WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN.
£atuU en J-uin&ouw
VAN DEN LANGENDIJK,
schreef en de figuur van den staatsmis-
dadiger schilderde, tegen wien hij te
wapen riep, maar de eerste werkelijke
poging om tot wereldvrede te komen
geschiedde pas in 1899 door den tsaar
van Rusland (eerste vredesconferentie
te Den Haag. gevolgd door een tweede
in 1907. waarop de stichting van het Hof
van Arbitrage volgde en de bouw van
het vredespaleis.) Na den grooten oorlog
van 19141918 kwamen het idee van
den Volkenbond, het Hof van Interna
tionale Justitie en het Kellogg-pact,
maar ondanks dit alles, ondanks deze
welgemeende pogingen vóór den wereld-
v»ede, ging de bewapening in alle sta
ten rustig voort.
Dit was mogelijk, omdat mei. niet ge
loofde aan het welslagen van die pogin
gen, geen vertrouwen had jegens elkaar.
M-n stcnd nog op het oude Romein-
sche standpunt: „Indien gij den vrede
wilt, bereidt u ten oorlog". Maar indien
ooit een standpunt onhoudbaar is ge
bleken, dan is het wel dit, het is finaal
bankroet gegaan. Van hen, die dit heb
ben ondervonden, noemde spr. b.v. Na
poleon, wiens „vredesrijk" in oorlog is
ten onder gegaan.
Men bewapende zich steeds meer, naar
het heette om den vrede te waarborgen,
en het volk geloofde dit dan. Als het
hoorde van een bijeenkomst van vor
sten, die elkaar benoemden tot kolonel
zus of zoo, zei men: „De vrede is ge
waarborgd." Maar bij elk van zoo'n ont
moeting was er in de verte oorlogsge-
druisch: eerst de oorlog in Transvaal,
toen in Oost-Azië, daarna in N.-Afrika,
en eindelijk kwam het in ons eigen
werelddeel (Balkan), maar nog steeds
geloofde men aan den waarborg van den
vrede door sterke bewapening. Men
wilde of kon niet inzien, dat die moest
leiden tot oorlog en men sprak van den
Duitschen keizer aD den vredeskeizer,
men gaf den Russischen heerscher een
zelfden naam, men noemde Frankrijk
de republiek van den vrede en in
middels werden voorbereidingen voor
oorlog getroffen en spraken de diploma
ten van de noodzaak van expansie, zoo
dat ieder land op nieuwe koloniën uit
was.
Aan het uitbreken van den oorlog in
1914 zijn wij allen eigenlijk mede schul
dig, omdat wij lijdelijk hebben toege
zien, dat de brandstof werd opgehoopt.
Die oorlog heeft eindelijk velen de oogen
geopend en het bankroet geleverd voor
de oude leuze, die moet veranderd wor
den in: „Wie den vrede wil, bereide zich
ten vrede."
Om aan deze leuze te kunnen geloo-
von, moet men geloof en vertrouwen
hebben. Vrees, haat en wantrouwen
mogen onze leidslieden niet meer zijn.
Laten wij nopen, dat de leden der confe
rentie te Genève geleid worden door ge
loof en idealisme. Laat ieder onzer hen
steunen met gebed. Dan zal er kunnen
komen vrede op aarde.
Geloof en vertrouwen
waren ook volgens ds. M a k k i n k ev.
luth. pred., het eerst noodige, om tot
vrede in de wereld te geraken. Alle
geniale denkers en alle heiligen hebben
het op hunne wijze in den lichtschijn
der eeuwigheid beleden en a len die nog
zullen belijden zullen ditzelfde belijden,
want het is het geloof. Jesaja zei reeds:
Indien gij niet gelooft, wordt ge niet
vertrouwd. Wij geloovn, en dan gaan
onze harten voor elkaar open in goed
vertrouwen.
Mogen op de ontwapeningsconferentie
ook de harten voor elkaar opengaan!
Wij maken ons geen illusies, maar ge-
looven toch dat er wel iets van zal kun
nen uitgaan. Wil de wereld worden ge
red, dan zijn vertrouwen en geloof nood
zakelijk. Daarvan heeft nog dezer dagen
de Engelsche kroonprins getuigd op een
groote bijeenkomst van jongelieden in
de Albert Hall te Londen.
