HEERLIJK; QM. IN HUIS TE HEBBEN WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN DE BEROEMDE BERGER BADKOETS VERSCHIJNT WEER TEN TOONEELE. x en zeide dat de heer v. Vliet hem een smeer lap zou hebben genoemd, waardoor hij drif tig was geworden. Gevorderd werd 2 maanden gevangenis straf. De verdachte meende echter dat het feit met een kleine geldboete voldoende was gestraft. De politierechter dacht er evenwel minder gemakkelijk over en veroordeelde verdachte tot 3 maanden gevangenisstraf echter voor waardelijk met 3 proefjaren zonder bijz. voorwaarden. Hiermede werd wederzijdsch genoegen ge nomen. EEN NIET BEPAALD VERSTANDIGE HANDELING. De 30-jarige monteur Dirk Klaas F. uit HemVenhuizen had op 20 Maart omstreeks 11 uur in den avond nagelaten te voldoen aan de sommatie van de rijks- en gemeente politie te Hoogkarspel om den door hem bestuurden auto stop te zetten op grond van een geconstateerde overtreding der Motor- en Rijwielwet. het rijden met onvoldoende ver lichting. De rijksveldwachter Kok, die met den gem. veldwachter Wokke de controle had uitgeoefend, werd als getuige gehoord en bevestigde het opgemaakte proces-verbaal. Gevorderd werden 14 dagen gevangenis straf tegen verdachte, wiens antecedenten ver van schitterend waren, zooals de officier ver klaarde. Vonnis: 35 boete of 35 dagen. HIJ HIELD ER NIET VAN OM VAN EENIG ONDERWERP „AF TE STAPPEN". De niet verschenen wielrijder Klaas G. te 'Andijk had aldaar op 8 Maart niet voldaan aan het bevel van den brigadier B. Seldentuis, om van zijn rijwiel af te stappen, toen deze wenschte te controleeren of verdachte in het bezit was van een rijwielplaatje. Eisch en von nis 25 borte of 25 dagen hechtenis. Een dergelijke nonchalance is zoo men ziet, een dure liefhebberij. EEN BIJZONDERE HOFFELIJKE TOESPRAAK. Een 40-jarige huisvrouw te Koedijk, mej. Anna G., echtgenoote van den hear Niette- verstaan, stond terecht naar aanleiding van een haar telaste gelegde beleediging van haar dorpsgenoote mej. M. Beers, geboren Bobbeldijk, die zij op 10 Maart op minder hef ei ij ke wijze zou hebben toegesproken. Mej. Beers was daarop zoo vrij een klacht te doen. Volgens mej. Beers was de herrie ontstaan omdat zij haar kinderen had laten schrappen van een liefdewerk, waarvan de dochter van verdachte zelatrice was. Mej. G. zou volgens mej. Beers nóg méér hebben gezegd, doch wij achten het beter, deze Snsinuaties maar ongepubliceerd te laten. Mej. G. verklaarde daarop wél haar ver ontwaardiging te hebben uitgesproken, om dat mej. Beers steeds op Zondag waschte. Mr. Ledeboer meende echter, dat het nog beter is om Zondags te wasschen, dan in de week iemand uit te schelden. De officier noemde het een onooglijk scheid- partijtje, waarbij hei vocabulaire niet door sierlijkheid uitblonk. Vooris vermeende de officier dat ieder hier maar eens de hand in eigen boezem moest steken en requireerde 5 boete of 5 dagen hechtenis. Vonnis con form eisch, die de juffrouw al rijkelijk hoog voorkwam. EEN RAD10GESCHIF.DEN1S. De 45-jarige heer Jac. K- te Helder had rekening en verantwoording af te leggen ter zake diefstal van electr. energie ten nadeele van den heer Bakkenes, directeur van het radio-distributiebedrijf aldaar. Bovengemelde heer was zoo slim geweest, zich een clandestine aansluiting te verschaf fen en genoot van alle radio-genoegens, zonder dat het hem een sou kostte. Een en ander werd door den monteur Karsten ge constateerd. Verdachte bleek niet genegen zich zonder slag of stoot gewonnen te geven en verzon allerlei uitvluchten om zich van straffeloos heid te verzekeren. Al deze trucs mochten hem echter niet baten, de officier achtte het feit bewezen, vorderde 20 boete of 20 dagen 