt. het met hun geweten op een accoordje
gooien.
Dienstweigeren zelf is echter niet genoeg.
Er moet een nieuwe maatschappij komen in
de piaats van een rotte, funze, zooals wij die
thans kennen. Wij hebben geen respect voor
een maatschappij, waar het mogelijk is, dat
honderden arbeiders naar de werkverschaf
fing geweerd worden van een paar gulden
en de groote maatschappijen hooge divi
denden uitkeeren. Wij vechten, en de gevolgen
zijn van onze rekening!
Tenslotte stond spr. nog even stil bij de
handteekeningen onder het tweede manifest
en vroeg: waar zijn al die menschen! Zij doen
niet actief mee, want anders zou er veel meer
bereikt zijn. Actieve strijd moet er wezen
De arbeiders moeten uit de fabrieken aan de
Hembrug en van Fokker, enz. gehaald wor
den. Strijden moeten we en we moeten tot
de conclusie komen, dat de woorden van
Sacco en Vanzetti: „Gratie? Recht? dat
verwachten we niet van jullie; dat verwach
ten we alleen van de arbeiders en van de
revolutie" een waarheid bevatten. (Applaus.)
Als laatste spreekster van den Zaterdag
avond' was thans de beurt aan
Mevrouw de Boer
die een korte toespraak hield, mede namens
de „Broederschap der Verzoening" in ver
band met het religieus socialisme. In ver
band met de religie, in verband met de ge
heimzinnige kracht van het leven kwam spr.
na een uitvoerige uiteenzetting, dat er een
toestand geboren is, die onteerend is voor
'den mensch. Ieder denkt te veel aan zijn eigen
ik, aan het „verdeel en heersch"; ieder werkt
er aan mee, dat er rangen en standen komen,
en op die manier komt men steeds nader tot
den oorlog. Men spreekt van vaderlands
liefde en spr. kan dat begrijpen, maar moet
vaderlandsliefde ontaarden in het dooden van
'den medemensch, dien men zelfs niet kent?
Wij allen hebben schuld aan den oorlog, zoo
lang we niet krachtig zeggen: „We doen niet
meer mee!"
Dat moeten we zeggen, ook de vrouwen.
Laten de moeders geen soldatenspeelgoed
meer aan de kinderen geven. Van het spel
kan het zoo gemakkelijk ernst worden.
Dat mag niet. De vrouwen moeten wakker
geschud worden. We moeten naar een betere
samenleving en o.m. dit bereiken door weige
ring van alle diensten, die met oorlog in ver
band staan: burgerlijke diensten, om oorlogs
materiaal te bereiden.
Als we gehoorzamen aan de wetten van
het groote leger, dan moeten we dienst
weigeren.
Daarom moeten we trachten de maat
schappij beter te maken. We mogen niet
berusten in wat nu is. We moeten vertrouwen
in de kracht van het leven zelf, we moeten
volhouden en trachten een nieuwe, betere
maatschappij te bouwen, een wereld, waarin
geen plaats meer is van oorlog. (Applaus.)
Nadat gezamenlijk was gezongen „De
wapens neer!" sloot de voorzitter van het
Alkm. Comité de vergadering en hoopte,
dat men den volgenden dag in nog grooter
getale op zou komen, om de redevoeringen
der andere sprekers aan te hooren.
De tweede dag.
Zondag werd het congres voortgezet. De
zaal van de Harmonie was tot in alle hoeken
bezet. Zeer veel vrouwen en meisjes waren
onder de aanwezigen.
De heer Vern.ee opende de vergadering
en verzocht gezamenlijk te zingen de Inter
nationale. Na dezen gemeèrischappelijken
zang heette hij allen welkom, de hoop uit
sprekende dat de thans betoonde belangstel
ling voor het dienstweigeringsvraagstuk niet
slechts één of twee dagen zal duren, maar
blijvend zal zijn
Het dienstweigeringsmanifest.
