Aan de Veenplas. Nieuws uit België. Indië in ons midden RaadseBhoekje X X X XXXXXXX X X X zijn er steeds meer parlementsleden gekomen, die lak hebben aan traditie en er ook voor uitkomen. Er is druk gespot met dit „beste ventilatie-stelsel van de wereld". Men heeft verklaard, dat de methode van luchtverver- sching in het Lagerhuis het meest volmaakte voorbeeld is van hoe iets niet woet worden gedaan. De schuld ligt niet alleen bij den Theems en deszelfs luchtjes. Ook het geleiden en afvoeren van de lucht in het gebouw laat veel te wenschen over. Wanener ge het be treedt op het etensuur zult ge het ruiken. Een :huisvrouw houdt etensgeur graag buiten haar hall, vestibule of gangen, om van de woon- en andere vertrekken niet te spreken. Maar het Lagerhuis zal u in zijn geuren vertellen wat de heeren hebben besteld, Irish Stew of gebakken tong of „cabbage". De vergaderzaal zelf blijft wel vrij van etensgeur. Maar wanneer ge dan die wierook-wolken hebt gepasseerd en plaats hebt genomen op de openbare tribune dant krijg ge al gauw dat drukkend gevoel op de slapen en die ongemakkelijke kriebelingen in den neus, .welke verraden, dat de lucht zonder beweging en warm is. De natuurkundige verklaring is, 'dat de vorm van de zaal zoodanig is, dat de jïucht er door gevangen wordt gehouden. De •Lagerhuisleden, die zoo gezegd op den vloer zitten, zijn er nog erger aan toe. De meermalen genoemde lucht van den Theems Ikomt door dien vloer naar binnen. Maar onder den neerdrukkenden invloed van het interieur stiigt ze zelden, hooger dan een meter. Koude voeten en warme hoofden zijn daarvan het gevolg. Dat is niet bevorderlijk- voor de helderheid van hoofd, die kiezers van hun afgevaardigden mogen verwachten. IEn nu men alles weet zal men ook veel willen vergeven, o.a. de heethoofdigheid die zoo nu en dan in de beraadslagingen toi uiting komt. Het leven van Engelsche parlementariërs, met hun debatten tot diep in den nacht, weinig lichaamsbeweging en lang verblijf binnenshuis, is toch al niet gezond. Wanneer zij daarbij nog de lucht moeten inademen van den Theems, die in dezen tijd van een riool niet veel verschilt, dan baart het geen verwondering, dat het ongesteldheid-cijfer van Lagerhuisleden hoog is. De leden hebben juist uitgemaakt, --dat zij onder elkaar weer eens zullen overleggen hoe er verbetering kan worden gebracht in deze onfrisschen toestanc. Die vraag is niet zoo moeiliik te beantwoorden Maar het zal geld kosten. En hoe vrijelijk men ook telkens gelden voteert voor allerlei maatschappelijke maatregelen, zoo vrijelijk, dat men er immers al lang schande van spreekt, wanneer de leden geld moeten toewijzen voor een maatregel, welke alleen hun ten.goede komt, dan zijn zij er altijd wat verlegen mee. Wat voor hen pleit! Visch en verf. Zij', die in de hoogere regioenen der kunst verkeeren moeten op een houtje bijten voor het stillen van hun honger. De Prins van .Wales heeft het niet met deze woorden ook gezegd. Hij sprak aan een maaltijd voor een fonds ten bate van behoeftige kunst schilders. Er was geen geld meer beschikbaar, zeide hij, voor het koopen van kunstwerken. ;©e menschen, die dat vroeger hadden gedaan, of de nakomelingen van hen, die dat vroeger hadden gedaan, zaten nu zelf bijna in zak en asch. Successierechten hadden dat gedaan. De kunstbeschermers van voorheen verkoch ten nu hun kunstschatten in plaats van ze te koopen. De Prins gewaagde van den onge- rijmden toestand, die het stoffelijk bestaan van kunstenaars zoo hachelijk maakt. Het was altijd zoo geweest. Moest Vermeer niet aistand doen van zijn geniaal handwerk om den bakker en den slager te kunnen betalen? En nu?, vroeg de Prins. Nu is Vermeer's werk naar den anderen kant van den Haring vijver gegaan (in Engeland noemt men den 'Atlantischen Oceaan wel den Haringvijver) voor sommen, zoo ontzaglijk, dat Vermeer er wel heel Delft, met Rotterdam en Haarlem op den koop toe, voor had kunnen koopen. Men kon uit de woorden van den Prins opmaken dat hij het gevoel had, dat er ook in dezen tijd kunstschilders zijn, die werk maken, dat eens als het beste zal worden erkend en dat voor groote sommen zal verwisselen van bezitter. Maar nu hadden zij geen brood, konden zij hun huur niet betalen en werden zij met maatschappelijken onder gang bedreigd. 