Bij Ruwe Handen PUROL. Dnos 30 ct. SC BIIIIJFfll 1CBIB\EN Van Putten Oortmeijer, Alkmaar. Op stap in November. h jMgezonden Stukken Wd°r,n<15 Uit onze Staatsmachine IRACÏEMENÏEN ÉN PENSIOENEN. REMINGTON en UNDERWOOD. Laatste model. Als nieuw. VOLLE GARANTIE. Vanaf f 120.- Payglop 18. Underwood Agentschap voor Noord-Holland. Telef. 658. kon worden. Maar de verbazing groeit, wan- neer men leest of hoort, tot hoeveel nuttigen arbeid deze ongelukkigen nog in staat waren na langdurige oefening met meer of minder gecompliceerde instrumenten en vaker nog zonder eenig hulpmiddel van buiten. Met de voeten, met den mond, met de nog aanwezige armstompen worden allerlei verrichtingen mo gelijk en zoo het bewijs geleverd, dat de hand ten slotte niet meer is dan een werktuig ten dienste van een vasten wil en doorzettingsver mogen. Opvallend is het verschil tusschen TIOegere tijden, toen zulke ongelukkigen door j,u- gebrek alleen dan in hun onderhoud kon- jen voorzien, als zij zich voor vertooningen op kerfflisseni in variété's enz. beschikbaar stel den, en thans, nu voor hen zooveel mogelijk nuttige arbeid wordt gezocht. Door Hohmann werd de aandacht gevestigd op de belangrijke vorderingen der orthopaedie. Belangrijke misvormingen kunnen door haar worden opgeheven, stijve gewrichten bewege lijk gemaakt of omgekeerd ook overdadig be wegelijke gewrichten minder of, zoo noodig, onbewegelijk gemaakt worden. Bij spierver- lamming is het mogelijk, van een andere, nog goed functioneerende spier als het ware een gedeelte te leenen en te bevestigen aan het lichaamsdeel, waarbij de verlamde spier be hoort, zoodat dit weer op de normale manier gebruikt kan worden. Sprekers uit verschillende landen gaven een overzicht van de aldaar bestaande inrichtingen voor opleiding van jongere en volwassen ge- brekkigen. In ons land zijn de belangrijkste de Johanna-stichting te Arnhem en de Adriaan- stichting te Hilligersberg bij Rotterdam. In die inrichtingen gaan onderwijs, medische verzor ging en opleiding voor een ambacht hand aan hand. Het ware te wenschen, dat de daar ver kregen reultaten in breeder kring bekend wer den Het spreekt toch wel van zelf, dat voor de instandhouding veel geld noodig is en dit geld moet door vrijwillige bijdragen verkregen worden. De behandeling moet meestal heel lang duren, wat ook geldt voor de inrichting van dr. Thomassen voor chirurgische tubercu lose te Blaricum, op het voetspoor van de in richting van dr. Rollier te Leysin. Gelukkig kunnen ook zonder de zon van het Zwitsersche hooggebergte goede resultaten verkregen wor den. Natuurlijk staat de genezing van het tu berculeuze proces op den voorgrond. Maar het is van groot belang, dat al dadelijk aan dacht geschonken wordt aan de mogelijkheid om nuttigen arbeid te leeren. Dan behoeft na genezing geen ongelukkige stumper achter te blijven. Een van de sanatoria van dr. Rollier is reeds geheel er op ingericht, dat de patiënten gedurende hun ligkuur reeds kunnen werken Er is op dit gebied nog zeer veel te doen. Laat ieder naar vermogen zijn steentje bijdragen om al dit mooie werk in stand te houden en uit te breiden. H. A. S. (Buiten verantwoordelijkheid van de 'RedactieDe opname in de rubriek, b*wi]St geenszins dat de redactie er mede instemt). ZOO GAAT 'T GOED. Met vreugde en dankbaarheid nam ik ken nis van het schrijven van den minister van binnenlandsche zaken en landbouw gericht aan de besturen der provinciën, voorkomen de in de ochtendbladen van 16 November, waarin genoemde besturen met kracht van argumenten verzocht wordt geen steun aan tuindersbedrijven