Alkmaarsche Courant. Vrijzinnig-Democratische Bond. Honderd drie en dertigste Jaargang. •LEEUWARDEN' V Jaarvergadering in de Harmonie te Alkmaar. ÏÏO. 282 1931< Maand»? 30 November. De openingsvergadering. Het laatste gedeelte van het in ons vorig nummer geplaatste verslag is abusievelijk geplaatst aan het slot van de rubriek „Uit het Parlement" op dezelfde bladzijde. Wij laten daarom dat deel van het verslag hier nogmaals volgen: Na de openingsrede, die met een luid ap plaus werd begroet, werden staande in eer biedige hulde herdacht de in den loop van dit jaar aan den Bond ontvallen leden. De voorzitter sprak eenige woorden van dank bare herinnering. Daarna werd door de commissie tot het nazien der notulen van de a'^e®eene. dering, gehouden op 29 en 30 Nov. 1930 te Hengelo (O.), verslag van hare werkzaam heden uitgebracht. Zij adviseerde tot goed keuring, waartoe zonder stemming werd ^DTÏfdTeïingen Alkmaar. Purmerend en Berkhout werden aangewezen voor het na zien der notulen van deze verga ,ri g. De openbare vergadering werd hierna ge schorst tot 3 uur ter behandeling van huis houdelijke zaken. Vergadering van Zaterdag- i middag. Deze vergadering was drukker bezocht dan die van des voormiddags. Te half 4 heropende de voorzitter het congres en gaf onmiddellijk het woord aan den heer Th. M. K e t e 1 a a r, lid der Tweede Kamer, uit Amsterdam, over het on derwerp De aanslag op het peil van het volksonderwijs. De heer Ketelaar dacht aan den Zondag in Oct. 1916, toen hij sprak op een vergade ring van den v.-d. Bond te Utrecht over het nieuwe grondswetsartikel over de gelijkstel ling van openbaar en bijzonder onderwijs. Spr. herinnerde aan het totstandkomen van dat artikel, waarbij werd aangenomen dat het zou tegemoet komen aan den eisch van verbetering van het volksonderwijs. Dat arti kel lag in de lijn van het program van den v. d. Bond. Droevig is, dat een nieuwe wetswijziging aantast hetgeen toen met zooveel sympathie van alle kanten is begroet. Deze wijziging zal de zestiende zijn sinds het totstandkomen van de wet op het lager onderwijs in 1920. Door de nu voorgenomen wijziging zal veel van het goede, dat in die wet zat, verdwij nen. Het werk der staatscommissie-Rutgers, die haar voorbereidde, stelt teleur, doordat bleek, dat haar meerderheid het noodzakelijk achtte terug te komen op veel wat de vorige commissie-Bos onafwijsbaar had genoemd. De wet 1920 is al op vele wijzen verknoeid en steeds weer bleek, dat allereerst op onder wijs wordt bezuinigd als er op de uitgaven bekrompen moet worden. Daarmee doet men echter heusch den staat geen dienst, want van de menschen, opgegroeid onder deze wet, mag niet verwacht worden, dat zij goed on derlegd worden op allerlei gebied, wat toch een eisch is voor hen, die na ons zullen ko men en den strijd om het bestaan met succes zullen moeten kunnen voeren. Spr. ging de wijzigingen na, die gebracht zijn in de wet, waarbij telkens weer het leer lingental per klas werd veranderd. Verschillende excessen op onderwijsgebied zijn bekend geworden en als men die wil ver anderen is dit toe te juichen. Echter, dat ge beurt in het nu aanhangige wetsvoorstel niet (spr. wees hierbij op de boventallige leer krachten, speciaal dé vak-onderwijzeressen in streken met veel bijzondere scholen). De lijst van te verwachten leerlingen op een te stichten school werd door minister Cort van der Linden een eerste voorwaarde genoemd voor de inwilliging van het verzoek tot schoolstichting. Verwacht werd, dat alle unfaire practijken om een school te krijgen, achterwege zouden blijven en de strijd niet anders zou zijn dan een beginselstrijd. Helaas waren er altijd weer „slimmelingen". die de ouders wisten te bewerken met unfaire middelen om daardoor de kinderen voor hun school te krijgen. Spr. gaf met voorbeelden aan hoe men te werk ging. Men verzamelde maar handteekeningen. Öp dergelijke wijze zijn er vele scholen gebouwd, die absoluut overbodig waren en tegen welker stichting noch