's Prinsen woorden maakten veel indruk; want nog dien zelfden avond werden er inteekeningen op het fonds voor arme kunstschilders ontvangen tot een bedrag van 6000 pond sterling. Kunst in haar nobelste vormen is thans een luxe, wordt tenminste als zoodanig beschouwd. Het is anders met kunst in lagere vormen, die kunstemakerij is of er aan grenst. „Daar zit nog wel wat in", decreteert de philister. Intusschen moet de waarachtige kunstenaar van de weldadigheid leven. Het zal misschien wel eens veranderen. Inmiddels houdt de Prins van Wales roerende redevoeringen om bijstand te geven, op zichzelf al een heugelijk ding in een land waar kunst niet alleen niet regeeringszaak is, maar ook zelden teekenen zijn waar te nemen, dat ze een koninklijke zaak is. Indertijd heeft men veel verwachting gehad N,an plannen om kunstwerken van heden- fl3agsche kunstenaars te verkoopen met het - a!«etalingsstelsel. Maar die verwachting is ^uitgekomen. Het publiek heeft er geen jzivaar in auto's, radio-toestellen, gramo- ™.ons e.d. op afbetaling te koopen. Maar i., 'Iderijen neen. Dat is luxe. Een jong onstschilder van erkend talent heeft er nu at op gevonden. Hij is met een eigenaar an een vischrestaurant in zijn buurt besvu £ek°men, dat hij er de muren zal lan L en me* tafreelen van de zee. Zoo den^i wei"k duurt en het kan wel maan- «•'ren mag hij zich naar hartelust te 1 aan vischgerechten, die het dan h"*nt z'jn c''ëntèle voorzet. Dat is beter srhiuop een houtje, te meer daar de visch ueft verklaard, dat hij dol is op ve-dip htot is een voorbeeld, dat navolging is en voor ruime uitbreiding vatbaar .verschieten opent op een toejjomst, waarin de beoefenaren van den edelsten arbeid van menschenhanden goed gekleed, gevoed en gehuisvest zijn, dank zij de ontwikkeling van een nieuw ruilstelsel, waarbij geestelijk goed controle waarde heeft gekregen. Een rustig hoekje ver van de wereld. Een plekje van de wijde aarde, voor de bloemen en de vogels alleen. En voor mijn geleider en mij, die hier een paar uren zwerven over landpaadjes en water, met gretige oogen in drinkend al het moois om ons heen. t Is jammer, dat de zon niet doorkomt. Haar glans geeft aan alles te meer leven en gloed. Maar ook zoo onder de dreigende, laag han gende wolkenluchten, waaruit zich zoo pas nog de regenbuien onthaalden, die ook straks nog wel weer komen zullen, ook zoo is dit een mooie wereld. De gagel geurt er en ik pluk een takje en neem het mee om wat de bijbel „de geur des velds" noemt ook thuis nog eens in te ademen. Want fijner, pittiger reuk, die ook in de verte gedachten wekt naar buiten, aan wind en water, riet en vogels, aan heel die stille wilde weelderige wereld van het plassenland, ken ik niet. Dit is het echte, edele parfum, de frissche aroom van de velden. Ja, de gagel geurt er en de wulp roept, en deze geur en deze roep zijn voor den natuur vriend voldoende teekenen, dat hij in een goed land is gekomen. Als die beide er zijn, de geur van de gagel en de roêp van de wulp, dan weet hij het: dan mag hij hier stilte en ruimte verwachten, dan is het gewoel en het geluid der men schen hier ver, dan zal ook ander wild kruid er groeien en bloeien, dan zal ook ander vo gelgeluid hier te hooren zijn. Zie, daar bloeit de wateraardbei in mooie purpergloed ai voor onze voet en het vriendelijk blauw van 't Vergeet-mij-nietje" is er en ginds in het stille hoekje van de plas heffen <fe waterlelies bij tientallen hun blanke hoofden in het licht De gele plomp is er ook en de ratelaar en het kartelblad in het gras getuigen van vrij slechten bodem, wat alweer voor den natuur vriend