Aan de Veenplas.
Nieuws uit België.
Indië in ons midden
RaadseBhoekje
X
X
X
XXXXXXX
X
X
X
zijn er steeds meer parlementsleden gekomen,
die lak hebben aan traditie en er ook voor
uitkomen. Er is druk gespot met dit „beste
ventilatie-stelsel van de wereld". Men heeft
verklaard, dat de methode van luchtverver-
sching in het Lagerhuis het meest volmaakte
voorbeeld is van hoe iets niet woet worden
gedaan. De schuld ligt niet alleen bij den
Theems en deszelfs luchtjes. Ook het geleiden
en afvoeren van de lucht in het gebouw laat
veel te wenschen over. Wanener ge het be
treedt op het etensuur zult ge het ruiken. Een
:huisvrouw houdt etensgeur graag buiten haar
hall, vestibule of gangen, om van de woon-
en andere vertrekken niet te spreken. Maar
het Lagerhuis zal u in zijn geuren vertellen
wat de heeren hebben besteld, Irish Stew of
gebakken tong of „cabbage". De vergaderzaal
zelf blijft wel vrij van etensgeur. Maar
wanneer ge dan die wierook-wolken hebt
gepasseerd en plaats hebt genomen op de
openbare tribune dant krijg ge al gauw dat
drukkend gevoel op de slapen en die
ongemakkelijke kriebelingen in den neus,
.welke verraden, dat de lucht zonder beweging
en warm is. De natuurkundige verklaring is,
'dat de vorm van de zaal zoodanig is, dat de
jïucht er door gevangen wordt gehouden. De
•Lagerhuisleden, die zoo gezegd op den vloer
zitten, zijn er nog erger aan toe. De
meermalen genoemde lucht van den Theems
Ikomt door dien vloer naar binnen. Maar
onder den neerdrukkenden invloed van het
interieur stiigt ze zelden, hooger dan een
meter. Koude voeten en warme hoofden zijn
daarvan het gevolg. Dat is niet bevorderlijk-
voor de helderheid van hoofd, die kiezers
van hun afgevaardigden mogen verwachten.
IEn nu men alles weet zal men ook veel
willen vergeven, o.a. de heethoofdigheid die
zoo nu en dan in de beraadslagingen toi
uiting komt. Het leven van Engelsche
parlementariërs, met hun debatten tot diep
in den nacht, weinig lichaamsbeweging en
lang verblijf binnenshuis, is toch al niet
gezond. Wanneer zij daarbij nog de lucht
moeten inademen van den Theems, die in
dezen tijd van een riool niet veel verschilt,
dan baart het geen verwondering, dat het
ongesteldheid-cijfer van Lagerhuisleden
hoog is. De leden hebben juist uitgemaakt,
--dat zij onder elkaar weer eens zullen
overleggen hoe er verbetering kan worden
gebracht in deze onfrisschen toestanc. Die
vraag is niet zoo moeiliik te beantwoorden
Maar het zal geld kosten. En hoe vrijelijk
men ook telkens gelden voteert voor allerlei
maatschappelijke maatregelen, zoo vrijelijk,
dat men er immers al lang schande van
spreekt, wanneer de leden geld moeten
toewijzen voor een maatregel, welke alleen
hun ten.goede komt, dan zijn zij er altijd wat
verlegen mee. Wat voor hen pleit!
Visch en verf.
Zij', die in de hoogere regioenen der kunst
verkeeren moeten op een houtje bijten voor
het stillen van hun honger. De Prins van
.Wales heeft het niet met deze woorden
ook gezegd. Hij sprak aan een maaltijd voor
een fonds ten bate van behoeftige kunst
schilders. Er was geen geld meer beschikbaar,
zeide hij, voor het koopen van kunstwerken.
;©e menschen, die dat vroeger hadden gedaan,
of de nakomelingen van hen, die dat vroeger
hadden gedaan, zaten nu zelf bijna in zak
en asch. Successierechten hadden dat gedaan.