De heer H. K spers uit Hilversum,
voorzitter van de landelijke actie voor dienst
weigering, besprak hierna het dienstweige
ringsmanifest, beginnende met er zijn vreug
de over uit te spreken, dat de beweging is
gegroeid en nog skeds groeiende is. Hij her
innerde aan zijn jonge jaren, toen het verzet
tegen het militairisme reeds begon en vele
lotelingen, met roode cocarden en roode lin
ten getooid, optrokken om aan de loting deel
te nemen, maar weigerden een nummer te
halen uit het „bloedvat". Daarop volgde al
ras de tweede phase der dienstweigerings
actie, toen in 1898 de loteling de Bruin als
eerste weigerde ais militair te dienen. Spr.
noemde nog een heele rij namen ook van per
sonen uit aeze omgeving, die dit voorbeeld
volgden. Velschillende leiders, predikanten
enz., schaarden zich aan hunne zijde en een
groot dienstweigeringsmanifest verscheen,
welker onderteekenaars allen daarop gerech
telijk, werden vervolgd. Dit was het sein voor
een nog veel grootere aansluiting.
Echter, evenals bij elke beweging, ver
flauwde ook deze belangstelling langzamer
hand, totdat nieuwe dreiging van oorlog de
geesten weer wakker schudde en een nieuw
manifest „Mcbiliseeren" verscheen, waarin
naast persoonlijke dienstweigering ook ge
vraagd wordt het weigeren van arbeid in
munitiefabrieken er overal daar, waar voor
de ontwapening wordt gewerkt.
Spr. legde er den nadruk op. dat hij zich
niet vleide met de hoop, dat deze papieren
actie nu voorgoed den oorlog zal voorkomen,
maar zij is in elk geval een grcotsche poging
daartoe en kan een middel zijn om oorlog
voering daadwerkelijk te verhinderen Onder-
teekening var. dit manifest is diepe ernst, zei
spr., want als Let er op aankomt, moet men
toonen er gevangenisstraf en desnoods zijn
leven voor over te hebben.
Zonder gevaar van vervolging van de zijde
der justitie kan propaganda worden gemaakt
voor de dienstweigering. Immers het ge
rechtshof te Den Bosch heeft vrijgesproken
de beide vrouwen, die door de Maastricht-
sche rechtbank waren .veroordeeld wegens
verspreiding van het manifest bij de mijnen
in Limburg.
Om te voorkomen, dat ook de actie van
thans weer zal verloopen, wordt voortdurend
propaganda gemaakt op verschillende wijze
en spr. constateerde, dat deze actie aanhan
gers vindt in alle kringen. Maar men vergete
niet, dat ook aan de andere zijde gewerkt
wordt bij kerkelijken en in andere kringen.
Als een verblijdend staaltje van voortgang
der dienstweigeringsidee deelde spr. een be
sluit mede van de Amerikaansche Presbyte-
riaansche kerk, die sympathie betuigde met
en steun toezegde voor de dienstweigeraars.
Rede lV. C. Setteur, hoofd
bestuur:,lid r. k. Volkspartij.
Het woord was hierop aan den heer W. C.
Setteur uit Utrecht, die aanving met een
schrijven voor te lezen, van den heer Ballet
uit de Bisschopsstad, waarin deze zijn spijt
betuigde over een gedwongen afwezigheid in
Alkmaar en groote sympathie uitsprak met
de dienstweigering.
Zijn rede aanvangende, zei spr., dat zijn
partij meent dat dienstweigering noodig is
om te komen tot voortdurenden vrede. Er
wordt te vèel geld weggesmeten voor het
militairisme, welke kapitalen beter besteed
waren en uitsluitend mogen worden gebruikt
voor den nuttigen arbeid en sociale maatre
gelen, in het algemeen alles wat tot opbouw
van het volk kan strekken. Daarom heeft de
r. k. Volkspartij op haar program gezet een
artikel over ontwapening, nationaal en inter
nationaal.
