WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN. £atuU en J-uin&ouw VAN DEN LANGENDIJK, schreef en de figuur van den staatsmis- dadiger schilderde, tegen wien hij te wapen riep, maar de eerste werkelijke poging om tot wereldvrede te komen geschiedde pas in 1899 door den tsaar van Rusland (eerste vredesconferentie te Den Haag. gevolgd door een tweede in 1907. waarop de stichting van het Hof van Arbitrage volgde en de bouw van het vredespaleis.) Na den grooten oorlog van 19141918 kwamen het idee van den Volkenbond, het Hof van Interna tionale Justitie en het Kellogg-pact, maar ondanks dit alles, ondanks deze welgemeende pogingen vóór den wereld- v»ede, ging de bewapening in alle sta ten rustig voort. Dit was mogelijk, omdat mei. niet ge loofde aan het welslagen van die pogin gen, geen vertrouwen had jegens elkaar. M-n stcnd nog op het oude Romein- sche standpunt: „Indien gij den vrede wilt, bereidt u ten oorlog". Maar indien ooit een standpunt onhoudbaar is ge bleken, dan is het wel dit, het is finaal bankroet gegaan. Van hen, die dit heb ben ondervonden, noemde spr. b.v. Na poleon, wiens „vredesrijk" in oorlog is ten onder gegaan. Men bewapende zich steeds meer, naar het heette om den vrede te waarborgen, en het volk geloofde dit dan. Als het hoorde van een bijeenkomst van vor sten, die elkaar benoemden tot kolonel zus of zoo, zei men: „De vrede is ge waarborgd." Maar bij elk van zoo'n ont moeting was er in de verte oorlogsge- druisch: eerst de oorlog in Transvaal, toen in Oost-Azië, daarna in N.-Afrika, en eindelijk kwam het in ons eigen werelddeel (Balkan), maar nog steeds geloofde men aan den waarborg van den vrede door sterke bewapening. Men wilde of kon niet inzien, dat die moest leiden tot oorlog en men sprak van den Duitschen keizer aD den vredeskeizer, men gaf den Russischen heerscher een zelfden naam, men noemde Frankrijk de republiek van den vrede en in middels werden voorbereidingen voor oorlog getroffen en spraken de diploma ten van de noodzaak van expansie, zoo dat ieder land op nieuwe koloniën uit was. Aan het uitbreken van den oorlog in 1914 zijn wij allen eigenlijk mede schul dig, omdat wij lijdelijk hebben toege zien, dat de brandstof werd opgehoopt. Die oorlog heeft eindelijk velen de oogen geopend en het bankroet geleverd voor de oude leuze, die moet veranderd wor den in: „Wie den vrede wil, bereide zich ten vrede." Om aan deze leuze te kunnen geloo- von, moet men geloof en vertrouwen hebben. Vrees, haat en wantrouwen mogen onze leidslieden niet meer zijn. Laten wij nopen, dat de leden der confe rentie te Genève geleid worden door ge loof en idealisme. Laat ieder onzer hen steunen met gebed. Dan zal er kunnen komen vrede op aarde. Geloof en vertrouwen waren ook volgens ds. M a k k i n k ev. luth. pred., het eerst noodige, om tot vrede in de wereld te geraken. Alle geniale denkers en alle heiligen hebben het op hunne wijze in den lichtschijn der eeuwigheid beleden en a len die nog zullen belijden zullen ditzelfde belijden, want het is het geloof. Jesaja zei reeds: Indien gij niet gelooft, wordt ge niet vertrouwd. Wij geloovn, en dan gaan onze harten voor elkaar open in goed vertrouwen. Mogen op de ontwapeningsconferentie ook de harten voor elkaar opengaan! Wij maken ons geen illusies, maar ge- looven toch dat er wel iets van zal kun nen uitgaan. Wil de wereld worden ge red, dan zijn vertrouwen en geloof nood zakelijk. Daarvan heeft nog dezer dagen de Engelsche kroonprins getuigd op een groote bijeenkomst van jongelieden in de Albert Hall te Londen. Mèt den held van Worms moeten wij aan den vooravond van de conferentie van Genève tot elkaar zeggen: „Hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mij!" Na gemeenschappelijk gezang van Gez. 264 1 (Een vaste burcht), nam ds. Kuiper, beroepen predikant bij de doopsgezinde gemeente, het woord. Indien er één ding is, waartoe Christus Zijn gemeente in deze dagen roept, zoo zei spr., dan is het: bidden met ganscher hart en ziel tot den Hemelschen Vader om vrede. Het bloed van de millioenen, die reeds gevallen zijn en dat van die andere millioenen, die worden voorbereid om opnieuw te staan in den rassen- en volkenstrijd, is dierbaar in Zijn oogen en dat moet ons doen bidden dat moge komen het eeu wige Koninkrijk Gods. Ds. Deetman, herv. predikant, noemde de ontwape ningsconferentie een uiting van hoogste menschelijkheid, een kreet van het men- schenhart om licht en liefde en gerech tigheid. Elke kreet, waarin onmensche- lijkheid veroordeeld wordt, heeft onze instemming en daarom zijn wij hier, zei spr., om in vertrouwen te bidden, dat de bewapéning der wereld, als zij dan nog niet terstond geheel kan worden af geschaft, toch tot een minimum zal teruggebracht worden. Wij gelooven in de goeden wil en de goede bedoelingen vau de verschillende delegaties, omdat iedereen satanische machten ontketend weet, als Mars zijn scepter zwaait. Dat heeft de oorlogsliteratuur ons voldoende g-ieerd. Al klinkt ons geluid tegen oor log ook zwak. wij weten, dat elk edel streven meebouwt aan gerechtigheid en vrede. Spr. wees op de w oorden van den pro- f.et Micha en op het echt menschelijke van het woord: als één lid lijdt, lijden allen en achter dit alles zien wij staan den Vredevorst Wij willen wekken tot liefde, omdat wij weten, dat de men- schen te goed zijn om oorlog te voeren Wij weten, dat een soldaat geen beeld drager Gods kan wezen, als hij achter dc mitrailleur zit of vechten moet met de bajonet. Spr. citeerde de brochure van dr. de Visser over vrede, een krachtig protest tegen oorlog en oorlogsvoorbereiding- In naam der menschelijkheid dient de zaak van den vrede krachtig gesteund te worden, zei spr. De moderne krijg spaart niemand, jongeling noch jonge dochter, vrouw noch man, grijsaard noch kind. De oorlog is veroordeeld op ethische en religieuse gronden. De men- schen in andere landen zijn onze broe ders. wij mogen niet tegen hen vechten. Eén is ons aller Meester en met Hem hebben wij te bouw en een w ereld, waar in liefde en menschelijkheid wonen, een wereid die schoon is door wederzijdsch vertrouwen. De volgende spreker was ds. v o n Meijenfeldt, geref. predikant, die betoogde, dat het getui genis vóór vrede opbloeit uit liefde tot God, het komt voort uit gehoorzaamheid, het is een vragen: wat wil God, wat is Zijn bedoeling met Zijn gevallen wereld? Spr. stelde vast, dat Christus den vrede heeft gesticht in deze wereld en dat principieel ieder die in Hem gelooft, to vrede is gebarebt. In Openbaringen \Vordt hiervan reeds getuigd, gelijk spr aangaf, en daarom moet strijd gevoerd worden tegen alles wat den vrede ver stoort De verwaï hting van het vrederijk laat zich niet verzoenen met iets on- menschelijks als de moderne oorlog is. Spr. was het eens met den Zwit«er- schen predikant Lichtenhahn, die schreef, dat de oorlog een zóó vreeselijke ramp is, een zóó schreeuw end onrecht, dat hij den mensch in een toestand brengt, dat hij niét meer bidden kan. God geve, dat alle pogingen van den Volkenbond om internationaal regelin gen te treffen ter voorkoming van oor log, gesteund worden door uw aller ge bed.. Het kan toch niet zóó zijn, dat God zou willen, dat er oorlog wordt gevoerd! Wij mogen en moetei. allen mogelijken wettelijken druk op de ov~ heden uit oefenen om te komen tot een interna tionale rechtsorde. Zoo wil het