m m mm ÏSBOOG AZIJN 24 ■Wde beste voor deh priisct FONGERS 'M w\ mi mm wé m f m mmj wm. m 'W WÊ m Stad w Omgeving. De vrees ais raadgeefster. i-< H 1 9 IP Xmi 'm 18 s M >on9 1 srs-r Ot Ct-^J oeM^0 Haagsche brieven. De kicinhandelprijzen. Raadselhoekje Thans volgt nog een gewoon eindspel van Raymond, dat uitmunt door fijne ontleding. W;, «s ift/M Wm "lil m m tl I £1 Z88 ft 41 mm... HP pp §fl ÜP |jp |gg |p m 5^ wii*: #4# HPj ^|g| ij§| Zw. 1 sch. op 43 en dam op 26. W. 2 sch. op 18 en 31, twee dammen op 6 en 46. Zwart is achter schijf 31 geloopen en dat wordt hem noodlottig want wit speelt 644. Zwart moet slaan 26 48, daar anders 44—39 en 45 volgt. Na 26 48 zet wit 4449. Nu moet de zwarte dam weg Alleen naar 26 is mo gelijk. Wit slaat nu 49:21. Zw. 26 :23. .Wit 45 1 en wint. Ter oplossing voor deze week: Probleem 1177 van M Bonr.ard. 'M 4ËM ww/s. r/y//y//. ■m&. |g§ M, ■SMi WM.. 'M. mm c OV3 0 TVi\ v° „veting van ®®n uU»teU *i. i" Zw. 11 sch. op: 8, 9, 10, 11, 13, 17, 18, 20, 24. 30. 36. W. 11 sch. op: 27, 28, 31, 32, 35, 39, 41, 42, 45, 47. 49. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Correspondentie, G, Th. H. d. H. Dank voor uw brief kaart. Wend U eens tot de Uitgeversm. „Kosmos", Keizersgracht 133, A'dam, voor de serie „Weten en Kunnen". De Haagsche Kunstkring heeft een ten toonstelling van werk harer leden georgani seerd bij Kleykamp.' Zelf is zij gehuisvest in de kelders van de grafelijke zalen en vooral het sociëteitszaaltje met zijn bogenzoldering van zwaar metselwerk maakt een prettigen ©rigineelen indruk. En ook de daaraan gren zende ruimte, die voor allerlei doeleinden be stemd en geschikt is, lezingen, feestelijkheden, föoneelvóörstellingén, muziekavonden en ook tentoonstellingen, is vol sfeer en stemming Maar deze beide zaaltjes samen zijn toch niet voldoende voor een tentoonstelling van eeni- gen omvang, vooral omdat het licht in de sociëteitszaal wel iets te wenschen overlaat, terwijl er bovendien geen hoekje zou over blijven om veilig in weg te kruipen, als alles voor een expositie in gebruik genomen werd. En daarom moet de Kunstkring, als haat- leden expeseeren willen, buitenshuis een ge legenheid zoeken, zooals ook een gastvrouw, die klein behuisd is, een groot dinfer geeft in een restaurant, hoewel ze het misschien pret tiger zou vinden om in haar eigen kamers te ontvangen. In verband met die kleine ruimte wordt er gemompeld, dat de kring naar andere lokali teiten zou willen omzien en dat is begrijpe lijk, maar het zou toch wel jammer zijn om. die aardige zaaltjes te moeten missen. Intusschen verhindert een en ander niet, dat de Kunstkring van tijd tot tijd gastvrij heid verleent aan anderen. Zoo is er in de afgeloopen week een tentoonstelling geweest van teekenwerk door leerlingen uit de ver schillende klassen der openbare lagere scho len. Deze expositie heeft zich mogen verheu gen in groote belangstelling, zoowel van de zijde der ouders van leerlingen als van den kant der autoriteiten. De wethouder van on derwijs heeft er zich laten rondleiden en alles uitleggen, hoofden van scholen uit Schiedam zijn er geweest, heele klassen kinderen mei hun onderwijzers en verder velen, die zich in teresseeren voor de jeugd en haar uitingen In het geheel zijn er drieduizend menschen geweest en dat mag een respectabel getal ge acht worden. Verscheidene tentoonstellingen van volwassen teekenaars en schilders halen dat niet. Er was werk, veel werk, ingezonden door de onderwijzers van de gewone openbare scholen, gemaakt door kinderen uit het vijfde en zesde leerjaar, door leerlingen van de zoo genaamde kopscholen en van U.L.O.