Alkmaarsche Courant.
Vrijzinnig-Democratische Bond.
Honderd drie en dertigste Jaargang.
•LEEUWARDEN' V
Jaarvergadering in de Harmonie te Alkmaar.
ÏÏO. 282 1931<
Maand»? 30 November.
De openingsvergadering.
Het laatste gedeelte van het in ons vorig
nummer geplaatste verslag is abusievelijk
geplaatst aan het slot van de rubriek „Uit
het Parlement" op dezelfde bladzijde. Wij
laten daarom dat deel van het verslag hier
nogmaals volgen:
Na de openingsrede, die met een luid ap
plaus werd begroet, werden staande in eer
biedige hulde herdacht de in den loop van
dit jaar aan den Bond ontvallen leden. De
voorzitter sprak eenige woorden van dank
bare herinnering.
Daarna werd door de commissie tot het
nazien der notulen van de a'^e®eene.
dering, gehouden op 29 en 30 Nov. 1930 te
Hengelo (O.), verslag van hare werkzaam
heden uitgebracht. Zij adviseerde tot goed
keuring, waartoe zonder stemming werd
^DTÏfdTeïingen Alkmaar. Purmerend en
Berkhout werden aangewezen voor het na
zien der notulen van deze verga ,ri g.
De openbare vergadering werd hierna ge
schorst tot 3 uur ter behandeling van huis
houdelijke zaken.
Vergadering van Zaterdag-
i middag.
Deze vergadering was drukker bezocht
dan die van des voormiddags.
Te half 4 heropende de voorzitter
het congres en gaf onmiddellijk het woord
aan den heer Th. M. K e t e 1 a a r, lid der
Tweede Kamer, uit Amsterdam, over het on
derwerp
De aanslag op het peil van het
volksonderwijs.
De heer Ketelaar dacht aan den Zondag
in Oct. 1916, toen hij sprak op een vergade
ring van den v.-d. Bond te Utrecht over het
nieuwe grondswetsartikel over de gelijkstel
ling van openbaar en bijzonder onderwijs.
Spr. herinnerde aan het totstandkomen van
dat artikel, waarbij werd aangenomen dat
het zou tegemoet komen aan den eisch van
verbetering van het volksonderwijs. Dat arti
kel lag in de lijn van het program van den
v. d. Bond.
Droevig is, dat een nieuwe wetswijziging
aantast hetgeen toen met zooveel sympathie
van alle kanten is begroet. Deze wijziging
zal de zestiende zijn sinds het totstandkomen
van de wet op het lager onderwijs in 1920.
Door de nu voorgenomen wijziging zal veel
van het goede, dat in die wet zat, verdwij
nen. Het werk der staatscommissie-Rutgers,
die haar voorbereidde, stelt teleur, doordat
bleek, dat haar meerderheid het noodzakelijk
achtte terug te komen op veel wat de vorige
commissie-Bos onafwijsbaar had genoemd.
De wet 1920 is al op vele wijzen verknoeid
en steeds weer bleek, dat allereerst op onder
wijs wordt bezuinigd als er op de uitgaven
bekrompen moet worden. Daarmee doet men
echter heusch den staat geen dienst, want
van de menschen, opgegroeid onder deze wet,
mag niet verwacht worden, dat zij goed on
derlegd worden op allerlei gebied, wat toch
een eisch is voor hen, die na ons zullen ko
men en den strijd om het bestaan met succes
zullen moeten kunnen voeren.
Spr. ging de wijzigingen na, die gebracht
zijn in de wet, waarbij telkens weer het leer
lingental per klas werd veranderd.
Verschillende excessen op onderwijsgebied
zijn bekend geworden en als men die wil ver
anderen is dit toe te juichen. Echter, dat ge
beurt in het nu aanhangige wetsvoorstel niet
(spr. wees hierbij op de boventallige leer
krachten, speciaal dé vak-onderwijzeressen in
streken met veel bijzondere scholen).