allerlei moois belooft Zonnedauw groeit hier ook wel zeker, vraag ik aan mijn geleider, op dit niet voor ieder toegankelijke gebied, een boer uit de buurt, en ja, als ik even het dijkje afstap, het onland in, dan zie ik ze al, de kleine vleesch- etende plantjes, die tot de merkwaardigste verschijningen in het moerasland behooren. Het bootje steekt van wal en nu zijn we weldra geheel door volle en rijke natuur- weelde omgeven, 't Geroep van de ranke, zwarte sterntjes, die hier wel nestelen zullen, is voortdurend om ons heen. De fuut wil zich niet vertoonen, maar hij moet er wel zijn en zit zeker in een verborgen hoekje te broeden Een kiekendief cirkelt boven onze hoofden. Wij waren door heel die rijke, veelzijdige en wondermooie waterwereld, onland voor den nuchteren beschouwer, heerlijk land, land om te droomen en te drijven, land ook om de oogen wijd op te houden en te genieten van en in te drinken al dat mooie van Gods we reld om ons heen en voor ons. Trink, o Auge, was die Wimper halt von dem goldnem Uber- flusz der Welt! Ja, hier kan het oog drinken van den gouden overvloed der wereld! Ons land is rijk aan natuurschoon, aan bosch en heide, aan duin en wei, aan stran den en korenvelden! Maar wel mee het mooiste landschap bieden de streken van plas- en veenlana. Sinds nu al weer 25 jaren geleden het Naardermeer- bij Amsterdam door Natuur monumenten werd aangekocht, het prachtige Naardermeer, dat eerst bestemd was om met stadsvuil volgestopt te worden, sinds dien tijd is de waardeering van dit landschap wel zeer gegroeid. Maar wie zich den strijd over de Reeu- wijksche plassen in Zuid Holland herinnert, die gelukkig eindigde met behoud en wie hier rondom deze Friesche veenplas de ontginnin gen ziet, die weet van dreigende gevaren. Al wat er in ons land nu nog aan veenplassen over is, moet behouden blijven! Een gezond conservatisme in den besten zin moge daar voor zorgen in het hoogste en edelste belang van tijdgenoot en nageslacht! A. L. B. (Van onzen briefschrijver.) De moeilijkheden om zich te Brussel vlug te verplaatsen. Geen autobuslijnen en traag maar comfortabel tramverkeer. De toestanden in het taxi bedrijf. Op het oorlogspad. Hoe meer Brussel uitbreiding neemt, hoe meer het verkeersvraagstuk wordt ingesteld. Niet alleen wat de gewone verkeersregeling betreft, maar ook wat de mogelijkheid aan gaat, voor de brusselaars om zoo vlug mo gelijk de verschillende stadsgedeelten te be reiken. Stadsuitbreiding die naar volledige afzondering van de nieuwe wijk leidt, door gebrek aan een vlugge en praktische verbin ding, blijkt steeds een slechte onderneming te zijn. Zooals in elke groote stad is te Brus sel het verkeersvraagstuk ook langs deze zij de een ernstig probleem geworden. De Brus- selsche tramwegmaatschappij, die feitelijk een monoplium in handen heeft, daar zij het heeft klaar gespeeld, sedert enkele jaren ook de aandeelen in handen te krijgen van de maatschappij die een paar autobusdiensten in exploitatie had. Zij heeft nu volop de gele genheid om te beweren, dat exploitatie van autobusdiensten niet mogelijk is. Er is nie mand om het tegendeel te bewijzen. De tram in het centrum van de stad heeft echter op punten met druk verkeer volledig afgedaan. Te Parijs werden verscheiden tramlijnen al dus afgeschaft en vervangen door autobus diensten. Te Brussel denkt men er nog niet aan Alleen hebben de autoriteiten van de trammaatschappij gedaan gekregen, dat zij, op zekere lijnen, zoo deze die het laag ge deelte, langs het centrum en niet langs de groote buitenlanen, van de stad met het hoog gedeelte verbinden, geen aanhangwa gens zou laten rijden. Dit was feitelijk een verplichting die in de vergunning is be paald met het oog op de algemeene veilig heid Tijdens den oorlog had de maatschap pij wegens de bijzondere moeilijkheden voor deexploitatie, toelating verkregen om aan. hangwagens in dienst te brengen en na den oorlog vond de maatschappij niets