de Staten noch de Kroon zich kon ver zotten. Het was nu iets geweest voor de staatscommissie-Rutgers om maatregelen aan te geven om dergelijke excessen te voor komen. En zij heeft er iets op gevonden, maar iets heel verkeerds: zij schafte die lijsten met adspirant-leerlingen af, omdat zij van meening was, dat het niet vooruit is te zeggen welke en hoeveel leerlingen er zullen komen De waarborgsom wordt slechts ver dubbeld van 15 op 30 pet., maar dit kan toch niet zoo heel erg worden genoemd Een rem voor schoolbouw is nog gelegd in de be paling, dat de waarborgsom geheel of ge deeltelijk vervalt als blijkt dat de school on voldoende bevolkt wordt. Maar dit kan pas na 9 jaar, als de school er reeds lang staat a's een overbodig gebouw. Alle tegenwerpin gen van de minderheid der commissie tegen "*t voorgestelde werden ter zijde gelegd en 'Pr. vreesde, dat het onveranderd zal worden aangenomen, als het ontwerp nog in deze zittingpenode der Tweede Kamer in behan deling zal komen. De uitvoering der lager onderwijswet is *eer duur en men krijgt er niet voor wat men mocht verwachten. Spr. gaf dit met cijfers ader aan. Ook deze kwestie is door de °"lmissie-Rutgers gelaten zooals zij was, „"1—* dit immers een uitvloeisel was van de «eJjlkstelling. e °Pleiding voor onderwijzend personeel, ji j" 00 wet van 1920 geregeld was en a"tens deze aan hooge eischen kon vol- wtrd door een volgenden minister be snoeid en in plaats van dit weer op het oude peil te brengen, heeft de commissie-Rutgers niets aan de opleiding verbeterd. Spr. meende, dat de commissie in haar rapport met geen enkele verbetering van de l.o.-wet is gekomen, wat wel mogelijk was geweest met handhaving van den eisch van bezuiniging. De eenige bezuiniging is ge weest het verminderen van het aantal onder wijzers door verhooging van het leerlingen tal per klasse. Bijna al het goede, dat in 1920 in de wet werd gebracht, is er uit ge haald: Wij krijgen weer de standenschool en verslechtering van het onderwijs voor het volkskind (45 leerlingen per klas). In kleine scholen beteekent dit, dat vaak dezUfde leer kracht 45 kinderen in zeven klassen tegelijk moet onderwijzen, wat tot vele moeilijkheden zal leiden tot schade van het onderwijs dat de kinderen zullen ontvangen. Men kan en mag van een gewoon onderwijzer met zijn slechte voorbereiding niet verlangen, dat hij aan die eischen zal kunnen voldoen, al zul len er natuurlijk wel enkelen zijn, die het kunnen. Ook voor de grootere plaatsen is deze re geling funest: zij bevordert het bijzonder on derwijs en is dus strijdig met het beginsel van gelijke voorwaarden voor elke school. Dat men in deze leerlingenschaal geen ver betering wil brengen, is wel een bewijs er voor, dat men bedoelt bevordering van het bijzonder onderwijs, dat er op ingericht wordt het belang te dienen van hen, die voortgezet onderwijs zullen ontvangen. Vast staat, dat het belang van het volkskind deer lijk in den knel raakt. Alle argumenten van de minderheid der staatscommissie werden door den minister afgewezen. Spr. stelde tegenover een en ander hoe ten aanzien van het onderwijs aan militairen hooger eischen worden gesteld: bij de zomer- opleiding der infanterie één instructeur voor elke acht militairen en bij de winteroplei- dng zelfs één voor elke vijf. De minister ver dedigde dit met te zeggen, dat het leer-mate- riaal voor militairen zoo duur is. Zal minister-Terpstra, die zelf onderwij zer geweest is, denken, dat het er voor het kostbaarste materiaal dat er is, het kind, niet op aankomt of het vernield wordt? (Dave rend applaus). Gedachtenwisseling. Mevr. R o sV r ij m a n (Den Haag), vroeg de rede van den heer Ketelaar in bro chure-vorm uit te geven. De voorzitter zegde overweging toe. De heer Zeeman (Heerhugowaard) besprak het hooge percentage, dat de ge meenten moeten betalen bij overname van bijz. scholen. Zijn gemeente moet daarvoor ten eeuwigen dage 6'A betalen. Spr. deel de mede, dat zijn gemeente vier openbare