m
m mm
ÏSBOOG AZIJN 24
■Wde beste voor deh priisct
FONGERS
'M
w\ mi mm wé
m f m mmj
wm.
m 'W WÊ
m
Stad w Omgeving.
De vrees ais raadgeefster.
i-<
H
1 9 IP
Xmi 'm
18 s
M
>on9 1
srs-r
Ot Ct-^J oeM^0
Haagsche brieven.
De kicinhandelprijzen.
Raadselhoekje
Thans volgt nog een gewoon eindspel
van Raymond, dat uitmunt door fijne
ontleding.
W;,
«s
ift/M Wm
"lil m m tl
I £1 Z88
ft
41
mm...
HP pp §fl ÜP
|jp |gg |p m
5^ wii*: #4#
HPj ^|g| ij§|
Zw. 1 sch. op 43 en dam op 26.
W. 2 sch. op 18 en 31, twee dammen
op 6 en 46.
Zwart is achter schijf 31 geloopen en
dat wordt hem noodlottig want wit
speelt 644. Zwart moet slaan 26 48,
daar anders 44—39 en 45 volgt.
Na 26 48 zet wit 4449. Nu moet de
zwarte dam weg Alleen naar 26 is mo
gelijk. Wit slaat nu 49:21. Zw. 26 :23.
.Wit 45 1 en wint.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1177 van M Bonr.ard.
'M
4ËM
ww/s. r/y//y//.
■m&. |g§
M,
■SMi
WM..
'M.
mm
c OV3 0
TVi\ v° „veting
van ®®n uU»teU
*i. i"
Zw. 11 sch. op: 8, 9, 10, 11, 13, 17, 18, 20,
24. 30. 36.
W. 11 sch. op: 27, 28, 31, 32, 35, 39, 41,
42, 45, 47. 49.
In onze volgende rubriek geven wij
de oplossing.
Correspondentie,
G, Th. H. d. H. Dank voor uw brief
kaart. Wend U eens tot de Uitgeversm.
„Kosmos", Keizersgracht 133, A'dam,
voor de serie „Weten en Kunnen".
De Haagsche Kunstkring heeft een ten
toonstelling van werk harer leden georgani
seerd bij Kleykamp.' Zelf is zij gehuisvest in
de kelders van de grafelijke zalen en vooral
het sociëteitszaaltje met zijn bogenzoldering
van zwaar metselwerk maakt een prettigen
©rigineelen indruk. En ook de daaraan gren
zende ruimte, die voor allerlei doeleinden be
stemd en geschikt is, lezingen, feestelijkheden,
föoneelvóörstellingén, muziekavonden en ook
tentoonstellingen, is vol sfeer en stemming
Maar deze beide zaaltjes samen zijn toch niet
voldoende voor een tentoonstelling van eeni-
gen omvang, vooral omdat het licht in de
sociëteitszaal wel iets te wenschen overlaat,
terwijl er bovendien geen hoekje zou over
blijven om veilig in weg te kruipen, als alles
voor een expositie in gebruik genomen werd.
En daarom moet de Kunstkring, als haat-
leden expeseeren willen, buitenshuis een ge
legenheid zoeken, zooals ook een gastvrouw,
die klein behuisd is, een groot dinfer geeft in
een restaurant, hoewel ze het misschien pret
tiger zou vinden om in haar eigen kamers te
ontvangen.
In verband met die kleine ruimte wordt er
gemompeld, dat de kring naar andere lokali
teiten zou willen omzien en dat is begrijpe
lijk, maar het zou toch wel jammer zijn om.
die aardige zaaltjes te moeten missen.
Intusschen verhindert een en ander niet,
dat de Kunstkring van tijd tot tijd gastvrij
heid verleent aan anderen. Zoo is er in de
afgeloopen week een tentoonstelling geweest
van teekenwerk door leerlingen uit de ver
schillende klassen der openbare lagere scho
len. Deze expositie heeft zich mogen verheu
gen in groote belangstelling, zoowel van de
zijde der ouders van leerlingen als van den
kant der autoriteiten. De wethouder van on
derwijs heeft er zich laten rondleiden en alles
uitleggen, hoofden van scholen uit Schiedam
zijn er geweest, heele klassen kinderen mei
hun onderwijzers en verder velen, die zich in
teresseeren voor de jeugd en haar uitingen
In het geheel zijn er drieduizend menschen
geweest en dat mag een respectabel getal ge
acht worden. Verscheidene tentoonstellingen
van volwassen teekenaars en schilders halen
dat niet.