'hechtenis en de politierechter veroordeelde hem tot f 15 boete of 15 dagen hechtenis. Er werd zelfs nog aangenomen, dat een dergelijke verbinding ook nog levensgevaar lijk kan zijn. De vordering van den heer Bakkenes werd niet ontvankelijk verklaard. ZOO'N MENSCHENREDDER MOET ER OOK NOG BIJKOMEN! Het geleek er wel iets op, of er hedenmid dag in de rechtzaal réunie was van Alkmaar- sche politieagenten, althans de derde „orde bewaker'' uit die gemeente, de heer A. Kap, was verschenen vóór het getuigenhekje om onder plechtige eedsaflegging zijn opge maakt proces-verbaal te bevestigen, toe te lichten en mede te deelen dat zijn overigens rustige rondwandeling door de hem toebe deelde wijk op 19 Maart in de Hekelstraat plots onderbroken werd door de omstandig heid, dat verbalisant zich ambtelijk verplicht gevoelde een in kennel ijken staat verkeerend persoon in te rekenen. Deze formaliteit ging uit den aard der :aak al niet heel vlot en Kap had de handen vol, maar de uitvoering van zijn voornemen werd nog veel moeilijker toen een zekere Wilhelmus Jacobus S., die zich kenbaar maakte als een „vriend" van den arrestant, krachtige pogingen aanwend de, om den agent zijn ongezellig vrachtje afhandig te maken en hem bovendien op zeer ordinaire scheldwoorden vergastte. Genoem de heer S. stond heden terecht ter zake deze wederspannigheid en beleediging, doch ont kende hetgeen hem was tenlaste gelegd. Aan gezien inmiddels de officier den agent vrij heid had geschonken wegens ziekte niet als getuige te verschijnen, werd diens proces verbaal in extenso voorgelezen. De officier achtte dit ambtseedige proces verbaal voldoende en vorderde 1 maand voorwaardelijk met 3 proefjaren. Vonnis overeenkomstig requisitoir, echter werd de proeftijd gesteld op 2 jaar. Veroordeelde nam genoegen met deze billijke regeling. EEN GEVAARLIJKE PROEFNEMING. De 25-jarige werkman Gerrit G., 'n voor malige Liefdelaanbewoner te Alkmaar, had in den loop van 1931 zijn domicilie ver plaatst naar Hoorn. Tijdens zijn verblijf te Alkmaar was hij verschillende malen in aan raking gekomen met den politierechter, die hem op 12 October van dit jaar, toen hij al reeds naar Hoorn was vertrokken, vertrou wende op de beloften van beterschap veroor deelde tot gevangenisstraf voor den tijd van 5 maanden echter voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tot de nadrukkelijke voorwaarden behoor de ook de strenge onthouding van het plegen van een strafbaar feit, gedurende den drie jarigen proeftijd, alsmede afgeheele ontzeg ging van alcoholische lafenissen van welke samenstelling dan ook en het was voor den reclassant dan wel een weinig aanbevelens waardig experiment toen hij zich op 22 Maart te Hoorn schuldig maakte aan open bare dronkenschap en hevig verzet tegen den agent Wessel. die hem deswege in Het ge meentelijk cachot wilde deponeeren. Gevorderd weri tegen deze roekelooze jongeman, die zich reed? zóó spoedig vergat en nu ook beslist in aanmerking zal komen voor de ten uitvoerlegging der voorwaarde lijke s'-af, 1 ma-.;:d gevangenisstraf. Vonnis ronferm eisch. Darira sluiting. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK. Meervoudige strafkamer. (Zitting van Dinsdag 3 Mei). VERMOEDELIJK DIEFSTAL OF VERDUISTERING VAN TWEE SCHULDBEKtNTENISSEN De 35-jarige slager Christiaan G. te Den Helder stond persoonlijk terecht, als verdacht op 25 Nov. 1931 zich wederrechtelijk te heb ben toegeëigend twee schuldbekentenissen ten behoeve van den heer N. Dros te Texel, die hij ter inzage had ontvangen en dus anders doen door misdrijf onder zich had. Deze ver dachte werd verdedigd door mr. Zeegers, advocaat te Den Helder. Door den heer G. werd, gedurende de on