te verleenen. Dézen kant moet het uit! Want het belang dat de bevol king heeft bij het in stand houden van het tuinbouwbedrijf in zijn geheel, is nihil in ver gelijking tot het enorme belang dat de natie heeft bij het op den been houden van banken, stoomvaartmaatschappijen, schoenfabrieken, bieten-suiker, aardappel, en tarwemeelfabrie- ken enz.! Bij al deze instellingen is immers het grootkapitaal betrokken terwijl die paar centen welke althans in een deel van het tuin bouwbedrijf gestoken zijn voor de finantieele positie van ons volk geen rol spelen. Gaan laten! Het eenige waar de tuinbouw behoefte aan heeft is: organisatie der ondernemers z e 1 f en de mogelijkheid om daartoe in den tuinbouw misschien te geraken is de „schwe- re not", felle economische ellende; zoolang de tuinders nog maar iets bezitten of we ten te kiiigen waardoor ze niet van hun „bedrijf" worden weggejaagd achten zij zich veilig en bekommeren zich niet om organisa tie, daarom vind ik het schrijven van den mi nister in een woord reus Waarom zal de overheid goed geld naar kwaad geld gooien? Waarom moet de handel voor een krats primeurs van den tuinbouw kunnen koopen gekweekt met subsidie van rijk, provincie en gemeente, terwijl de kweeker de grootst mo gelijke moeite heeft om z'n „boerenmond" open te houden? Volgens de dialectiek verandert hier de weigering der regeering om finantieele steun te verleenen in een nog veel belangrijker steun, n.1. de „moreele"! De moraliteit gaat ook bij mij boven alles. Neen, zóó gaat 't goed. Laat men de tuin ders maar door de ellende dwingen zich te organiseeren, als het niet anders kan, dan maar in katholieke, christelijke en neutrale organisaties, doch laat het organisaties zijn van de tuinondernemers zelf met een „groen front" als fond. Wat er mo menteel aan organisatie in den tuinbouw be staat, mag m.i. geen aanspraak maken op de naam organisatie van t u i n d e r s. De be staande organisaties zijn mengsels van alles en nog wat, waarin de tuinders zelf maar mtter weinig te zeggen hebben. W 'H\Cn ]aren dat 'k de „economie" (God be- ri„ 1 van land" en tuinbouw vrij naüwkeu- J„vo'8»,heb ik in woord en geschrift alleen zee/c^f jrwaarden> hoog edelgestrengen, iiop- ijtêr-L. ede!achtbaren, excellenties en nnrr nio! anderen wier beroep voor mij ze'den „fS Vaat komen te staan ontmoet, doch den tuinbouw!* ten bona fide ondernemer in van ded™r«i'atcn voor den tuinbouwer pe.'ijVe vonrlichreC°nomische en wetenschaP" op wetenschappelijk ®ann«eduide PKr.'Tfn den tuinbouw .1 de ona"1' 8 rand van den afgrond! €rnem€f °P Wanneer de misère in den tuinbouw tot ge volg heeft, dat er onder de tuinders behoefte gevoeld wordt aan economische, weerbare organisatie en er zijn teekenen welke er op wijzen, dat dit verlangen groeiende is dan is al de ellende welke zij thans door ma ken niet voor niets geleden. Daarom mogen de tuinders den minister dankbaar zijn, dat hij ze door financieele steun niet naar een luilekkerland leidt, doch hen drijft in de rich ting van weerbare zelfstandige organisatie. Inderdaad, regeeren is vooruit zien. Bergen (N.H.), 18-H-^l. R. ELION. Geachte Redactie. Mag ik nogmaals een weinig plaats- r» ïmte in Uw blad, ter beantwoording Van hen die op het ingezondens van Opmerker reageerden. Bij voorbaat mijn dank. Weth. Dekker deel ik med^ dat ik een polemiek over het voeren van het prae- dicaat „Opmerker" niet van belang acht. Ik blijf er bij dat er in de vergadering van 21 Oct. wel degelijk een precedent geschapen is door alle opeen' i te ver- hoogen, behalvo die van het onbebouw de. Hij