Er was werk, veel werk, ingezonden door
de onderwijzers van de gewone openbare
scholen, gemaakt door kinderen uit het vijfde
en zesde leerjaar, door leerlingen van de zoo
genaamde kopscholen en van U.L.O.-scholen
en dit alles was met veel zorg en ook met veel
smaak gerangschikt langs de wanden van de
groote zaal. Niet eens alle werk heeft een
plaats kunnen Vinden en het schiften en keu
ren van wat er geëxposeerd zou worden en
wat niet, moet heer-wat tijd en hoofdbrekens
gekost hebben.
Het v/erk was verdeeld in zes groepen, niet
volgens de scholen, maar volgens den aard
der teekeningen zelf en iedere hoofdgroep
was weer verdeeld in een aantal onderafde
lingen. Zoo was het gemakkelijk en weg te
vinden in het labyrinth van lijn en kleur en
vergelijkingen te maken bij de beschouwing
zonder in de verzoeking te worden gebracht
ongelijksoortige grootheden te gaan verge
lijken.
Daar was een afdeeling teekenen naar
voorbeeld in vlak en een naar lichamen, zoo
als dat in de technische teekentaai heet; als
gewoon mensch zag je meestal voorwerpen.
Dan was er de groep geheugen- en verbeel
dingsteekenen, versierend en rythmisch teeke
nen en verder twee groepen, die alleen inzen
dingen hadden van de U.L.O.-scholen, gra-
phisch werk en lijnteekenen, wat al meer het
practische leven begint te naderen.
In alle afdeelingen was vc. i werk te zien,
dat voor wie 'belangstelt in de uitingen der
jeugd in en buiten de school, zeer belangwek
kend was. Voor teeken zal wel zonder onder
scheid het vrije teekenen het aantrekkelijkst
geweest zijn, omdat toch nergens zoo de fan
tasie en de geest van een kind tot uiting komt.
Voor wie er behoefte aan mocht hebben
voor de zooveelte maal nog eens aan te too-
nen, dat de Hollanders een zeevarend volk
zijn, was er materiaal in overvloed. Bootjes
en schuiten, groot en klein, moderne en ouder-
wetsche, sierden een groot stuk van het wand-
gedeelte, dat aan het vrije teekenen was ge
wijd.
Het is me niet gelukt vast te stellen of dit
allemaal door Scheveningsche jongens was
ingezonden ,die uiteraard meer kinderen der
zee zijn dan hun stadsche makekrs, hoewel
die ook vrij gemakkelijk aan het strand kun
nen komen. Dan waren er verscheidene hu
moristische tafereeltjes, kinderen met een ge
leider aan het wandelen, kinderen in een
speeltuin, kinderen in huis. Tot dieren teeke
nen in een speeltuin, kinderen in huis. Tot
dieren teekenen hebben maar weinig zich aan
getrokken gevoeld. Er was een olifant op
taks-achtig korte pooten, waarmee hij toch
heel hard scheen te rennen en een leeuw, als
ik me niet vergis en een enkel wat melancho
liek paard, goed bedoeld en met liefde mooi
denkerbruin gekleurd.
Terwijl ik er naar keek, herinnerde ik me
opeens een jochie van een jaar of zeven, acht,
dat ik lang geleden gekend heb en dat een
gepassionneerd paardenteekenaartje was. Hij
teekende zijn lei altijd vol met brieschende
rossen inplaats van sommetjes te maken, en
het merkwaardige van die rossen was, dat ze
inderdaad brieschten, hun nek kromden, met
hun staart wapperden en den grond deden
daveren van hun hoefslag. Als je er naar
keek, kwam je er even zeer „in" als de jeug
dige teekenaar zelf. Hij gaf je de illusie van
een tournooi, van een veldslag, van een wil
den rit. Er zat temperament in en beweging
en zijn voorliefde vo:r die steigerende paar
den boven de saaie sommetjes van appels of
kersen was zoo begrijpelijk. Wat zou er van
hem geworden zijn? Het moet lang de school
banken ontgroeid wezen. Een eerzaam boek
houder of bankemployé? Of een van alle
materialistische en practische overwegingen
vrijgebleven kunstenaarsziel? Of een, die net
genoeg over het oaard is getild om zich te
verbeelden dat hij te goed is voor eerlijken
handenarbeid en tot iets hoogers en in
ieder geval tot iets gemakkelijker geschapen
werd?