dervraging door den president der meervou dige strafkamer mr. Ledeboer beweerd, dat Drost van hem had te vorderen 3500 en hij idem van Dros een dergelijk bedrag voor ge leverd vleesch. Verdachte deed veel zaken met Drost en hij was met hem deze regeling overeengekomen. Drost had hem de papieren teruggegeven en gezegd dat de zaak was verrekend en de schuld was vrijgesproken. Verdachte was naar zijn meening op recht matige wijze in hei bezit van die obligaties gekomen en deze waren door hem in de kast gelegd. De schuldeischer, de 54-jarige heer N. Drost koopman te Texel, verklaarde in dertijd verdachte geld te hebben geleend tot aanschaffing van een slagerij met inventaris. De schuld bedroeg aanvankelijk 7794 doch op 25 November bedroeg die schuld nog ruim 2700 en verdachte zou dit bedrag met 10 per week aflossen, waaraan hij echter niet had voldaan. Volgens verdachte had hij aan Drost ge regeld voor een bedrag van ƒ10 per week vleesch geleverd, waarop de getuige Drost mededeelde, dat door hem met verdachte, nadat tusschen beide eenige onaangenaam heden waren gerezen, later was vastgesteld om het geleverde vleesch af te trekken en toen kreeg getuige nog plm. 2500 van den verdachte. De vleeschleverantie liep over 6 jaar. Verdachte had beloofd dat geld in termijnen af te betalen, doch hij had aan die toezegging niet voldaan. De getuige echter kon van die overeenkomsten niets op schrift toonen. Getuige beweerde evenwel dat de obliga ties zijn eigendom waren, welk eigendoms recht zich ook de verdachte aanmatigde. De heer Dros had hem die papieren gegeven, herhaalde verdachte. Getuige Dros zei daarop grimmig, dat verdachte hem die stukken uit de handen had getrokken en er mee vandoor was gegaan, daar kon hij wel 10 eeden voor afleggen. Getuige kwam ten woonhuize van verdachte om af te rekenen, waarop verdachte repliceer de dat de getuige het een aan het ander vast- loog. Vervolgens werd gehoord de heer Klap, agent van politie te den Helder, die verklaar de dat Drost hem had verklaard, dat de verdachte hem schuldbekentenissen had ont futseld. Mej. T. Eelman, echtgenoote van den heer N. Dros, wonende Eierland op Texel wist te vertellen dat haar man aan verdachte geld had geleend en haar man sinds 1925 op verschillende tijdstippen, 35 weken in 't jaar, vleeschv an verdachte kreeg. Zij was tegen woordig bij de afrekening en alstoen bleef verdachte nog plm. 2000--/ 2200 schuldig, bleef. De verdediger, mr. Zeegers, vroeg of deze getuige van die 2200 gulden van haar man had gehoord, waarop de juffrouw antwoord de. dat zij dit had hooren afspreken. Hierop verscheen voor het getuigenhekje de vrachtrijder Dijkse die kon meedeelen, meermalen ten huize van Dros een pakje vleesch te hebben bezorgd. Betwijfeld werd of verdachte wel voor zulk een bedrag aan vleesch had geleverd als door hem werd voorgesteld. De heer Dijkse stelde de rechtL_.uk een lijstje ter hand, waarop het aantal afgeleverde pakjes was genoteerd. Verdachte beweerde dat Dros zelf meer malen vleesch kwam halen, dit was echter naar de meening van Dros niet meer dan 5 a 6 maal. Over deze aangelegenheid kregen ver dachte en get. Dros nog tamelijk hooge woorden. Hierop werd aan den officier het woord verleend, die wees op de totale afwezigheid van elke schriftuur dat wees op een verreke ning, doch hij was overigens van meening dat getuige Dros geen comedie speelde en den indruk vestigde dat de toeëigening der schuldbekentenissen inderdaad had plaats gehad. Voorts rekende de officier in extenso ml dat het bedrag van het geleverde vleesch de schuld niet kon delgen. Het was dus in 't belang van den verdachte op een slinksche manier, zich van de schuldbekentenissen meester te