scholen heeft met 4044 leerlingen. Mej. Knappert vestigde de aandacht erop, dat voor een schoolbioscoop altijd het dubbele moet worden betaald van wat noo- dig zou zijn. De heer Ketelaar zei, dat het percen tage bij overname eener bijzondere school in de commissie-Rutgers is besproken. De meer derheid wilde van verlaging niet weten, om dat men hier te doen had met een bestaand recht. Van dergelijke fijngevoeligheid geeft men niet altijd blijk, als 't het lager onder wijs betreft. Ten aanzien van het nijverheidsonderwijs wees spr. erop, dat de voorschriften van den oud-onderwijzer minister Terpstra aller minst getuigen van eenig gevóél van waar deering van dit onderwijs, dat zoo nuttig en noodig is voor de aanstaande vaklieden. De voorzitter dankte den heer Ke telaar voor zijn inleiding en sprak den wensch uit, dat de actie tegen het aanhangi ge wetsontwerp allerwege steun zal onder vinden. Het verbaasde spr., dat mer. in dezen tijd heeft kunnen komen met een dergelijk voorstel, dat de vereischte en mogelijke bezui niging niet bracht en het onderwijs in vele opzichten slechter zal maken. Moties en voorstellen. De leerlingenschaal. De af deeling Rotterdam had een motie ingediend, waarin zij als haar oordeel uit sprak a. dat het wetsontwerp-Terpstra door de vastgestelde 45-leerlingenschaal onherstel bare schade zal berokkenen aan ons volks onderwijs, vooral te plattenlande met zijn vele kleine scholen; b. dat dit ontwerp tevens, door de voorge stelde afschaffing van de lijst met handteeke ningen, thans noodig voor de oprichting eener bijzondere school, den bouw van nog meer bijzondere scholen zal tengevolge heb ben; dat alleen op deze gronden al dit wetsont werp voor onze partij volstrekt onaanneme lijk is. De afdeeling wekte deswege het hoofdbe stuur en de afdeelingen op, hetzij alleen, het zij met andere organisaties, ten krachtigste hiertegen stelling te nemen. Het hoofdbestuur betuigde met deze motie volle instemming. Daar de afdeeling geen nadere toelichting noodig vond, constateerde de voorzit ter dat het prae-advies afdoende geacht werd. Hij stelde voor krachtige actie te voe ren. Onder applaus werd alzoo besloten De afd. Groningen, van meening, dat de voorstellen van de Commissie-Rutgers tot herziening der Lager-Onderwijswet, voor t grootste deel door minister Terpstra overge nomen, een remmenden invloed zullen hebben op de volksontwikkeling en een gevaar in houden voor het openbaar onderwijs, stelde voor de Kamerfractie te verzoeken al haar invloed aan te wenden, om deze herziening in een voor de volksontwikkeling gunstigen zin aangenomen te krijgen. De federatie Oroningen had met dit voor stel adhaesie betuigd en ook had het de volte instemming van het hoofdbestuur. Als voren. Rente overname bijzondere scholen. De afd. Scheemda had het volgende voor stel ingediend: Aan onze Kamerleden wordt verzocht over al waar dit mogelijk is aan te dringen op verlaging der voor dezen tijd abnormaal hooge rente, die de gemeenten hebben te be talen voor overname der bijzondere scholen, daar deze thans wel als hoogst onredelijk mogen beschouwd worden, of de gemeenten toe te staan tot conversie te mogen overgaan. De federatie Groningen heeft aan dit voorstel adhaesie betuigd. In zijn prae-advies bleek het hoofdbestuur het eens te zijn met de meening van de afd. Scheemda en het nam aan, dat de Kamer fracties bereid zullen zijn bij de behande ling van het ontwerp tot wijziging van deze wet ook aan deze belangrijke aangelegen heid haar aandacht te wijden. Goedgekeurd. De openbare school regel. Voorstel afd. Gouda verworpen. De afd. Gouda stelde voor in paragraaf 7 „Onderwijs" van het werkprogram op te nemen: De openbare school ais staatsschool worde wederom rege:; bijzondere scholen ge nieten geen subsidie uit de openbare kassen. In ae toelichting tot dit voorstel wees de afd. op „het groote misbruik, dat in vele ge meenten van ons land door Ae voorstanders van het hijzonder onderwijs van de gelijkstel