De kunstbeschermers van voorheen verkoch
ten nu hun kunstschatten in plaats van ze te
koopen. De Prins gewaagde van den onge-
rijmden toestand, die het stoffelijk bestaan
van kunstenaars zoo hachelijk maakt. Het
was altijd zoo geweest. Moest Vermeer niet
aistand doen van zijn geniaal handwerk om
den bakker en den slager te kunnen betalen?
En nu?, vroeg de Prins. Nu is Vermeer's
werk naar den anderen kant van den Haring
vijver gegaan (in Engeland noemt men den
'Atlantischen Oceaan wel den Haringvijver)
voor sommen, zoo ontzaglijk, dat Vermeer er
wel heel Delft, met Rotterdam en Haarlem
op den koop toe, voor had kunnen koopen.
Men kon uit de woorden van den Prins
opmaken dat hij het gevoel had, dat er ook in
dezen tijd kunstschilders zijn, die werk
maken, dat eens als het beste zal worden
erkend en dat voor groote sommen zal
verwisselen van bezitter. Maar nu hadden zij
geen brood, konden zij hun huur niet betalen
en werden zij met maatschappelijken onder
gang bedreigd. 's Prinsen woorden
maakten veel indruk; want nog dien zelfden
avond werden er inteekeningen op het fonds
voor arme kunstschilders ontvangen tot een
bedrag van 6000 pond sterling. Kunst in
haar nobelste vormen is thans een luxe, wordt
tenminste als zoodanig beschouwd. Het is
anders met kunst in lagere vormen, die
kunstemakerij is of er aan grenst. „Daar zit
nog wel wat in", decreteert de philister.
Intusschen moet de waarachtige kunstenaar
van de weldadigheid leven. Het zal misschien
wel eens veranderen. Inmiddels houdt de
Prins van Wales roerende redevoeringen
om bijstand te geven, op zichzelf al een
heugelijk ding in een land waar kunst niet
alleen niet regeeringszaak is, maar ook
zelden teekenen zijn waar te nemen, dat ze
een koninklijke zaak is.
Indertijd heeft men veel verwachting gehad
N,an plannen om kunstwerken van heden-
fl3agsche kunstenaars te verkoopen met het
- a!«etalingsstelsel. Maar die verwachting is
^uitgekomen. Het publiek heeft er geen
jzivaar in auto's, radio-toestellen, gramo-
™.ons e.d. op afbetaling te koopen. Maar
i., 'Iderijen neen. Dat is luxe. Een jong
onstschilder van erkend talent heeft er nu
at op gevonden. Hij is met een eigenaar
an een vischrestaurant in zijn buurt
besvu £ek°men, dat hij er de muren zal
lan L en me* tafreelen van de zee. Zoo
den^i wei"k duurt en het kan wel maan-
«•'ren mag hij zich naar hartelust te
1 aan vischgerechten, die het
dan h"*nt z'jn c''ëntèle voorzet. Dat is beter
srhiuop een houtje, te meer daar de
visch ueft verklaard, dat hij dol is op
ve-dip htot is een voorbeeld, dat navolging
is en voor ruime uitbreiding vatbaar
.verschieten opent op een toejjomst,
waarin de beoefenaren van den edelsten
arbeid van menschenhanden goed gekleed,
gevoed en gehuisvest zijn, dank zij de
ontwikkeling van een nieuw ruilstelsel,
waarbij geestelijk goed controle waarde heeft
gekregen.
Een rustig hoekje ver van de wereld. Een
plekje van de wijde aarde, voor de bloemen
en de vogels alleen. En voor mijn geleider en
mij, die hier een paar uren zwerven over
landpaadjes en water, met gretige oogen in
drinkend al het moois om ons heen. t Is
jammer, dat de zon niet doorkomt. Haar
glans geeft aan alles te meer leven en gloed.
Maar ook zoo onder de dreigende, laag han
gende wolkenluchten, waaruit zich zoo pas
nog de regenbuien onthaalden, die ook straks
nog wel weer komen zullen, ook zoo is dit een
mooie wereld. De gagel geurt er en ik pluk
een takje en neem het mee om wat de bijbel
„de geur des velds" noemt ook thuis nog eens
in te ademen. Want fijner, pittiger reuk, die
ook in de verte gedachten wekt naar buiten,
aan wind en water, riet en vogels, aan heel
die stille wilde weelderige wereld van het
plassenland, ken ik niet. Dit is het echte,
edele parfum, de frissche aroom van de
velden.