-scholen en dit alles was met veel zorg en ook met veel smaak gerangschikt langs de wanden van de groote zaal. Niet eens alle werk heeft een plaats kunnen Vinden en het schiften en keu ren van wat er geëxposeerd zou worden en wat niet, moet heer-wat tijd en hoofdbrekens gekost hebben. Het v/erk was verdeeld in zes groepen, niet volgens de scholen, maar volgens den aard der teekeningen zelf en iedere hoofdgroep was weer verdeeld in een aantal onderafde lingen. Zoo was het gemakkelijk en weg te vinden in het labyrinth van lijn en kleur en vergelijkingen te maken bij de beschouwing zonder in de verzoeking te worden gebracht ongelijksoortige grootheden te gaan verge lijken. Daar was een afdeeling teekenen naar voorbeeld in vlak en een naar lichamen, zoo als dat in de technische teekentaai heet; als gewoon mensch zag je meestal voorwerpen. Dan was er de groep geheugen- en verbeel dingsteekenen, versierend en rythmisch teeke nen en verder twee groepen, die alleen inzen dingen hadden van de U.L.O.-scholen, gra- phisch werk en lijnteekenen, wat al meer het practische leven begint te naderen. In alle afdeelingen was vc. i werk te zien, dat voor wie 'belangstelt in de uitingen der jeugd in en buiten de school, zeer belangwek kend was. Voor teeken zal wel zonder onder scheid het vrije teekenen het aantrekkelijkst geweest zijn, omdat toch nergens zoo de fan tasie en de geest van een kind tot uiting komt. Voor wie er behoefte aan mocht hebben voor de zooveelte maal nog eens aan te too- nen, dat de Hollanders een zeevarend volk zijn, was er materiaal in overvloed. Bootjes en schuiten, groot en klein, moderne en ouder- wetsche, sierden een groot stuk van het wand- gedeelte, dat aan het vrije teekenen was ge wijd. Het is me niet gelukt vast te stellen of dit allemaal door Scheveningsche jongens was ingezonden ,die uiteraard meer kinderen der zee zijn dan hun stadsche makekrs, hoewel die ook vrij gemakkelijk aan het strand kun nen komen. Dan waren er verscheidene hu moristische tafereeltjes, kinderen met een ge leider aan het wandelen, kinderen in een speeltuin, kinderen in huis. Tot dieren teeke nen in een speeltuin, kinderen in huis. Tot dieren teekenen hebben maar weinig zich aan getrokken gevoeld. Er was een olifant op taks-achtig korte pooten, waarmee hij toch heel hard scheen te rennen en een leeuw, als ik me niet vergis en een enkel wat melancho liek paard, goed bedoeld en met liefde mooi denkerbruin gekleurd. Terwijl ik er naar keek, herinnerde ik me opeens een jochie van een jaar of zeven, acht, dat ik lang geleden gekend heb en dat een gepassionneerd paardenteekenaartje was. Hij teekende zijn lei altijd vol met brieschende rossen inplaats van sommetjes te maken, en het merkwaardige van die rossen was, dat ze inderdaad brieschten, hun nek kromden, met hun staart wapperden en den grond deden daveren van hun hoefslag. Als je er naar keek, kwam je er even zeer „in" als de jeug dige teekenaar zelf. Hij gaf je de illusie van een tournooi, van een veldslag, van een wil den rit. Er zat temperament in en beweging en zijn voorliefde vo:r die steigerende paar den boven de saaie sommetjes van appels of kersen was zoo begrijpelijk. Wat zou er van hem geworden zijn? Het moet lang de school banken ontgroeid wezen. Een eerzaam boek houder of bankemployé? Of een van alle materialistische en practische