de God van liefde en recht. Als wij van Christus zijn. hebben wij alles over voor Hem, Hij mag alles ge bruiken voor uitbreiding van Zijn Ko ninkrijk en wij willen strijden voor Hem. God heeft ons niet geroepen om fata listen te wezen en ons lijdelijk te schik ken en te berusten in de verklaring, „dat er altijd oorlog is geweest en dat dit er wel zal blijven", neen, onze strijd moe tegen den oorlog gaan. „Het is Uw zaak, o Heer, waarvoor wij staan" zij de leuze. De laatste van de rij der sprekers was mej. ds. R a p p o 1 d, predikante der remonstrantsche gemeente. Het geloof heeft gesproken, sprak zij, onze oogen hebben het niet gezien en toch gelooven wij in het vredesideaal, omdat wij geloo ven in God. Al worden wij duizendmaal geslagen, toch blijven wij in Hem geloo ven, overtuigd van Zijn liefde. Hij ver geet ons niet, door onze ontrouw heen komt altijd weer Gods trouw. Hierop ging spreekster voor in gebed, waarop het plechtig samenzijn werd be sloten met het zingen van Gezang 50 vers 4: Amen, Jezus Christus, amen, Ja, Gij zult in 't groot Heelal 't Rijk der duisternis beschamen Tot het niet meer wezen zal. Woon, o Heiland! in ons midden. Onder Uwe heerschappij Zijn wij zalig, zijn wij vrij. Leer ons strijden, leer ons bidden! Amen, heerlijkheid en macht Word' U eeuwig toegebracht. HEER-HUGOWAARD. De Tuinbouwvereeniging Heer-Hugo- waard vergaderde in café Rus op Vrijdag 20 Januari. De voorzitter, de heer Glas, opende om 7 uur, allen een welkom toeroepende. In herinnering meende hij te moeten bren gen eenige woorden, die hij op de vergadering van den 30 December j.1. hoorde en waarin de gedachte werd uitgesproken, dat het met de prijzen slechts één kant uit kon en wel den goeden. De tijd had echter ook deze woorden gelogenstraft en het was gebleken, dat de prijzen wel degelijk lager konden, dat zelfs de producten tot waardeloosheid kon den dalen. Licht meende hij, was hieruit af te leiden, dat het naast den tuinder ook den koopman niet voor den wind ging, want waar de han delaar ook maar een geringe winst in het ver schiet ziet, kopt hij. Was in de laatstgehouden vergadering aangedrongen op een gemeentelijk voorschot op de komende rijkscredieten, desnoods onder de dwingende bepaling, dat een bepaald per centage van dit voorschot verloond moest worden aan arbeiders uit de gemeente. Spr kon thans mededeelen, dat dit niet tot stand was gekomen, doch wel een regeling tot ver strekking van steun, als toen ook reeds in Koedijk geldende was. Nog steeds meende hij, dat het eerstgenoemde de voorkeur ver diende, ook als wapen ter bestrijding der werkloosheid, doch intusschen kon men dank baar zijn, dat tenminste een tachtigtal gezin nen door de thans geldende steunregeling uit den ergsten nood waren gered. Bekend was hem, dat sommigen er over dachten, om, waar deze steun alleen aan alleenwerkenden werd verstrekt, hun arbei der of knecht op straat te zetten. Persoonlijk meende hij echter, dat een dergelijke handel wijs slechts ten nadeele van het bedrijf kon zijn, indien dit door aard of omvang op hulp krachten was aangewezen. Intusschen was een andere vraag, welke bouwer het nog aan zou durven zijn tegenwoordig vast personeel weder als zoodanig in te huren. Dat de geld nood inderdaad hoog was. bleek wel uit het aantal aanvragen om crediet, dat alleen in de Hugowaard, naar hij vernomen had, de 220 overschreed met een gezamenlijke aan vrage van meer dan 280.000 gulden. Wat de uitkeering van deze gelden betrof, kon nog slechts gezegd worden, dat het ont werp pas tot wet verheven kon werden na samenkomst der Eerste Kamer, wat voor het eerste op 2 Januari was gesteld. Nog meende spr. aan te moeten