Het verdwijnen van het militairisme zal de
volkswelvaart verhoogen en beteekenen een
verlossing van een voortdurende bedreiging
van de moeders en vrouwen, dat hun zonen
en echtgenooten zullen worden geofferd aan
het oorlogsmonster. Propaganda voor de
vredesidee is noodzakelijk. In het landsbe
stuur en in elk ander regeeringscollege moe
ten menschen worden verkozen, die bekend
staan als oprechte vredesvrienden.
Dat de oorlog en de oorlogsvoorbereiding
en alles wat daarmee samenhangt, ontzet
tend zware financiëele offers vraagt, werd
door spr. aangetoond toen hij zeide, dat
sinds het begin onzer jaartelling daarvoor
geofferd is een kapitaal van 50.000 per
uur. Daarbij vroeg het militairisme in aller
lei oorlogen nog millioenen en millioenen aan
dooden en gewonden en verdierlijkte het de
oorlogvoerenden.
In bloemrijke bewoordingen schetste spr.
een en ander, nadat hij er op had gewezen,
dat in Indië en andere koloniën de bruine
bewoners, evenals de blanken geschapen
naar Gods beeld, werden dienstbaar gemaakt
aan de macht van het kapitalisme en dikwijls
daarvoor werden gedood.
De dienstweigering telt nog op geen stuk
ken na voldoende voorstanders. Spr. ging
voort met te herinneren aan de bekende mo
tie van Ter Laan en Oud in de Tweede Ka
mer, waarbij kwam vast te staan, dat de re
geering meent, dat de soldaten mogen en
moeten vechten en» daarna wel mogen ster
ven.
Het is niet voldoende den oorlog af te keu
ren en dan te zeggen: „Maar wat doe je
eraan, het heeft altijd bestaan!" Een krach
tig voeren van vredesactie is noodzakelijk!
De wereld moet hervormd worden door den
bedrijvers van verkeerde daden te doen inzien
dat die verkeerd zijn en dat oorlog een mis
daad is. Spr. vond het gelukkig dat de wereld
meer en meer hiervan doordrongen wordt en
dat men geleidelijk meer beseft, dat de oorlog
en oorlogsgédoe de welvaart en het geluk
verbannen. Uit christelijke overtuiging was
spr een ernstig tegenstander van het militai
risme. Er is geen enkele oorlog toelaatbaar,
er zijn geen zoogenaamde rechtvaardige ver
dedigingsoorlogen, zooals Kellogg die nog
wel zou willen toelaten, gelijk spr. uiteen
zette.
Van dit soort vredesvrienden is weinig te
wachten, want ondanks het Kellogg-pact en
artikelen van Llovd George en anderen wor
den in Engeland en Amerika en overal veel
grooter kapitalen uitgegeven voor het mili
tairisme. Het vredespaleis zou men beter
kunnen gebruiken voor het opsluiten van
dei gelijke vredesapostelen.
Tegenover hunne meeningen stelde spr. die
van paus Leo XIII, die een krachtig vredes-
voorstander bleek te zijn en van Beoedictus
XV, dien hij een vredesvorst bij uitnemend
heid noemde. Spr. las eenige citaten van bei
den voor en betreurde dat laatstgenoemde
ondanks alles het uitbreken van den oorlog
in 1914 niet heeft kunnen voorkomen.
Spr. stelde vast, dat in heel de wereld de
oorlogsvoorbereidingen sterke vorderingen
maken, men bouwt schepen, breidt de legers
uit, fabriceert gassen, enz., enz. en de kunst
zijdefabriek in Ede is ingericht voor oorlog
voering. Uit alles blijkt, ook uit geheime
overeenkomsten tusschen regeeringen, geslo
ten zonder medeweten van het volk, dat men
voortgaat met oorlogstoerustigen en dat alles
moet onvermijdelijk uitloopen op conflicten
Een en ander móet het volk doen samen
werken in het bestrijden van de geheime di
plomatie en al'es wat nog meer werkt voor
oorlog. EV moet komen een tijd, dat niemand
meer zijn kracht en zijn talenten stelt in
dienst van het werk des duivels en dat men
krijgt de juiste opvatting over moraal en
christelijken godsdienst. Geeft de kinderen
geen speelgoed, dat aan oorlogvoeren herin
nert en vertelt hen niet van zoogenaamde
heldendaden op het slagveld, maar spreekt
over het christelijk gebod van naastenliefde
en het verbod om te doouen.