gemakke lijker en winstgevender dan met dit stelsel voort te doen. Verder heeft de maatschappij heel wat geld uitgegeven om de tramwagens comfortabel in te richten. In dit opzicht is het een feit, dat Brussel bijzonder is bevoor recht. Op de ceintuurlanen rijden, zooals men hier zegt, ware Pullmanntrams. Dit comfort is evenwel nog geen oplos sing. Er moet een vlugger verkeer komen. Het is niet mogelijk, dat om zich van het eene naar het andere stadsgedeelte te bege ven ook nog in de vere toekomst, de Brusse laars soms een uur en nog meer in de tram zullen moeten doorbrengen. De trammaat schappij begrijpt dit ook wel en er duiken dan ook af en toe geruchten op over een me tro, die door dezelfde maatschappij zou wor den geëxploiteerd. Er is niemand die er aan gelooft. Het eenige dat wellicht nog tot stand zou kunnen komen is een tunnel onder de centrale lanen tusschen Noord- en Zuid station, in de verbreede bedding van de Zenne, welke thans wordt afgeleid, en waar in de trams zouden rijden, zoodat in het cen trum de trams geen opstopping meer zouden kunnen veroorzaken. Maar hier ook zijn de sceptici het talrijkste. En de taxi's dan? zal men zich afvragen. De Brusselsche taxi's zijn talrijk genoeg. Daarover wordt niet ge klaagd. Maar de taxi-chauffeurs staan bij het publiek slecht aangeschreven. Hier voor waren voorheen redenen te over. Er is ten eerste het feit, hetwelk gelukkig steeds zeldzamer wordt, dat een persoon die zich 's avonds naar een eenigszins afgezonderde plaats voeren liet zijn chauffeur in een ban diet veranderen zag en werd beroofd. Dit was vooral in de eerste jaren na den oorlog het geval. De gevallen van dien aard deden zich veelvuldig voor. Er werd echter zoo'n stemming gemaakt onder het publiek tegen de taxi-chauffeur, dat de betere elementen onder hen zelf de zuivering ondernamen. Er werden maatregelen genomen als bijv. de stichting van een coöperatief van taxi-be stuurders met onder meer als voorwaarde voor lidmaatschap de eigenaardige bepaling, dat het strafregister onbevlekt moest zijn! Dan was er ook nog de nu nog volstrekt niet verdwenen ervaring dat het „vrachtje" van een taxi-chauffeur steeds leelijk wordt gevild wanneer het op betalen aankomt. Het is mij nog bijna nooit gebeurd dat, voor hetzelfde ritje van een bepaalde plaats tot mijn huis, mij hetzelfde bedrag werd gerekend. De klant is er altijd mee gefopt. Hij betaalt steeds meer dan het tarief. De Brusselsche taxi-chauffeurs schijnen over een bewonde renswaardige virtuositeit te beschikken, om hun klanten te bedriegen. Dit bedrog wordt in de hand gewerkt door het bestaan van verschillende autonome gemeenten, die, tot voor enkelen tijd, elk een verschillend regle ment hadden inzake taxi-verkeer. Men had een stelsel aangenomen, waardoor een dooi den meter aangeduid tarief werd verhoogd met een percent, dat afwisselde volgens de duurte. In den taxi was het bericht aange plakt echter op een wijze, die het onmoge lijk maakte er kennis yan.te nemen. Wanneer het dan op betalen aankwam was er gelegen heid te over om geplukt te worden. Dit alles is nu verbeterd, door de invoering van een definitief aan de duurte aangepast tarief, dat ook op de meters wordt aangegeven, zon der dat er nog een verhooging bij te pas komt. Wat niet belet, dat de Brusselsche taxi's nog heel dure tarieven hebben, die ge regeld gebruik door het groote publiek, in een mate zooals bijv. te Parijs uitsluiten, zoodat het vlug-verkeers-vraagstuk er be zwaarlijk kan worden door opgelost. Wat de veiligheid betreft zijn de rollen thans vrij wel omgekeerd. Er is geen taxi-chauffeur meer of hij is wanneer hij 't avonds met een klant wegrijdt, voor zijn leven beducht. Het is een misdaad in de mode geworden een taxi huren, zich op een eenzame plaats laten voeren en dan den chauffeur een revolver onder den neus duwen met beleefd verzoek zijn portefeuille te ledigen. In den jongsten tijd zijn er ook wel eenige gevallen