halen, dat het ook in de groote organisaties kraakte, waarvan als voorbeeld kon gelden het weige ren cm de ledenlijst te teekenen te Broek op Langendijk. Het geroep van: „We laten ons geen strop om den hals leggen", teekende echter een gebrek aan solidariteit, wat laat ste speciaal in tijden als deze toch zoo hoog noodig was. Van harte hoopte spr., dat 1932 voor den tuinbouw gunstiger zou zijn dan zijn voor ganger. Na voorlezing der notulen volgde het jaar verslag, waarin de secretaris, de heer A. Volkers, memoreerde, dat hij, al had hij wel eens gezegd, hierin heelemaal niet te willen spreken over den slechten toestand, dezen tcch aan moest halen, omdat hij nu eenmaal pestend. Meer dan ooit begon echter bij de tuinders het besef door te dringen, dat streng doorgevoerde organisatie ook voor hen een noodzakelijkheid was. Wel werd nog steeds een in groepen opmarcheeren waargenomen, dcch het inzicht won veld, dat deze onder ling met elkaar moesten verstaan, wilden zij iets bereiken. Met andere vereenigingen was o.a. samen gewerkt om tot een steunregeling te komen, welke thans functionneerde. Twee buitenge wone vergaderingen werden raar aanlei ding van den crisistoestand uitgeschreven. In samenwerking met de L.T.B. Zuid werd ook dit jaar weder een tuinbouwcursus ge geven. Den 1 Dec. bedroeg het aantal stapelpro ducten aanwezig bij de leden 83wagons roode 78 wagons gele, 99 wagons Deensche witte kool benemens \y., wagon uien. In de hoop, dat de kool nog iets meer op mocht brengen, dan sommigen dachten, ein digde spreker zijn versla gonder bijval der vergadering. Bij de verantwoording door den penning meester, de heer Jb. D. v. d. Busse, bleek, dat de inkomsten over 1931 hadden bedra gen 390.73. de uitgaven 326.70, zoodat met het bij de boerenleenbank uitstaande saldo ad 693.87 het totaal bezit 757.50 bedroeg. Nadat bij monde van de commissie, belast met het nazien der bescheiden door den heer Jb. Volkers verslag was uitgebracht, werd de penningmeester onder dank voor het gevoer de beheer, gedéchargeerd. Bekend werd gemaakt, dat nog bloemkool- zaadbestellingen kenden worden gedaan van de tusschensoort, kortpoot en Lecerf. Bij het punt te teekenen der ledenlijst meende de voorzitter eenige toelichtingen te moeten geven. Hij vond het jammer, dat een zekere geheimzinnigheid, die het dageliiksch bestuur in deze meent te moeten betrachten, aanleiding is geweest tot besprekingen, die niet vruchtdragend waren. Wanneer men er zoo, zonder meer voor wordt gezet, was het moeilijk een juist inzicht in deze zaak te krij gen, al was ook hier ongetwijfeld de afloo- pende tijd een niet te verwaarloozen factor Nadat nog verschillende leden in dezen geest gesproken hadden, werd besloten eerst de algemeene vergadering af te wachten voor een definitief besluit genomen werd. Tot bestuursleden, aftr. de heeren J. Goot jes Sr. en P. Bakker, niet herkiesbaar, wer den gekozen de heeren Jn. Smit en Jc. Vol kers. De heeren Jb. Glas en P. Smit Jbz. wer den herkozen in het marktbestuur. Benoemd tot afgevaardigden voor de alge meene vergadering de heeren J. Gootjes Cz., J. Pluister Jr., J. de Ruiter, P. Bas, C. Grom Gz., S. Bakker Pz., C. Wagenaar en D. Wa genaar. Waar wel was vastgesteld, dat de alge meene vergadering in Hugowaard zou wor den gehouden, doch nog niet of hieraan het gewone gastmaal zou worden verbonden en aus nog niet kon worden uitgemaakt of de L.T.B. Zuid, dan wel de Tuinbouwvereeni ging als gastvrouw zou optreden, werd beslo ten in deze een afwachtende houding aan te nemen tot de vergadering der L.G.C. in deze zou hebben beslist. Bij het punt V: „Voorstellen" merkte de heer D. Wagenaar op, dat het wenschelijk zou