Bij Ruwe Handen PUROL. Dnos 30 ct.
SC BIIIIJFfll 1CBIB\EN
Van Putten Oortmeijer, Alkmaar.
Op stap in November.
h jMgezonden Stukken
Wd°r,n<15
Uit onze Staatsmachine
IRACÏEMENÏEN ÉN PENSIOENEN.
REMINGTON en UNDERWOOD.
Laatste model. Als nieuw. VOLLE GARANTIE. Vanaf f 120.-
Payglop 18. Underwood Agentschap voor Noord-Holland. Telef. 658.
kon worden. Maar de verbazing groeit, wan-
neer men leest of hoort, tot hoeveel nuttigen
arbeid deze ongelukkigen nog in staat waren
na langdurige oefening met meer of minder
gecompliceerde instrumenten en vaker nog
zonder eenig hulpmiddel van buiten. Met de
voeten, met den mond, met de nog aanwezige
armstompen worden allerlei verrichtingen mo
gelijk en zoo het bewijs geleverd, dat de hand
ten slotte niet meer is dan een werktuig ten
dienste van een vasten wil en doorzettingsver
mogen. Opvallend is het verschil tusschen
TIOegere tijden, toen zulke ongelukkigen door
j,u- gebrek alleen dan in hun onderhoud kon-
jen voorzien, als zij zich voor vertooningen op
kerfflisseni in variété's enz. beschikbaar stel
den, en thans, nu voor hen zooveel mogelijk
nuttige arbeid wordt gezocht.
Door Hohmann werd de aandacht gevestigd
op de belangrijke vorderingen der orthopaedie.
Belangrijke misvormingen kunnen door haar
worden opgeheven, stijve gewrichten bewege
lijk gemaakt of omgekeerd ook overdadig be
wegelijke gewrichten minder of, zoo noodig,
onbewegelijk gemaakt worden. Bij spierver-
lamming is het mogelijk, van een andere, nog
goed functioneerende spier als het ware een
gedeelte te leenen en te bevestigen aan het
lichaamsdeel, waarbij de verlamde spier be
hoort, zoodat dit weer op de normale manier
gebruikt kan worden.
Sprekers uit verschillende landen gaven een
overzicht van de aldaar bestaande inrichtingen
voor opleiding van jongere en volwassen ge-
brekkigen. In ons land zijn de belangrijkste de
Johanna-stichting te Arnhem en de Adriaan-
stichting te Hilligersberg bij Rotterdam. In die
inrichtingen gaan onderwijs, medische verzor
ging en opleiding voor een ambacht hand aan
hand. Het ware te wenschen, dat de daar ver
kregen reultaten in breeder kring bekend wer
den Het spreekt toch wel van zelf, dat voor
de instandhouding veel geld noodig is en dit
geld moet door vrijwillige bijdragen verkregen
worden. De behandeling moet meestal heel
lang duren, wat ook geldt voor de inrichting
van dr. Thomassen voor chirurgische tubercu
lose te Blaricum, op het voetspoor van de in
richting van dr. Rollier te Leysin. Gelukkig
kunnen ook zonder de zon van het Zwitsersche
hooggebergte goede resultaten verkregen wor
den. Natuurlijk staat de genezing van het tu
berculeuze proces op den voorgrond. Maar
het is van groot belang, dat al dadelijk aan
dacht geschonken wordt aan de mogelijkheid
om nuttigen arbeid te leeren. Dan behoeft na
genezing geen ongelukkige stumper achter te
blijven. Een van de sanatoria van dr. Rollier
is reeds geheel er op ingericht, dat de patiënten
gedurende hun ligkuur reeds kunnen werken
Er is op dit gebied nog zeer veel te doen. Laat
ieder naar vermogen zijn steentje bijdragen om
al dit mooie werk in stand te houden en uit te
breiden.
H. A. S.
(Buiten verantwoordelijkheid van de
'RedactieDe opname in de rubriek, b*wi]St
geenszins dat de redactie er mede instemt).
ZOO GAAT 'T GOED.