was het eens met de beschouwing van den aeer do Boer over de grondbe- lfsting. B. en W. zijn echter met het voorstel gekomen, omdat er in Oterleek veel elders wonende g- ondeigenaren zijn, die men daardoor mee kan laten betalen. Bestond dat motief dan niet moer toen de opcentenverhooging voor het onbebouwd door andere l6den be stred ;n werd? Ik herhaal wat ik de vorige keer schreef, de een kan het beter lijden dan de ander, maar dat is met de verhooging der andere belastingen evenzoo het geval. Wat de presentiegel den betreft voor d commissievergade ringen. Het doet weinig terzake of de commissie of B. en W. het voorstellen, het besluit is genomen en ik heb alleen gewezen op de schrille tegenstelling met het uurloon der werkloozen. Men hoort en leest niet anders dan bezuini ging en ik vind van de regeering dat zij een slecht tijdstip gekozen heeft om in een tijd waarin laagconjunctuur hoogtij viert, door wetswijziging mogelijk te maken, dat voor dergelijke vergaderin gen presentiegelden worden uitgekeerd. Dit had eenige jaren terug beter gekund. Is de opoffering der raadsleden dan een te grootsch gebaar of onuitvoerbaar orn zich een enkele maal, in het belang der gemeenschap, de moeite te get oosten een commissievergadering bij te wo nen, zonder presentiegeld? Wat de belooning bij werkverschaf fing aangaat, erken ik dat ik abuis was, het uurloon was niet 25, doch 30 ct. Mej. v. d. Walde Boer moet ook dit stukje maar als antwoord beschouwen, het lust mij niet op haar geschrijf in te gaan. Hoogachtend, OPMERKER. De a.s. Benzinebelasting. Het is voldoende bekend, dat de Minister van Financiën in de even moeilijke als on dankbare positie verkeert om allerlei bronnen aan te boren ten einde meer geld in de schat kist te doen vloeien. Onder de nieuwe belas tingsobjecten bevindt zich ook de benzine. Reeds werd bij de Tweede Kamer een ont werp van wet ingediend tot tijdelijke heffing van een bijzonder invoerrecht op de benzine. Tegen een recht van vier gulden per honderd kilogram, overeenkomende met ongeveer drie cent per later, zal de voorgestelde heffing een jaarlijksche bate op leveren van iets meer dan tien en een half millioen gulden. De motiveering van deze belasting in de memorie van toelichting is kort maar krach tig. „Ten einde in verband met de huidige tijdsomstandigheden tijdelijk te voorzien in de noodige versterking van de middelen, wordt het wenschelijk geacht een bijzondere belasting te heffen van benzine. Dat juist dit artikel voor de heffing van een bijzonder recht in aanmerking wordt gebracht, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid, dat de prijs van de benzine in die mate is gedaald, dat de heffing van dit recht nog slechts een klein gedeelte van wat den consument ten ge volge van de prijsdaling in den schoot ge worpen is, aan den fiscus zal doen ten goede komen Bijzondere tijden vragen bijzondere maatregelen. Maar waar als motief mede wordt genomen de daling van den benzine prijs, daar mag de vraag gesteld worden of deze bijzondere heffing weer zal verdwijnen, wanneer het geval zich mocht voordoen, dat de benzine weer zou komen op den ouden hoogen prijs. Een recht, dat eenmaal geheven wordt, en dat ruim tien millioen gulden opbrengt, zal de schatkist niet zoo gemakkelijk prijsgeven. Dat reeds bij een heffing van drie cent per liter zulk een groote bate geïnd wordt, wijst op een groot benzinegebruik binnen onze grenzen. Ook daarover geeft de memorie van toelichting nadere bijzonderheden. De invoer van benzine bedroeg in 1928 ruim 198 mil lioen kilogram; in 1929 ruim 227 