zijn er in de algemeene vergadering ter sprake te brengen, dat deze er op aandrong, dat aan diegenen, die tarwe of bieten ver bouwen met regeeringssteun de dwingende bepaling zou worden opgelegd, dat zij geen kool mochten bouwen. De voorzitter deelde mede, dat reeds een dergelijk verzoek van het Centr. Bureau der veilingen onderweg was naar het ministerie Ook meende de heer Wagenaar, dat de wet op den uitvoer van pootaardappelen nog niet het volgende jaar in werking zou moeten treden, aangezien er dan velen, die geen goed gekeurde poters hadden, gedupeerd zouden worden. De voorzitter meende, dat, daar de wet gevende machine langxaam werkt, men nog niet direct bevreesd behoefde te zijn. Naar aanleiding van deze kwestie ontspon zich een discussie over het „topbont wai volgens sommigen nog niet zoo gemakkelijk te constateeren was, aangezien men waar nam, dat de schotten zich gingen verdeelen in twee soorten, de eene met eenigszins laag, lichtgroen lof, de andeie met rijzig donker groen blad. Besloten werd het voorbij de algemeene vergadering van de Coloradokever in Fran^ rijk en aangezien hij meende, dat men dit beestje maar liefst buiten de grenzen moest trachten te houden, vroeg hij of het misschien nog dienstig kon zijn in deze van onderaf eenige pressie op de regeering uit te oefenen. De voorzitter antwoordde, dat in verband met het voorkomen van dit diertje, den invoer van aardappelen uit Frankrijk naar Enge land was stopgezet en ook onze regeering overwoog een invoerverbod van Fransche groenten en aardappelen in werking te stel len, uit vrees, dat anders Engeland met ons op gelijke wijze mocht handelen als thans met Frankrijk. De secretaris, de heer A. Volkers, meende rog te moeten opmerken, dat hij zich gegriefd nad gevoeld, door een in het publiek tot hem gerichte opmerking, betreffende de bemidde ling die de heer Glas en hij hadden verricht bij het invullen der credietformulieren. De voorziiter zeide, dat men door het ge meentebestuur was aangezocht deze hulp te willen verleenen, terwijl ook de raadsleden inzage in de formulieren hebben kunnen nemen. Vastgesteld werd de vergoeding voor het bijwonen der algemeene vergadering op 3 te handhaven. De heer P. Blauw Pz. vroeg eenige inlich tingen omtrent de regeling van de overhaal bij de Brcekerbrug, aangezien hij op een avond cm ongeveer 5 uur, niet meer was ge holpen en den volgenden morgen pas om half acht voor het eerst over kon. De heer de Geus als voorzitter der over- haalvereeniging, meende, dat men in het al gemeen slechts de tegemoetkomendheid van den lierman kan roemen. Hij heeft echter ook zijn uren van komen en gaan en tenslotte is aan hem de beslissing bij mist of invallende duistrnis. Met een voorstel van den heer van der Busse cm den voorzitter en secretaris die twee middagen disponibel hebben gesteld ter in vulling van de credietformulieren daarvoor ieder een tegemoetkoming van 5 te verke nen, ging de vergadering accoord. Daarna sluiting. Zooals bekend, heeft de Regeering 700000 beschikbaar gesteld voor steun aan noodlijden de tuinbouwers, in den vorm van rentelooze voorschotten. Als alle gemeenten, welker in wonende tuinders voor dien steun in aanmer king komen, de bedongen 30 pc.t uit eigen middelen bijpassen, zal men dus over een be drag van 1 millioen gulden te beschikken heb ben. Wat velen voorspeld hebben met betrek king tot de hoe-grootheid der noodzakelijke som, begint zich meer en meer te verwerkelij ken. Van hen, die het weten kunnen, uithoofde van de locale kennis der toestanden in het tuin- bouwdistrict van West-Friesland, hebben we herhaaldelijk kunnen vernemen, dat één milli oen minstens de helft te weinig zou