Mèt den held van Worms moeten wij
aan den vooravond van de conferentie
van Genève tot elkaar zeggen: „Hier
sta ik, ik kan niet anders, God helpe
mij!"
Na gemeenschappelijk gezang van
Gez. 264 1 (Een vaste burcht), nam
ds. Kuiper,
beroepen predikant bij de doopsgezinde
gemeente, het woord. Indien er één ding
is, waartoe Christus Zijn gemeente in
deze dagen roept, zoo zei spr., dan is het:
bidden met ganscher hart en ziel tot den
Hemelschen Vader om vrede. Het bloed
van de millioenen, die reeds gevallen
zijn en dat van die andere millioenen,
die worden voorbereid om opnieuw te
staan in den rassen- en volkenstrijd, is
dierbaar in Zijn oogen en dat moet ons
doen bidden dat moge komen het eeu
wige Koninkrijk Gods.
Ds. Deetman,
herv. predikant, noemde de ontwape
ningsconferentie een uiting van hoogste
menschelijkheid, een kreet van het men-
schenhart om licht en liefde en gerech
tigheid. Elke kreet, waarin onmensche-
lijkheid veroordeeld wordt, heeft onze
instemming en daarom zijn wij hier,
zei spr., om in vertrouwen te bidden, dat
de bewapéning der wereld, als zij dan
nog niet terstond geheel kan worden af
geschaft, toch tot een minimum zal
teruggebracht worden. Wij gelooven in
de goeden wil en de goede bedoelingen
vau de verschillende delegaties, omdat
iedereen satanische machten ontketend
weet, als Mars zijn scepter zwaait. Dat
heeft de oorlogsliteratuur ons voldoende
g-ieerd. Al klinkt ons geluid tegen oor
log ook zwak. wij weten, dat elk edel
streven meebouwt aan gerechtigheid
en vrede.
Spr. wees op de w oorden van den pro-
f.et Micha en op het echt menschelijke
van het woord: als één lid lijdt, lijden
allen en achter dit alles zien wij
staan den Vredevorst Wij willen wekken
tot liefde, omdat wij weten, dat de men-
schen te goed zijn om oorlog te voeren
Wij weten, dat een soldaat geen beeld
drager Gods kan wezen, als hij achter
dc mitrailleur zit of vechten moet met
de bajonet.
Spr. citeerde de brochure van dr. de
Visser over vrede, een krachtig protest
tegen oorlog en oorlogsvoorbereiding-
In naam der menschelijkheid dient de
zaak van den vrede krachtig gesteund
te worden, zei spr. De moderne krijg
spaart niemand, jongeling noch jonge
dochter, vrouw noch man, grijsaard
noch kind. De oorlog is veroordeeld op
ethische en religieuse gronden. De men-
schen in andere landen zijn onze broe
ders. wij mogen niet tegen hen vechten.
Eén is ons aller Meester en met Hem
hebben wij te bouw en een w ereld, waar
in liefde en menschelijkheid wonen, een
wereid die schoon is door wederzijdsch
vertrouwen.
De volgende spreker
was ds. v o n Meijenfeldt, geref.
predikant, die betoogde, dat het getui
genis vóór vrede opbloeit uit liefde tot
God, het komt voort uit gehoorzaamheid,
het is een vragen: wat wil God, wat is
Zijn bedoeling met Zijn gevallen wereld?
Spr. stelde vast, dat Christus den
vrede heeft gesticht in deze wereld en
dat principieel ieder die in Hem gelooft,
to vrede is gebarebt. In Openbaringen
\Vordt hiervan reeds getuigd, gelijk spr
aangaf, en daarom moet strijd gevoerd
worden tegen alles wat den vrede ver
stoort De verwaï hting van het vrederijk
laat zich niet verzoenen met iets on-
menschelijks als de moderne oorlog
is. Spr. was het eens met den Zwit«er-
schen predikant Lichtenhahn, die
schreef, dat de oorlog een zóó vreeselijke
ramp is, een zóó schreeuw end onrecht,
dat hij den mensch in een toestand
brengt, dat hij niét meer bidden kan.
God geve, dat alle pogingen van den
Volkenbond om internationaal regelin
gen te treffen ter voorkoming van oor
log, gesteund worden door uw aller ge
bed.. Het kan toch niet zóó zijn, dat God
zou willen, dat er oorlog wordt gevoerd!