ling, zooals deze in de lager-onderwijswet 1920 is vastgelegd, wordt gemaakt en waar door in vele gevallen op onverantwoordelijke wijze gelden worden verspild". Het hoofdbestuur ontried aanneming van het voorstel met den meesten nadruk. De on verantwoordelijke geldverspilling moet wor den tegengegaan door een wijziging der la ger-onderwijswet, die de fouten der tegen woordige regeling wegneemt. Een absoluut verbod van subsidieering der bijzondere scho len, zou, afgezien van andere bezwaren, in lijnrechten strijd zijn met het beginsel eener ware vrijheid van onderwijs. De heer R ij p m a (Gouda) gaf als de meening zijner afdeeling weer, dat het ver zet tegen iets wat slecht is, moet beginnen bij het begin. De bond dient als vrijzinnige partij in zijn program te laten uitkomen, dat de staat geen gekleurd onderwijs heeft te be talen. Spr. meende, dat gerust mag worden erkend, dat de uitwerking van de pacificatie een mislukking is geweest. De heer Ketelaar herinnerde aan de bondsvergadering van 1916, waarop instem ming werd betuigd met (toen nog) Art. 192 der grondwet. Spr. achtte het onrechtvaardig, als een meerderheid aan een minderheid geen recht zou doen. Men moet erkennen, dat tal van ouders uit volle overtuiging hun kinde ren naar het bijz. onderwijs s uren. Er moet gestreden worden niet voor afschaffing van de gelijkstelling, maar om haar zoo goed mogelijk te maken in het belang van ons volk. Spr. ried Gouda aan het voorstel in te trekken. De voorzitter verklaarde het voorstel in strijd met de rechtvaardigheid en met de gelijkstelling en met elk begrip van vrijzin nigheid. Spr. sloot zich aan bij het advies van den heer Ketelaar tot intrekking van het voorstel. De afdeeling Gouda verklaarde zich hiertoe niet bereid en noemde Luxemburg met zijn ééne openbare neutrale school een voor beeld van dwang door een meerderheid. Bij zitten en opstaan werd het voorstel Gouda verworpen. Vóór waren de afdeelin gen Gouda, Oegstgeest (twee) en Utingera- deel. Is de gelijkstelling te handhaven? Van de afd. Haarlem was het volgende voorstel ingekomen: De algemeene vergade ring noodigt het hoofdbestuur uit een com missie te benoemen, die zal overwegen, of gezien de toepassing en de financieele gevol gen, de financieele gelijkstelling op onder wijsgebied in de toekomst te handhaven zal zijn. In het hierop uitgebracht prae-advies her innerde het hoofdbestuur eraan, dat het nog maar enkele jaren geleden is, dat het vraag stuk van de toepassing van het beginsel der financiëele gelijkstelling op het terrein van het lager onderwijs door een commissie on derzocht is. Het rapport van die commissie heeft op de algemeene vergadering van 1927 een punt van uitvoerige bespreking uitge maakt en zou, meende het hoofdbestuur, on getwijfeld de Kamerfractie tot leiddraad strekken bij de behandeling der onlangs aan hangig gemaakte heziening der lager-onder wijswet. Onder deze omstandigheden kwam het reeds thans weder instellen van een nieuwe commissie het hoofdbestuur weinig doelmatig voor. Aanvulling door de afd. Amsterdam. De afd. Amsterdam stelde de volgende aanvulling van het voorstel voor: „En, zoo ja, vóór de a.s. algemeene vergadering met voorstellen zal komen, omvattende onafwijs bare voorwaarden, noodzakelijk voor een be stendiging der pacificatie". Door den afgevaardigde van de afdeeling Haarlem werd het voorstel uitvoerig toege licht, waarbij hij o.a. meende, dat de millioe- nen-verslindepde pacificatie ons onderwijs 50 jaren terug zet. Zij is voor het apenhaar on derwijs een strop en (alleen uit onderwijs- oogpunt bezien) ook voor het bijz. onderwijs een gevaar. Met landsgelden, verkregen uit de pacifi catie, zijn kloosters gebouwd ook in het bui tenland. Een en ander deed de afd. Haarlem met kracht aandringen op aanneming van haar voorstel. De afd. nam het amendement- Amsterdam over. De heer K 1 a a r e, afgevaardigde van Amsterdam, lichtte het amendement dier af deeling toe en zei o m., dat de pacificatie tot dusver