Met vreugde en dankbaarheid nam ik ken
nis van het schrijven van den minister van
binnenlandsche zaken en landbouw gericht
aan de besturen der provinciën, voorkomen
de in de ochtendbladen van 16 November,
waarin genoemde besturen met kracht van
argumenten verzocht wordt geen steun aan
tuindersbedrijven te verleenen. Dézen kant
moet het uit! Want het belang dat de bevol
king heeft bij het in stand houden van het
tuinbouwbedrijf in zijn geheel, is nihil in ver
gelijking tot het enorme belang dat de natie
heeft bij het op den been houden van banken,
stoomvaartmaatschappijen, schoenfabrieken,
bieten-suiker, aardappel, en tarwemeelfabrie-
ken enz.! Bij al deze instellingen is immers
het grootkapitaal betrokken terwijl die paar
centen welke althans in een deel van het tuin
bouwbedrijf gestoken zijn voor de finantieele
positie van ons volk geen rol spelen. Gaan
laten!
Het eenige waar de tuinbouw behoefte aan
heeft is: organisatie der ondernemers
z e 1 f en de mogelijkheid om daartoe in den
tuinbouw misschien te geraken is de „schwe-
re not", felle economische ellende; zoolang
de tuinders nog maar iets bezitten of we
ten te kiiigen waardoor ze niet van hun
„bedrijf" worden weggejaagd achten zij zich
veilig en bekommeren zich niet om organisa
tie, daarom vind ik het schrijven van den mi
nister in een woord reus
Waarom zal de overheid goed geld naar
kwaad geld gooien?
Waarom moet de handel voor een krats
primeurs van den tuinbouw kunnen koopen
gekweekt met subsidie van rijk, provincie en
gemeente, terwijl de kweeker de grootst mo
gelijke moeite heeft om z'n „boerenmond"
open te houden?
Volgens de dialectiek verandert hier de
weigering der regeering om finantieele steun
te verleenen in een nog veel belangrijker
steun, n.1. de „moreele"! De moraliteit gaat
ook bij mij boven alles.
Neen, zóó gaat 't goed. Laat men de tuin
ders maar door de ellende dwingen zich te
organiseeren, als het niet anders kan, dan
maar in katholieke, christelijke en neutrale
organisaties, doch laat het organisaties
zijn van de tuinondernemers zelf
met een „groen front" als fond. Wat er mo
menteel aan organisatie in den tuinbouw be
staat, mag m.i. geen aanspraak maken op de
naam organisatie van t u i n d e r s. De be
staande organisaties zijn mengsels van alles
en nog wat, waarin de tuinders zelf maar
mtter weinig te zeggen hebben.
W 'H\Cn ]aren dat 'k de „economie" (God be-
ri„ 1 van land" en tuinbouw vrij naüwkeu-
J„vo'8»,heb ik in woord en geschrift alleen
zee/c^f jrwaarden> hoog edelgestrengen,
iiop- ijtêr-L. ede!achtbaren, excellenties en
nnrr nio! anderen wier beroep voor mij
ze'den „fS Vaat komen te staan ontmoet, doch
den tuinbouw!* ten bona fide ondernemer in
van ded™r«i'atcn voor den tuinbouwer
pe.'ijVe vonrlichreC°nomische en wetenschaP"
op wetenschappelijk ®ann«eduide PKr.'Tfn
den tuinbouw .1 de ona"1' 8
rand van den afgrond! €rnem€f °P
Wanneer de misère in den tuinbouw tot ge
volg heeft, dat er onder de tuinders behoefte
gevoeld wordt aan economische, weerbare
organisatie en er zijn teekenen welke er
op wijzen, dat dit verlangen groeiende is
dan is al de ellende welke zij thans door ma
ken niet voor niets geleden. Daarom mogen
de tuinders den minister dankbaar zijn, dat
hij ze door financieele steun niet naar een
luilekkerland leidt, doch hen drijft in de rich
ting van weerbare zelfstandige organisatie.
Inderdaad, regeeren is vooruit zien.
Bergen (N.H.), 18-H-^l. R. ELION.
Geachte Redactie.
Mag ik nogmaals een weinig plaats-
r» ïmte in Uw blad, ter beantwoording
Van hen die op het ingezondens van
Opmerker reageerden. Bij voorbaat mijn
dank.
Weth. Dekker deel ik med^ dat ik een
polemiek over het voeren van het prae-
dicaat „Opmerker" niet van belang acht.