De dienstweigering moet gepropageerd
worden; als we wachten totdat regeeringen
tot ontwapening besluiten, komen we nooit
waar we volgens christelijke en menschelijke
opvatting moeten komen. Het gaat niet alleen
om den oorlog ze've, maar ook om zijn ge
volgen: vernieling, armoede en allen aan
hang daarvan.
Spr. beriep zich op een Nijmeegsch profes
sor en betoogde, dat het goddelijk gebod van
„Gij zult niet dooden" onder geen enkele
voorwaarde mag worden overtreden, ook niet
als de overheid dit beveelt.
Spr. bracht hulde aan de eerste pioniers
van de dienstweigeringsactie en aan ds. Hu
genholtz, die hem tot anti-militairisme had
bekeerd, en eindigde met het uitspreken van
de innige hoop, dat de dienstweigering vele
aanhangers mag krijgen. (Applaus).
Rede ds. Schermerhom.
Ds. N. J. C. S c h e r m e r h o r n, voorheen
te Nieuwe-Niedorp, thans te Hoog Soeren, be
irad hierna het podimum, met applaus als
een oude veteraan begroet.
Na een korte inleiding, waarin hij een te
houden collecte aanbeval, kwam spr. tot
zijn onderwerp: „Neen". Hij was tot dit on
derwerp gekomen door een gedicht van Cha-
rivarius in de Groene Amsterdammer, ge
schreven naar aanleiding van een zinnetje in
de N. R. Ct.„Het mannenmateriaal was
onvoldoende". Dat hier over menschen werd
gesproken als van gereedschap, gevoelloos
en willoos, had den schrijver gehinderd. Spr.
declameerde het gedicht en sprak zijn in
stemming ermee uit.
Het ééne woord „neen" is de verlossing,
de uitkomst. De eertijds zoo populaire dich
ter De Genestet heeft het woord „neen" ook
al verheerlijkt.
Als wij herinneren aan de rampspoedige
gevolgen van den oorlog, is ieder het er over
eens, dat zoo iets niet meer zou moeten kun
nen bestaan. Zelfs officieren, oud-opperbe
velhebber Snijders en de minister van defen
sie incluis, denken er ook zoo over, maar
meenen, dat het niet anders kan, dat oorlog
noodig kan zijn om te voorkomen dat men
onder den voet wordt geloopen.
En toch, zei spr., zijn we in de laatste 30
jaren ten aanzien van den tegenstand van
den oorlog veel vooruitgegaan, we zijn thans
gekomen in de phase, waarin wordt uitge
sproken het woord „neen", als we zullen
worden gedwongen liet soldatenpak aan te
trekken. We zijn daarvoor te trotsch gewor
den.
Maar nog lang niet allen! De groote mas
sa bezit dien trots nog niet, is niet hoog
moedig genoeg daarvoor. In talloos vele ka
zernes worden nog de jonge mannen op
geleid voor den oorlog en toont men nog
te veel te volgen de militaristen en men ge
looft nog wat zij zeggen. Zeer veel genoegen
had het spr. gedaan te hebben mogen hooren,
dat de heer Setteur had gezegd, dat .het volk
wordt bedrogen.
Spr. was het daarmee volkomen eens. Is
het een eer voor een land te hebben mogen
winnen door beestachtig geweld? Een gewo
ne vechtpartij, ontstaan tusschen twee men
schen, die hun geschil willen uitvechten,
wordt door ons afgekeurd, omdat het zeer
goed mogelijk kon zijn, dat hij wint, die on
gelijk had. Alleen kracht en behendigheid be
slissen. En toch gaan staten het zelfde doen,
ook zij vechten hun geschillen uit en dan
wordt dit verheerlijkt, kerk en school doen er
aan mee door te zeggen, dat het gaat om het
vaderland. Maar dat is het niet, zei spr., het
gaat om andere dingen, om petroleumbron-
nen e.d.; een oorlog is, zooals president Wil-
son zei, een handelsonderneming.