De lijst van te verwachten leerlingen op
een te stichten school werd door minister
Cort van der Linden een eerste voorwaarde
genoemd voor de inwilliging van het verzoek
tot schoolstichting. Verwacht werd, dat alle
unfaire practijken om een school te krijgen,
achterwege zouden blijven en de strijd niet
anders zou zijn dan een beginselstrijd.
Helaas waren er altijd weer „slimmelingen".
die de ouders wisten te bewerken met unfaire
middelen om daardoor de kinderen voor hun
school te krijgen. Spr. gaf met voorbeelden
aan hoe men te werk ging. Men verzamelde
maar handteekeningen. Öp dergelijke wijze
zijn er vele scholen gebouwd, die absoluut
overbodig waren en tegen welker stichting
noch de Staten noch de Kroon zich kon ver
zotten. Het was nu iets geweest voor de
staatscommissie-Rutgers om maatregelen
aan te geven om dergelijke excessen te voor
komen. En zij heeft er iets op gevonden,
maar iets heel verkeerds: zij schafte die
lijsten met adspirant-leerlingen af, omdat zij
van meening was, dat het niet vooruit is te
zeggen welke en hoeveel leerlingen er zullen
komen De waarborgsom wordt slechts ver
dubbeld van 15 op 30 pet., maar dit kan
toch niet zoo heel erg worden genoemd Een
rem voor schoolbouw is nog gelegd in de be
paling, dat de waarborgsom geheel of ge
deeltelijk vervalt als blijkt dat de school on
voldoende bevolkt wordt. Maar dit kan pas
na 9 jaar, als de school er reeds lang staat
a's een overbodig gebouw. Alle tegenwerpin
gen van de minderheid der commissie tegen
"*t voorgestelde werden ter zijde gelegd en
'Pr. vreesde, dat het onveranderd zal worden
aangenomen, als het ontwerp nog in deze
zittingpenode der Tweede Kamer in behan
deling zal komen.
De uitvoering der lager onderwijswet is
*eer duur en men krijgt er niet voor wat men
mocht verwachten. Spr. gaf dit met cijfers
ader aan. Ook deze kwestie is door de
°"lmissie-Rutgers gelaten zooals zij was,
„"1—* dit immers een uitvloeisel was van de
«eJjlkstelling.
e °Pleiding voor onderwijzend personeel,
ji j" 00 wet van 1920 geregeld was en
a"tens deze aan hooge eischen kon vol-
wtrd door een volgenden minister be
snoeid en in plaats van dit weer op het oude
peil te brengen, heeft de commissie-Rutgers
niets aan de opleiding verbeterd.
Spr. meende, dat de commissie in haar
rapport met geen enkele verbetering van de
l.o.-wet is gekomen, wat wel mogelijk was
geweest met handhaving van den eisch van
bezuiniging. De eenige bezuiniging is ge
weest het verminderen van het aantal onder
wijzers door verhooging van het leerlingen
tal per klasse. Bijna al het goede, dat in
1920 in de wet werd gebracht, is er uit ge
haald: Wij krijgen weer de standenschool en
verslechtering van het onderwijs voor het
volkskind (45 leerlingen per klas). In kleine
scholen beteekent dit, dat vaak dezUfde leer
kracht 45 kinderen in zeven klassen tegelijk
moet onderwijzen, wat tot vele moeilijkheden
zal leiden tot schade van het onderwijs dat
de kinderen zullen ontvangen. Men kan en
mag van een gewoon onderwijzer met zijn
slechte voorbereiding niet verlangen, dat hij
aan die eischen zal kunnen voldoen, al zul
len er natuurlijk wel enkelen zijn, die het
kunnen.
Ook voor de grootere plaatsen is deze re
geling funest: zij bevordert het bijzonder on
derwijs en is dus strijdig met het beginsel
van gelijke voorwaarden voor elke school.
Dat men in deze leerlingenschaal geen ver
betering wil brengen, is wel een bewijs er
voor, dat men bedoelt bevordering van het
bijzonder onderwijs, dat er op ingericht
wordt het belang te dienen van hen, die
voortgezet onderwijs zullen ontvangen. Vast
staat, dat het belang van het volkskind deer
lijk in den knel raakt.