millioen ki logram; in 1930 bijna 263 millioen kilogram, terwijl gerekend naar de eerste vijf maanden van het loopende jaar, de invoer in 1931 ge schat wordt op ongeveer 255.000,000 kilo gram, hetgeen dus een kleine daling betee- kenr echter meet om het totaal verbruik te berekenen bij deze cijfers nog worder ge voegd de hoeveelheid benzine, welke hier te lande uit ruwe aardoloie wordt vervaardigd, die ongeveer 10 millioen kilogram, zoodat mag aangenomen worden, dat het totaal ver bruik in ons land begroot mag worden op jaarlijks ongeveer 265 millioen kilogram Een inderdaad txhoorlijk cijfer! Beide soorten va'Ien dus onder deze wet zoowel de ingevoerde als de uit ruwe aard olie vervaardigde benzine De mogelijkheid wordt opengelaten, dat hier te lande tot het bereiden van benzine ook nop1, uit andere gron^sloffen zal worder overgegaan maar deze wordt bij voorbaat reeds in dit wets ontwerp opgenomen, zoodat geen slimmig heid baten kan. Het 'hier voorgestelde recht zal tegelijkertijd geheven worden met het gewone invoerrecht. Er zijn maatregelen ge projecteerd. dat de hier te lande vervaardigde benzine niet dan via entrepot in het verkeer kan worden gebracht. Dit zal gemakkelijk ge noeg gaan, daar de afscheiding van benzine uit ruwe aardolie in Nederland slechts in één enkel groot bedrijf wordt uitgeoefend. Nu zal die afscheiding voortaan onder ambtelijk toezicht geschieden, terwijl de tanks als en trepot ingericht kunnen worden. Ten op zichte van de ingevoerde benzine zal dit bij zonder invoerrecht slechts een verhooging van het gewone invoerrecht vormen, terwijl de hier te lande gewonnen benzine uitsluitend aan het bijzonder invoerrecht onderworpen wordt. De minister vreest niet, dat tengevolge van dit bijzonder recht het gebruik van de benzine in Nederland zal dalen. Daarvoor heeft hij gegronde reden. Immers met dit voorgestelde recht er bij gerekend blijft de prijs nog verre beneden den vroeger gelden den prijs, terwijl benzol, petroleum, gasolie enz in veel mindere mate in prijs geleden hebben. Verder wordt in aanmerking geno men, dat benzinemotoren met hun toebehoo- ren niet zonder meer voor deze andere brand stoffen even bruikbaar zijn, zoodat ook de voor dit doel benoodigde benzine weinig of niets leiden zal onder de voorgestelde hef- fing. Het ligt voor de hand, dat velen zouden trachten door een opslaan in het groot van benzine voorshands buiten schot van den fis cus te blijven, waardoor in den eersten tijd de opbrengst beneden de raming zou blij- vön; daarom is de minister van plan om een navordering in te stellen van alle benzine, welke met ingang van 1 Februari 1932 in het vrije verkeer in een opslagplaats voor handen is, of in meer dan één opslagplaats in dezelfde gemeente van dezelfde persoon, alsmede van de hoeveelheden benzine, die met ingang van dien dag in vervoer zijn naar een opslagplaats in het vrije verkeer, wanneer die voorraad tenminste meer is dan vijfhonderd kilogram. Eindigen we met de mededeeling, dat het verboden zal zijn zonder vergunning van den minister van Financiën een inrichting in be drijf te hebben tot winning van benzine uit ruwe aardolie of andere grondstoffen en dat de wet eventueel één Januari a.s. in werking zal treden. Inmiddels is alweer een verhooging van 4 tot 6 gulden per 100 K.G aangekondigd waarvan een nieuwe bate van 5 millioen gul den wordt verwacht. Het is mistig. De weinige gele bladeren, waarmede de boomen nog getooid zijn, vertoo- nen een groot aantal druppels, die als diaman ten zullen schitteren, zoodra ze door de zonne stralen beschenen zullen