overwegingen vrijgebleven kunstenaarsziel? Of een, die net genoeg over het oaard is getild om zich te verbeelden dat hij te goed is voor eerlijken handenarbeid en tot iets hoogers en in ieder geval tot iets gemakkelijker geschapen werd? In de afdeeling versierend en rythmisch teekenen troffen tal van teekeningen door smaakvolle vlakverdeelingen en kleurencom binaties van zuiveren smaak. Er waren ont werpen bij, die voor gebrand glas of voor be hangsels in modernen geest zouden kunnen dienen. En zoo viel er in alle afdeelingen, naast veel onbeholpenheid, die er de groote charme vaak van uitmaakte, veel te waardee- ren. Maar als leek, als outsider, die zoowel buiten alle paedagogische overwegingen als buiten teeken- en schilderkunst staat, komt bij het zien van zooveel werkelijk bijzonder-aar- dig werk, even de wat verontrustende vraag op: waar moeten we in vredesnaam heen met al die artistieke kinderen? Worden er in hen verwachtingen gewekt, die nimmer verwezen lijkt kunnen worden? Zullen ze tevreden zijn met het feit, dat ze gevoel hebben voor lijn en kleur en daardoor een pas voorstaan bij degenen die dat missen? Zullen ze dat go- voel in hun verdere leven aankweeken, ten einde meer te genieten van de schoonheid, welke ook in het gewone dagelijksch leven te genieten valt? Of zullen ze hoogere aspiraties voelen ontwaken en den drang hebben het reeds zoo groote leger van kunstenaars, would-be kunstenaars en kunstnijveraars te vergrooten. waarbij het laatste nog het minst erge zou zijn? Hoe vinden we voor die allen een plaats en hoe zullen ze later zelf tegen over hun talentje staan, mèt of zonder zelf- critiek? W. P. Herhaaldelijk verneemt men de verzuch ting, dat de kleinhandelsprijzen, in verhou ding tot de sterke daling, welke de groothan- delsprijzen de laatste 1 X jaar hebben onder gaan, nog altijd veel te hoog zijn. In alle op zichten billijk is die klacht niet; speciaal de levensmiddelen zijn thans aanmerkelijk goed- kooper dan in het najaar van 1929, toen de groote economische crisis een aanvang nam; de daling van de gToothandelsprijzen heeft hier reeds lang in den kleinhandel doorge werkt. Maar toegegeven moet worden, dat er vaak een tamelijk verschil valt te constateeren tusschen groot- en kleinhandelsprijzen, het geen sommigen leidt tot de bewering, dat de kleinhandel veel te groote winsten neemt. Een onderzoek, vóór het intreden van de crisis naar de prijsvorming in het kruideniersbe- drijf ingesteld vanwege een sub-commissie uit de commissie voor de Economsche Politiek, heeft die bewering intusschen niet bevestigd. Wel bleek daaruit, dat de handeldrijvende middenstand op zware lasten zit, doch aller minst, dat hij exorbitante winsten maakt. Dezer dagen is ook een Duitsch hoog leeraar, prof. Walter Sulzbach, die in de Frankfurter Zeitung over dit vraagstuk ge schreven heeft, tot de conclusie gekomen, dat de meeste klachten over afzetterij door de winkeliers overdreven, zooal niet ongegrond zijn. Het is best mogelijk, zegt hij, dat enkele artikelen en diensten te duur betaald worden, maar welke zijn dat? Veelal hoort men bewe ren, dat de bakkers en slagers te veel verdie nen. Men mag dat betwijfelen, want de con currentie in het kleinbedrijf is zóó enorm, dat het niet aan te nemen is, dat juist bakkers en slagers daaraan zouden ontkomen. Boven dien is het niet in te zien, waarom dan de ge- heele bevolking niet reeds lang haar inkoopen zou zijn gaan doen bij de verbruikscoöpera ties, die immers juist