niet veel anders heeft gedaan dan de openbare kassen leeg graaien. De toestand, waarbij ook van links tonnen gelds in den schoot van het bijzonder onderwijs worden geworpen, terwijl dit telkens pogingen doet het openbare onderwijs te ondermijnen, kan niet bestendigd blijven. Wij kunnen de rech terzijde geheel aansprakelijk stellen voor de mislukking van de nacificatie en wii m<wen het wel eens zeggen, dat de voorstanders van de „bevrediging" zich hebben vergist in de mentaliteit van de voorstanders van het bij zonder onderwijs. (De vergadering werd ru moerig). De voorzitter interrumpeerde, dat de afgevaardigde afdwaalde en het voorstel- Haarlem verdedigde in plaats van het amen- dement-Amsterdam. Toen de heer K 1 a a re op dezelfde wijze voortging, ontnam de voorzitter hem het woord. De heer Van Dam (Haarlem) zei, dat het beginsel der pacificatie zal moeten blijven, alleen moet worden onderzocht of zij finan- ciëel mogelijk blijft oek in de toekomst. De heer Ke t e 1 a a r constateerde, dat het voorstel eigenlijk niet anders is dan het voor- stel-Gouda en onried aanneming. Er is toch door de pacificatie voor het volkskind wel veel goeds tot stand gekomen. Al wordt dc gelijkstelling niet altijd goed toegepast, daar om mag men toch de heele zaak niet verwer pen. Spr. stelde vast, dat ook aan de rechter zijde stemmen opgaan tegen het oprichten van overbodige scholen. Steun van die zijde van de linksche voor stellen zal in de Kamer niet verkregen wor den, als het voorstel-Haarlem wordt aange nomen. De heer Van Dam meende, dat de om standigheden wel zoodanig veranderd zijn (het verschijnen van liet rapport Rutgers en het nieuwe wetsontwerp Terpstra), dat instel ling eener nieuwe commissie als gevraagd gerechtvaardigd is. Spr. gaf toe, dat het voorstel ongelukkig was geredigeerd. Ten slotte deelde de heer Van D a m on der applaus der vergadering mede, dat Haarlem het voorstel introk, in het vertrou wen op het beleid in het hoofdbestuur. 'De cursus-wet. De volgende motie was ingediend door de afd. Den Haag: De Vrijzinnig-Democratische Bond kennis genomen hebbende van het wetsontwerp ..Cursuswet", instemmende met de bedoeling, dat er maatregelen dienen te worden getrof fen om te voorzien in zoo ruim mogelijk on- derwijsgelegenheid voor de niet-leerplichtige jeugd, spreekt als zijn oordeel uit dat: lo. aan het in dit ontwerp vastgestelde stelsel van één wet voor alle aanvullend on derwijs onoverkomelijke bezwaren zijn ver bonden; 2o. het onderwijs in bedoelde cursussen verre ten achter zal staan bij het onderwijs, dat onder de bestaande wettelijke regelen wordt verstrekt; 3o. de rechtspositie en de salarieering der leerkrachten geheel onvoldoende zijn; 4o. intrekking van het wetsontwerp tot re geling van het aanvullend onderwijs nood zakelijk is. Het hoofdbestuur gaf in zijn prae-advies toe, dat vervanging van het ingediende ont werp cursuswet door een andere regeling ge- wenscht is. Uit den aard der zaak zou het echter aan het qordeel van de beide Kamer fracties moeten worden overgelaten, of zij, wanneer het ingediende ontwerp blijft ge handhaafd, er in den vorm, waarin het in eindstemming komt, al dan niet haar stem aan meenen te moeten geven. De afd. Rotterdam diende het volgende amendement in: 5. noodigt het hoofdbestuur uit na te gaan, of door een commissie te doen nagaan, op welke wijze het onderwijs aan de rijpere jeugd geregeld moet worden. De heer J o 1 s (Den Haag) lichtte de motie toe en zei daarbij o.a., dat het verzet tegen de cursuswet in allerlei kringen, rechtsche zoowel als linksche, toeneemt. Het zal den bestaanden toestand ten zeerste ver slechteren. De voorzitter betuigde instemming van het hoofdbestuur met het voorstel, be halve voor wat punt 4 betreft, omdat het wetsontwerp verbeterd kan worden. Als het noodig is, zal het hoofdbestuur diligent zijn. De heer Ketelaar meende, dat de re geering geen haast maakt met het wetsont werp. Het prae-advies van het hoofdbestuur werd