geweest, waarin de klant-bandiet er maar dadelijk op los schoot of sloeg. Dan kon de chauffeur onder deelneming van een eindeloozen stoet collega's, die allen met hun wagen opkwa men, worden begraven, maar was dit indruk wekkend, het was ook alles. In een geval heeft de dader, die niets had kunnen stelen en berouw had, zich gevangen gemeld. In het andere zijn de chauffeurs zelf op het oor logspad gegaan en hebben zij de daders van een aanranding voor de politie ontdekt en in haar handen overgeleverd. Er zijn taxi-bestuurders, die erkennen, dat de tarieven te duur zijn, vooral de nachtta rieven. Dat zijn de chauffeurs van de Brus selsche voorsteden. Deze leven op een voet van oorlog met de taxi's van die op het grondgebied van de stad Brussel hun stand plaats hebben om deze reden. En ook nog wel om andere redenen maar dat willen zij niet zoo gemakkelijk erkennen. Volgens hen is het niet noodig 's nachts dubbel tarief te doen betalen om 's nachts ook zijn broodje te verdienen. Zij hebben zich dan, zooals reeds gezegd, in een coöperatie vereenigd en elk lid draagt op zijn wagen een blauwe ster wat beteekent, dat hij 's nachts het dag tarief toepast. Dit is zooveel als oorlog aan de maatschappij, die op het eigenlijke Brus selsche grondgebied een monopolium heeft van het taxi-verkeer. Want daarom gaat het feitelijk. De kleinere taxi-ondernemingen zien met leede oogen dat een groote maatschappij de beste standplaatsen heeft in de stad. De topographie van de stad is echter zoo dat het plein voor het Noordstation en dat voor het Zuid-station onderscheidenlijk op rondgebied liggen van St.-Joost-ten-Ode en t.-Gillis. Zoodat op deze standplaatsen op enkele meters afstand van elkaar, des nachts taxi's zijn te vinden, waarvan de een dubbel dagtarief vraagt, en de ander gewoon dag tarief. Welke soort het publiek kiest laat zich gemakkelijk raden. De ster-taxi's hebben er ook een specialiteit van gemaakt door de stad te rijden om er voorbijgangers, die een taxi willen, op te pikken. Wanneer de politie het opmerkt volgt er wel een proces-verbaal maar daar storen zij zich zooveel niet aan. Doch nu kan men het soms beleven, dat een monopolium-taxi het spelletje van zijn con- curreerende collega in de gaten krijgt. Dan rijdt hij hem achterna en jvordt het voor den strooper op Brusselsch gebied dikwijls ge vaarlijker. De ster-taxi-chauffeurs verklaren, dat zij het stelsel van de vrije standplaats willen bekomen, zooals te Parijs. Dit zou het moge lijk maken, volgens hen, de tarieven ernstig te verlagen. De stad Brussel heft een dubbele onrechtstreeksche belasting op het taxi-ver keer daar zij niet alleen een vast stand- plaatsrecht ontvangt van de maatschappij, maar ook nog een deel in de winst opstrijkt! De stad voert hiertegen aan, dat de maat schappij verplicht is o.m. een dubbel nacht tarief te hebben, omdat zij verplichtingen heeft, die alleen het openbaar belang op het oog hebben. Zoo bijv. het verzekeren van standplaatsen, dag en nacht in weinig druk ke wijken. Op deze standplaatsen kan men ook om vier uur 's morgens een taxi vinden, in welks chauffeur men vertrouwen hebben kan, omdat er een zeker toezicht bestaat. Wat niet het geval is voor de chauffeurs van de agglameratie, die hun standplaats op be paalde uren verloten om in de buurt te ko men waar „vrachtjes" te vinden zijn en die ook in de kleine uurtjes liever te bed gaan, omdat zij tot niets zijn verplicht. De markt van den Inlander. Wanneer men een overzicht zou wen schen te geven van het markthouden in Nederland, zou het genoeg zijn den aard van de markt in het oog te houden en te onderscheiden veemarkt, bloemenmarkt enz. van de algemeene markt. Overigens zou de voorstelling voor het heele land kunnen gelden. In Indië is dat wel an ders. Daar kent men enkele veemarkten, maar de rest is de algemeene markt, de „pasar", en de verdere onderscheiding ligt hierin, dat zij bij het eene volk heel anders is dan bij het