Alle argumenten van de minderheid der
staatscommissie werden door den minister
afgewezen.
Spr. stelde tegenover een en ander hoe ten
aanzien van het onderwijs aan militairen
hooger eischen worden gesteld: bij de zomer-
opleiding der infanterie één instructeur voor
elke acht militairen en bij de winteroplei-
dng zelfs één voor elke vijf. De minister ver
dedigde dit met te zeggen, dat het leer-mate-
riaal voor militairen zoo duur is.
Zal minister-Terpstra, die zelf onderwij
zer geweest is, denken, dat het er voor het
kostbaarste materiaal dat er is, het kind, niet
op aankomt of het vernield wordt? (Dave
rend applaus).
Gedachtenwisseling.
Mevr. R o sV r ij m a n (Den Haag),
vroeg de rede van den heer Ketelaar in bro
chure-vorm uit te geven.
De voorzitter zegde overweging toe.
De heer Zeeman (Heerhugowaard)
besprak het hooge percentage, dat de ge
meenten moeten betalen bij overname van
bijz. scholen. Zijn gemeente moet daarvoor
ten eeuwigen dage 6'A betalen. Spr. deel
de mede, dat zijn gemeente vier openbare
scholen heeft met 4044 leerlingen.
Mej. Knappert vestigde de aandacht
erop, dat voor een schoolbioscoop altijd het
dubbele moet worden betaald van wat noo-
dig zou zijn.
De heer Ketelaar zei, dat het percen
tage bij overname eener bijzondere school in
de commissie-Rutgers is besproken. De meer
derheid wilde van verlaging niet weten, om
dat men hier te doen had met een bestaand
recht. Van dergelijke fijngevoeligheid geeft
men niet altijd blijk, als 't het lager onder
wijs betreft.
Ten aanzien van het nijverheidsonderwijs
wees spr. erop, dat de voorschriften van den
oud-onderwijzer minister Terpstra aller
minst getuigen van eenig gevóél van waar
deering van dit onderwijs, dat zoo nuttig en
noodig is voor de aanstaande vaklieden.
De voorzitter dankte den heer Ke
telaar voor zijn inleiding en sprak den
wensch uit, dat de actie tegen het aanhangi
ge wetsontwerp allerwege steun zal onder
vinden. Het verbaasde spr., dat mer. in dezen
tijd heeft kunnen komen met een dergelijk
voorstel, dat de vereischte en mogelijke bezui
niging niet bracht en het onderwijs in vele
opzichten slechter zal maken.
Moties en voorstellen.
De leerlingenschaal.
De af deeling Rotterdam had een motie
ingediend, waarin zij als haar oordeel uit
sprak
a. dat het wetsontwerp-Terpstra door de
vastgestelde 45-leerlingenschaal onherstel
bare schade zal berokkenen aan ons volks
onderwijs, vooral te plattenlande met zijn
vele kleine scholen;
b. dat dit ontwerp tevens, door de voorge
stelde afschaffing van de lijst met handteeke
ningen, thans noodig voor de oprichting
eener bijzondere school, den bouw van nog
meer bijzondere scholen zal tengevolge heb
ben;
dat alleen op deze gronden al dit wetsont
werp voor onze partij volstrekt onaanneme
lijk is.
De afdeeling wekte deswege het hoofdbe
stuur en de afdeelingen op, hetzij alleen, het
zij met andere organisaties, ten krachtigste
hiertegen stelling te nemen.
Het hoofdbestuur betuigde met deze motie
volle instemming.
Daar de afdeeling geen nadere toelichting
noodig vond, constateerde de voorzit
ter dat het prae-advies afdoende geacht
werd. Hij stelde voor krachtige actie te voe
ren.