Ik blijf er bij dat er in de vergadering
van 21 Oct. wel degelijk een precedent
geschapen is door alle opeen' i te ver-
hoogen, behalvo die van het onbebouw
de. Hij was het eens met de beschouwing
van den aeer do Boer over de grondbe-
lfsting. B. en W. zijn echter met het
voorstel gekomen, omdat er in Oterleek
veel elders wonende g- ondeigenaren
zijn, die men daardoor mee kan laten
betalen. Bestond dat motief dan niet
moer toen de opcentenverhooging voor
het onbebouwd door andere l6den be
stred ;n werd? Ik herhaal wat ik de
vorige keer schreef, de een kan het beter
lijden dan de ander, maar dat is met de
verhooging der andere belastingen
evenzoo het geval. Wat de presentiegel
den betreft voor d commissievergade
ringen. Het doet weinig terzake of de
commissie of B. en W. het voorstellen,
het besluit is genomen en ik heb alleen
gewezen op de schrille tegenstelling
met het uurloon der werkloozen. Men
hoort en leest niet anders dan bezuini
ging en ik vind van de regeering dat zij
een slecht tijdstip gekozen heeft om in
een tijd waarin laagconjunctuur hoogtij
viert, door wetswijziging mogelijk te
maken, dat voor dergelijke vergaderin
gen presentiegelden worden uitgekeerd.
Dit had eenige jaren terug beter gekund.
Is de opoffering der raadsleden dan een
te grootsch gebaar of onuitvoerbaar orn
zich een enkele maal, in het belang der
gemeenschap, de moeite te get oosten
een commissievergadering bij te wo
nen, zonder presentiegeld?
Wat de belooning bij werkverschaf
fing aangaat, erken ik dat ik abuis was,
het uurloon was niet 25, doch 30 ct.
Mej. v. d. Walde Boer moet ook dit
stukje maar als antwoord beschouwen,
het lust mij niet op haar geschrijf in te
gaan.
Hoogachtend,
OPMERKER.
De a.s. Benzinebelasting.
Het is voldoende bekend, dat de Minister
van Financiën in de even moeilijke als on
dankbare positie verkeert om allerlei bronnen
aan te boren ten einde meer geld in de schat
kist te doen vloeien. Onder de nieuwe belas
tingsobjecten bevindt zich ook de benzine.
Reeds werd bij de Tweede Kamer een ont
werp van wet ingediend tot tijdelijke heffing
van een bijzonder invoerrecht op de benzine.
Tegen een recht van vier gulden per honderd
kilogram, overeenkomende met ongeveer drie
cent per later, zal de voorgestelde heffing
een jaarlijksche bate op leveren van iets
meer dan tien en een half millioen gulden.
De motiveering van deze belasting in de
memorie van toelichting is kort maar krach
tig. „Ten einde in verband met de huidige
tijdsomstandigheden tijdelijk te voorzien in
de noodige versterking van de middelen,
wordt het wenschelijk geacht een bijzondere
belasting te heffen van benzine. Dat juist dit
artikel voor de heffing van een bijzonder
recht in aanmerking wordt gebracht, vindt
zijn oorzaak in de omstandigheid, dat de
prijs van de benzine in die mate is gedaald,
dat de heffing van dit recht nog slechts een
klein gedeelte van wat den consument ten ge
volge van de prijsdaling in den schoot ge
worpen is, aan den fiscus zal doen ten goede
komen Bijzondere tijden vragen bijzondere
maatregelen. Maar waar als motief mede
wordt genomen de daling van den benzine
prijs, daar mag de vraag gesteld worden of
deze bijzondere heffing weer zal verdwijnen,
wanneer het geval zich mocht voordoen,
dat de benzine weer zou komen op den
ouden hoogen prijs. Een recht, dat eenmaal
geheven wordt, en dat ruim tien millioen
gulden opbrengt, zal de schatkist niet zoo
gemakkelijk prijsgeven.