Ja, de gagel geurt er en de wulp roept, en
deze geur en deze roep zijn voor den natuur
vriend voldoende teekenen, dat hij in een
goed land is gekomen.
Als die beide er zijn, de geur van de gagel
en de roêp van de wulp, dan weet hij het:
dan mag hij hier stilte en ruimte verwachten,
dan is het gewoel en het geluid der men
schen hier ver, dan zal ook ander wild kruid
er groeien en bloeien, dan zal ook ander vo
gelgeluid hier te hooren zijn. Zie, daar bloeit
de wateraardbei in mooie purpergloed ai
voor onze voet en het vriendelijk blauw van
't Vergeet-mij-nietje" is er en ginds in het
stille hoekje van de plas heffen <fe waterlelies
bij tientallen hun blanke hoofden in het licht
De gele plomp is er ook en de ratelaar en
het kartelblad in het gras getuigen van vrij
slechten bodem, wat alweer voor den natuur
vriend allerlei moois belooft
Zonnedauw groeit hier ook wel zeker,
vraag ik aan mijn geleider, op dit niet voor
ieder toegankelijke gebied, een boer uit de
buurt, en ja, als ik even het dijkje afstap, het
onland in, dan zie ik ze al, de kleine vleesch-
etende plantjes, die tot de merkwaardigste
verschijningen in het moerasland behooren.
Het bootje steekt van wal en nu zijn we
weldra geheel door volle en rijke natuur-
weelde omgeven, 't Geroep van de ranke,
zwarte sterntjes, die hier wel nestelen zullen,
is voortdurend om ons heen. De fuut wil zich
niet vertoonen, maar hij moet er wel zijn en
zit zeker in een verborgen hoekje te broeden
Een kiekendief cirkelt boven onze hoofden.
Wij waren door heel die rijke, veelzijdige
en wondermooie waterwereld, onland voor
den nuchteren beschouwer, heerlijk land, land
om te droomen en te drijven, land ook om de
oogen wijd op te houden en te genieten van
en in te drinken al dat mooie van Gods we
reld om ons heen en voor ons. Trink, o Auge,
was die Wimper halt von dem goldnem Uber-
flusz der Welt! Ja, hier kan het oog drinken
van den gouden overvloed der wereld!
Ons land is rijk aan natuurschoon, aan
bosch en heide, aan duin en wei, aan stran
den en korenvelden! Maar wel mee het
mooiste landschap bieden de streken van
plas- en veenlana.
Sinds nu al weer 25 jaren geleden het
Naardermeer- bij Amsterdam door Natuur
monumenten werd aangekocht, het prachtige
Naardermeer, dat eerst bestemd was om met
stadsvuil volgestopt te worden, sinds dien
tijd is de waardeering van dit landschap wel
zeer gegroeid.
Maar wie zich den strijd over de Reeu-
wijksche plassen in Zuid Holland herinnert,
die gelukkig eindigde met behoud en wie hier
rondom deze Friesche veenplas de ontginnin
gen ziet, die weet van dreigende gevaren. Al
wat er in ons land nu nog aan veenplassen
over is, moet behouden blijven! Een gezond
conservatisme in den besten zin moge daar
voor zorgen in het hoogste en edelste belang
van tijdgenoot en nageslacht!
A. L. B.
(Van onzen briefschrijver.)
De moeilijkheden om zich te
Brussel vlug te verplaatsen.
Geen autobuslijnen en traag
maar comfortabel tramverkeer.
De toestanden in het taxi
bedrijf. Op het oorlogspad.
Hoe meer Brussel uitbreiding neemt, hoe
meer het verkeersvraagstuk wordt ingesteld.