Wij mogen en moetei. allen mogelijken
wettelijken druk op de ov~ heden uit
oefenen om te komen tot een interna
tionale rechtsorde. Zoo wil het de God
van liefde en recht.
Als wij van Christus zijn. hebben wij
alles over voor Hem, Hij mag alles ge
bruiken voor uitbreiding van Zijn Ko
ninkrijk en wij willen strijden voor Hem.
God heeft ons niet geroepen om fata
listen te wezen en ons lijdelijk te schik
ken en te berusten in de verklaring,
„dat er altijd oorlog is geweest en dat
dit er wel zal blijven", neen, onze strijd
moe tegen den oorlog gaan.
„Het is Uw zaak, o Heer, waarvoor
wij staan" zij de leuze.
De laatste van de rij der
sprekers
was mej. ds. R a p p o 1 d, predikante der
remonstrantsche gemeente. Het geloof
heeft gesproken, sprak zij, onze oogen
hebben het niet gezien en toch gelooven
wij in het vredesideaal, omdat wij geloo
ven in God. Al worden wij duizendmaal
geslagen, toch blijven wij in Hem geloo
ven, overtuigd van Zijn liefde. Hij ver
geet ons niet, door onze ontrouw heen
komt altijd weer Gods trouw.
Hierop ging spreekster voor in gebed,
waarop het plechtig samenzijn werd be
sloten met het zingen van Gezang 50
vers 4:
Amen, Jezus Christus, amen,
Ja, Gij zult in 't groot Heelal
't Rijk der duisternis beschamen
Tot het niet meer wezen zal.
Woon, o Heiland! in ons midden.
Onder Uwe heerschappij
Zijn wij zalig, zijn wij vrij.
Leer ons strijden, leer ons bidden!
Amen, heerlijkheid en macht
Word' U eeuwig toegebracht.
HEER-HUGOWAARD.
De Tuinbouwvereeniging Heer-Hugo-
waard vergaderde in café Rus op Vrijdag
20 Januari.
De voorzitter, de heer Glas, opende om 7
uur, allen een welkom toeroepende.
In herinnering meende hij te moeten bren
gen eenige woorden, die hij op de vergadering
van den 30 December j.1. hoorde en waarin
de gedachte werd uitgesproken, dat het met
de prijzen slechts één kant uit kon en wel den
goeden. De tijd had echter ook deze woorden
gelogenstraft en het was gebleken, dat de
prijzen wel degelijk lager konden, dat
zelfs de producten tot waardeloosheid kon
den dalen.
Licht meende hij, was hieruit af te leiden,
dat het naast den tuinder ook den koopman
niet voor den wind ging, want waar de han
delaar ook maar een geringe winst in het ver
schiet ziet, kopt hij.
Was in de laatstgehouden vergadering
aangedrongen op een gemeentelijk voorschot
op de komende rijkscredieten, desnoods onder
de dwingende bepaling, dat een bepaald per
centage van dit voorschot verloond moest
worden aan arbeiders uit de gemeente. Spr
kon thans mededeelen, dat dit niet tot stand
was gekomen, doch wel een regeling tot ver
strekking van steun, als toen ook reeds in
Koedijk geldende was. Nog steeds meende
hij, dat het eerstgenoemde de voorkeur ver
diende, ook als wapen ter bestrijding der
werkloosheid, doch intusschen kon men dank
baar zijn, dat tenminste een tachtigtal gezin
nen door de thans geldende steunregeling uit
den ergsten nood waren gered.
Bekend was hem, dat sommigen er over
dachten, om, waar deze steun alleen aan
alleenwerkenden werd verstrekt, hun arbei
der of knecht op straat te zetten. Persoonlijk
meende hij echter, dat een dergelijke handel
wijs slechts ten nadeele van het bedrijf kon
zijn, indien dit door aard of omvang op hulp
krachten was aangewezen. Intusschen was
een andere vraag, welke bouwer het nog aan
zou durven zijn tegenwoordig vast personeel
weder als zoodanig in te huren. Dat de geld
nood inderdaad hoog was. bleek wel uit het
aantal aanvragen om crediet, dat alleen in
de Hugowaard, naar hij vernomen had, de
220 overschreed met een gezamenlijke aan
vrage van meer dan 280.000 gulden.
Wat de uitkeering van deze gelden betrof,
kon nog slechts gezegd worden, dat het ont
werp pas tot wet verheven kon werden na
samenkomst der Eerste Kamer, wat voor het
eerste op 2 Januari was gesteld.