worden. Maar het ligt niet in onze bedoeling heden in het bosch te vertoeven. We willen een excursie maken langs het Texelsche strand. We wandelen vanaf de Klei ne Slufter tot aan de Eierlandsche vuurtoreif. Die Slufter heeft men al dikwijls afgedamd, en nog kan men twee stukken dijk, belegd met stevige takken, zien, terwijl hier en daar zak ken met zand verspreid liggen. Alle arbeid was tot heden tevergeefsch, want telkens komt de booze zee om weer stuk te maken wat de menschen met zooveel moeite hebben opgebouwd. En thans stroomt weer tweemaal in een et maal het zeewater 4»e wijde opening binnen, om een groote duinvallei te vullen, en weder naar buiten, zeer tot genoegen van tal van zee- en moerasvogels, die hier gaarne de kleine krabbetjes en weekdiertjes verorberen, welke telkens door de vloed worden aangebracht. Ziet ge wat Noordelijker boven het strand uitsteken die rechte en gebogen stukken ijzer? Ze zitten vast aan het wrak van het prachtige schip „De Benbrack", dat daar eenmaal op het strand is geslagen en met het grootste gedeelte van de lading is verzonken. Ja, als we eens alles bij elkander hadden, wat hier en in de Eierlandsche Gronden is ver zwolgen, dan zouden we verbaasd staan over de vele en kostbare zaken, die de zee van de schepelingen heeft geroofd. Gelukkig, dat door de vele vuurtorens en andere aangebrachte verbeteringen niet zoo veel strandingen meer plaats hebben dan vroe ger wel het geval was. Als we onze wandeling voortzetten, dan zien we langs de waterlijn vele strandloopers op en neder trippelen, om uit de kleinigheden, die de golfjes medevoeren, het een en ander weg te pikken. Groote mantel- en zilvermeeuwen, zoowel voorwerpen in het jeugdige grauwe, als in het schoone volmaakte kleed, zweven over de golven, om zich af en toe neder te zetten en weg te nemen, wat van haar gading is. Wat verder in zee zien we een groote menigte zwart- en bruin gekleurde zee-eenden, terwijl eenige aalscholvers laag over het water in snelle vlucht verder trekken. Maar let nu op die beide vogels, welke daar op het strand loopen! Zouden ze niet spoedig wegvliegen, wanneer we ze naderen? Wees ge rust, want daar is heelemaal geen gevaar voar, al waggelen ze nog zoo wonderlijk. Als we maar oppassen, dat ze niet in het water kunnen gaan, dan zullen we ze aanstonds op ons gemak kunnen bekijken. Het zijn twee alken, die slecht kunnen loopen, in het geheel niet vliegen, maar uitstekend kunnen zwem men en duiken. Je weet wel, dat vooral voor het duiken de pooten zoo achterlijk geplaatst zijn, evenals we wel bij de zaagbekken hebben gezien. Hoe meer we de alken naderen, hoe sterker beginnen ze met de smalle vleugels, die wel wat op vinnen gelijken, te klapperen, doch ze zijn met deze ondoelmatige wieken niet in staat zich ook maar eenigszins in de lucht te verheffen. Nu we ze omsingeld hebben, zullen ze maar geen moeite meer doen om weg te komen. Wat vreemde snavels hebben ze: een weinig gekromd en samengedrukt, maar aanmerkelijk verhoogd. Zie, de eene vogel heeft drie voren over de snavel, die bij het andere dier bijna niet te zien zijn. De eerste is een oud exem plaar, wat ook aan het vederkleed is te bespeu ren: alle bovendeelen met kop en hals zijn zwart, maar er ligt een bruine gloed over en de onderdeelen, de einden van de kleine slagpen nen en een streep bij ieder oog zijn wit. De pooten zijn van scherpe nagels voorzien. Mooie vogels zijn het nu juist niet, daarvoor zijn ze te lomp van vorm en ook zijn de nekken veel te dik. Misschien moeten we in deze twee dieren wel zien een moeder met