Niet alleen wat de gewone verkeersregeling
betreft, maar ook wat de mogelijkheid aan
gaat, voor de brusselaars om zoo vlug mo
gelijk de verschillende stadsgedeelten te be
reiken. Stadsuitbreiding die naar volledige
afzondering van de nieuwe wijk leidt, door
gebrek aan een vlugge en praktische verbin
ding, blijkt steeds een slechte onderneming
te zijn. Zooals in elke groote stad is te Brus
sel het verkeersvraagstuk ook langs deze zij
de een ernstig probleem geworden. De Brus-
selsche tramwegmaatschappij, die feitelijk
een monoplium in handen heeft, daar zij het
heeft klaar gespeeld, sedert enkele jaren ook
de aandeelen in handen te krijgen van de
maatschappij die een paar autobusdiensten in
exploitatie had. Zij heeft nu volop de gele
genheid om te beweren, dat exploitatie van
autobusdiensten niet mogelijk is. Er is nie
mand om het tegendeel te bewijzen. De tram
in het centrum van de stad heeft echter op
punten met druk verkeer volledig afgedaan.
Te Parijs werden verscheiden tramlijnen al
dus afgeschaft en vervangen door autobus
diensten. Te Brussel denkt men er nog niet
aan Alleen hebben de autoriteiten van de
trammaatschappij gedaan gekregen, dat zij,
op zekere lijnen, zoo deze die het laag ge
deelte, langs het centrum en niet langs de
groote buitenlanen, van de stad met het
hoog gedeelte verbinden, geen aanhangwa
gens zou laten rijden. Dit was feitelijk een
verplichting die in de vergunning is be
paald met het oog op de algemeene veilig
heid Tijdens den oorlog had de maatschap
pij wegens de bijzondere moeilijkheden voor
deexploitatie, toelating verkregen om aan.
hangwagens in dienst te brengen en na den
oorlog vond de maatschappij niets gemakke
lijker en winstgevender dan met dit stelsel
voort te doen. Verder heeft de maatschappij
heel wat geld uitgegeven om de tramwagens
comfortabel in te richten. In dit opzicht is het
een feit, dat Brussel bijzonder is bevoor
recht. Op de ceintuurlanen rijden, zooals
men hier zegt, ware Pullmanntrams.
Dit comfort is evenwel nog geen oplos
sing. Er moet een vlugger verkeer komen.
Het is niet mogelijk, dat om zich van het
eene naar het andere stadsgedeelte te bege
ven ook nog in de vere toekomst, de Brusse
laars soms een uur en nog meer in de tram
zullen moeten doorbrengen. De trammaat
schappij begrijpt dit ook wel en er duiken
dan ook af en toe geruchten op over een me
tro, die door dezelfde maatschappij zou wor
den geëxploiteerd. Er is niemand die er aan
gelooft. Het eenige dat wellicht nog tot
stand zou kunnen komen is een tunnel onder
de centrale lanen tusschen Noord- en Zuid
station, in de verbreede bedding van de
Zenne, welke thans wordt afgeleid, en waar
in de trams zouden rijden, zoodat in het cen
trum de trams geen opstopping meer zouden
kunnen veroorzaken. Maar hier ook zijn de
sceptici het talrijkste. En de taxi's dan? zal
men zich afvragen. De Brusselsche taxi's
zijn talrijk genoeg. Daarover wordt niet ge
klaagd. Maar de taxi-chauffeurs staan bij
het publiek slecht aangeschreven. Hier
voor waren voorheen redenen te over. Er is
ten eerste het feit, hetwelk gelukkig steeds
zeldzamer wordt, dat een persoon die zich
's avonds naar een eenigszins afgezonderde
plaats voeren liet zijn chauffeur in een ban
diet veranderen zag en werd beroofd. Dit
was vooral in de eerste jaren na den oorlog
het geval. De gevallen van dien aard deden
zich veelvuldig voor. Er werd echter zoo'n
stemming gemaakt onder het publiek tegen
de taxi-chauffeur, dat de betere elementen
onder hen zelf de zuivering ondernamen. Er
werden maatregelen genomen als bijv. de
stichting van een coöperatief van taxi-be
stuurders met onder meer als voorwaarde
voor lidmaatschap de eigenaardige bepaling,
dat het strafregister onbevlekt moest zijn!