andere. De „pasar" speelt n den gewonen ruilhandel een groote rol, mits men daarbij alleen denkt aan Java, aan Westkust van Su- matra en aan enkele streken van Zuid- Borneo en Zuid-Celebes, waar men vindt het vaste marktterrein, den vasten dag en den toeloop uit de omgeving. Elders is hetgeen men pasar noemt, iets anders of er is niets wat men als markt zou kunnen bestempelen. Het pasarwezen op Java is goed ont wikkeld dank zij de maatregelen van het Nederlandsch bestuur, dat het bevrijdde van knellende banden. Tot 1851 bestond namelijk de pasarpacht waardoor de pachter het recht had alle aanbieding van koopwaar in de loodsen of op het terrein te belasten, zij het binnen zekere grenzen. Maar aangezien de pachter meestal een Chinees was en het toezicht sober, kon er uit de pacht worden ge haald wat er te halen was. Ontwikkeling van marktwezen en buurthandel was toen derhalve zeer moeilijk en het marktverkeer kon de voortbrenging van kleinen land- en tuinbouw en van den handarbeid niet opvoeren. Maar ook na de maatiegelen van 1851, 1853 en 1855 heeft de Chineesche koopman zijn in vloed op den inheemschen handel van menige streek weten te bewaren en hij blijft een rol vervullen, die voor den in- landschen handel onmisbaar is. In elk district is wel een pasar op een bepaal den dag in de week, waarheen de toe loop groot is. In de vroege ochtenduren begint de drukte: de bezoekers hebben zich bij het krieken van den dag of zelfs des nachts op het pad begeven, heele troepjes bij elkaar uit de omliggende dessa's, torsend hun manden en pakken op het hoofd of aan den draagstok. Dat moeizame sjouwen van mannen en vrouwen kan men op Java overal nog waarnemen, al is het heel wat vermin derd sedert spoor en trams l^pt verkeer hebben bespoedigd en vooral sedert de autobus het vervoer heeft versneld en vergemakkelijkt. Men wane niet, dat het gros der pasargangers een koopwaar meevoert van ruime waarde. Bijna on gelooflijk zal het klinken, dat vroeger, toen er alleen nog de spoor was, men schen uit de omgeving van Salatiga en Ambarawa vier of vijf uur met hun mars liepen, om tegen 8 uur op den pa sar te Semarang te zijn en er hun waar, ten bedrage soms van enkele dubbeltjes, van de hand te doen, er iets voor te koo pen en in den namiddag denzelfden tocht terug te ondernemen en vóór het donker thuis te zijn. Toch was het pa- sarbezoek toen voor zulke menschen nog in menig geval een genoegentje, al moesten zij het koopen met uren van slaven en sloven, waarbij zij vaak hun dunne leeren lapjes onder de voeten bonden tegen de hitte en de ruwheid van de wegen, precies als men het zijn kar bouwen en koeien deed bij langdurig vervoer over den weg om de voeten te bewaren. Het sloven is sedert een kwarteeuw ve minderd, maar het is er nog, althans op Java. Zeker kan men aan de vermin dering van dat echte sjouwen zien, dat de welvaart over het geheel is toegeno men en de middelen van gemakkelijk verkeer meer worden gebruikt. Natuur lijk telt de pasar tal van dischjes met verleidelijke geuren en lekkernijen voor de snoepgrage pasargangers, die dik wijls ook een voorraad meenemen naar huis voor de kinderen, ook wel voor wederverkoop in het heel kleine. Bij de armen loopt het handeltje altijd maar over enkele centen. Echter zijn die vele sobei e verschijningen op den pasar toch niet de eenige. Ook de binnenlandsche marktbeweging kent de krachtiger han delaren, die een heele uitstalling noo dig hebben en daarvoor huur betalen aan den marktmeester. Er moet voor het onderhoud van den pasa- geld zijn en de gemeente, die den pasar onder houdt, heeft een tarief voor de loods- ruimten en zelfs voor de uitstalplaatsen in de open lucht. Op de belangrijke pa sars hebben verscheidene Chineezen hun vaste loodsruimten en brengen op de marktdagen de gangbaarste waren uit hun toko's. Inlandsche marktdrukte is rustig en vroolijk tegelijk; een toerist mag het bezoek aan zoo'n pasar niet verzuimen. Opmerkelijk