Onder applaus werd alzoo besloten
De afd. Groningen, van meening, dat
de voorstellen van de Commissie-Rutgers tot
herziening der Lager-Onderwijswet, voor t
grootste deel door minister Terpstra overge
nomen, een remmenden invloed zullen hebben
op de volksontwikkeling en een gevaar in
houden voor het openbaar onderwijs, stelde
voor de Kamerfractie te verzoeken al haar
invloed aan te wenden, om deze herziening
in een voor de volksontwikkeling gunstigen
zin aangenomen te krijgen.
De federatie Oroningen had met dit voor
stel adhaesie betuigd en ook had het de volte
instemming van het hoofdbestuur.
Als voren.
Rente overname bijzondere scholen.
De afd. Scheemda had het volgende voor
stel ingediend:
Aan onze Kamerleden wordt verzocht over
al waar dit mogelijk is aan te dringen op
verlaging der voor dezen tijd abnormaal
hooge rente, die de gemeenten hebben te be
talen voor overname der bijzondere scholen,
daar deze thans wel als hoogst onredelijk
mogen beschouwd worden, of de gemeenten
toe te staan tot conversie te mogen overgaan.
De federatie Groningen heeft aan dit
voorstel adhaesie betuigd.
In zijn prae-advies bleek het hoofdbestuur
het eens te zijn met de meening van de afd.
Scheemda en het nam aan, dat de Kamer
fracties bereid zullen zijn bij de behande
ling van het ontwerp tot wijziging van deze
wet ook aan deze belangrijke aangelegen
heid haar aandacht te wijden.
Goedgekeurd.
De openbare school regel.
Voorstel afd. Gouda verworpen.
De afd. Gouda stelde voor in paragraaf 7
„Onderwijs" van het werkprogram op te
nemen: De openbare school ais staatsschool
worde wederom rege:; bijzondere scholen ge
nieten geen subsidie uit de openbare kassen.
In ae toelichting tot dit voorstel wees de
afd. op „het groote misbruik, dat in vele ge
meenten van ons land door Ae voorstanders
van het hijzonder onderwijs van de gelijkstel
ling, zooals deze in de lager-onderwijswet
1920 is vastgelegd, wordt gemaakt en waar
door in vele gevallen op onverantwoordelijke
wijze gelden worden verspild".
Het hoofdbestuur ontried aanneming van
het voorstel met den meesten nadruk. De on
verantwoordelijke geldverspilling moet wor
den tegengegaan door een wijziging der la
ger-onderwijswet, die de fouten der tegen
woordige regeling wegneemt. Een absoluut
verbod van subsidieering der bijzondere scho
len, zou, afgezien van andere bezwaren, in
lijnrechten strijd zijn met het beginsel eener
ware vrijheid van onderwijs.
De heer R ij p m a (Gouda) gaf als de
meening zijner afdeeling weer, dat het ver
zet tegen iets wat slecht is, moet beginnen bij
het begin. De bond dient als vrijzinnige
partij in zijn program te laten uitkomen, dat
de staat geen gekleurd onderwijs heeft te be
talen. Spr. meende, dat gerust mag worden
erkend, dat de uitwerking van de pacificatie
een mislukking is geweest.
De heer Ketelaar herinnerde aan de
bondsvergadering van 1916, waarop instem
ming werd betuigd met (toen nog) Art. 192
der grondwet. Spr. achtte het onrechtvaardig,
als een meerderheid aan een minderheid geen
recht zou doen. Men moet erkennen, dat tal
van ouders uit volle overtuiging hun kinde
ren naar het bijz. onderwijs s uren. Er moet
gestreden worden niet voor afschaffing van
de gelijkstelling, maar om haar zoo goed
mogelijk te maken in het belang van ons volk.
Spr. ried Gouda aan het voorstel in te
trekken.
De voorzitter verklaarde het voorstel
in strijd met de rechtvaardigheid en met de
gelijkstelling en met elk begrip van vrijzin
nigheid. Spr. sloot zich aan bij het advies
van den heer Ketelaar tot intrekking van het
voorstel.
De afdeeling Gouda verklaarde zich
hiertoe niet bereid en noemde Luxemburg met
zijn ééne openbare neutrale school een voor
beeld van dwang door een meerderheid.