In de afdeeling versierend en rythmisch
teekenen troffen tal van teekeningen door
smaakvolle vlakverdeelingen en kleurencom
binaties van zuiveren smaak. Er waren ont
werpen bij, die voor gebrand glas of voor be
hangsels in modernen geest zouden kunnen
dienen. En zoo viel er in alle afdeelingen,
naast veel onbeholpenheid, die er de groote
charme vaak van uitmaakte, veel te waardee-
ren.
Maar als leek, als outsider, die zoowel
buiten alle paedagogische overwegingen als
buiten teeken- en schilderkunst staat, komt bij
het zien van zooveel werkelijk bijzonder-aar-
dig werk, even de wat verontrustende vraag
op: waar moeten we in vredesnaam heen met
al die artistieke kinderen? Worden er in hen
verwachtingen gewekt, die nimmer verwezen
lijkt kunnen worden? Zullen ze tevreden zijn
met het feit, dat ze gevoel hebben voor lijn
en kleur en daardoor een pas voorstaan bij
degenen die dat missen? Zullen ze dat go-
voel in hun verdere leven aankweeken, ten
einde meer te genieten van de schoonheid,
welke ook in het gewone dagelijksch leven te
genieten valt? Of zullen ze hoogere aspiraties
voelen ontwaken en den drang hebben het
reeds zoo groote leger van kunstenaars,
would-be kunstenaars en kunstnijveraars te
vergrooten. waarbij het laatste nog het minst
erge zou zijn? Hoe vinden we voor die allen
een plaats en hoe zullen ze later zelf tegen
over hun talentje staan, mèt of zonder zelf-
critiek? W. P.
Herhaaldelijk verneemt men de verzuch
ting, dat de kleinhandelsprijzen, in verhou
ding tot de sterke daling, welke de groothan-
delsprijzen de laatste 1 X jaar hebben onder
gaan, nog altijd veel te hoog zijn. In alle op
zichten billijk is die klacht niet; speciaal de
levensmiddelen zijn thans aanmerkelijk goed-
kooper dan in het najaar van 1929, toen de
groote economische crisis een aanvang nam;
de daling van de gToothandelsprijzen heeft
hier reeds lang in den kleinhandel doorge
werkt. Maar toegegeven moet worden, dat er
vaak een tamelijk verschil valt te constateeren
tusschen groot- en kleinhandelsprijzen, het
geen sommigen leidt tot de bewering, dat de
kleinhandel veel te groote winsten neemt. Een
onderzoek, vóór het intreden van de crisis
naar de prijsvorming in het kruideniersbe-
drijf ingesteld vanwege een sub-commissie uit
de commissie voor de Economsche Politiek,
heeft die bewering intusschen niet bevestigd.
Wel bleek daaruit, dat de handeldrijvende
middenstand op zware lasten zit, doch aller
minst, dat hij exorbitante winsten maakt.
Dezer dagen is ook een Duitsch hoog
leeraar, prof. Walter Sulzbach, die in de
Frankfurter Zeitung over dit vraagstuk ge
schreven heeft, tot de conclusie gekomen, dat
de meeste klachten over afzetterij door de
winkeliers overdreven, zooal niet ongegrond
zijn. Het is best mogelijk, zegt hij, dat enkele
artikelen en diensten te duur betaald worden,
maar welke zijn dat? Veelal hoort men bewe
ren, dat de bakkers en slagers te veel verdie
nen. Men mag dat betwijfelen, want de con
currentie in het kleinbedrijf is zóó enorm, dat
het niet aan te nemen is, dat juist bakkers en
slagers daaraan zouden ontkomen. Boven
dien is het niet in te zien, waarom dan de ge-
heele bevolking niet reeds lang haar inkoopen
zou zijn gaan doen bij de verbruikscoöpera
ties, die immers juist ten doel hebben den tus-
schenhandel uit te schakelen. Wij voeger,
daaraan toe, dat indien de bakkers en andere
kleinhandelaars zulke reusachtige winsten
maakten, de coöperatieve verbruiksvereeni-
gingen, die immers haar prijzen niet lager
plegen te stellen dan de middenstand, waai-
mee zij concurreeren, zeer hooge dividenden
zouden moeten uitkeeren, hetgeen, zooals al
gemeen bekend is, niet het geval is. Indien
aldus prof. Sulzbach bij ons in D-uitsch-
land zooveel artikelen in den kleinhandel
duurder zijn dan in het buitenland, dan is dat
te wijten aan onze beschermende tarieven.