Nog meende spr. aan te moeten halen, dat
het ook in de groote organisaties kraakte,
waarvan als voorbeeld kon gelden het weige
ren cm de ledenlijst te teekenen te Broek op
Langendijk. Het geroep van: „We laten ons
geen strop om den hals leggen", teekende
echter een gebrek aan solidariteit, wat laat
ste speciaal in tijden als deze toch zoo hoog
noodig was.
Van harte hoopte spr., dat 1932 voor den
tuinbouw gunstiger zou zijn dan zijn voor
ganger.
Na voorlezing der notulen volgde het jaar
verslag, waarin de secretaris, de heer A.
Volkers, memoreerde, dat hij, al had hij wel
eens gezegd, hierin heelemaal niet te willen
spreken over den slechten toestand, dezen
tcch aan moest halen, omdat hij nu eenmaal
pestend. Meer dan ooit begon echter bij de
tuinders het besef door te dringen, dat streng
doorgevoerde organisatie ook voor hen een
noodzakelijkheid was. Wel werd nog steeds
een in groepen opmarcheeren waargenomen,
dcch het inzicht won veld, dat deze onder
ling met elkaar moesten verstaan, wilden zij
iets bereiken.
Met andere vereenigingen was o.a. samen
gewerkt om tot een steunregeling te komen,
welke thans functionneerde. Twee buitenge
wone vergaderingen werden raar aanlei
ding van den crisistoestand uitgeschreven.
In samenwerking met de L.T.B. Zuid werd
ook dit jaar weder een tuinbouwcursus ge
geven.
Den 1 Dec. bedroeg het aantal stapelpro
ducten aanwezig bij de leden 83wagons
roode 78 wagons gele, 99 wagons Deensche
witte kool benemens \y., wagon uien.
In de hoop, dat de kool nog iets meer op
mocht brengen, dan sommigen dachten, ein
digde spreker zijn versla gonder bijval der
vergadering.
Bij de verantwoording door den penning
meester, de heer Jb. D. v. d. Busse, bleek,
dat de inkomsten over 1931 hadden bedra
gen 390.73. de uitgaven 326.70, zoodat
met het bij de boerenleenbank uitstaande
saldo ad 693.87 het totaal bezit 757.50
bedroeg.
Nadat bij monde van de commissie, belast
met het nazien der bescheiden door den heer
Jb. Volkers verslag was uitgebracht, werd de
penningmeester onder dank voor het gevoer
de beheer, gedéchargeerd.
Bekend werd gemaakt, dat nog bloemkool-
zaadbestellingen kenden worden gedaan van
de tusschensoort, kortpoot en Lecerf.
Bij het punt te teekenen der ledenlijst
meende de voorzitter eenige toelichtingen te
moeten geven. Hij vond het jammer, dat een
zekere geheimzinnigheid, die het dageliiksch
bestuur in deze meent te moeten betrachten,
aanleiding is geweest tot besprekingen, die
niet vruchtdragend waren. Wanneer men er
zoo, zonder meer voor wordt gezet, was het
moeilijk een juist inzicht in deze zaak te krij
gen, al was ook hier ongetwijfeld de afloo-
pende tijd een niet te verwaarloozen factor
Nadat nog verschillende leden in dezen
geest gesproken hadden, werd besloten eerst
de algemeene vergadering af te wachten voor
een definitief besluit genomen werd.
Tot bestuursleden, aftr. de heeren J. Goot
jes Sr. en P. Bakker, niet herkiesbaar, wer
den gekozen de heeren Jn. Smit en Jc. Vol
kers.
De heeren Jb. Glas en P. Smit Jbz. wer
den herkozen in het marktbestuur.
Benoemd tot afgevaardigden voor de alge
meene vergadering de heeren J. Gootjes Cz.,
J. Pluister Jr., J. de Ruiter, P. Bas, C. Grom
Gz., S. Bakker Pz., C. Wagenaar en D. Wa
genaar.
Waar wel was vastgesteld, dat de alge
meene vergadering in Hugowaard zou wor
den gehouden, doch nog niet of hieraan het
gewone gastmaal zou worden verbonden en
aus nog niet kon worden uitgemaakt of de
L.T.B. Zuid, dan wel de Tuinbouwvereeni
ging als gastvrouw zou optreden, werd beslo
ten in deze een afwachtende houding aan te
nemen tot de vergadering der L.G.C. in deze
zou hebben beslist.