Dat reeds bij een heffing van drie cent per
liter zulk een groote bate geïnd wordt, wijst
op een groot benzinegebruik binnen onze
grenzen. Ook daarover geeft de memorie van
toelichting nadere bijzonderheden. De invoer
van benzine bedroeg in 1928 ruim 198 mil
lioen kilogram; in 1929 ruim 227 millioen ki
logram; in 1930 bijna 263 millioen kilogram,
terwijl gerekend naar de eerste vijf maanden
van het loopende jaar, de invoer in 1931 ge
schat wordt op ongeveer 255.000,000 kilo
gram, hetgeen dus een kleine daling betee-
kenr echter meet om het totaal verbruik te
berekenen bij deze cijfers nog worder ge
voegd de hoeveelheid benzine, welke hier te
lande uit ruwe aardoloie wordt vervaardigd,
die ongeveer 10 millioen kilogram, zoodat
mag aangenomen worden, dat het totaal ver
bruik in ons land begroot mag worden op
jaarlijks ongeveer 265 millioen kilogram
Een inderdaad txhoorlijk cijfer!
Beide soorten va'Ien dus onder deze wet
zoowel de ingevoerde als de uit ruwe aard
olie vervaardigde benzine De mogelijkheid
wordt opengelaten, dat hier te lande tot het
bereiden van benzine ook nop1, uit andere
gron^sloffen zal worder overgegaan maar
deze wordt bij voorbaat reeds in dit wets
ontwerp opgenomen, zoodat geen slimmig
heid baten kan. Het 'hier voorgestelde recht
zal tegelijkertijd geheven worden met het
gewone invoerrecht. Er zijn maatregelen ge
projecteerd. dat de hier te lande vervaardigde
benzine niet dan via entrepot in het verkeer
kan worden gebracht. Dit zal gemakkelijk ge
noeg gaan, daar de afscheiding van benzine
uit ruwe aardolie in Nederland slechts in één
enkel groot bedrijf wordt uitgeoefend. Nu
zal die afscheiding voortaan onder ambtelijk
toezicht geschieden, terwijl de tanks als en
trepot ingericht kunnen worden. Ten op
zichte van de ingevoerde benzine zal dit bij
zonder invoerrecht slechts een verhooging
van het gewone invoerrecht vormen, terwijl
de hier te lande gewonnen benzine uitsluitend
aan het bijzonder invoerrecht onderworpen
wordt.
De minister vreest niet, dat tengevolge
van dit bijzonder recht het gebruik van de
benzine in Nederland zal dalen. Daarvoor
heeft hij gegronde reden. Immers met dit
voorgestelde recht er bij gerekend blijft de
prijs nog verre beneden den vroeger gelden
den prijs, terwijl benzol, petroleum, gasolie
enz in veel mindere mate in prijs geleden
hebben. Verder wordt in aanmerking geno
men, dat benzinemotoren met hun toebehoo-
ren niet zonder meer voor deze andere brand
stoffen even bruikbaar zijn, zoodat ook de
voor dit doel benoodigde benzine weinig of
niets leiden zal onder de voorgestelde hef-
fing.
Het ligt voor de hand, dat velen zouden
trachten door een opslaan in het groot van
benzine voorshands buiten schot van den fis
cus te blijven, waardoor in den eersten tijd
de opbrengst beneden de raming zou blij-
vön; daarom is de minister van plan om een
navordering in te stellen van alle benzine,
welke met ingang van 1 Februari 1932 in
het vrije verkeer in een opslagplaats voor
handen is, of in meer dan één opslagplaats
in dezelfde gemeente van dezelfde persoon,
alsmede van de hoeveelheden benzine, die
met ingang van dien dag in vervoer zijn
naar een opslagplaats in het vrije verkeer,
wanneer die voorraad tenminste meer is dan
vijfhonderd kilogram.
Eindigen we met de mededeeling, dat het
verboden zal zijn zonder vergunning van den
minister van Financiën een inrichting in be
drijf te hebben tot winning van benzine uit
ruwe aardolie of andere grondstoffen en dat
de wet eventueel één Januari a.s. in werking
zal treden.
Inmiddels is alweer een verhooging van
4 tot 6 gulden per 100 K.G aangekondigd
waarvan een nieuwe bate van 5 millioen gul
den wordt verwacht.