Dan was er ook nog de nu nog volstrekt niet
verdwenen ervaring dat het „vrachtje" van
een taxi-chauffeur steeds leelijk wordt gevild
wanneer het op betalen aankomt. Het is mij
nog bijna nooit gebeurd dat, voor hetzelfde
ritje van een bepaalde plaats tot mijn huis,
mij hetzelfde bedrag werd gerekend. De
klant is er altijd mee gefopt. Hij betaalt
steeds meer dan het tarief. De Brusselsche
taxi-chauffeurs schijnen over een bewonde
renswaardige virtuositeit te beschikken, om
hun klanten te bedriegen. Dit bedrog wordt
in de hand gewerkt door het bestaan van
verschillende autonome gemeenten, die, tot
voor enkelen tijd, elk een verschillend regle
ment hadden inzake taxi-verkeer. Men had
een stelsel aangenomen, waardoor een dooi
den meter aangeduid tarief werd verhoogd
met een percent, dat afwisselde volgens de
duurte. In den taxi was het bericht aange
plakt echter op een wijze, die het onmoge
lijk maakte er kennis yan.te nemen. Wanneer
het dan op betalen aankwam was er gelegen
heid te over om geplukt te worden. Dit alles
is nu verbeterd, door de invoering van een
definitief aan de duurte aangepast tarief,
dat ook op de meters wordt aangegeven, zon
der dat er nog een verhooging bij te pas
komt. Wat niet belet, dat de Brusselsche
taxi's nog heel dure tarieven hebben, die ge
regeld gebruik door het groote publiek, in
een mate zooals bijv. te Parijs uitsluiten,
zoodat het vlug-verkeers-vraagstuk er be
zwaarlijk kan worden door opgelost. Wat
de veiligheid betreft zijn de rollen thans vrij
wel omgekeerd. Er is geen taxi-chauffeur
meer of hij is wanneer hij 't avonds met een
klant wegrijdt, voor zijn leven beducht. Het
is een misdaad in de mode geworden een
taxi huren, zich op een eenzame plaats laten
voeren en dan den chauffeur een revolver
onder den neus duwen met beleefd verzoek
zijn portefeuille te ledigen. In den jongsten
tijd zijn er ook wel eenige gevallen geweest,
waarin de klant-bandiet er maar dadelijk op
los schoot of sloeg. Dan kon de chauffeur
onder deelneming van een eindeloozen stoet
collega's, die allen met hun wagen opkwa
men, worden begraven, maar was dit indruk
wekkend, het was ook alles. In een geval
heeft de dader, die niets had kunnen stelen
en berouw had, zich gevangen gemeld. In
het andere zijn de chauffeurs zelf op het oor
logspad gegaan en hebben zij de daders van
een aanranding voor de politie ontdekt en in
haar handen overgeleverd.
Er zijn taxi-bestuurders, die erkennen, dat
de tarieven te duur zijn, vooral de nachtta
rieven. Dat zijn de chauffeurs van de Brus
selsche voorsteden. Deze leven op een voet
van oorlog met de taxi's van die op het
grondgebied van de stad Brussel hun stand
plaats hebben om deze reden. En ook nog
wel om andere redenen maar dat willen zij
niet zoo gemakkelijk erkennen. Volgens hen
is het niet noodig 's nachts dubbel tarief te
doen betalen om 's nachts ook zijn broodje
te verdienen. Zij hebben zich dan, zooals
reeds gezegd, in een coöperatie vereenigd en
elk lid draagt op zijn wagen een blauwe
ster wat beteekent, dat hij 's nachts het dag
tarief toepast. Dit is zooveel als oorlog aan
de maatschappij, die op het eigenlijke Brus
selsche grondgebied een monopolium heeft
van het taxi-verkeer. Want daarom gaat het
feitelijk. De kleinere taxi-ondernemingen zien
met leede oogen dat een groote maatschappij
de beste standplaatsen heeft in de stad.