ten doel hebben den tus- schenhandel uit te schakelen. Wij voeger, daaraan toe, dat indien de bakkers en andere kleinhandelaars zulke reusachtige winsten maakten, de coöperatieve verbruiksvereeni- gingen, die immers haar prijzen niet lager plegen te stellen dan de middenstand, waai- mee zij concurreeren, zeer hooge dividenden zouden moeten uitkeeren, hetgeen, zooals al gemeen bekend is, niet het geval is. Indien aldus prof. Sulzbach bij ons in D-uitsch- land zooveel artikelen in den kleinhandel duurder zijn dan in het buitenland, dan is dat te wijten aan onze beschermende tarieven. Nu, die oorzaak kan men voor Nederland niet als verklaring aanvoeren, al moge ook hier te lande eerlang een stijging van den broodprijs te wachten zijn als gevolg van de uitvoering van de Tarwewet, die door de op voering van den prijs van de inheemsche tar we, welke voor 20 in de buitenlandsche tarwe moet worden vermalen, dezelfde wer king uitoefent als een beschermend invoer recht. Wanneer dan toch in ons land zooveel artikelen in den kleinhandel duurder zijn dan met het oog op de zoozeer gedaalde groothandelsprijzen gerechtvaardigd schijnt, dan moet daarvoor een andere, algemeene oorzaak zijn aan te geven. Het dunkt ons niet moeilijk, die tc ontdekken. Wij zeiden het reeds: de middenstand zit op zware lasten. En wanneer nu die lasten niet evenredig da len met de daling van de groothandelsprij zen, dan spreekt het vanzelf, dat ook de klein handelsprijzen niet evenredig kunnen worden verlaagd. Gaat men nu na, waarin die lasten be staan en waarom zij niet omlaag gaan, dan komt men tot een merkwaardige conclusie. Men bevindt n.1., dat die lasten grootendeels, zoo niet geheel, zijn terug te brengen tot loonen en salarissen en dat dus de grond oorzaak, waarom de kleinhandelsprijzen niet voldoende naar beneden gaan, gelegen is in het feit, dat het loon- en salarispeil sinds het intreden van de crisis niet is verlaagd in evenredigheid met de daling der groothan delsprijzen. Om te beginnen zijn de tracte- menten van het winkelpersoneel niet naar beneden gegaan en zijn de personeelkosten veeleer gestegen sinds de inwerkingtreding van het Werktijdenbesluit voor winkels, waarvan het gevolg is, dat het personeel voer eenzelfde salaris minder uren arbeid verricht en in sommige winkelzaken aanvul lend en vervangend personeel moest worden aangesteld. In de tweede plaats, en dit is mede een belangrijk punt, zijn de belastin gen van Rijk en Gemeente niet gedaald, aan gezien de uitgaven van deze openbare licha men, die voor een zeer groot deel door per- soneeluitgaven gevormd worden, niet omlaag zijn gegaan, nu immers het salarispeil in overheidsdienst onveranderd is gebleven. Aan dezelfde oorzaak is het te wijten, dat de winkelier zijn electrisch licht, zijn gas, water, telefoon en verdere verstrekkingen van overheidsbedrijven thans niet goedkoo- per ontvangt, hoezeer de verlaagde kolen- prijs hier en daar allicht tot een kleine ta riefsverlaging voor gas en electrisch licht zal hebben geleid. Maar ook in schier alle andere uitgaven, die de winkelier heeft te doen en die hij uit den verkoop van zijn artikelen heeft te be strijden, zit direct of indirect loon of salaris verscholen. Waarom gaan bijv. de huren, die tegenwoordig meestal van jaar tot jaar loo- pen, thans niet noemenswaard naar bene den? Omdat eenerzijds de huiseigenaars huurlasten evenmin als de winkeliers even redig zien dalen en anderzijds noch de bouw-, noch de onderhoudskosten