Het is mistig. De weinige gele bladeren,
waarmede de boomen nog getooid zijn, vertoo-
nen een groot aantal druppels, die als diaman
ten zullen schitteren, zoodra ze door de zonne
stralen beschenen zullen worden.
Maar het ligt niet in onze bedoeling heden in
het bosch te vertoeven.
We willen een excursie maken langs het
Texelsche strand. We wandelen vanaf de Klei
ne Slufter tot aan de Eierlandsche vuurtoreif.
Die Slufter heeft men al dikwijls afgedamd, en
nog kan men twee stukken dijk, belegd met
stevige takken, zien, terwijl hier en daar zak
ken met zand verspreid liggen.
Alle arbeid was tot heden tevergeefsch, want
telkens komt de booze zee om weer stuk te
maken wat de menschen met zooveel moeite
hebben opgebouwd.
En thans stroomt weer tweemaal in een et
maal het zeewater 4»e wijde opening binnen,
om een groote duinvallei te vullen, en weder
naar buiten, zeer tot genoegen van tal van zee-
en moerasvogels, die hier gaarne de kleine
krabbetjes en weekdiertjes verorberen, welke
telkens door de vloed worden aangebracht.
Ziet ge wat Noordelijker boven het strand
uitsteken die rechte en gebogen stukken ijzer?
Ze zitten vast aan het wrak van het prachtige
schip „De Benbrack", dat daar eenmaal op het
strand is geslagen en met het grootste gedeelte
van de lading is verzonken.
Ja, als we eens alles bij elkander hadden,
wat hier en in de Eierlandsche Gronden is ver
zwolgen, dan zouden we verbaasd staan over
de vele en kostbare zaken, die de zee van de
schepelingen heeft geroofd.
Gelukkig, dat door de vele vuurtorens en
andere aangebrachte verbeteringen niet zoo
veel strandingen meer plaats hebben dan vroe
ger wel het geval was.
Als we onze wandeling voortzetten, dan zien
we langs de waterlijn vele strandloopers op en
neder trippelen, om uit de kleinigheden, die de
golfjes medevoeren, het een en ander weg te
pikken. Groote mantel- en zilvermeeuwen,
zoowel voorwerpen in het jeugdige grauwe, als
in het schoone volmaakte kleed, zweven over
de golven, om zich af en toe neder te zetten en
weg te nemen, wat van haar gading is. Wat
verder in zee zien we een groote menigte
zwart- en bruin gekleurde zee-eenden, terwijl
eenige aalscholvers laag over het water in
snelle vlucht verder trekken.
Maar let nu op die beide vogels, welke daar
op het strand loopen! Zouden ze niet spoedig
wegvliegen, wanneer we ze naderen? Wees ge
rust, want daar is heelemaal geen gevaar voar,
al waggelen ze nog zoo wonderlijk.
Als we maar oppassen, dat ze niet in het
water kunnen gaan, dan zullen we ze aanstonds
op ons gemak kunnen bekijken. Het zijn twee
alken, die slecht kunnen loopen, in het geheel
niet vliegen, maar uitstekend kunnen zwem
men en duiken. Je weet wel, dat vooral voor
het duiken de pooten zoo achterlijk geplaatst
zijn, evenals we wel bij de zaagbekken hebben
gezien. Hoe meer we de alken naderen, hoe
sterker beginnen ze met de smalle vleugels, die
wel wat op vinnen gelijken, te klapperen, doch
ze zijn met deze ondoelmatige wieken niet in
staat zich ook maar eenigszins in de lucht te
verheffen.
Nu we ze omsingeld hebben, zullen ze maar
geen moeite meer doen om weg te komen.
Wat vreemde snavels hebben ze: een weinig
gekromd en samengedrukt, maar aanmerkelijk
verhoogd. Zie, de eene vogel heeft drie voren
over de snavel, die bij het andere dier bijna
niet te zien zijn. De eerste is een oud exem
plaar, wat ook aan het vederkleed is te bespeu
ren: alle bovendeelen met kop en hals zijn
zwart, maar er ligt een bruine gloed over en de
onderdeelen, de einden van de kleine slagpen
nen en een streep bij ieder oog zijn wit. De
pooten zijn van scherpe nagels voorzien.