De topographie van de stad is echter zoo
dat het plein voor het Noordstation en dat
voor het Zuid-station onderscheidenlijk op
rondgebied liggen van St.-Joost-ten-Ode en
t.-Gillis. Zoodat op deze standplaatsen op
enkele meters afstand van elkaar, des nachts
taxi's zijn te vinden, waarvan de een dubbel
dagtarief vraagt, en de ander gewoon dag
tarief. Welke soort het publiek kiest laat zich
gemakkelijk raden. De ster-taxi's hebben er
ook een specialiteit van gemaakt door de stad
te rijden om er voorbijgangers, die een taxi
willen, op te pikken. Wanneer de politie het
opmerkt volgt er wel een proces-verbaal
maar daar storen zij zich zooveel niet aan.
Doch nu kan men het soms beleven, dat een
monopolium-taxi het spelletje van zijn con-
curreerende collega in de gaten krijgt. Dan
rijdt hij hem achterna en jvordt het voor den
strooper op Brusselsch gebied dikwijls ge
vaarlijker.
De ster-taxi-chauffeurs verklaren, dat zij
het stelsel van de vrije standplaats willen
bekomen, zooals te Parijs. Dit zou het moge
lijk maken, volgens hen, de tarieven ernstig
te verlagen. De stad Brussel heft een dubbele
onrechtstreeksche belasting op het taxi-ver
keer daar zij niet alleen een vast stand-
plaatsrecht ontvangt van de maatschappij,
maar ook nog een deel in de winst opstrijkt!
De stad voert hiertegen aan, dat de maat
schappij verplicht is o.m. een dubbel nacht
tarief te hebben, omdat zij verplichtingen
heeft, die alleen het openbaar belang op het
oog hebben. Zoo bijv. het verzekeren van
standplaatsen, dag en nacht in weinig druk
ke wijken. Op deze standplaatsen kan men
ook om vier uur 's morgens een taxi vinden,
in welks chauffeur men vertrouwen hebben
kan, omdat er een zeker toezicht bestaat.
Wat niet het geval is voor de chauffeurs van
de agglameratie, die hun standplaats op be
paalde uren verloten om in de buurt te ko
men waar „vrachtjes" te vinden zijn en die
ook in de kleine uurtjes liever te bed gaan,
omdat zij tot niets zijn verplicht.
De markt van den Inlander.
Wanneer men een overzicht zou wen
schen te geven van het markthouden in
Nederland, zou het genoeg zijn den aard
van de markt in het oog te houden en te
onderscheiden veemarkt, bloemenmarkt
enz. van de algemeene markt. Overigens
zou de voorstelling voor het heele land
kunnen gelden. In Indië is dat wel an
ders. Daar kent men enkele veemarkten,
maar de rest is de algemeene markt, de
„pasar", en de verdere onderscheiding
ligt hierin, dat zij bij het eene volk heel
anders is dan bij het andere. De „pasar"
speelt n den gewonen ruilhandel een
groote rol, mits men daarbij alleen
denkt aan Java, aan Westkust van Su-
matra en aan enkele streken van Zuid-
Borneo en Zuid-Celebes, waar men vindt
het vaste marktterrein, den vasten dag
en den toeloop uit de omgeving. Elders
is hetgeen men pasar noemt, iets anders
of er is niets wat men als markt zou
kunnen bestempelen.