belangrijk zijn teruggeloopen, daar de loonen in de bouwbedrijven en aanverwante vakken niet zijn gedaald. In één woord: alle uitgaven, die de winkelier heeft te deenaan belasting, winkelhuur, het opknappen van zijn winkel en het onderhoud van zijn inventaris, zijn winkelbedienden en zijn loopjongens enz. enz., het is alles afhankelijk van de kosten en loonen in andere bedrijven en diensten, zoowel van particulieren als van de over heid. De zoo vaak vernomen bewering, dat da ling van het algemeene loonpeil in dezen crisistijd niet in het belang van de winke liers zou zijn, omdat daardoor de koop kracht der arbeiders en dus het debiet der winkeliers zou dalen, blijkt in het licht hier van onjuist. Immers ging dat loonpeil om laag, dan zouden de winkeliers hun prijzen aanmerkelijk kunnen verlagen en zoodoende hun debiet niet zien achteruitloopen, maar misschien zelfs zien stijgen. De productie zou daarbij weder meer ioonend worden, de werkloosheid zou verminderen en de alge meene koopkracht der bevolking toenemen. Het is dus niet alleen in het belang van den middenstand, maar in het algemeen belang, dat de tegenwoordige wanverhouding tus schen groot- en kleinhandelsprijzen, als ge volg van de handhaving van een te hoog loonniveau, niet wordt bestendigd, doch dat alles in het werk worde gesteld, om daar aan, zij het ook geleidelijk, een einde te doen komen. DISTRICT5-ARBEIDSBEURS. Geopend van 912 uur. Voor werkgevers van 91 en van 25 uur. Maandag- en Donderdagavond van 78 uur. Bemiddeling voor kantoorpersoneel op Maandag- en Donderdagavond van 78 uur. Voor vrouwelijk personeel afzonderlijke in gang. Bemiddeling kosteloos! De Directeur van bovengenoemd Bureau maakt bekend dat heden staan ingeschreven: 1 leerling automonteur, 4 bankwerkers, 1 bakker, 1 boekbinder, 1 boerenarbeider, 1 bloemist, 1 bouwk. opzichter, 8 chauffeurs, 1 electrotechcicus, 3 electriciëns, 29 grond- werkers. 2 incasseerders, 5 kantoorbedien den, 3 kistenmakers, 1 kellner, 4 klinkers, 2 letterzetters, 3 loodgieters, 2 mach. houtbe werkers, 3 machinisten, 2 magazijnbedienden, 14 metselaars, 1 meubelmaker, 1 metaal slijper, 2 metaaldraaiers, 1 monteur, 13 op perlieden, 6 pakhuisknechts, 1 pianostem mer, 1 scheepsbouwer, 26 sigarenmakers, 1 sigarensorteerder, 1 slager, 1 smid, 1 steen- bikker. 2 stokers, *27 timmerlieden, 1 vuur werker, 3 ijzerwerkers, 3 stucadoors, 88 losse arbeiders Geplaatst: 2 ^ectriciëns, 7 transportarbei ders. 1 werkster. Alkmaar. 13 Juni 1931. De Directeur voornoemd, Ed. v. d. HEUVEL. ZONDAGSDIENST APOTHEKEN. Op Zondag 14 Juni is de apotheek van Mevr. de Wed C. M. B. Wanna, Mient 11, geopend. Op Zon- en Feestdagen en gedurende den nacht is slechts één der apotheken geopend De andere apotheken zijn gesloten van 's avonds 8 uur (Zaterdag 9 uur) tot den volgenden morgen 8 uur. In de apotheek, welke Zondags geopend is, wordt gedurende de daarop volgende week de nachtdienst waargenomen. Een Nederlandsch spreekwoord zegt, dat de vrees een slechte raadgeefster is. En te recht. We hebben eens gelezen we weten niet meer bij weiken schrijver dat, indien men zich had laten leiden door de vrees voor schipbreuk, men nooit de scheepvaart gehad zou hebben. Duidelijk wordt ons in dit voor beeld voor oogen gesteld, welk een slechte raadgeefster de vrees wel is. Het geschied boek der zeevaart zal niet zco heel -eel jon ger zijn dan dat der menschheic. Reeds van de oude volken met hun vaak primitieve hulp middelen lezen we dat ze de zee