goedgekeurd. De vergadering werd hierna geschorst tot 8 uur des avonds. Avondvergadering. Toen de voorzitter om 8 uur de vergade ring heropende, was de zaal geheel gevuld. De heer mr. M a r c h a n t hield een rede over het onderwerp In het defensief. welke draadloos werd uitgezonden. E>e taak, die onze partij heeft te vervullen, zoo begon de heer Marchant, wisselt met de omstandigheden. Met name hebben wij te onderscheiden perioden van voorspoed en van tegenslag in het maatschappelijk leven. Door de ongunst der tijden is thans onze partij gedragen in het defensief. Van nieuwe veroveringen is geen sprake. Het is thans slechts de vraag, hoeveel er van hetgeen ver overd is, zal moeten worden prijsgegeven. De houding van de verschillende partijen wordt bepaald naar hare waardeering van hetgeen er aan sociale wetgeving in ruimen zin en aan democratisch staatsbestel ver overd is. Het diepgaande verschil, dat haar gescheiden houdt, komt uit de oude tegen stelling voort. Al dadelijk valt dit in het oog, waar wij te kampen hebben met het meest drukkende vraagstuk van dezen tijd: de werkloosheid, nog te ernstiger, omdat te vreezen valt, dat zij nog iang zal voortduren, wanneer wij de pijnlijkste depressie reeds zullen hebben over wonnen. Als een van de oorzaken der huidige crisis geldt de razend snelle vooruitgang van de techniek in de laatste jaren. Het resultaat daarvan is niet in elk opzicht verheugend, doordat er te weinig werk is voor te veel menschen. Vrijwel algemeen neemt men aan, terecht, dat een van de meest funeste verschijnselen van de desorganisatie van de voortbrenging is, dat ieder land streeft naar de productie op elk gebied voor eigen behoeften, en zich heeft afgesloten voor het vrije ruilverkeer Indien de tolmuren werden geslecht en de premiën in eiken vorm voor de eigen pro ductie verdwenen, indien aldus het ideaal van het vrije ruilverkeer werd bereikt en dk product dóir werd voortgebracht, waar dit I het minste kapitaal koet en den minsten ar- beid. dan zou dit een verdere rationalisatie beteekenen over de geheele wereld, en het gevolg, althans voor langen tijd, zou kunnen wezen dat nog minder menschelijke arbeids kracht zou worden gevraagd voor een doel matiger en ruimer productie. Er is geen verbeterd systeem van inter nationale werkverdeeling denkbaar, dat ons voorehands van de ramp der werkloosheid zou afhelpen. Het marxisme van de socialisten en de zoogenaamd burgerlijke sociale beweging zijn voortgekomen uit den wil om te breken met den hopeloozen toestand van het mid den der vorige eeuw. De „reserve-armee der industrie", het leger van werkloozen, die, om aan den honger te ontkomen, steeds gereed stonden om voor uitvallers in te vallen, drukte het loonpeil der arbeiders voort durend naar beneden tot den rand van het bestaan. Sedert is daarin geleidelijk verbetering ge komen. De organisatie van de arbeiders en de sociale wetgeving in ruimen zin gingen hand in hand. Met name in de laatste dertig jaren is dientengevolge een reusachtige ver betering ingetrraen. In het arbeiderstype van thans is het type van dertig jaren geleden niet meer te herkennen. De reserve-annee der industrie is niet meer een sociaal nuttig instituut, dat het loonpeil drukt en het aandeel in de productie van het kapitaal omhoog houdt: de be strijding van de werkloosheid is een vraag stuk, op welks oplossing al onze krachten zijn gericht. Het inzicht is niet meer weg te dringen: als de toestand van het maatschap pelijk leven zóó is, dat de maatschappij geen werkgelegenheid biedt voor een aantal arbeiders, dan zijn wij allen tezamen ver plicht om hun, die werken willen maar daar toe geen gelegenheid hebben, het bestaan te verzekeren. De arbeiders-organisaties zorgen, dat het loonpeil niet tot het niveau van een 'bestaans minimum door de invallers van de reserve armee wordt neergedrukt, en de overheid heeft deze werking van de vrij en natuurlijk geschapen organisatie als een heuglijk ver schijnsel te waardeeren. Deze