Medelijden had spr. met de geestelijken,
die de soldaten bedwelmen met den oorlogs-
roes. Kapitalisme en „vaderlandsliefde"
gaan altijd samen. Het volk moet vaderlands
liefde worden ingeprent, om de belangen der
kapitalisten te verdedigen. En deze men
schen zelf? Zij beleggen met pleizier hun
geld in buitenlandsche ondernemingen, die
met het „geliefde vaderland" niets te maken
hebben, en zij verkoopen met genoegen hun
producten duur aan het buitenland, als het
eigen volk daaraan behoefte heeft. Dan den
ken zij: „Stik, geliefd volk, wij moeten geld
hebben".
En moeten wij nu de belangen dezer kapi
talisten verdedigen? Neen!
Spr. herinnerde aan het woord van den
beroemden professor Einstein, die ook in
Amerika kwam en den oorlog verfoeide en
ook het „neen" uitsprak over elke deelname
aèn oorlog.
Een andere naam, door spr genoemd, was
dien van den heer J. E. Carrière, gepromo
veerd aan de technische hoogeschool te Delft
op een proefschrift getiteld: „Wie zijn ïoe-
ping als mensch bewust is, zal weigeren zijn
technische kennis te stellen jn dienst van
den oorlog en oorlogvoering'
Spr. herinnerde voorts aan het voorbeeld
van den machinist Schut, die weigerde sol
daten te vervoeren. Ook dit was een krachtig
ireen"
Als het vaderland ons dwingt de wapens
ter hand te nemen, zeggen we: „neen. I
laat ons koud onder welke regeering wij zijn,
door wien wij worden uitgebuit. Velen fitten
echter nog onder den ban van het „onafhan
kelijk vaderland".
Spr. wees er op, hoe velen er niet in sla
gen in hun eigen land hun brood te verdie
nen en dan naar een ander land gaan. Men
ziet net aan de vele vreemdelingen in °''ze
mijnen. Ontstaat er oorlog, dan komt het
dwaze: deze menschen worden opgeroepen
en moeten vechten voor het vaderland, dat
hen geen brood kon geven. Is het geen tijd,
dat zij „neen" zeggen?
Wij willen eer voor het vaderland, maar
niet door oorlog. Wij willen, dat het staat
aan de spits der beschaving en weigert het
barbaarsche van den oorlog te volvoeren,
die leidt tot verwoesting der ianden en ver-
dierlijking van den mensch.
Hóe krankzinnig is het toch! Zijn we niet
gek, dat we blijven voortleven als tot dusver,
dat wij leven in een wereld, waarin van alles
in overvoed is en welker productie dag aan
dag grooter wordt, terwijl in diezelfde we
reld, waar zooveel voedsel is zelfs te veel
zoovelen geen eten hebben? Is een derge
lijke organisatie der maatschappij waard te
worden beschermd door leger en vloot en
vrijwillige burgerwachten? Doet men niet be
ter zich te scharen aan de zijde van hen, die
een andere wereld willen, de revolutionnair
socialisten?
Een diepgevoelde solidariteit moet de men
schen bezielen. Wij moeten niet broeders en
zusters worden, wij z ij n het in ons diep
ste binnenste. Wij hebben allen in ons het
verlangen naar een betere wereld, vol liefde,
en daarvan zal het gevolg zijn, dat wij eincie-
lijk leeren spreken het verlossende woord.
„Neen, wij willen geen miiitairisme meer. we
willen een wereld van solidariteit, van lief
de!" Wij moeten „neen" zeggen tegen de ka
pitalisten en militairisten, omdat wij „ja"
hebben gezegd tegen ons geweten. Wie echt
mensch wil zijn, moet „neen" zeggen, omdat
hij zich wil stellen niet in dienst van den
dood, maar van het leven. (Applaus).