bevoeren al was net dan uitsluitend kustvaart en al kon den ze zich nog niet ver in zee wagen. De Foeniciers bevoeren de zee en zs kwamen tot in Zuid-Afrika toe om daar goud te halen; in Engeland om daar lood te laden. Men meent zelfs dat ze in Zuid-Amerika geweest zijn. Ze lieten zich blijkbaar niet leiden door vrees. Durf was hun raadsman. Deze leidde hen op der weg van geluk. We citeerden een woord over de scheepvaart. Als we nu de trotsche zeekasteelen zien, de drijvende hotels, waar ailes tot in het minutieust verzorgd is, dan mogen we wel dankbaar wezen aan die mannen, die gedurfd hebben en de scheep vaart tot zulk een ontwikkeling hebben ge bracht. Maar het geldt niet alleen van de scheep vaart. Er is feitelijk niet één uitvinding ge daan, waarbij niet de vrees, rnaar de durf en de energie de leiding gehad hebben. De eer ste vliegeniers waren mannen zonder vrees. Ze werden door sommigen misschien als dolle waaghalzen uitgelachen. Inderdaad vielen vele slachtoffers, vooral in den eersten tijd. Maar nu is de tijd niet ver meer of het vliegtuig zal in-het groote wereldverkeer zijn plaats hebben evenals trein en auto. Waarom? omdat dappere mannen'zich niet door vrees hebben laten leiden, maar moedig aangedurfd hebben, wat ze meenden, dat mogelijk en uitvoerbaar was. Een en ander lezende zou men aanstonds de juistheid erkennen van het gezegde, dat moeilijkheden er zijn om overwonnen te worden. Uit hetgeen we tot dusverre gezegd heb ben blijkt wel heel duidelijk, hoe slechte raad geefster de vrees is. Slecht, omdat ze ver lammend werkt. Er moet iets gedaan wor den, wat inspanning kost sommige lieden vreezen reeds iedere inspanning, lichamelijk of geestelijk en de vrees vorgt er voor, dat het werk ongedaan blijft. Er moet een daad van opoffering gedaan worden, waardoor misschien een menschenleven gered kan wor den sommige lieden kennen alleen zichzelf en eigen welzijn de vrees zorgt er voor, dat de mooie daad der opoffering en zelfver loochening niet geschiedt. Er is mogelijkheid, dat een ontdekking gedaan wordt, waardoor de ontwikkeling van geneeskunde, techniek of wetenschap ten zeerste gediend zal wor den, waardoor misschien nieuwe wegen be wandeld kunnen worden, beter dan die tot dusverre in gebruik waren er zijn lieden, die wel vooruit, maar niet voorop willen, en de uitvinding wordt niet gedaan, tenminste niet door de vreesachtigen. Of ook in zaken, hoe dikwijls moet een zakenman de kosten voor de baten uit laten gaan! Ook dat is durf Zal hij het doen? Hij zal het zeker doen, wanneer hij echter niet door de vrees zich laat leiden. Doet hij dat wèl, dan zal hij de kosten sparen, maar de zaak zal blijven bij het oude en iedere kans op meer winst is ver keken. Het is een gelukkige eigenschap van de jeugd, dat ze zoo weinig de vrees kent. Wij, ouderen, noemen haar niet zelden roeke loos, waaghalzerig, maar zou ooit, om een voorbeeld te noemen, een jongen of meisje hebben 'leeren zwemmen, wanr.eer ze zich door de vrees hadden laten leiden; door angst voor het koude water; door de angst van te kunnen verdrinken? Is het niet het aantrekkelijke vaak in de jeugd dat ze onver schrokken is, zonder vrees en moet het eti- quet: „bezonnen" bij veel ouderen niet die nen om een mindere of meerdere hoeveelheid vrees te verbergen? Natuurlijk geldt dit niet als eer. algemeene regel. Bezonnenheid ge boren uit rijpe en overvloedige levenserva ring heeft ook zijn zeer groote waarde en is ongetwijfeld een uitstekend evenwicht