haar kind, die zoo samen uit het Noordelijk deel van Noorwe gen of van IJsland zijn komen aanzwemmen. Want op de rotsen van die streken broeden de alken met groote troepen bij elkander. Wanneer we verder gaan, zien we vogels, die zeer op de alken gelijken, doch ze hebben een lange snavel; dit zijn Zeekoeten, waaronder ook nog voorkomt de Groote Zeekoet, doch die zeldzaam is. We zouden hier ook nog kunnen aantreffen, de Kleine Alk, de Papegaaiduiker en de Bastaard Zeekoet. En hiermede staken we onze excursie, en nu de zon door de nevel is gekomen, stappen wij op de Eierlandsche vuurtoren toe, om van daar huiswaarts te trekken. J. DAALDER Dz. (Van onzen Indischen correspondent). Op de begrooting van uitgaven in Indië vormen deze personeelsuitgaven zulk een overmatig hooge post, dat ieder redelijk mensch wel moet voelen, dat een flinke bezui niging hierop niet langer te vermijden is. De tijdgeest vorderde egaliseering; een goed werkman verdient slechts weinig meer dan een slecht arbeider; dat is ook in den staatsdienst doorgedrongen; in plaats van vaste traktementen voor bepaalde ambten zijn in de lagere en middelmatige ambten traktementsverhoogingen naar het aantal dienstjaren ingevoerd, onverschillig van het gewicht van het bekleede ambt. Alle lagere en middelmatige ambtenaren zijn geweldig op den traktementslader gestegen, en even zeer in pensioen geducht vooruit gegaan. Enkel de hoogstgeplaatsten hebben niet gedeeld in deze stijgingen. De traktementen van den Raad van Indië, president van het Hof, Algemeen Secretaris, Directeuren van departementen, enz. zijn de zelfde als vóór den oorlog. Niet alleen zijn de traktementen van de ambtenaren zoo gestegen, ook het aantal ambtenaren is onrustbarend toegenomen. In specteurs en adjunct-inspecteurs in allerlei takken van dienst, burgemeesters, landrech ters en andere autoriteiten, die naast den as sistent-resident gekomen zijn en een klein deel van zijn werk overnamen Bureaux met dozennen, met honderden lagere ambtenaren, daar waar vroeger niets was, of enkele kler ken het werk afkonden. Voor een enkelen tak van dienst kunnen we wel meer in bijzonderheden treden en dit moge tot voorbeeld dienen voor anderen. Nemen we Justitie. Tot vóór een 12-tal jaren waren ook daar vaste bezoldigingen een tweede subsituut-griffier kreeg 300. per maand, een eerste substituut 400—, een ondervoorzitter landraad 500.—, een voorzitter van een landraad op een afdee- lingshoofdplaats 600.—, op een geweste lijke hoofdplaats 700.— enz. De enkele maal, dat zulk een ambtenaar niet geschikt bleek voor bevordering kreeg hij ook onver biddelijk het pensioen, dat gesteld was voor de lagere bezoldiging, waarop hij was blij ven hangen. Thans wordt de bezoldiging van al die ambtenaren automatisch ver hoogd met het aantal dienstjaren, onver schillig of ze geschikt zijn of niet. Eerst bij 1100 per maand traktement houdt dat op; voor hooger bezoldigde ambten begint een „keuze" te komen. Feitelijk krijgen dus nu nu ook de ongeschikten pensioen over min stens 1100.traktement. Maar dat is nog niet alles; er is meer. Het aantal „keuze-betrekkingen" is sterk uit gebreid. Vroeger bestond het Hooggerechts hof uit 2 kamers, één voor civiele en één voor strafzaken. Thans heeft men er nog 2 strafkamers bijgevoegd, hoewel het werk nie: vermeerderd is De vice-presidenten van het Hof zeiden in 1921 openlijk, dat zij niet meer dan een half uur per etmaal werk had den en dat de raadsheeren die in de strafka mers zitting hadden met een kwartier per dag volkomen volstaan konden. De G.