De heer V e r n e e sloot de ochtendbijeen
komst met een woord van dank aan de spre
kers en een opwekking om ernstig na te den
ken ever hunne redevoeringen, waarvan dan
toetreding tot het comité het gevolg zal zijn.
Zondagmiddag.
De Zondagmiddagbijeenkomst was even
eens druk bezocht. Ook de plaatsen op het
balcon waren geheel bezet.
Geconstateerd kon worden, dat de anti-mi
iitaristische gedachte in N.-H. wortel heeft
geschoten en dat de sympathie voor de
dienstweigeraars bij de jongeren is. Af en
toe klonk een geestdriftig strijdlied door de
zaal.
Ook deze bijeenkomst werd geleid door
den heer Ferné uit Alkmaar, die allereerst
aandacht verzocht voor een muzikaal num
mer voor de heeren v. d. Lijn viool en Prins
piano, die een praeledium en allegro van
Krelsler ten gehoore brachten en met groote
belangstelling werden gevolgd.
Hierna gaven zij een fantasie over twee
Russische Volksliederen, dat eveneens door
een krachtig applaus werd beloond. Het
woord was hierop aan den heer A. L. Coti-
standse uit Den Haag, over het onderwerj)
„Dienstweigering en de gezagslooze levens
houding". Hij ving aan met er op te wijzen,
dat onzen tijd dermate belangrijk is, dat men
zich klaar bewust de dingen overbloemd en
in naakte waarheid te zien. Wie dit doel
wordt realist en juist de realist is revolu
tionnair.
Uitvoerig besprak spr. het illusionneeren
van de werkelijkheid, uit angst voor de
realiteit.
Shaw zeide, dat 30 idealisten zijn en
aat die feitelijk de gevaarlijkste zijn, de 70
pet. anderen zijn heulers mPt a*
slechts 1 is realist en heeft steecRen e«
ten tegen allen. eas te vech.
De tegenwoordige international*
dingen met als centrum den Volk*nKVerho!J-
niets anders dan een centrum van2°,nd'
de diplomaten, werd door spr u rel en*
der ae oogen gezien. oenï on-
Van diplomaten, die alleen maar k» -
bij de bewapeningsstaat, kan men *i an
min den vrede verwachten, als van CVen'
raals, die bij de bewapening hun bronrP"e'
dienen. a vw-
Zoolang het kapitalisme bestaat IippU
bezitter van den grond en productiemiddel
de macht en is de macht van carteU «n n
die de Staten dwingen voor hun belangenï
vechten, grooter en sterker, dan die van t,Ü
parlement. Als een parlement te lastig word!
zend men het eenvoudig naar huis.
Het fascisme is niet anders dan de rnn
quentie van het kapitalisme. *-unse-
Voor de ontwapening kan men van h
parlement niets verwachten. et
Alleen de dappere ongehoorzaamheid ni*
die van Albarda die beteekent, dat men'vo0r
mobihsatiecrcdieten zal stemmen en u
dienstweigeraars hoont als ze in de bijzonrf
re strafgevangenis te Scheveningen in vemt
komen, maar de ongehoorzaamheid van rf
dienstweigeraars. De staat en het kapitalU
me mogen kapot gaan, mits de menschheid
maar voor een oorlog bewaard blijft Sn
waarschuwde er vast voor om van d»
broederschap een holle leuze te maken
Ieder, zelfs de asceet wil het geluk maar
om aan geluk te kunnen voldoen moet men
over zekere middelen beschikken en daarom
willen wij de productiemiddelen in dien-?
van de menschheid stellen.
In het streven, in de voortdurende werk
zaamheid ligt de zelfbevrediging.
leerde het socialisme, dat de arbeidskracht
het bezit van den mensch is alsmede wat ae
mensch voor het gebruik bezet. Wat
buiten ligt is eigendom en voor zijn geluk
heeft de mensch geen eigendom noodig.