Mooie vogels zijn het nu juist niet, daarvoor
zijn ze te lomp van vorm en ook zijn de nekken
veel te dik. Misschien moeten we in deze twee
dieren wel zien een moeder met haar kind, die
zoo samen uit het Noordelijk deel van Noorwe
gen of van IJsland zijn komen aanzwemmen.
Want op de rotsen van die streken broeden de
alken met groote troepen bij elkander.
Wanneer we verder gaan, zien we vogels, die
zeer op de alken gelijken, doch ze hebben een
lange snavel; dit zijn Zeekoeten, waaronder ook
nog voorkomt de Groote Zeekoet, doch die
zeldzaam is. We zouden hier ook nog kunnen
aantreffen, de Kleine Alk, de Papegaaiduiker
en de Bastaard Zeekoet.
En hiermede staken we onze excursie, en nu
de zon door de nevel is gekomen, stappen wij
op de Eierlandsche vuurtoren toe, om van
daar huiswaarts te trekken.
J. DAALDER Dz.
(Van onzen Indischen correspondent).
Op de begrooting van uitgaven in Indië
vormen deze personeelsuitgaven zulk een
overmatig hooge post, dat ieder redelijk
mensch wel moet voelen, dat een flinke bezui
niging hierop niet langer te vermijden is.
De tijdgeest vorderde egaliseering; een
goed werkman verdient slechts weinig meer
dan een slecht arbeider; dat is ook in den
staatsdienst doorgedrongen; in plaats van
vaste traktementen voor bepaalde ambten
zijn in de lagere en middelmatige ambten
traktementsverhoogingen naar het aantal
dienstjaren ingevoerd, onverschillig van het
gewicht van het bekleede ambt. Alle lagere
en middelmatige ambtenaren zijn geweldig
op den traktementslader gestegen, en even
zeer in pensioen geducht vooruit gegaan.
Enkel de hoogstgeplaatsten hebben niet
gedeeld in deze stijgingen. De traktementen
van den Raad van Indië, president van het
Hof, Algemeen Secretaris, Directeuren van
departementen, enz. zijn de zelfde als vóór
den oorlog.
Niet alleen zijn de traktementen van de
ambtenaren zoo gestegen, ook het aantal
ambtenaren is onrustbarend toegenomen. In
specteurs en adjunct-inspecteurs in allerlei
takken van dienst, burgemeesters, landrech
ters en andere autoriteiten, die naast den as
sistent-resident gekomen zijn en een klein
deel van zijn werk overnamen Bureaux met
dozennen, met honderden lagere ambtenaren,
daar waar vroeger niets was, of enkele kler
ken het werk afkonden.
Voor een enkelen tak van dienst kunnen
we wel meer in bijzonderheden treden en dit
moge tot voorbeeld dienen voor anderen.
Nemen we Justitie. Tot vóór een 12-tal
jaren waren ook daar vaste bezoldigingen
een tweede subsituut-griffier kreeg 300.
per maand, een eerste substituut 400—,
een ondervoorzitter landraad 500.—, een
voorzitter van een landraad op een afdee-
lingshoofdplaats 600.—, op een geweste
lijke hoofdplaats 700.— enz. De enkele
maal, dat zulk een ambtenaar niet geschikt
bleek voor bevordering kreeg hij ook onver
biddelijk het pensioen, dat gesteld was voor
de lagere bezoldiging, waarop hij was blij
ven hangen. Thans wordt de bezoldiging
van al die ambtenaren automatisch ver
hoogd met het aantal dienstjaren, onver
schillig of ze geschikt zijn of niet. Eerst bij
1100 per maand traktement houdt dat op;
voor hooger bezoldigde ambten begint een
„keuze" te komen. Feitelijk krijgen dus nu
nu ook de ongeschikten pensioen over min
stens 1100.traktement.
Maar dat is nog niet alles; er is meer.
Het aantal „keuze-betrekkingen" is sterk uit
gebreid. Vroeger bestond het Hooggerechts
hof uit 2 kamers, één voor civiele en één
voor strafzaken. Thans heeft men er nog 2
strafkamers bijgevoegd, hoewel het werk nie:
vermeerderd is De vice-presidenten van het
Hof zeiden in 1921 openlijk, dat zij niet
meer dan een half uur per etmaal werk had
den en dat de raadsheeren die in de strafka
mers zitting hadden met een kwartier per
dag volkomen volstaan konden. De G.ü.