Bij het punt V: „Voorstellen" merkte de
heer D. Wagenaar op, dat het wenschelijk
zou zijn er in de algemeene vergadering ter
sprake te brengen, dat deze er op aandrong,
dat aan diegenen, die tarwe of bieten ver
bouwen met regeeringssteun de dwingende
bepaling zou worden opgelegd, dat zij geen
kool mochten bouwen.
De voorzitter deelde mede, dat reeds een
dergelijk verzoek van het Centr. Bureau der
veilingen onderweg was naar het ministerie
Ook meende de heer Wagenaar, dat de
wet op den uitvoer van pootaardappelen nog
niet het volgende jaar in werking zou moeten
treden, aangezien er dan velen, die geen goed
gekeurde poters hadden, gedupeerd zouden
worden.
De voorzitter meende, dat, daar de wet
gevende machine langxaam werkt, men nog
niet direct bevreesd behoefde te zijn.
Naar aanleiding van deze kwestie ontspon
zich een discussie over het „topbont wai
volgens sommigen nog niet zoo gemakkelijk
te constateeren was, aangezien men waar
nam, dat de schotten zich gingen verdeelen
in twee soorten, de eene met eenigszins laag,
lichtgroen lof, de andeie met rijzig donker
groen blad.
Besloten werd het voorbij de algemeene
vergadering van de Coloradokever in Fran^
rijk en aangezien hij meende, dat men dit
beestje maar liefst buiten de grenzen moest
trachten te houden, vroeg hij of het misschien
nog dienstig kon zijn in deze van onderaf
eenige pressie op de regeering uit te oefenen.
De voorzitter antwoordde, dat in verband
met het voorkomen van dit diertje, den invoer
van aardappelen uit Frankrijk naar Enge
land was stopgezet en ook onze regeering
overwoog een invoerverbod van Fransche
groenten en aardappelen in werking te stel
len, uit vrees, dat anders Engeland met ons
op gelijke wijze mocht handelen als thans
met Frankrijk.
De secretaris, de heer A. Volkers, meende
rog te moeten opmerken, dat hij zich gegriefd
nad gevoeld, door een in het publiek tot hem
gerichte opmerking, betreffende de bemidde
ling die de heer Glas en hij hadden verricht
bij het invullen der credietformulieren.
De voorziiter zeide, dat men door het ge
meentebestuur was aangezocht deze hulp te
willen verleenen, terwijl ook de raadsleden
inzage in de formulieren hebben kunnen
nemen.
Vastgesteld werd de vergoeding voor het
bijwonen der algemeene vergadering op 3
te handhaven.
De heer P. Blauw Pz. vroeg eenige inlich
tingen omtrent de regeling van de overhaal
bij de Brcekerbrug, aangezien hij op een
avond cm ongeveer 5 uur, niet meer was ge
holpen en den volgenden morgen pas om half
acht voor het eerst over kon.
De heer de Geus als voorzitter der over-
haalvereeniging, meende, dat men in het al
gemeen slechts de tegemoetkomendheid van
den lierman kan roemen. Hij heeft echter ook
zijn uren van komen en gaan en tenslotte is
aan hem de beslissing bij mist of invallende
duistrnis.
Met een voorstel van den heer van der
Busse cm den voorzitter en secretaris die twee
middagen disponibel hebben gesteld ter in
vulling van de credietformulieren daarvoor
ieder een tegemoetkoming van 5 te verke
nen, ging de vergadering accoord.
Daarna sluiting.
Zooals bekend, heeft de Regeering 700000
beschikbaar gesteld voor steun aan noodlijden
de tuinbouwers, in den vorm van rentelooze
voorschotten. Als alle gemeenten, welker in
wonende tuinders voor dien steun in aanmer
king komen, de bedongen 30 pc.t uit eigen
middelen bijpassen, zal men dus over een be
drag van 1 millioen gulden te beschikken heb
ben. Wat velen voorspeld hebben met betrek
king tot de hoe-grootheid der noodzakelijke
som, begint zich meer en meer te verwerkelij
ken. Van hen, die het weten kunnen, uithoofde
van de locale kennis der toestanden in het tuin-
bouwdistrict van West-Friesland, hebben we
herhaaldelijk kunnen vernemen, dat één milli
oen minstens de helft te weinig zou zijn. Wij
wazen niet alleen van dezelfde gedachte over
het „te weinig", maar waren van oordeel, dat
er minstens J 4000000 zou noodig zijn. En de
gegevens, welke we de laatste dagen onder de
oooen kregen, versterken ons in de meening,
dat een aangevraagd bedrag van 4 millioen n-
getwijfeld zal worden bereikt.