Nu, die oorzaak kan men voor Nederland
niet als verklaring aanvoeren, al moge ook
hier te lande eerlang een stijging van den
broodprijs te wachten zijn als gevolg van de
uitvoering van de Tarwewet, die door de op
voering van den prijs van de inheemsche tar
we, welke voor 20 in de buitenlandsche
tarwe moet worden vermalen, dezelfde wer
king uitoefent als een beschermend invoer
recht. Wanneer dan toch in ons land zooveel
artikelen in den kleinhandel duurder zijn
dan met het oog op de zoozeer gedaalde
groothandelsprijzen gerechtvaardigd schijnt,
dan moet daarvoor een andere, algemeene
oorzaak zijn aan te geven. Het dunkt ons
niet moeilijk, die tc ontdekken. Wij zeiden het
reeds: de middenstand zit op zware lasten.
En wanneer nu die lasten niet evenredig da
len met de daling van de groothandelsprij
zen, dan spreekt het vanzelf, dat ook de klein
handelsprijzen niet evenredig kunnen worden
verlaagd.
Gaat men nu na, waarin die lasten be
staan en waarom zij niet omlaag gaan, dan
komt men tot een merkwaardige conclusie.
Men bevindt n.1., dat die lasten grootendeels,
zoo niet geheel, zijn terug te brengen tot
loonen en salarissen en dat dus de grond
oorzaak, waarom de kleinhandelsprijzen niet
voldoende naar beneden gaan, gelegen is in
het feit, dat het loon- en salarispeil sinds
het intreden van de crisis niet is verlaagd in
evenredigheid met de daling der groothan
delsprijzen. Om te beginnen zijn de tracte-
menten van het winkelpersoneel niet naar
beneden gegaan en zijn de personeelkosten
veeleer gestegen sinds de inwerkingtreding
van het Werktijdenbesluit voor winkels,
waarvan het gevolg is, dat het personeel
voer eenzelfde salaris minder uren arbeid
verricht en in sommige winkelzaken aanvul
lend en vervangend personeel moest worden
aangesteld. In de tweede plaats, en dit is
mede een belangrijk punt, zijn de belastin
gen van Rijk en Gemeente niet gedaald, aan
gezien de uitgaven van deze openbare licha
men, die voor een zeer groot deel door per-
soneeluitgaven gevormd worden, niet omlaag
zijn gegaan, nu immers het salarispeil in
overheidsdienst onveranderd is gebleven.
Aan dezelfde oorzaak is het te wijten, dat
de winkelier zijn electrisch licht, zijn gas,
water, telefoon en verdere verstrekkingen
van overheidsbedrijven thans niet goedkoo-
per ontvangt, hoezeer de verlaagde kolen-
prijs hier en daar allicht tot een kleine ta
riefsverlaging voor gas en electrisch licht
zal hebben geleid.
Maar ook in schier alle andere uitgaven,
die de winkelier heeft te doen en die hij uit
den verkoop van zijn artikelen heeft te be
strijden, zit direct of indirect loon of salaris
verscholen. Waarom gaan bijv. de huren, die
tegenwoordig meestal van jaar tot jaar loo-
pen, thans niet noemenswaard naar bene
den? Omdat eenerzijds de huiseigenaars
huurlasten evenmin als de winkeliers even
redig zien dalen en anderzijds noch de
bouw-, noch de onderhoudskosten belangrijk
zijn teruggeloopen, daar de loonen in de
bouwbedrijven en aanverwante vakken niet
zijn gedaald. In één woord: alle uitgaven,
die de winkelier heeft te deenaan belasting,
winkelhuur, het opknappen van zijn winkel
en het onderhoud van zijn inventaris, zijn
winkelbedienden en zijn loopjongens enz.
enz., het is alles afhankelijk van de kosten
en loonen in andere bedrijven en diensten,
zoowel van particulieren als van de over
heid.