Bij zitten en opstaan werd het voorstel
Gouda verworpen. Vóór waren de afdeelin
gen Gouda, Oegstgeest (twee) en Utingera-
deel.
Is de gelijkstelling te handhaven?
Van de afd. Haarlem was het volgende
voorstel ingekomen: De algemeene vergade
ring noodigt het hoofdbestuur uit een com
missie te benoemen, die zal overwegen, of
gezien de toepassing en de financieele gevol
gen, de financieele gelijkstelling op onder
wijsgebied in de toekomst te handhaven zal
zijn.
In het hierop uitgebracht prae-advies her
innerde het hoofdbestuur eraan, dat het nog
maar enkele jaren geleden is, dat het vraag
stuk van de toepassing van het beginsel der
financiëele gelijkstelling op het terrein van
het lager onderwijs door een commissie on
derzocht is. Het rapport van die commissie
heeft op de algemeene vergadering van 1927
een punt van uitvoerige bespreking uitge
maakt en zou, meende het hoofdbestuur, on
getwijfeld de Kamerfractie tot leiddraad
strekken bij de behandeling der onlangs aan
hangig gemaakte heziening der lager-onder
wijswet. Onder deze omstandigheden kwam
het reeds thans weder instellen van een
nieuwe commissie het hoofdbestuur weinig
doelmatig voor.
Aanvulling door de afd. Amsterdam.
De afd. Amsterdam stelde de volgende
aanvulling van het voorstel voor: „En, zoo
ja, vóór de a.s. algemeene vergadering met
voorstellen zal komen, omvattende onafwijs
bare voorwaarden, noodzakelijk voor een be
stendiging der pacificatie".
Door den afgevaardigde van de afdeeling
Haarlem werd het voorstel uitvoerig toege
licht, waarbij hij o.a. meende, dat de millioe-
nen-verslindepde pacificatie ons onderwijs 50
jaren terug zet. Zij is voor het apenhaar on
derwijs een strop en (alleen uit onderwijs-
oogpunt bezien) ook voor het bijz. onderwijs
een gevaar.
Met landsgelden, verkregen uit de pacifi
catie, zijn kloosters gebouwd ook in het bui
tenland.
Een en ander deed de afd. Haarlem met
kracht aandringen op aanneming van haar
voorstel. De afd. nam het amendement-
Amsterdam over.
De heer K 1 a a r e, afgevaardigde van
Amsterdam, lichtte het amendement dier af
deeling toe en zei o m., dat de pacificatie tot
dusver niet veel anders heeft gedaan dan de
openbare kassen leeg graaien. De toestand,
waarbij ook van links tonnen gelds in den
schoot van het bijzonder onderwijs worden
geworpen, terwijl dit telkens pogingen doet
het openbare onderwijs te ondermijnen, kan
niet bestendigd blijven. Wij kunnen de rech
terzijde geheel aansprakelijk stellen voor de
mislukking van de nacificatie en wii m<wen
het wel eens zeggen, dat de voorstanders van
de „bevrediging" zich hebben vergist in de
mentaliteit van de voorstanders van het bij
zonder onderwijs. (De vergadering werd ru
moerig).
De voorzitter interrumpeerde, dat de
afgevaardigde afdwaalde en het voorstel-
Haarlem verdedigde in plaats van het amen-
dement-Amsterdam.
Toen de heer K 1 a a re op dezelfde wijze
voortging, ontnam de voorzitter hem
het woord.
De heer Van Dam (Haarlem) zei, dat
het beginsel der pacificatie zal moeten blijven,
alleen moet worden onderzocht of zij finan-
ciëel mogelijk blijft oek in de toekomst.
De heer Ke t e 1 a a r constateerde, dat het
voorstel eigenlijk niet anders is dan het voor-
stel-Gouda en onried aanneming. Er is toch
door de pacificatie voor het volkskind wel
veel goeds tot stand gekomen. Al wordt dc
gelijkstelling niet altijd goed toegepast, daar
om mag men toch de heele zaak niet verwer
pen. Spr. stelde vast, dat ook aan de rechter
zijde stemmen opgaan tegen het oprichten
van overbodige scholen.