maken. Resumeerende achtte de officier het primair tenlaste gelegde wettig en overtuigend bewezen en werd door hem gevorderd voor het ernstige feit, door den officier als zeer laagstaand gequalificeerd, maanden gevangenisstraf. Mr. Zeegers kon zich van zijn standpunt uiteraard niet vereenigen met dit requisitoir en achtte de door verdachte gegeven voorstel ling van zaken zeer aannemelijk. PI. achtte het mogelijk, dat getuige Dros aan verdachte de obligaties had afgestaan en hechtte aan de verklaring van Dros aan agent Klap niet een veel waarde. Hij concludeerde ten slotte met betrekking tot zijn cliënt die tot dusver gunstig bekend staat vrijspraak, doch indien de rechtbank er anders over dacht, noemde pleiter de gevorderde straf buiten alle verhouding en verzocht clementie. EEN HAASTIGE RIJDER IN DEN MIST IN HOOGER BEROEP. VOOR DEN APPELLANT VRIJSPRAAK GEVRAAGD. Op Woensdag 2 December was het een zeer mistige dag en dus voor automobilisten vooral geboden, goed uit de oogen te kijken. Dit scheen echter de vrachtrijder Pieter B. uit Oterleek niet naar behooren te hebben ge daan, althans kwam hij op de Noordervaart onder Stompetoren in aanrijding met een uit Hoorn komende autobus, met het gevolg dat door den schok de bus werd beschadigd, glas ruiten werden verbrijzeld en enkele passa giers niet bepaald aangenaam werden ont haald door glasscherven in het gelaat. De vrachtrijder, die volgens verklaring van den heer Jacob Mol, chauffeur van de autobus, zonder eenige verlichting en veel te snel in verband met het mistige weer had gereden, welke verklaring door verschillende passagiers werd onderstreept, stond op 5 Februari terecht voor den kantonrechter te Alkmaar en werd alstoen gesignaleerd als een woeste rijder. Tegen hem werd gevor derd een geldboete van 50 subs. 50 dagen, doch de kantonrechter achtte die straf nog niet voldoende en veroordeelde verdachte tot 40 boete of 40 dagen, bovendien tot ont zegging om motorrijtuigen te besturen voor den tijd van 6 maanden. De veroordeelde, die natuurlijk vooral met de ontzegging der rijbevoegdheid niet lekker was, omdat zulks beteekende stopzetting van zijn broodwinning kwam van dit vonnis in hooger beroep, hetwelk heden werd behan deld. De appellant had zich thans de juridische hulp verzekerd van ds. mr. Rijpma, predi kant en advocaat te Edam, die bij de diverse getuigen a décharge ook nog eenige dito in het voordeel van verdachte had gedagvaard, zoodat deze voor het kantongerecht schijn baar eenvoudige zaak, thans een gevaarlijk aanzien verkreeg. Het kon dan ook niet ontkend worden, dat mr. Rijpma de juridische motor direct op de derde versnelling had gezet en een uitgebrei de verdediging voerde, doch wij hebben des tijds deze zaak uitvoerig behandeld en ver- meenen dus ditmaal met een resumé van het verhandelde te kunnen volstaan. Men kan ook van het goede te veel genie ten. Zoowel in het voor- als nadeel van ap- pèllant, betreffende diens betrouwbaarheid op den rijweg, werden, al naar den aard hunner positie, verklaringen afgelegd door de diverse getuigen. De officier, die bezwaar had gemaakt om trent het hooren van enkele getuigen buiten de lijst, was de meening toegedaan, dat de verdachte door den kantonrechter tamelijk zwaar was gestraft. Overigens vermeende de officier, dat men hier te doen had met een labyrinth van ge tuigenverklaringen, doch omtrent de verkla ring van getuige Mol kon de officier niet on verdeeld gunstig oordeelen en aangezien de schuld van den verdachte naar meening van den officier niet voldoende vast stond, re quireerde Z.Ed. vernietiging van het vonnis van den kantonrechter en vrijspraak van den appèlla'nt. Mr. Rijpma kon zich met dit requisitoir