tegen den durf van de jeugd. Misschien wordt hier door wicht en tegenwicht het juiste midden gevonden. Er is nog een zeer bijzonder soort vrees, misschien wel de lafste vorm, waarin oe vrees zich openbaart, dat is de vrees voor de menschen. De vraag: wat anderen zullen denken, wanneer wij dit doen en dat na laten, beheerscht in ontzettende mate de menschheid. Misschien in den tegenwoordigen tijd iets minder dan in vroeger dagen, nu het menschenleven zich in vrije banen beweegt. Maar te veel wordt toch gevreesd voor het oordeel der lieden om ons heen. En deze vrees is toch de slechtste raadgeefster, of schoon we aanstonds deze beperking willen maken, dat ook velen door die vrees afge houden werden van het doen van wat ver keerd is. Maar, wanneer we afgaan willen op de zuivere inspraak van ons geweten en er heilig van overtuigd zijn, datgene wat we deen en zeggen goed is in bedoeling en in wezen: wel aan, van dat goede mogen we ons geenszins laten afhouden door de vrees voor onze medemenschen. Niet aan hen, maar aan eigen geweten zijn we rekening en verantwoording schuldig. Dat nu dienen we wèl te begrijpen. Het vrije en onbelaste ge vreten is het voornaamste almee in ons leven Voor de afkeuring van dat geweten hebben we te vreezen. Niet voor het oordeel der menschen. Hoe vaak is dat in den loop der eeuwen reeds verkondigd? Schijnbaar met niet veel resultaat. Daaruit blijkt, hoe diep de vrees in ons leven ingevreten is. Gelukkig de mensch. die durf heeft, die zich op dat hooge standpunt weet te plaat sen, waarop hij vrij en frank kan zeggen: ik vrees God en verder niemand. Oplossingen der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. V O N K O D E R N E R 0 K R O T La (m), ma(n) lama. Leeuwenbekje. Beek, wel, leeuw, been, eeuw, je. De Linge. Voor kleineren. Dom (toren in Utrecht en het tegen overgestelde van slim.) Rob. Ridder, spoor; ridderspoor. merel Roodvonk. p 1 o e g k lomp kudde v ij v e r groot linde pekel OM OP TE LOSSEN. Voor grootereL*. Verborgen edelsteenen. Moèder zegt, dat Caro bijna niets ge geten heeft. We mochten elk jaar bij Tante Cato Paascheieren komen zoeken. Och Lena, met historische feiten hoef je bij mij niet aan te komen! Wat draagt Fie Sleensma ragdunne kousen! Kruisr-.adsol. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een eiland. X X X XXXXXXX X X X lo rij een klinker. 2o een badplaats in Duitschland. 3o t tegenovergestelde van groot 4o 't gevraagde woord. 5o een ander woord voor helder 6o een rivier in Beieren. 7o een medeklinker Men roemt mij om mijn besjes. Je hebt mij vast gezien! Men schrijft mij met vier letters. Een plaats ben 'k bovendien! Mijn eerste is een jongensnaam, mijn tweede en derde vormen samen een natuurverschijnsel en mijn geheel is een koekje. Voor kleineren. 'k Maak deel uit van de boomen, Verandert men mijn staart, Dan word 'k een kleedingstukje, Dat vaak de kleeren spaart. Zet letters in plaats van de stippen en je krijgt bekende spreekwoor den. 3. ..n z.a.u. m.. g en z mr H.t .s ii. .t .1 g e b i k 1 d k t d n s n d w t V n h i s m z n Verborgen vogels. Het kind kwam U schoorvoetend te> gemoet. YVasch je vuile handen toch eerst! Lize, haal ijs, terwijl ik naar apotheek ga. Ik timmer eiken dag een oogenblik. Met p ben ik een lichaamsdeel van een dier, met g loop ik langs het dak, met b ben ik een vaartuig met n een vrucht en met vl (Nadruk verboden), verzameling schepen, de een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1931 | | pagina 7