Steun van die zijde van de linksche voor
stellen zal in de Kamer niet verkregen wor
den, als het voorstel-Haarlem wordt aange
nomen.
De heer Van Dam meende, dat de om
standigheden wel zoodanig veranderd zijn
(het verschijnen van liet rapport Rutgers en
het nieuwe wetsontwerp Terpstra), dat instel
ling eener nieuwe commissie als gevraagd
gerechtvaardigd is. Spr. gaf toe, dat het
voorstel ongelukkig was geredigeerd.
Ten slotte deelde de heer Van D a m on
der applaus der vergadering mede, dat
Haarlem het voorstel introk, in het vertrou
wen op het beleid in het hoofdbestuur.
'De cursus-wet.
De volgende motie was ingediend door de
afd. Den Haag:
De Vrijzinnig-Democratische Bond kennis
genomen hebbende van het wetsontwerp
..Cursuswet", instemmende met de bedoeling,
dat er maatregelen dienen te worden getrof
fen om te voorzien in zoo ruim mogelijk on-
derwijsgelegenheid voor de niet-leerplichtige
jeugd, spreekt als zijn oordeel uit dat:
lo. aan het in dit ontwerp vastgestelde
stelsel van één wet voor alle aanvullend on
derwijs onoverkomelijke bezwaren zijn ver
bonden;
2o. het onderwijs in bedoelde cursussen
verre ten achter zal staan bij het onderwijs,
dat onder de bestaande wettelijke regelen
wordt verstrekt;
3o. de rechtspositie en de salarieering der
leerkrachten geheel onvoldoende zijn;
4o. intrekking van het wetsontwerp tot re
geling van het aanvullend onderwijs nood
zakelijk is.
Het hoofdbestuur gaf in zijn prae-advies
toe, dat vervanging van het ingediende ont
werp cursuswet door een andere regeling ge-
wenscht is. Uit den aard der zaak zou het
echter aan het qordeel van de beide Kamer
fracties moeten worden overgelaten, of zij,
wanneer het ingediende ontwerp blijft ge
handhaafd, er in den vorm, waarin het in
eindstemming komt, al dan niet haar stem
aan meenen te moeten geven.
De afd. Rotterdam diende het volgende
amendement in: 5. noodigt het hoofdbestuur
uit na te gaan, of door een commissie te
doen nagaan, op welke wijze het onderwijs
aan de rijpere jeugd geregeld moet worden.
De heer J o 1 s (Den Haag) lichtte de
motie toe en zei daarbij o.a., dat het verzet
tegen de cursuswet in allerlei kringen,
rechtsche zoowel als linksche, toeneemt. Het
zal den bestaanden toestand ten zeerste ver
slechteren.
De voorzitter betuigde instemming
van het hoofdbestuur met het voorstel, be
halve voor wat punt 4 betreft, omdat het
wetsontwerp verbeterd kan worden. Als het
noodig is, zal het hoofdbestuur diligent zijn.
De heer Ketelaar meende, dat de re
geering geen haast maakt met het wetsont
werp.
Het prae-advies van het hoofdbestuur werd
goedgekeurd.
De vergadering werd hierna geschorst tot
8 uur des avonds.
Avondvergadering.
Toen de voorzitter om 8 uur de vergade
ring heropende, was de zaal geheel gevuld.
De heer mr. M a r c h a n t hield een rede
over het onderwerp
In het defensief.
welke draadloos werd uitgezonden.
E>e taak, die onze partij heeft te vervullen,
zoo begon de heer Marchant, wisselt met de
omstandigheden. Met name hebben wij te
onderscheiden perioden van voorspoed en
van tegenslag in het maatschappelijk leven.
Door de ongunst der tijden is thans onze
partij gedragen in het defensief. Van nieuwe
veroveringen is geen sprake. Het is thans
slechts de vraag, hoeveel er van hetgeen ver
overd is, zal moeten worden prijsgegeven.