wel vereenigen, doch meende aan zijn taak als verdediger verplicht te zijn, een en ander nog eens in bijzonderheden te behandelen. Pleiter noemde het vonnis van den kan tonrechter lichtvaardig en onevenwichtig. Hij besprak voorts de zaak nog eens uitvoe rig en concludeerde ten slotte eveneens tot vrijspraak van zijn cliënt. EEN LEVERANCIER VAN HANDEN VOL WERK! Heeren begunstigers in het genre van den 19-jarigen arbeider Jos. K. te Wieringen dragen er zeker niet weinig toe bij, dat de edelachtbare heeren rechters der arrondisse mentsrechtbank te Alkmaar voorloopig nog niet op non-activiteit zullen worden gesteld. Hij stond op 29 December 1931 terecht we gens verwonding van zijn dorpsgenoot Jan Rendering, die hij op 4 October 1931 met een mes een por in de rechterborst zou heb ben toegebracht. De plaatselijke geneesheer beschouwde deze aanraking als een gewone verwonding, maar ze was in ieder geval toch ernstig genoeg om Jozef voor de meervoudi ge strafkamer te brengen. Er werd j1'3'00' 4 maanden gevangenisstraf gevorderd, doen daarmede was dat lied nog nicht aus, nog lang ook niet, want de zaak werd aangehou den tot 22 Maart en alstoen nogmaals uitge steld tot de zitting van heden. De 4 getuigen waren weer plichtgetrouw present, doch nie mand was naar 'n herhaald verhoor nieuws gierig. De heeren waren voldoende inge licht. De officier had geen reden om van zijn eisch: veroordeeling tot 4 maanden gevan genisstraf af te wijken. Uitspraak 10 Mei e.k. Vercordeeling tot 1 boete of 1 dag gerequireerd. Op de zitting van den kantonrechter te Alkmaar van 25 November 1931 verscheen onder meer ook mr. N. J. van L.-advocaat en procureur aldaar, aan wien bij dagvaarding was telaste gelegd overtreding van artikel 49 B der verordening, regelende het bad- en strandleven van Bergen aan Zee, gepleegd op 6 Augustus 1931. De heer mr. van L. had zich alstoen, ge kleed in badcostuum bij paal 33 in de Noord zee begeven en was hij nu doorgezwommen tot Brighton, dan was er misschien niets te doen geweest, maar na zich een 25 meter :n zee te hebben vCTwijderd, keerde de bader naar het strand terug en werd alstoen tegen hem proces-verbaal opgemaakt, omdat hij zich zonder gebruik te hebben gemaakt van een badkoets of badtent, op het strand had ontkleed, teneinde in badcostuum een zeebad te nemen. Het laat zich denken, dat de advocaat niet naliet, zich krachtig te verdedigen tegen deze z.i. onjuiste telaste legging en door hem werd gewezen op de vreemde termino logie van het bewuste artikel, dat sprak van zonder badkoets of badtent te hebben ge baad. Het was naar zijn meening ongerijmd om een bader te willen verplichten zijn lichaam te moeten omhullen met een badtent of badkoets, zooals het aldus geredigeerde artikel verplichtte. Mr. van L. vermeende dan ook, dat deze verordening niet verbindend kof) worden geacht en hij dus van rechtsvervolging zou moeten worden ontslagen. Een conclusie waarmede ook de ambtenaar mr. Tack zich kon vereenigen, reden waarom het openbaar ministerie requireerde tot ont slag en den kantonrechter verzocht de ver ordening onverbindbaar te verklaren. De kantonrechter nam zijn uitspraak 14 dagen in beraad en op 4 December schrifte lijk vonnis wijzende, achtte de kantonrechter het desbetreffende artikel absoluut niet ab surd, wees er op, dat de verordening door Gedeputeerde Staten was goedgekeurd en prijzenswaardig kon worden geacht, omdat daardoor de orde en zedelijkheid op het strand werden beschermd. Mitsdien was de kantonrechter van oordeel, dat die verorde ning wettig tot stand was gekomen en dus volkomen rechtsgeldig en verklaarde hij al- zoo den verdachte schuldig en veroordeelde hem tot 4 boete of. 4 