is het dat in de buitenge westen, waar, echte pasars voorkomen, hei gebruik steeds in de streken is van Javaansche nederzettingen. Andere vol ken kennen den pasar in den Javaan- schen trant niet, behalve de Minangka- bauers in de Padangsche landen. Wat elders op Sumatra pasar heet, is eigen lijk niet anders dan de winkelbuurt van Chineezen en vreemde oosterlingen. Dat vroolijke gedoe op het marktterrein met kleine of groote loodsen, met tenten en stalletjes, zooals Java het heeft, is daar buiten zeldzaam. In de Molukken is ner gens pasar en toch wordt ook daar wel geruild en gehandeld. Als de handel iets om het lijf heeft, is het steeds bij den Chinees, die inkoopt en verkoopt en voorschot geeft. Aardige drukte is er niet aan verbonden en regeling even min. Het verschil te dien aanzien tus schen Java en het grootste deel der bui tengewesten vindt vermoedelijk zijn verklaring in het ver verleden toen handelaren van Voor-Indië hun weg vonden op Java èn hun verblijf. De bin nenlanden van de buitengewesten dra gen veel meer bosch dan die van Java, zijn weinig bevolkt en moeilijk te berei ken, zoodat alle handelsbeweging er tot de kusten beperkt blijft. DAér hebben zich van ouds de kooplieden neergezet, tijdelijk of blijvend, en de ruil of de handel had plaats bij hen voor de deur of op het strand bij hun vaartuig. Java, dat in zoo menig opzicht afsteekt tegen de buitengewesten, heeft op hen ook voor de eieren marktbiweging met orde, regelmaat en vroolijkheid. DENGAN HORMAT. Oplossingen der raadsels uit 't vorige nummer. Voor grooteren. 1. Moeder zegt, dat Caro bijna niets ge geten heeft. (robijn). We mochten elk jaar bij Tante Cato Paascheieren komen zoeken. (topaas). Och Lena, met historische feiten hoef je bij mij niet aan te komen. (amethist). Wat draagt Fie Steensma ragdunne kousen! (smaragd). 2. A Ameland. E m s klein Ameland klaar I n s 3. Hulst. 4. Jan, hagel; janhagel. Voor kleineren. 1. Schors, schort. 2. Een zwaluw maakt nog geen zomer. Het is niet al goud, wat er blinkt. Als de kat van huis is, dansen de muizen. 3. Het kind kwam u schoorvoetend te gemoet, (musch). Wasch je vuile handen toch eerst! (uil) Lize, haal ijs, terwijl ik naar de apo theek ga. (lijster). Ik timmer eiken dag een oogenblik. (merel). 4. Poot, goot, boot, noot, vloot. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. 1. Mijn eerste is een vaartuig Mijn tweede ••troomt door 't bosch; 't Geheel is een riviertje, Denk er eens goed op los! Dat stroomt door Overijssel. Nu allen opgepast! Je noemt dan zonder haap'ren Het klein' riviertje vas 2. Mijn geheel wordt met 12 letters ge- schreven en noemt een plaats in Zuid-Holland. De 12, 1, 11, 6 is een rivier, die ge deeltelijk door ons land stroomt. Een 3, 2, 5, 10 is een deel van een plant. Een 4, 8, 7 moet geleerd worden. Een 12, 8, 9, 8, 4 is een zangvogel Een 3, 2, 11, 5, 9 krijgt men licht, als men zich brandt. 3. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt do naam van een bloem. Op de lo rij een medeklinker. 2o een lichaamsdeel van dier. 3o een roofdier. 4o 't gevraagde woord. 5o een jaargetijde. 6o een ander woord voof kreet. 7o een klinker. 4. Welk dier kun je maken van: man loe ke Voor kleineren. 1. Welke visch ligt in veel kamers op den grond, als men zijn staart verandert? 2. ZeLandere woorden in de plaats der dik gedrukte, maar gebruik daar toe dezelfde letters. De jongen gooide het HUISKLOK van den appel weg. Ik zag een TOON onder den boom liggen. Een FOLIANT is een groot dier. 3. Mijn eerste noemt den na m eener maand, mijn tweede is een mooi dorp in de prov. Utrecht en mijn geheel een bloeiende boom of struik. 4. Ik ben een nijver diertje En werk uit alle macht, Wij zijn steeds met een massa, Want eendracht r;ee ons kracht Vier letters zijn slechts noodig Om mij te noemen, 'k Zeg Nog, dat we kunnen krieb'len. Voor ons loopt men vaak wegl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1931 | | pagina 7