Onder de vragen, welke door de betrokkenen
moeten worden ingevuld, behoort ook deze:
Hoe groot is het bedrag dat je denkt noodig te
hebben? Het maximum bedrag dat wordt ver
strekt is 500 per H.A. Men kan aannemen,
dat deze som bijna door ieder zal worden aan
gevraagd. En dat dit te billijken valt, zullen on
getwijfeld de colleges van B. en W. in de ver
schillende gemeenten en de Centrale Commis
sie inzien, lettende op de beantwoording der
vragen welke betrekking hebben op de bedrijfs-
uitkomsten van 1930 en 1931. Het eerstge
noemde jaar was reeds slecht voor de meesten,
terwijl 1931 zoo buitengewoon ongunstig zal
blijken te zijn, als nog nimmer tijdens het be
staan van den Langendijker tuinbouw is voor
gekomen. In den afgeloopen zomer hebben
bloemkool en aardappelen zoo goed als niets
opgebracht en tot nu toe was het met de win-
terkool zoo droevig gesteld, dat ze voor een
deel onverkoopbaar was en voor een ander
deel ongekend lage prijzen opbracht. Was het
jaar 1930 voor velen zoo slecht, dat het bedrijf
een nadeelig saldo opleverde, 1931 zal het in
nog veel ergere mate zijn. Waaruit dus volgt,
dat de meeste tuinbouwers geen geld hebben
om kunstmest te koopen, hun land te laten
ploegen, hun pacht te betalen: niets voor nood
zakelijk levensonderhoud, kortom aan alles
moeten geholpen worden.
Dat daarvoor een belangrijker bedrag dan
een millioen noodig is, is duidelijk. Alleen bij
de veilingen aan den Langendijk zijn 3000 tuin
bouwers aangesloten, reken die van Warmen-
huizen, Obdam en Bovenkarspel er nog bij,
dan is het zoo na te gaan, dat er veel meer zal
noodig zijn. Trouwens, dit kan ook wel uit het
volgende blijken: te Warmenhuizen is 270000
aangevraagd, te Koedijk ruim 200.000, in de
4 Langendijker gemeenten 500000, St. Pan-
cras 180000 enz.
Bij de betreffende vragen is er ook een,
waarbij gevraagd wordt, wanneer men over het
toegestane bedrag wenscht te beschikken. Zon
der uitzondering kan wel worden gezegd, dat
men op den datum waarop het eerst gedeelte
wordt uitbetaald, verreweg het grootste deel
zal noodig zijn. Waaruit dus volgt, dat men,
als niet spoedig wordt besloten een hooger be
drag toe te staan, slechts een klein deel van het
rfevraagde zal kunnen uitbetalen, juist op het
oogenblik dat men het grootste gebrek heeft.
De Regeering heeft nu zijn goeden wil ge
toond. Waar zij A heeft gezegd, zal ze ook B
moeten zeggen. Met het voorgestelde bedrag
zijn de bedrijven niet geholpen. De tuinbouw
organisaties zullen goed doen, de regeering op
het onvoldoende van den steun te wijzen, en
met kracht aan te dringen op het beschikbaar
stellen van een veel grooter bedrag, wil de
noodlijdende tuinbouw voorloopig geholpen
zijn. De nood is hoog gestegen, zoodat spoedi
ge hulp dubbele hulp is.
NOODLIJDENDE MELK
PRODUCENTEN.
Het Tweede Kamerlid Braat heeft den
minister van binnenlandsche zaken en land
bouw gevraagd:
1. Is de minister bereid, zoo mogelijk op
korten termijn mede te deelen, of thans maat-
rege'en in wording zijn tot bescherming van
de~ financieele belangen van de noodlijdende
melkproducenten en roggeteeltboeren en van
hen, die hier te lande georoduceerde melk tot
andere producten verwerken?