De zoo vaak vernomen bewering, dat da
ling van het algemeene loonpeil in dezen
crisistijd niet in het belang van de winke
liers zou zijn, omdat daardoor de koop
kracht der arbeiders en dus het debiet der
winkeliers zou dalen, blijkt in het licht hier
van onjuist. Immers ging dat loonpeil om
laag, dan zouden de winkeliers hun prijzen
aanmerkelijk kunnen verlagen en zoodoende
hun debiet niet zien achteruitloopen, maar
misschien zelfs zien stijgen. De productie zou
daarbij weder meer ioonend worden, de
werkloosheid zou verminderen en de alge
meene koopkracht der bevolking toenemen.
Het is dus niet alleen in het belang van den
middenstand, maar in het algemeen belang,
dat de tegenwoordige wanverhouding tus
schen groot- en kleinhandelsprijzen, als ge
volg van de handhaving van een te hoog
loonniveau, niet wordt bestendigd, doch dat
alles in het werk worde gesteld, om daar
aan, zij het ook geleidelijk, een einde te doen
komen.
DISTRICT5-ARBEIDSBEURS.
Geopend van 912 uur. Voor werkgevers
van 91 en van 25 uur.
Maandag- en Donderdagavond van 78
uur. Bemiddeling voor kantoorpersoneel op
Maandag- en Donderdagavond van 78 uur.
Voor vrouwelijk personeel afzonderlijke in
gang. Bemiddeling kosteloos!
De Directeur van bovengenoemd Bureau
maakt bekend dat heden staan ingeschreven:
1 leerling automonteur, 4 bankwerkers, 1
bakker, 1 boekbinder, 1 boerenarbeider, 1
bloemist, 1 bouwk. opzichter, 8 chauffeurs,
1 electrotechcicus, 3 electriciëns, 29 grond-
werkers. 2 incasseerders, 5 kantoorbedien
den, 3 kistenmakers, 1 kellner, 4 klinkers, 2
letterzetters, 3 loodgieters, 2 mach. houtbe
werkers, 3 machinisten, 2 magazijnbedienden,
14 metselaars, 1 meubelmaker, 1 metaal
slijper, 2 metaaldraaiers, 1 monteur, 13 op
perlieden, 6 pakhuisknechts, 1 pianostem
mer, 1 scheepsbouwer, 26 sigarenmakers, 1
sigarensorteerder, 1 slager, 1 smid, 1 steen-
bikker. 2 stokers, *27 timmerlieden, 1 vuur
werker, 3 ijzerwerkers, 3 stucadoors, 88 losse
arbeiders
Geplaatst: 2 ^ectriciëns, 7 transportarbei
ders. 1 werkster.
Alkmaar. 13 Juni 1931.
De Directeur voornoemd,
Ed. v. d. HEUVEL.
ZONDAGSDIENST APOTHEKEN.
Op Zondag 14 Juni is de apotheek van
Mevr. de Wed C. M. B. Wanna, Mient 11,
geopend.
Op Zon- en Feestdagen en gedurende den
nacht is slechts één der apotheken geopend
De andere apotheken zijn gesloten van
's avonds 8 uur (Zaterdag 9 uur) tot den
volgenden morgen 8 uur.
In de apotheek, welke Zondags geopend is,
wordt gedurende de daarop volgende week
de nachtdienst waargenomen.