Het pasarwezen op Java is goed ont
wikkeld dank zij de maatregelen van het
Nederlandsch bestuur, dat het bevrijdde
van knellende banden. Tot 1851 bestond
namelijk de pasarpacht waardoor de
pachter het recht had alle aanbieding
van koopwaar in de loodsen of op het
terrein te belasten, zij het binnen zekere
grenzen. Maar aangezien de pachter
meestal een Chinees was en het toezicht
sober, kon er uit de pacht worden ge
haald wat er te halen was. Ontwikkeling
van marktwezen en buurthandel was
toen derhalve zeer moeilijk en het
marktverkeer kon de voortbrenging van
kleinen land- en tuinbouw en van den
handarbeid niet opvoeren. Maar ook na
de maatiegelen van 1851, 1853 en 1855
heeft de Chineesche koopman zijn in
vloed op den inheemschen handel van
menige streek weten te bewaren en hij
blijft een rol vervullen, die voor den in-
landschen handel onmisbaar is. In elk
district is wel een pasar op een bepaal
den dag in de week, waarheen de toe
loop groot is. In de vroege ochtenduren
begint de drukte: de bezoekers hebben
zich bij het krieken van den dag of zelfs
des nachts op het pad begeven, heele
troepjes bij elkaar uit de omliggende
dessa's, torsend hun manden en pakken
op het hoofd of aan den draagstok. Dat
moeizame sjouwen van mannen en
vrouwen kan men op Java overal nog
waarnemen, al is het heel wat vermin
derd sedert spoor en trams l^pt verkeer
hebben bespoedigd en vooral sedert de
autobus het vervoer heeft versneld en
vergemakkelijkt. Men wane niet, dat
het gros der pasargangers een koopwaar
meevoert van ruime waarde. Bijna on
gelooflijk zal het klinken, dat vroeger,
toen er alleen nog de spoor was, men
schen uit de omgeving van Salatiga en
Ambarawa vier of vijf uur met hun
mars liepen, om tegen 8 uur op den pa
sar te Semarang te zijn en er hun waar,
ten bedrage soms van enkele dubbeltjes,
van de hand te doen, er iets voor te koo
pen en in den namiddag denzelfden
tocht terug te ondernemen en vóór het
donker thuis te zijn. Toch was het pa-
sarbezoek toen voor zulke menschen
nog in menig geval een genoegentje, al
moesten zij het koopen met uren van
slaven en sloven, waarbij zij vaak hun
dunne leeren lapjes onder de voeten
bonden tegen de hitte en de ruwheid van
de wegen, precies als men het zijn kar
bouwen en koeien deed bij langdurig
vervoer over den weg om de voeten te
bewaren.
Het sloven is sedert een kwarteeuw
ve minderd, maar het is er nog, althans
op Java. Zeker kan men aan de vermin
dering van dat echte sjouwen zien, dat
de welvaart over het geheel is toegeno
men en de middelen van gemakkelijk
verkeer meer worden gebruikt. Natuur
lijk telt de pasar tal van dischjes met
verleidelijke geuren en lekkernijen voor
de snoepgrage pasargangers, die dik
wijls ook een voorraad meenemen naar
huis voor de kinderen, ook wel voor
wederverkoop in het heel kleine. Bij de
armen loopt het handeltje altijd maar
over enkele centen. Echter zijn die vele
sobei e verschijningen op den pasar toch
niet de eenige. Ook de binnenlandsche
marktbeweging kent de krachtiger han
delaren, die een heele uitstalling noo
dig hebben en daarvoor huur betalen
aan den marktmeester. Er moet voor
het onderhoud van den pasa- geld zijn
en de gemeente, die den pasar onder
houdt, heeft een tarief voor de loods-
ruimten en zelfs voor de uitstalplaatsen
in de open lucht. Op de belangrijke pa
sars hebben verscheidene Chineezen
hun vaste loodsruimten en brengen op
de marktdagen de gangbaarste waren
uit hun toko's. Inlandsche marktdrukte
is rustig en vroolijk tegelijk; een toerist
mag het bezoek aan zoo'n pasar niet
verzuimen.