2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beant
woord, is de minister dan bereid mede te
deelen, waarin de bedoelde maatregelen be
slaan, in welk stadium van voorbereiding Fij
verkeeren, en wanneer de inwerkingtreding
daarvan verwacht kan worden?
DE LANGENDITKER GROENTEN-
VEILINGEN.
Als het in gewone jaren, toen de economi
sche verhoudingen nog niet zoo hopeloos uit
het verband waren gerukt, niet al te best ia
het begin van den winter, dan was de hoop
gevestigd op winterweer, gepaard met sneeuw
en ijs. Bij het aanhouden van dergelijk weer
stond het bijna wiskundig vast, dat de prijzen
der kool stegen, soms tot belangrijke hoogte.
De nood aan Langendijk was dan weer ge
leden en men kon weer stootje velen, als
slechte tijden aanbraken. Het was de hoop
op winterweer, die vele tuinbouwers reeds
weken lang hebben gekoesterd, doch die met
het vorderen van het seizoen al meer en meer
ijdel wordt Bovendien begint het voor velen
de vraag te worden, of bij invallend winter
weer, eenzelfde stimulans op de prijzen zou te
bemerken zijn, als dat in normale jaren het
geval is geweest. De verhoudingen ten op
zichte van het buitenland met zijn hoog op
getrokken tariefmuren wijken zoo ontzettend
af yan die van enkele jaren geleden, dat het
aan verklaarbare bedenking onderhevig zou
zijn, of dezelfde invloeden niet andere resul-
taten tot gevolg zouden hebben. Intusschen
worden de toestanden en omstandigheden met
den dag slechter. Er moet hard worden ge
werkt, om algeheele verrotting der kool bij'
het zachte weer der laatste weken tegen te
gaan en wat aan de veiling wordt aange
voerd brengt bijna niets op. Er is geen vraag
uit het buitenland en zeer weinig uit het bin
nenland. En dan is het nog maar alleen
eerste kwaliteit, die voor verkoopen in aan
merking komt. Kool van eenigszins afwij
kende hoedanigheid, die intusschen voor de
consumptie niet onderdoet voor eerste soort,
kan geen kooper vinden en ook de groote
kool is zoo goed als onverkoopbaar. Ver
schillende bouwers veilen bepaalde partijen
niet meer, omdat ze toch niets opbrengen. Ze
wordt naar de akkers gebracht, waar ze al
licht nog eenige waarde als bemesting heb
ben kan. Wel treurige toestanden voor onze
nijvere werkers in den tuinbouw!
Rapen, welke aan de veiling van den Noor-
dermarktbond werden aangevoerd, brachten
1.602 op.
Roede kool was nog slechter in prijs. Had
men gemeend, dat de prijzen toch onmogelijk
nog lager zouden worden, het is gebleken,
dat die meening verkeerd was. Voor de beste
roode kool, eerste kwaliteit dus, en van het
meeste gezochte gewicht, werd aan beide vei
lingen bij hooge uitzondering als maximum
i 1.70 per 100 K.G. betaald. Voor de groote
kool kon nauwelijks 60 cent worden gemaakt.
Vaak was ze onverkoopbaar evenals die,
welke eenigszins in kwaliteit afweek. Het
mooiste doorgeschoten goed bracht ook vaak
niet meer dan 60 cent per 100 K G. op. Veel
werd intusschen aangeboden, wat geen koo-
pers vinden kon, zcodat er bouwers waren,
die met hun producten onverrichter zake de
markt moesten verlaten. Op die wijze is de
85. Op hun teentjes slopen de kikkers en Tuimeltje
het paleis door tot ze gekomen warea aan een hokje,
waar een groote doos met zeep stond. „Laten we gaan
glijden", stelde Tuimeltje voor, „we binden ieder een
stuk zeep onder onze schoenen en dan zul je eens zien,
hoe heerlijk we vooruit schieten." Nou dat was gezel
lig vonden ze allemaal en ze gingen maar meteen zit
ten en bonden lk een dik stuk zeep onder hun schoe
nen.
86 Netjes gingen ze achter elkaar staan. Kikker
Karei en Tuimeltje kwamen heelemaal achteraan.
Tuime'tje commandeerde „En, twee Tjoep", en daar
gingen ze hoor. Ze reden hoe langer hoe harder en
schreeuwden het uit van plezier. Een der kikkers wil
de met alle geweld naar boven en zoo gingen ze dan
naar de eerste verdieping.