d? ;en hechtenis. Het is duidelijk dat de veroordeelde als pur sang jurist in dit een principieele kwestie rakende vonnis niet berustte en in cassatie kwam bij den Hoogen Raad der Nederlanden, die daarop besliste, dat de zaak moest wor den verwezen naar de Arrondissements rechtbank te Alkmaar voor een nieuw on derzoek, hetwelk heden door de Meer voudige Strafkamer werd ter hand genomen. Mr. van L. bracht in deze hooger beroep- zaak een drietal verweermiddelen naar voren. In de eerste plaats beriep hij zich op ar tikel I strafrecht: Geen feit is strafbaar, dan uit kracht van een voorafgegane wettelijke bepaling. Appellant vermeende dat het bedoelde ar tikel in de verordening der gem. Bergen zoo danig was geredigeerd, dat van een wettelijke bepaling niet kon worden gesproken. Voorts achtte pleiter de verordening in strijd met artikel 135 der gemeentewet, omdat zij niet kon worden geacht te zijn in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid. De appellant erkende het geïncrimineerde feit, behoudens een kleine onjuistheid in de dagvaarding. E>e door mr. van L. naar voren gebrachte gronden te zijner verdediging werden nader door hem toegelicht, o.m. met verwijzing naar prof. Simons, wat de rede lijke inhoud van het desbetreffende verorde ningsartikel betrof. De zich ontkleedende bader zonder bad koets of tent, is strafbaar, doch niet hij, die zich ontkleedt op het strand en geen gebruik maakt van een zeebad. Ten slotte concludeerde appellant tot ont slag van rechtsvervolging en tot niet ver bindbaarheidsverklaring der verordening. De officier noemde evenwel het betoog niet sterk en vermeende dat de dagvaarding juist was. a Overigens ontkende de officier dat het de bedoeling was van den wetgever, dat iemand zich met een badkoetsje of tent op den nek in zee moet begeven, alhoewel spreker grif niet wilde toegeven, dat het bewuste artikel gelukkig was geredigeerd. Ook n.et de overige punten van «verweer betrekking hebbende op art. 135 der meentewet, kon de officier zich niet vereeni- gen en werd gerequireerd, opnieuw recht doelde, den appellant te veroordeeien tot f i boete of 1 dag hechtenis. Mr v. L. repliceerde onder meer nog dat z.i. de letter van de wet gaat vóór de bedoe ling der wet. Uitspraak a s. week. EEN GEVAAR VOOR AUTOBESTUURDERS EN ANDERE WEGGEBRUIKERS. De vrachtauto-chauffeur Jan Pieter A. te Hoorn verscheen als verdachte voor de straf kamer naar aanleiding van het feit, dat hij aldaar op 16 Februari op het Nieuwiand, ter wijl hij verkeerde onder invloed van genoten sterken drank en bier, den pakhuisknecht C. Huysman ernstig had aangereden. Deze man hield zich onledig met het opladen van een Jak kolen en ontving onderscheidene kneu zingen, zoodat opname in een ziekenhui* nooaig bleek, alwaar hij 11 dagen verbleef en hij was gedurende 4 weken buiten staat, zijn gewone werkzaamheden te verrichten. De verdachte verklaarde den heer Hui*, man in het ziekenhuis te hebben bezocht, overigens had hij niet anders gedaan, dan den verwonde op te geven bij de verzekering. Door dr. Hummelinck, arts te Hoorn, die den aangeredene medisch had behandeld, werden de gebruikelijke deskundige verklarin gen afgelegd. Een tabaksdoos en een zak kolen hadden hem voor meer ernstig letsel beschermd. Een aanbeveling zich niet zonder dergelijke preventieve afweermiddelen op den rijweg te wagen. Dr Huramelinck beschouw de het toegebrachte letsel niet als ernstig. De getuige Huysman wenschte een civiele actie tegen verdachte in te stellen ten bedrage van 41.91 en gaf voorts verslag van zija onaangenaam avontuur op 16 Februari. De verdachte had daartegen geen bezwaar. De heer D. Tober, brandstoffenhandelaar, had het ongeluk zelf