De houding van de verschillende partijen
wordt bepaald naar hare waardeering van
hetgeen er aan sociale wetgeving in ruimen
zin en aan democratisch staatsbestel ver
overd is. Het diepgaande verschil, dat haar
gescheiden houdt, komt uit de oude tegen
stelling voort.
Al dadelijk valt dit in het oog, waar wij
te kampen hebben met het meest drukkende
vraagstuk van dezen tijd: de werkloosheid,
nog te ernstiger, omdat te vreezen valt, dat
zij nog iang zal voortduren, wanneer wij de
pijnlijkste depressie reeds zullen hebben over
wonnen.
Als een van de oorzaken der huidige crisis
geldt de razend snelle vooruitgang van de
techniek in de laatste jaren. Het resultaat
daarvan is niet in elk opzicht verheugend,
doordat er te weinig werk is voor te veel
menschen.
Vrijwel algemeen neemt men aan, terecht,
dat een van de meest funeste verschijnselen
van de desorganisatie van de voortbrenging
is, dat ieder land streeft naar de productie
op elk gebied voor eigen behoeften, en zich
heeft afgesloten voor het vrije ruilverkeer
Indien de tolmuren werden geslecht en de
premiën in eiken vorm voor de eigen pro
ductie verdwenen, indien aldus het ideaal
van het vrije ruilverkeer werd bereikt en dk
product dóir werd voortgebracht, waar dit
I het minste kapitaal koet en den minsten ar-
beid. dan zou dit een verdere rationalisatie
beteekenen over de geheele wereld, en het
gevolg, althans voor langen tijd, zou kunnen
wezen dat nog minder menschelijke arbeids
kracht zou worden gevraagd voor een doel
matiger en ruimer productie.
Er is geen verbeterd systeem van inter
nationale werkverdeeling denkbaar, dat ons
voorehands van de ramp der werkloosheid
zou afhelpen.
Het marxisme van de socialisten en de
zoogenaamd burgerlijke sociale beweging
zijn voortgekomen uit den wil om te breken
met den hopeloozen toestand van het mid
den der vorige eeuw. De „reserve-armee der
industrie", het leger van werkloozen, die, om
aan den honger te ontkomen, steeds gereed
stonden om voor uitvallers in te vallen,
drukte het loonpeil der arbeiders voort
durend naar beneden tot den rand van het
bestaan.
Sedert is daarin geleidelijk verbetering ge
komen. De organisatie van de arbeiders en
de sociale wetgeving in ruimen zin gingen
hand in hand. Met name in de laatste dertig
jaren is dientengevolge een reusachtige ver
betering ingetrraen. In het arbeiderstype van
thans is het type van dertig jaren geleden
niet meer te herkennen.
De reserve-annee der industrie is niet
meer een sociaal nuttig instituut, dat het
loonpeil drukt en het aandeel in de productie
van het kapitaal omhoog houdt: de be
strijding van de werkloosheid is een vraag
stuk, op welks oplossing al onze krachten
zijn gericht. Het inzicht is niet meer weg te
dringen: als de toestand van het maatschap
pelijk leven zóó is, dat de maatschappij geen
werkgelegenheid biedt voor een aantal
arbeiders, dan zijn wij allen tezamen ver
plicht om hun, die werken willen maar daar
toe geen gelegenheid hebben, het bestaan te
verzekeren.
De arbeiders-organisaties zorgen, dat het
loonpeil niet tot het niveau van een 'bestaans
minimum door de invallers van de reserve
armee wordt neergedrukt, en de overheid
heeft deze werking van de vrij en natuurlijk
geschapen organisatie als een heuglijk ver
schijnsel te waardeeren.
Deze evolutie is voor de geheele mensch-
heid een zegen geweest. Het is de kern van
wat wij noemen de westersche beschaving.
Er zijn er, die aldus denken en die strijden
om het met moeite verworvene te mogen
behouden.