Een Nederlandsch spreekwoord zegt, dat
de vrees een slechte raadgeefster is. En te
recht. We hebben eens gelezen we weten
niet meer bij weiken schrijver dat, indien
men zich had laten leiden door de vrees voor
schipbreuk, men nooit de scheepvaart gehad
zou hebben. Duidelijk wordt ons in dit voor
beeld voor oogen gesteld, welk een slechte
raadgeefster de vrees wel is. Het geschied
boek der zeevaart zal niet zco heel -eel jon
ger zijn dan dat der menschheic. Reeds van
de oude volken met hun vaak primitieve hulp
middelen lezen we dat ze de zee bevoeren al
was net dan uitsluitend kustvaart en al kon
den ze zich nog niet ver in zee wagen. De
Foeniciers bevoeren de zee en zs kwamen tot
in Zuid-Afrika toe om daar goud te halen;
in Engeland om daar lood te laden. Men
meent zelfs dat ze in Zuid-Amerika geweest
zijn. Ze lieten zich blijkbaar niet leiden door
vrees. Durf was hun raadsman. Deze leidde
hen op der weg van geluk. We citeerden een
woord over de scheepvaart. Als we nu de
trotsche zeekasteelen zien, de drijvende hotels,
waar ailes tot in het minutieust verzorgd is,
dan mogen we wel dankbaar wezen aan die
mannen, die gedurfd hebben en de scheep
vaart tot zulk een ontwikkeling hebben ge
bracht.
Maar het geldt niet alleen van de scheep
vaart. Er is feitelijk niet één uitvinding ge
daan, waarbij niet de vrees, rnaar de durf en
de energie de leiding gehad hebben. De eer
ste vliegeniers waren mannen zonder vrees.
Ze werden door sommigen misschien als
dolle waaghalzen uitgelachen. Inderdaad
vielen vele slachtoffers, vooral in den eersten
tijd. Maar nu is de tijd niet ver meer of het
vliegtuig zal in-het groote wereldverkeer
zijn plaats hebben evenals trein en auto.
Waarom? omdat dappere mannen'zich niet
door vrees hebben laten leiden, maar moedig
aangedurfd hebben, wat ze meenden, dat
mogelijk en uitvoerbaar was.
Een en ander lezende zou men aanstonds
de juistheid erkennen van het gezegde, dat
moeilijkheden er zijn om overwonnen te
worden.
Uit hetgeen we tot dusverre gezegd heb
ben blijkt wel heel duidelijk, hoe slechte raad
geefster de vrees is. Slecht, omdat ze ver
lammend werkt. Er moet iets gedaan wor
den, wat inspanning kost sommige lieden
vreezen reeds iedere inspanning, lichamelijk
of geestelijk en de vrees vorgt er voor, dat
het werk ongedaan blijft. Er moet een daad
van opoffering gedaan worden, waardoor
misschien een menschenleven gered kan wor
den sommige lieden kennen alleen zichzelf
en eigen welzijn de vrees zorgt er voor,
dat de mooie daad der opoffering en zelfver
loochening niet geschiedt. Er is mogelijkheid,
dat een ontdekking gedaan wordt, waardoor
de ontwikkeling van geneeskunde, techniek
of wetenschap ten zeerste gediend zal wor
den, waardoor misschien nieuwe wegen be
wandeld kunnen worden, beter dan die tot
dusverre in gebruik waren er zijn lieden,
die wel vooruit, maar niet voorop willen, en
de uitvinding wordt niet gedaan, tenminste
niet door de vreesachtigen. Of ook in zaken,
hoe dikwijls moet een zakenman de kosten
voor de baten uit laten gaan! Ook dat is
durf Zal hij het doen? Hij zal het zeker doen,
wanneer hij echter niet door de vrees zich
laat leiden. Doet hij dat wèl, dan zal hij de
kosten sparen, maar de zaak zal blijven bij
het oude en iedere kans op meer winst is ver
keken.
Het is een gelukkige eigenschap van de
jeugd, dat ze zoo weinig de vrees kent. Wij,
ouderen, noemen haar niet zelden roeke
loos, waaghalzerig, maar zou ooit, om een
voorbeeld te noemen, een jongen of meisje
hebben 'leeren zwemmen, wanr.eer ze zich
door de vrees hadden laten leiden; door
angst voor het koude water; door de angst
van te kunnen verdrinken? Is het niet het
aantrekkelijke vaak in de jeugd dat ze onver
schrokken is, zonder vrees en moet het eti-
quet: „bezonnen" bij veel ouderen niet die
nen om een mindere of meerdere hoeveelheid
vrees te verbergen? Natuurlijk geldt dit niet
als eer. algemeene regel. Bezonnenheid ge
boren uit rijpe en overvloedige levenserva
ring heeft ook zijn zeer groote waarde en is
ongetwijfeld een uitstekend evenwicht tegen
den durf van de jeugd. Misschien wordt hier
door wicht en tegenwicht het juiste midden
gevonden.