niet gezien, maar hoorde geschreeuw en bemerkte toen den heer Huisman, die tusschen de auto's inzat. De chauffeur reed door en lette ook niet op den heer Tober, die hem nog naschreeuwde om te stoppen. Vervolgens passeerden eeu vrouwelijke getuige, mej. Tool, de revue, die het ongeluk had zien plaats grijpen en uit welker verkla ringen de schuld van den chauffeur wel vol doende kwam vast te staan. Bij den heer van Velzen, caféhouder, had verdachte 'n klare gedronken. De caféhouder Peynenburg had de tournee in de vrachtauto meegemaakt en met verdachte eenige café bezocht. Volgens observatie van dezen beer reed verdachte zeer kalm. Van de aanrijding had getuige niets bespeurd. Ook de verdachte niet. De officier reconstrueerde kortelijks het gebeurde, gaf grootendeels de schuld van het ongeval aan het harde rijden, onnoodig links uitwijken en misschien óók bet drankgebruik. Bewezen werd aldus verklaard de schuld van verdachte en spr. requireerde f 100 boete of 2 maanden hechtenis, benevens ontzegging rijbevoegdheid voor den tijd van 6 maanden. ONGEBROKEN VITALITEIT VAN EEN VEETEELT VETERAAN. De 67-jarige heer Mathijs B., veehouder te Broek op Langendijk, geeft ondanks zij* meergevorderden leeftijd nog altijd blijk van onverminderde levenskracht, die ook heden op de zitting der meervoudige strafkamer weer duidelijk naar voren kwam. De heer B. was namelijk op 12 Februari door den kan tonrechter veroordeeld tot 60 boete of 60 dagen hechtenis, omdat hij op 25 Juli een hem toebehoorend wrak schaap met eigen hand van het leven zou hebben beroofd, zon der van dit moorddadig bedrijf aan de des betreffende autoriteiten te hebben kennis ge geven, zoodat hij in conflict kwam met de vleeschkeuringswet of iets dergelijks van legislatieven aard. De heer B. had echter naar zijn meening niet anders dan de veteri naire wetenschap gediend, want hij had het geslachte dier volgens de regelen der kunst „geopereerd" en was tot de overtuiging ge- komen, dat dit schaap aan geen ernstige af wijking lijdende was geweest, weshalve hij geen bezwaar had gemaakt het vleesch aan zijn knecht A. de Wever en andere uitver korenen cadeau te geven. De tamelijk bemoei zieke politie en justitie scheen het echter aan de noodige waardeering te ontbreken, al thans werd de heer B. tot bovengemelde boete veroordeeld, nadat de ambtenaar, die heele- maal geen ahnung schijnt te hebben van de nooden des landbouw volks, de kaas in nog dikker hompen had willen snijden en 100 pop of 50 dagen hechtenis had gerequireerd. De veroordeelde nam echter met die 40 pCt. rabat ook geen genoegen en beproefde in hooger beroep zijn geluk bij de meervou dige strafkamer, die heden zoo welwillend was, deze appelzaak in behandeling te ne men. Gelijk in eerste instantie werden ge hoord als getuige de veldwachter Nieuwen- huis en de arbeider de Wever, die van het 241. Den volgenden dag was Tuimeltje al heel vroeg uit de veeren en hij ging zich eens heel frisch wasschen. Hij had pas een nieuw stuk zeep gekregen dat heel lekker rook en daarom nam hij er een flinke hoeveelheid van en smeerde die op de spons. Wat schuimde die zeep lekker. Tuimeltje wreef er zijn heele gezicht mee in en ging maar steeds door met veel schuim te maken. Toen zijn heele hoofd vol schuim zat begon het van alle a,ntej !e,Pr,ikkeUn- "l°nÉei jonge, dacht Tuimeltje, ik moet - -n. at ik dat prikkelende schuim er gauw afwasch. Maar het was we ol er geen eind meer aan kwam. Hoe meer hij het met e spons er af waschte, des te meer kwam er op zijn gezicht te zitten. Hij riep kikker Karei, die in een kamertje naast hem sliep en deze kwam in zijn hansopje aanloopen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 6