Spr. zeide dat ieder met zijn lichaam doen
kan wat hij wil en ontkent liij het recht van
den Staat om daarover te beschikken.
Men moet vrij zijn om eigen leven in te
richten, mits men de vrijheid voor een ander
erkent om het op zijn wijze te doen
Een dergelijke verdraagzaamheid moet
leiden tot gezagsloosheid tot individueele vrij
heid
De maatschappij kan dit niet dulden om
dat door historischen groei in deze maat
schappij een deel leeft van den arbeid van
den ander, zonder deel te hebben aan de
productie. Spr. oordeelde de gezagslooze
maatschappij, de eenige die voor den mensch
geluk kan brengen, omdat alleen de slaaf
kan leven naar den wil van een ander. Uit
voerig zette spr. deze gedachte nader uit
een.
Het wezen van de moderne Staat is niets
anders dan steeds meer gezag tot zich trek
ken. Is dus in wezen imperialistisch. De gan-
sche maatschappij wordt overwoekerd door
den staat, daardoor is er geen sprake van
broederschap, maar leeft alles bij de gratie
van de machtswellust.
Men vraagt niet meer naar iemands intel
lect. iemands zedelijke waarde, maar hoeveel
macht hij kan laten gelden. De maatschap
pij is dan ook onmenschelijk.
De historische wording van de maatschap
pij schetste spr., waarbij hij er op wees, dat
de mensch in den ijstijd een strijd moest voe
ren, die hem maakte tot den barbaar. Wij
zijn nog erfgenaam van die wilden, voor
wien de strijd om het bestaan alles was.
Met Bakonini was spr. echter overtuigd,
dat ook in den mensch iets van de gemeen
schap zit en daardoor door redelijkheid zal
groeien tot een redelijk zedelijk wezen.
Wij zijn op weg om, zooals Marx leerde,
menschen te worden en wij moeten medewer
ken om cien overgang te bevorderen.
Voor wie tot bewustzijn komt is zijn gewe
ten, de rede het hoogste oordeel, omdat er
evolutie in de wereld en in ons is, komt men
tot het bewustzijn, dat geen macht ter wereld
het recht heeft om voor te schrijven dat men
zijn eigen geweten niet mag gehoorzamen-
Wie handelt op bevel, kan vandaag op bevel
iets goeds doen, maar morgen iets kwaads
Daardoor was het mogelijk, dat millioenen
huisvaders in 1914 misdadigers werden.
Laat men de menschen doen wat zij
len, dan ziet men dat de menschelijke gevoe
lens sterker zijn dan de barbaarsche, dw
trekken ze niet naar de grenzen, maar blijven
thuis. (Applaus).
Meer uitvoerig toonde spr. aan dat loisur
de consequente gezagslooze is geweest en op
grond van de ethiek aantoonde, dat hot oe
staat is, die met onbegrijpelijke huicheiar j
tot misdaden dwingt. De staat wil dan o
niets anders zeggen dan de georganiseer
misdaad, al doet ze van tijd tot tijd wel ee
wat goeds. Zedelijk hebben wij dan ook n
recht den staat gehoorzaamheid te weiger
wanneer van ons geëischt wordt wat teg
ons geweten ingaat.
613
Maar dit zat de heks, ditmaal, niet erg glad.
Keesie liet zijn paard dalen en toen greep het dier de
ondeugende vrouw in den nek, zoodat zij haar bezem
vallen liet. En toen het paard haar goed had opgetild,
liet hij haar op haar beurt vallen. „Die doet nooit
kwaad meer", zei Keesie.
614. Bij het tuinhuis van het koninklijk Palap Loor
gekomen, zeide Keesie tegen den tuinjongen, .„gjjt-
den koning was vrijgelaten, dat hij voor ere ie
paardjes moest zorgen. En de tuinjongen, <r
wilde toonen hoe dankbaar hij was, beloolu
zullen doen.