Fock vroeg dan ook, toen er .bezuinigd
moest worden, of deze rijke samenstelling
niet verminderd kon worden? Maar de ad
viseurs meenden, dat het ambt van rechter
niet aantrekkelijk genoeg meer zou zijn, wan
neer niet de groote waarschijnlijkheid be
stond, dat bijna alle rechterlijke ambtenaren
een hoog ambt bereiken konden. Voor de ci
viele kamers van Hof en Raden van Justitie
waren rechters noodig, die hun studie bijge
houden hadden, dus echte juristen; maar in
de strafkamers kon men ook wel Mrs. ge
bruiken, die door hun vakgenooten geen ech
te juristen gevonden werden.
Toen reeds leek die redeneering niet geheel
juist. Immers naar dien maatstaf waren het
niet de ijverigsten en bekwaamsten, die het
ambt aantrekkelijk vonden; en de minder goe
de krachten behoeft een regeering toch waar
lijk niet aan te lokken. Thans gaat die rede
neering echter in het geheel niet meer op,
want in particuliere betrekkingen is de toe
komst, niet meer zoo rooskleurig, dat men
hoeft te vreezen voor gebrek aan ambtenaren.
Het is hoog tijd, dat men dat standpunt ver
laat.
Bij de Raden van Justitie kan men niet,
zoals bij het Hof, heele kamers afschaffen,
maar toch wel eenige rechters missen, wan
neer men maar keuze invoert en dan het
voorbeeld van Nederland volgt, door nl. de
Raden zelf nieuwe leden te doen voordragen
Dan zullen ze wel liever niet nieuwe leden
aanbevelen, van wie ze vreezen moeten, dal
ze halve krachten zullen blijken en het werk
der anderen noodeloos zwaarder zullen ma
ken
Nog veel erger is de overdaad van ambte
naren op de groote bureaux en de departe
menten zelf; maar daar houden de echte
„ronds de cuir" het meesterlijk geheim voor
'buitenstaanders, hoevelen er overbodig zijn,
of ze verzinnen andere listen, om niet opge
ruimd te worden. Zoo waren er in Indië da
delijk na den oorlog 3 kleine Weeskamers op-'
gericht te Bandoeng, Malang en Djokdja.
Men had geen voldoende geschikt personeel
doch roeide met de riemen, die men had;
het heette, dat die 3 plaatsen belangrijke cen
tra waren en het publiek prijs zou stellen op
zulk een Weeskamer vlak bij. Echter volde
den deze Weeskamers niet en de Raden van
Justitie klaagden, dat ze uit de verte geen
toezicht konden houden en er aan die kleine
Weeskamers niet gewerkt werd. Daarop
volgde uitbreiding van het personeel van die
kamers; maar al stuurde men ook dozijnen
klerken en commiezen er bij, dat maakte geen
verschil, omdat president en leden van die
kleine Weeskamers hun geen werk opdroe
gen. Toevallig sprak een president van een
Raad van Justitie toen te Batavia den vice-
president van den Raad van Indië en vroeg
'erloops, of de regeering hen niet van die
kleine Weeskamers verlossen kon. De hooge
heer zeide, dat hij al wel overtuigd was van
den slechten gang van zaken, maar dat hij
bij zijn vele bijbaantjes ook president was
van de Bezuinigingscommissie en dat hij als
zoodanig dikke rapporten van den Weeska-
merdienst en van Justitie had liggen, waar
uit bleek, dat het groote uitgaven mede zou
brengen, indien die kleine Weeskamers afge
schaft werden. De rechter kon zijn ooren niet
gelooven; op elke plaats toch was een groot
gebouw, dat wel 500 per maand kostte en
wel 25 overbodige ambtenaren, die samen
wel 10.000 per maand kregen en die kon
den allen verdwijnen; dat was meer dan 4
ton pier jaar, die bezuinigd konden worden,
maar dat er uitgaven tegenover stonden was
onzin. Nog geen maand later waren de drie
kleine Weeskamers afgeschaft. De regeering
wilde gaarne het goede, maar werd niet al
tijd goed voorgelicht.