Er zijn er ook, die het afsmelten van het
aandeel van het kapitaal in de opbrengst der
productie met ongerustheid hebben onder
vonden. Er zijn er ook, die, nu er stagnatie
is gekomen in het productieproces, de waar
de van het verworvene minder zwaar laten
wegen en het ontaarden van de werkloozen
tot reserve-armee met hare werking op het
loonpeil gaarne zouden betalen als prijs
voor een sneller opleven van het productie
proces.
Ziedaar de partijen, ziedaar de strijd. Zie
daar ook de omstandigheden, die onze partij
hebben gedrongen in het defensief Er is geen
sprake van een sprong vooruit: de krachten
kunnen alleen worden gericht op het streven
om den terugtocht niet in een vlucht te doen
ontaarden; om de dalende beweging zooveel
mogelijk te remmen.
In die positie komen wij te staan tegenover
al degenen, die voor de noodzakelijkheid van
de remmende krachten geen oog hebben.
De wil om het verworvene niet. prijs te
geven blijft ons bij over het geheele terrein
van het staatkundig leven en brengt ons over
al met de tegenwerkende krachten in strijd.
In een tijd als deze kost het elk volk de
uiterste moeite om zich economisch overeind
te houden. De zorg om niet verder te ver
armen dan noodzakelijk is, brengt mede, dat
wij onzen financieelen toestand gezond
houden. De zorg voor de handhaving van de
volkskracht brengt mede. dat de middelen
daartoe blijven gespaard. Wij moeten voort
durend erop bedacht blijven, dat aan deze
beide eischen worde voldaan.
De zorg voor het gezond houden van
onzen financieelen toestand is het afweren
van het gevaar '.ooi' inflatie, het proces,
waaraan elk volk moet gelooven, wanneer
het zijn liquideerbaar vermogen heeft opge
teerd. Het is de eenvoudigste methode, om
zich van een deel zijner schulden te ontlasten.
Men kondigt eenzijdig een accoord aan.
Daarin ligt iets verleidelijks. Temeer, waar
in onzen tijd een fatsoenlijke staat zich daar
voor niet meer behoeft te schamen. Men is
nog relatief fatsoenlijk, wanneer men boven
het nulpunt blijft.
Hoe verontwaardigd vertoonden zich niet
de Franschen, toen de Russen de schulden,
door hun land aangegaan onder het tsaris
tisch regime, verdronken in de oneindige zee
der vergetelheid. Maar wie inderdaad meen
de, in een vordering van honderd Fransche
franken een waarde te hebben van vijftig
gulden, zag die waarde zakken en moest zich
ten slotte troosten met de boodschap, dat hij
niet meer voldaan kreeg dan honderd dub
beltjes. En men moet nu toch het zijne er
van denken, wanneer men leest, dat de Fran
sche schuldenaar baodt in het goud. Nergens
wordt men zoo gemakkelijk van failliet grand
seigneur als in het internationale wereld
verkeer.
De Engelschen zijn er trotsch op geweest,
dat het pond zijn oude soliditeit kon hand
haven. Die Britsche trots is thans gebroken:
één kwart heeft het pond van zijn waarde
verloren.
Indien de bedenkelijke gevolgen van het
waardeverlies van de eigen munt zich bepaal
den tot schade voor den vreemden schuld-
eischer, zou men. afgezien van de christelijke
beginselen, daarin zooveel kwaad niet kun
nen zien. Men zou ten hoogste rekening moe
ten houden met de eventueele noodzakelijk
heid, om opnieuw van de slachtoffers te
moeten leen en.
Maar tot de verhouding van het eigen en
het vreemde land zijn de gevolgen der in
flatie niet beperkt, en eenmaal aan het ver
menigvuldigen van het papiergeld, kost het
veel moeite, halt te houden met dit werk.
De afschrikwekkende voorbeelden waren
na den oorlog voor het grijpen. Spr. wees
op Duitschland.
Wanneer binnenslands de prijzen zich bij
de verlaging der muntwaarde hebben aan
gepast, beteekent dit een feitelijke verlaging
van elk loon, dat op het oude geldbedrag is
«ehandhaafeL