ü. Fock vroeg dan ook, toen er .bezuinigd moest worden, of deze rijke samenstelling niet verminderd kon worden? Maar de ad viseurs meenden, dat het ambt van rechter niet aantrekkelijk genoeg meer zou zijn, wan neer niet de groote waarschijnlijkheid be stond, dat bijna alle rechterlijke ambtenaren een hoog ambt bereiken konden. Voor de ci viele kamers van Hof en Raden van Justitie waren rechters noodig, die hun studie bijge houden hadden, dus echte juristen; maar in de strafkamers kon men ook wel Mrs. ge bruiken, die door hun vakgenooten geen ech te juristen gevonden werden. Toen reeds leek die redeneering niet geheel juist. Immers naar dien maatstaf waren het niet de ijverigsten en bekwaamsten, die het ambt aantrekkelijk vonden; en de minder goe de krachten behoeft een regeering toch waar lijk niet aan te lokken. Thans gaat die rede neering echter in het geheel niet meer op, want in particuliere betrekkingen is de toe komst, niet meer zoo rooskleurig, dat men hoeft te vreezen voor gebrek aan ambtenaren. Het is hoog tijd, dat men dat standpunt ver laat. Bij de Raden van Justitie kan men niet, zoals bij het Hof, heele kamers afschaffen, maar toch wel eenige rechters missen, wan neer men maar keuze invoert en dan het voorbeeld van Nederland volgt, door nl. de Raden zelf nieuwe leden te doen voordragen Dan zullen ze wel liever niet nieuwe leden aanbevelen, van wie ze vreezen moeten, dal ze halve krachten zullen blijken en het werk der anderen noodeloos zwaarder zullen ma ken Nog veel erger is de overdaad van ambte naren op de groote bureaux en de departe menten zelf; maar daar houden de echte „ronds de cuir" het meesterlijk geheim voor 'buitenstaanders, hoevelen er overbodig zijn, of ze verzinnen andere listen, om niet opge ruimd te worden. Zoo waren er in Indië da delijk na den oorlog 3 kleine Weeskamers op-' gericht te Bandoeng, Malang en Djokdja. Men had geen voldoende geschikt personeel doch roeide met de riemen, die men had; het heette, dat die 3 plaatsen belangrijke cen tra waren en het publiek prijs zou stellen op zulk een Weeskamer vlak bij. Echter volde den deze Weeskamers niet en de Raden van Justitie klaagden, dat ze uit de verte geen toezicht konden houden en er aan die kleine Weeskamers niet gewerkt werd. Daarop volgde uitbreiding van het personeel van die kamers; maar al stuurde men ook dozijnen klerken en commiezen er bij, dat maakte geen verschil, omdat president en leden van die kleine Weeskamers hun geen werk opdroe gen. Toevallig sprak een president van een Raad van Justitie toen te Batavia den vice- president van den Raad van Indië en vroeg 'erloops, of de regeering hen niet van die kleine Weeskamers verlossen kon. De hooge heer zeide, dat hij al wel overtuigd was van den slechten gang van zaken, maar dat hij bij zijn vele bijbaantjes ook president was van de Bezuinigingscommissie en dat hij als zoodanig dikke rapporten van den Weeska- merdienst en van Justitie had liggen, waar uit bleek, dat het groote uitgaven mede zou brengen, indien die kleine Weeskamers afge schaft werden. De rechter kon zijn ooren niet gelooven; op elke plaats toch was een groot gebouw, dat wel 500 per maand kostte en wel 25 overbodige ambtenaren, die samen wel 10.000 per maand kregen en die kon den allen verdwijnen; dat was meer dan 4 ton pier jaar, die bezuinigd konden worden, maar dat er uitgaven tegenover stonden was onzin. Nog geen maand later waren de drie kleine Weeskamers afgeschaft. De regeering wilde gaarne het goede, maar werd niet al tijd goed voorgelicht. Inkrimping van het aantal lagere en mid delbare ambtenaren en