zijn. Wij wazen niet alleen van dezelfde gedachte over het „te weinig", maar waren van oordeel, dat er minstens J 4000000 zou noodig zijn. En de gegevens, welke we de laatste dagen onder de oooen kregen, versterken ons in de meening, dat een aangevraagd bedrag van 4 millioen n- getwijfeld zal worden bereikt. Onder de vragen, welke door de betrokkenen moeten worden ingevuld, behoort ook deze: Hoe groot is het bedrag dat je denkt noodig te hebben? Het maximum bedrag dat wordt ver strekt is 500 per H.A. Men kan aannemen, dat deze som bijna door ieder zal worden aan gevraagd. En dat dit te billijken valt, zullen on getwijfeld de colleges van B. en W. in de ver schillende gemeenten en de Centrale Commis sie inzien, lettende op de beantwoording der vragen welke betrekking hebben op de bedrijfs- uitkomsten van 1930 en 1931. Het eerstge noemde jaar was reeds slecht voor de meesten, terwijl 1931 zoo buitengewoon ongunstig zal blijken te zijn, als nog nimmer tijdens het be staan van den Langendijker tuinbouw is voor gekomen. In den afgeloopen zomer hebben bloemkool en aardappelen zoo goed als niets opgebracht en tot nu toe was het met de win- terkool zoo droevig gesteld, dat ze voor een deel onverkoopbaar was en voor een ander deel ongekend lage prijzen opbracht. Was het jaar 1930 voor velen zoo slecht, dat het bedrijf een nadeelig saldo opleverde, 1931 zal het in nog veel ergere mate zijn. Waaruit dus volgt, dat de meeste tuinbouwers geen geld hebben om kunstmest te koopen, hun land te laten ploegen, hun pacht te betalen: niets voor nood zakelijk levensonderhoud, kortom aan alles moeten geholpen worden. Dat daarvoor een belangrijker bedrag dan een millioen noodig is, is duidelijk. Alleen bij de veilingen aan den Langendijk zijn 3000 tuin bouwers aangesloten, reken die van Warmen- huizen, Obdam en Bovenkarspel er nog bij, dan is het zoo na te gaan, dat er veel meer zal noodig zijn. Trouwens, dit kan ook wel uit het volgende blijken: te Warmenhuizen is 270000 aangevraagd, te Koedijk ruim 200.000, in de 4 Langendijker gemeenten 500000, St. Pan- cras 180000 enz. Bij de betreffende vragen is er ook een, waarbij gevraagd wordt, wanneer men over het toegestane bedrag wenscht te beschikken. Zon der uitzondering kan wel worden gezegd, dat men op den datum waarop het eerst gedeelte wordt uitbetaald, verreweg het grootste deel zal noodig zijn. Waaruit dus volgt, dat men, als niet spoedig wordt besloten een hooger be drag toe te staan, slechts een klein deel van het rfevraagde zal kunnen uitbetalen, juist op het oogenblik dat men het grootste gebrek heeft. De Regeering heeft nu zijn goeden wil ge toond. Waar zij A heeft gezegd, zal ze ook B moeten zeggen. Met het voorgestelde bedrag zijn de bedrijven niet geholpen. De tuinbouw organisaties zullen goed doen, de regeering op het onvoldoende van den steun te wijzen, en met kracht aan te dringen op het beschikbaar stellen van een veel grooter bedrag, wil de noodlijdende tuinbouw voorloopig geholpen zijn. De nood is hoog gestegen, zoodat spoedi ge hulp dubbele hulp is. NOODLIJDENDE MELK PRODUCENTEN. Het Tweede Kamerlid Braat heeft den minister van binnenlandsche zaken en land bouw gevraagd: 1. Is de minister bereid, zoo mogelijk op korten termijn mede te deelen, of thans maat- rege'en in wording zijn tot bescherming van de~ financieele belangen van de noodlijdende melkproducenten en roggeteeltboeren en van hen, die hier te lande georoduceerde melk tot andere producten verwerken? 