evolutie is voor de geheele mensch- heid een zegen geweest. Het is de kern van wat wij noemen de westersche beschaving. Er zijn er, die aldus denken en die strijden om het met moeite verworvene te mogen behouden. Er zijn er ook, die het afsmelten van het aandeel van het kapitaal in de opbrengst der productie met ongerustheid hebben onder vonden. Er zijn er ook, die, nu er stagnatie is gekomen in het productieproces, de waar de van het verworvene minder zwaar laten wegen en het ontaarden van de werkloozen tot reserve-armee met hare werking op het loonpeil gaarne zouden betalen als prijs voor een sneller opleven van het productie proces. Ziedaar de partijen, ziedaar de strijd. Zie daar ook de omstandigheden, die onze partij hebben gedrongen in het defensief Er is geen sprake van een sprong vooruit: de krachten kunnen alleen worden gericht op het streven om den terugtocht niet in een vlucht te doen ontaarden; om de dalende beweging zooveel mogelijk te remmen. In die positie komen wij te staan tegenover al degenen, die voor de noodzakelijkheid van de remmende krachten geen oog hebben. De wil om het verworvene niet. prijs te geven blijft ons bij over het geheele terrein van het staatkundig leven en brengt ons over al met de tegenwerkende krachten in strijd. In een tijd als deze kost het elk volk de uiterste moeite om zich economisch overeind te houden. De zorg om niet verder te ver armen dan noodzakelijk is, brengt mede, dat wij onzen financieelen toestand gezond houden. De zorg voor de handhaving van de volkskracht brengt mede. dat de middelen daartoe blijven gespaard. Wij moeten voort durend erop bedacht blijven, dat aan deze beide eischen worde voldaan. De zorg voor het gezond houden van onzen financieelen toestand is het afweren van het gevaar '.ooi' inflatie, het proces, waaraan elk volk moet gelooven, wanneer het zijn liquideerbaar vermogen heeft opge teerd. Het is de eenvoudigste methode, om zich van een deel zijner schulden te ontlasten. Men kondigt eenzijdig een accoord aan. Daarin ligt iets verleidelijks. Temeer, waar in onzen tijd een fatsoenlijke staat zich daar voor niet meer behoeft te schamen. Men is nog relatief fatsoenlijk, wanneer men boven het nulpunt blijft. Hoe verontwaardigd vertoonden zich niet de Franschen, toen de Russen de schulden, door hun land aangegaan onder het tsaris tisch regime, verdronken in de oneindige zee der vergetelheid. Maar wie inderdaad meen de, in een vordering van honderd Fransche franken een waarde te hebben van vijftig gulden, zag die waarde zakken en moest zich ten slotte troosten met de boodschap, dat hij niet meer voldaan kreeg dan honderd dub beltjes. En men moet nu toch het zijne er van denken, wanneer men leest, dat de Fran sche schuldenaar baodt in het goud. Nergens wordt men zoo gemakkelijk van failliet grand seigneur als in het internationale wereld verkeer. De Engelschen zijn er trotsch op geweest, dat het pond zijn oude soliditeit kon hand haven. Die Britsche trots is thans gebroken: één kwart heeft het pond van zijn waarde verloren. Indien de bedenkelijke gevolgen van het waardeverlies van de eigen munt zich bepaal den tot schade voor den vreemden schuld- eischer, zou men. afgezien van de christelijke beginselen, daarin zooveel kwaad niet kun nen zien. Men zou ten hoogste rekening moe ten houden met de eventueele noodzakelijk heid, om opnieuw van de slachtoffers te moeten leen en. Maar tot de verhouding van het eigen en het vreemde land zijn de gevolgen der in flatie niet beperkt, en eenmaal aan het ver menigvuldigen van het papiergeld, kost het veel moeite, halt te houden met dit werk. De afschrikwekkende voorbeelden waren na den oorlog voor het grijpen. Spr. wees op Duitschland. Wanneer binnenslands de prijzen zich bij de verlaging der muntwaarde hebben aan gepast, beteekent dit een feitelijke verlaging van elk loon, dat op het oude geldbedrag is «ehandhaafeL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1931 | | pagina 9