Opmerkelijk is het dat in de buitenge
westen, waar, echte pasars voorkomen,
hei gebruik steeds in de streken is van
Javaansche nederzettingen. Andere vol
ken kennen den pasar in den Javaan-
schen trant niet, behalve de Minangka-
bauers in de Padangsche landen. Wat
elders op Sumatra pasar heet, is eigen
lijk niet anders dan de winkelbuurt van
Chineezen en vreemde oosterlingen. Dat
vroolijke gedoe op het marktterrein met
kleine of groote loodsen, met tenten en
stalletjes, zooals Java het heeft, is daar
buiten zeldzaam. In de Molukken is ner
gens pasar en toch wordt ook daar wel
geruild en gehandeld. Als de handel iets
om het lijf heeft, is het steeds bij den
Chinees, die inkoopt en verkoopt en
voorschot geeft. Aardige drukte is er
niet aan verbonden en regeling even
min. Het verschil te dien aanzien tus
schen Java en het grootste deel der bui
tengewesten vindt vermoedelijk zijn
verklaring in het ver verleden toen
handelaren van Voor-Indië hun weg
vonden op Java èn hun verblijf. De bin
nenlanden van de buitengewesten dra
gen veel meer bosch dan die van Java,
zijn weinig bevolkt en moeilijk te berei
ken, zoodat alle handelsbeweging er tot
de kusten beperkt blijft. DAér hebben
zich van ouds de kooplieden neergezet,
tijdelijk of blijvend, en de ruil of de
handel had plaats bij hen voor de deur
of op het strand bij hun vaartuig.
Java, dat in zoo menig opzicht afsteekt
tegen de buitengewesten, heeft op hen
ook voor de eieren marktbiweging met
orde, regelmaat en vroolijkheid.
DENGAN HORMAT.
Oplossingen der raadsels
uit 't vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Moeder zegt, dat Caro bijna niets ge
geten heeft. (robijn).
We mochten elk jaar bij Tante Cato
Paascheieren komen zoeken.
(topaas).
Och Lena, met historische feiten hoef
je bij mij niet aan te komen.
(amethist).
Wat draagt Fie Steensma ragdunne
kousen! (smaragd).
2. A Ameland.
E m s
klein
Ameland
klaar
I n s
3. Hulst.
4. Jan, hagel; janhagel.
Voor kleineren.
1. Schors, schort.
2. Een zwaluw maakt nog geen zomer.
Het is niet al goud, wat er blinkt.
Als de kat van huis is, dansen de
muizen.
3. Het kind kwam u schoorvoetend te
gemoet, (musch).
Wasch je vuile handen toch eerst!
(uil)
Lize, haal ijs, terwijl ik naar de apo
theek ga. (lijster).
Ik timmer eiken dag een oogenblik.
(merel).
4. Poot, goot, boot, noot, vloot.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn eerste is een vaartuig
Mijn tweede ••troomt door 't bosch;
't Geheel is een riviertje,
Denk er eens goed op los!
Dat stroomt door Overijssel.
Nu allen opgepast!
Je noemt dan zonder haap'ren
Het klein' riviertje vas
2. Mijn geheel wordt met 12 letters ge-
schreven en noemt een plaats in
Zuid-Holland.
De 12, 1, 11, 6 is een rivier, die ge
deeltelijk door ons land stroomt.
Een 3, 2, 5, 10 is een deel van een
plant.
Een 4, 8, 7 moet geleerd worden.
Een 12, 8, 9, 8, 4 is een zangvogel
Een 3, 2, 11, 5, 9 krijgt men licht, als
men zich brandt.
3. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt do
naam van een bloem.
Op de lo rij een medeklinker.
2o een lichaamsdeel van
dier.
3o een roofdier.
4o 't gevraagde woord.
5o een jaargetijde.
6o een ander woord voof
kreet.
7o een klinker.
4. Welk dier kun je maken van:
man loe ke
Voor kleineren.
1. Welke visch ligt in veel kamers op
den grond, als men zijn staart
verandert?
2. ZeLandere woorden in de plaats der
dik gedrukte, maar gebruik daar
toe dezelfde letters.
De jongen gooide het HUISKLOK
van den appel weg.
Ik zag een TOON onder den boom
liggen.
Een FOLIANT is een groot dier.
3. Mijn eerste noemt den na m eener
maand, mijn tweede is een mooi
dorp in de prov. Utrecht en mijn
geheel een bloeiende boom of
struik.
4. Ik ben een nijver diertje
En werk uit alle macht,
Wij zijn steeds met een massa,
Want eendracht r;ee ons kracht
Vier letters zijn slechts noodig
Om mij te noemen, 'k Zeg
Nog, dat we kunnen krieb'len.
Voor ons loopt men vaak wegl