2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beant woord, is de minister dan bereid mede te deelen, waarin de bedoelde maatregelen be slaan, in welk stadium van voorbereiding Fij verkeeren, en wanneer de inwerkingtreding daarvan verwacht kan worden? DE LANGENDITKER GROENTEN- VEILINGEN. Als het in gewone jaren, toen de economi sche verhoudingen nog niet zoo hopeloos uit het verband waren gerukt, niet al te best ia het begin van den winter, dan was de hoop gevestigd op winterweer, gepaard met sneeuw en ijs. Bij het aanhouden van dergelijk weer stond het bijna wiskundig vast, dat de prijzen der kool stegen, soms tot belangrijke hoogte. De nood aan Langendijk was dan weer ge leden en men kon weer stootje velen, als slechte tijden aanbraken. Het was de hoop op winterweer, die vele tuinbouwers reeds weken lang hebben gekoesterd, doch die met het vorderen van het seizoen al meer en meer ijdel wordt Bovendien begint het voor velen de vraag te worden, of bij invallend winter weer, eenzelfde stimulans op de prijzen zou te bemerken zijn, als dat in normale jaren het geval is geweest. De verhoudingen ten op zichte van het buitenland met zijn hoog op getrokken tariefmuren wijken zoo ontzettend af yan die van enkele jaren geleden, dat het aan verklaarbare bedenking onderhevig zou zijn, of dezelfde invloeden niet andere resul- taten tot gevolg zouden hebben. Intusschen worden de toestanden en omstandigheden met den dag slechter. Er moet hard worden ge werkt, om algeheele verrotting der kool bij' het zachte weer der laatste weken tegen te gaan en wat aan de veiling wordt aange voerd brengt bijna niets op. Er is geen vraag uit het buitenland en zeer weinig uit het bin nenland. En dan is het nog maar alleen eerste kwaliteit, die voor verkoopen in aan merking komt. Kool van eenigszins afwij kende hoedanigheid, die intusschen voor de consumptie niet onderdoet voor eerste soort, kan geen kooper vinden en ook de groote kool is zoo goed als onverkoopbaar. Ver schillende bouwers veilen bepaalde partijen niet meer, omdat ze toch niets opbrengen. Ze wordt naar de akkers gebracht, waar ze al licht nog eenige waarde als bemesting heb ben kan. Wel treurige toestanden voor onze nijvere werkers in den tuinbouw! Rapen, welke aan de veiling van den Noor- dermarktbond werden aangevoerd, brachten 1.602 op. Roede kool was nog slechter in prijs. Had men gemeend, dat de prijzen toch onmogelijk nog lager zouden worden, het is gebleken, dat die meening verkeerd was. Voor de beste roode kool, eerste kwaliteit dus, en van het meeste gezochte gewicht, werd aan beide vei lingen bij hooge uitzondering als maximum i 1.70 per 100 K.G. betaald. Voor de groote kool kon nauwelijks 60 cent worden gemaakt. Vaak was ze onverkoopbaar evenals die, welke eenigszins in kwaliteit afweek. Het mooiste doorgeschoten goed bracht ook vaak niet meer dan 60 cent per 100 K G. op. Veel werd intusschen aangeboden, wat geen koo- pers vinden kon, zcodat er bouwers waren, die met hun producten onverrichter zake de markt moesten verlaten. Op die wijze is de 85. Op hun teentjes slopen de kikkers en Tuimeltje het paleis door tot ze gekomen warea aan een hokje, waar een groote doos met zeep stond. „Laten we gaan glijden", stelde Tuimeltje voor, „we binden ieder een stuk zeep onder onze schoenen en dan zul je eens zien, hoe heerlijk we vooruit schieten." Nou dat was gezel lig vonden ze allemaal en ze gingen maar meteen zit ten en bonden lk een dik stuk zeep onder hun schoe nen. 86 Netjes gingen ze achter elkaar staan. Kikker Karei en Tuimeltje kwamen heelemaal achteraan. Tuime'tje commandeerde „En, twee Tjoep", en daar gingen ze hoor. Ze reden hoe langer hoe harder en schreeuwden het uit van plezier. Een der kikkers wil de met alle geweld naar boven en zoo gingen ze dan naar de eerste verdieping.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 6