Er is nog een zeer bijzonder soort vrees,
misschien wel de lafste vorm, waarin oe
vrees zich openbaart, dat is de vrees voor de
menschen. De vraag: wat anderen zullen
denken, wanneer wij dit doen en dat na
laten, beheerscht in ontzettende mate de
menschheid. Misschien in den tegenwoordigen
tijd iets minder dan in vroeger dagen, nu het
menschenleven zich in vrije banen beweegt.
Maar te veel wordt toch gevreesd voor het
oordeel der lieden om ons heen. En deze
vrees is toch de slechtste raadgeefster, of
schoon we aanstonds deze beperking willen
maken, dat ook velen door die vrees afge
houden werden van het doen van wat ver
keerd is. Maar, wanneer we afgaan willen
op de zuivere inspraak van ons geweten en
er heilig van overtuigd zijn, datgene wat we
deen en zeggen goed is in bedoeling en in
wezen: wel aan, van dat goede mogen we
ons geenszins laten afhouden door de vrees
voor onze medemenschen. Niet aan hen,
maar aan eigen geweten zijn we rekening en
verantwoording schuldig. Dat nu dienen we
wèl te begrijpen. Het vrije en onbelaste ge
vreten is het voornaamste almee in ons leven
Voor de afkeuring van dat geweten hebben
we te vreezen. Niet voor het oordeel der
menschen. Hoe vaak is dat in den loop der
eeuwen reeds verkondigd? Schijnbaar met
niet veel resultaat. Daaruit blijkt, hoe diep
de vrees in ons leven ingevreten is.
Gelukkig de mensch. die durf heeft, die
zich op dat hooge standpunt weet te plaat
sen, waarop hij vrij en frank kan zeggen: ik
vrees God en verder niemand.
Oplossingen der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
V
O
N
K
O
D
E
R
N
E
R
0
K
R
O
T
La (m), ma(n) lama.
Leeuwenbekje. Beek, wel, leeuw,
been, eeuw, je.
De Linge.
Voor kleineren.
Dom (toren in Utrecht en het tegen
overgestelde van slim.)
Rob.
Ridder, spoor; ridderspoor.
merel Roodvonk.
p 1 o e g
k lomp
kudde
v ij v e r
groot
linde
pekel
OM OP TE LOSSEN.
Voor grootereL*.
Verborgen edelsteenen.
Moèder zegt, dat Caro bijna niets ge
geten heeft.
We mochten elk jaar bij Tante
Cato Paascheieren komen zoeken.
Och Lena, met historische feiten
hoef je bij mij niet aan te komen!
Wat draagt Fie Sleensma ragdunne
kousen!
Kruisr-.adsol.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een eiland.
X
X
X
XXXXXXX
X
X
X
lo rij een klinker.
2o een badplaats in Duitschland.
3o t tegenovergestelde van groot
4o 't gevraagde woord.
5o een ander woord voor helder
6o een rivier in Beieren.
7o een medeklinker
Men roemt mij om mijn besjes.
Je hebt mij vast gezien!
Men schrijft mij met vier letters.
Een plaats ben 'k bovendien!
Mijn eerste is een jongensnaam, mijn
tweede en derde vormen samen een
natuurverschijnsel en mijn geheel
is een koekje.
Voor kleineren.
'k Maak deel uit van de boomen,
Verandert men mijn staart,
Dan word 'k een kleedingstukje,
Dat vaak de kleeren spaart.
Zet letters in plaats van de stippen
en je krijgt bekende spreekwoor
den.
3.
..n z.a.u. m..
g en z mr
H.t .s ii. .t .1 g
e b i k
1 d k t
d n s n d
w t
V n h i s
m z n
Verborgen vogels.
Het kind kwam U schoorvoetend te>
gemoet.
YVasch je vuile handen toch eerst!
Lize, haal ijs, terwijl ik naar
apotheek ga.
Ik timmer eiken dag een oogenblik.
Met p ben ik een lichaamsdeel van
een dier, met g loop ik langs het
dak, met b ben ik een vaartuig
met n een vrucht en met vl
(Nadruk verboden),
verzameling schepen,
de
een