Inkrimping van het aantal lagere en mid
delbare ambtenaren en salariskorting staan
dus nu op het programma. Maar dat zal niet
genoeg bezuiniging brengen Ook de pensi
oenen zullen er aan moeten gelooven. En in
dien men meent, dat een pensioen niet ver
laagd kan worden, omdat door de pension-
neering de staatsrechtelijke band tusschen
den ambtenaar en den Staat verbroken is,
dan is daar wel een mouw aan te passen en
zou bijv. kunnen worden bepaald, dat men
van diegenen, die hun pensioen buiten Indië
verteren, zoodat men van hen niet de gewo
ne inkomstenbelasting kan heffen, een buiten
gewone heffing op het pensioen bijwijze van
inkomstenbelasting zal nemen. Voor de ge-
pensionneerden is het hetzelfde of ze door
den hond of door de kat gebeten worden.
Men fluistert, dat een algemeen maxi
mum-pensioen van 6 a 7000 zal worden
vastgesteld, evenals in Nederland ook een al
gemeen maximum bestaat. Doch dit werkt
eerst op den langen duur uit. Dadelijke maat
regelen zijn noodig en die zouden bestaan in
een korting van 15 op alle pensioenen, die
buiten Indië verteerd worden. Ook wordt er
gefluisterd, dat op de officierspensioenen
meer gekort zal worden dan op de burger
pensioenen, omdat de officieren in een bij
zonder bevoorrechte positie zijn: ten eerste
telt hun diensttijd van hun indiensttreding
af, ongeveer op hun 15e jaar, tegenover ge
wone ambtenaren op hun 26ste, en verder
heeft de laatste 10 jaar een kassianstelsel ge
golden, waardoor bijna alle officieren over
ste, velen kolonel en een aardig aantal gene
raal zijn geworden. Er zijn vele officieren,
die geen voetstap buiten Java gezet hebben
en braaf den dienst in de vredesgarnizoenen
meegewandeld hebben en die misschien wel
niet allemaal op den kep>er beschouwd vroe
ger het verder dan kapitein zouden hebben
gebracht. Thans heeft een kolonel 8500 en
een generaal-majoor 10.000 pensioen en
dat slechts twee jaar dienst in dien rang. Bij
de 1450 gepensionneerde officieren komen
bijna geen gepensionneerde kapiteins meer
voor; vroeger geschiedde pensionneering in
dien rang veel vaker dan nu.
Of al deze fluisteringen waar zijn, zal
nog moeten blijken Inkrimping van het aan
tal ambtenaren en korting op traktementen is
veel minder hard dan korting op pensioen-
Ambténaren vragen pensioen aan tegen den
tijd, die hun geschikt lijkt, om voorgoed op
te breken en uit Indië weg te gaan. Zij rich
ten zich dan voor het laatst in, zonder ver
dere verwachtingen en illusies; ze missen de
energie en de elasticiteit, om nieuw werk te
zoeken, om nieuwe, idealen na te jagen. Een
gevoelige korting op het bedrag aan inko
men, waarmee zij meenden, den dood tevre
den af te kunnen wachten, is voor hen een
onoverkomelijke ramp. Ambtenaren in dienst
echter kunnen, waneer korting op hun trak
tement ingevoerd wordt, nog maatregelen ne
men; ze kunnen een paar jaar langer in
dienst blijven, om in dien tijd een grootere
spaarpot te maken, of ze kunnen ijveriger
aanpakken, om meer promotie te bereiken, of
ze kunnen iets nieuws bedenken; in elk geval
hadden ze nog geen eindbeslissing genomen.
Het is voorwaar geen aangename taak, die
van zijn optreden af op den nieuwen G. G.
rust, het mes te zetten in de verhoudingen en
toestanden, die hij in Indië aantreft, en leed
te moeten toebrengen aan velen, die evenmin
schuld hebben aan de bestaande malaise als
hij zelf. Moge het hem gelukken, niet al te
diep te snijden, vooral in de pensioenen.
Zeer vele Indische gepensionneerden hebben
kinderen, wier opvoeding nog niet is vol
tooid.
Tevens eenige GEBRUIKTE MACHINES, in prima staat, vanaf f 35.