salariskorting staan dus nu op het programma. Maar dat zal niet genoeg bezuiniging brengen Ook de pensi oenen zullen er aan moeten gelooven. En in dien men meent, dat een pensioen niet ver laagd kan worden, omdat door de pension- neering de staatsrechtelijke band tusschen den ambtenaar en den Staat verbroken is, dan is daar wel een mouw aan te passen en zou bijv. kunnen worden bepaald, dat men van diegenen, die hun pensioen buiten Indië verteren, zoodat men van hen niet de gewo ne inkomstenbelasting kan heffen, een buiten gewone heffing op het pensioen bijwijze van inkomstenbelasting zal nemen. Voor de ge- pensionneerden is het hetzelfde of ze door den hond of door de kat gebeten worden. Men fluistert, dat een algemeen maxi mum-pensioen van 6 a 7000 zal worden vastgesteld, evenals in Nederland ook een al gemeen maximum bestaat. Doch dit werkt eerst op den langen duur uit. Dadelijke maat regelen zijn noodig en die zouden bestaan in een korting van 15 op alle pensioenen, die buiten Indië verteerd worden. Ook wordt er gefluisterd, dat op de officierspensioenen meer gekort zal worden dan op de burger pensioenen, omdat de officieren in een bij zonder bevoorrechte positie zijn: ten eerste telt hun diensttijd van hun indiensttreding af, ongeveer op hun 15e jaar, tegenover ge wone ambtenaren op hun 26ste, en verder heeft de laatste 10 jaar een kassianstelsel ge golden, waardoor bijna alle officieren over ste, velen kolonel en een aardig aantal gene raal zijn geworden. Er zijn vele officieren, die geen voetstap buiten Java gezet hebben en braaf den dienst in de vredesgarnizoenen meegewandeld hebben en die misschien wel niet allemaal op den kep>er beschouwd vroe ger het verder dan kapitein zouden hebben gebracht. Thans heeft een kolonel 8500 en een generaal-majoor 10.000 pensioen en dat slechts twee jaar dienst in dien rang. Bij de 1450 gepensionneerde officieren komen bijna geen gepensionneerde kapiteins meer voor; vroeger geschiedde pensionneering in dien rang veel vaker dan nu. Of al deze fluisteringen waar zijn, zal nog moeten blijken Inkrimping van het aan tal ambtenaren en korting op traktementen is veel minder hard dan korting op pensioen- Ambténaren vragen pensioen aan tegen den tijd, die hun geschikt lijkt, om voorgoed op te breken en uit Indië weg te gaan. Zij rich ten zich dan voor het laatst in, zonder ver dere verwachtingen en illusies; ze missen de energie en de elasticiteit, om nieuw werk te zoeken, om nieuwe, idealen na te jagen. Een gevoelige korting op het bedrag aan inko men, waarmee zij meenden, den dood tevre den af te kunnen wachten, is voor hen een onoverkomelijke ramp. Ambtenaren in dienst echter kunnen, waneer korting op hun trak tement ingevoerd wordt, nog maatregelen ne men; ze kunnen een paar jaar langer in dienst blijven, om in dien tijd een grootere spaarpot te maken, of ze kunnen ijveriger aanpakken, om meer promotie te bereiken, of ze kunnen iets nieuws bedenken; in elk geval hadden ze nog geen eindbeslissing genomen. Het is voorwaar geen aangename taak, die van zijn optreden af op den nieuwen G. G. rust, het mes te zetten in de verhoudingen en toestanden, die hij in Indië aantreft, en leed te moeten toebrengen aan velen, die evenmin schuld hebben aan de bestaande malaise als hij zelf. Moge het hem gelukken, niet al te diep te snijden, vooral in de pensioenen. Zeer vele Indische gepensionneerden hebben kinderen, wier opvoeding nog niet is vol tooid. Tevens eenige GEBRUIKTE MACHINES, in prima staat, vanaf f 35.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1931 | | pagina 11