HEERLIJK; QM. IN HUIS TE HEBBEN
WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN
DE BEROEMDE BERGER BADKOETS
VERSCHIJNT WEER TEN
TOONEELE. x
en zeide dat de heer v. Vliet hem een smeer
lap zou hebben genoemd, waardoor hij drif
tig was geworden.
Gevorderd werd 2 maanden gevangenis
straf. De verdachte meende echter dat het
feit met een kleine geldboete voldoende was
gestraft.
De politierechter dacht er evenwel minder
gemakkelijk over en veroordeelde verdachte
tot 3 maanden gevangenisstraf echter voor
waardelijk met 3 proefjaren zonder bijz.
voorwaarden.
Hiermede werd wederzijdsch genoegen ge
nomen.
EEN NIET BEPAALD VERSTANDIGE
HANDELING.
De 30-jarige monteur Dirk Klaas F. uit
HemVenhuizen had op 20 Maart omstreeks
11 uur in den avond nagelaten te voldoen
aan de sommatie van de rijks- en gemeente
politie te Hoogkarspel om den door hem
bestuurden auto stop te zetten op grond van
een geconstateerde overtreding der Motor- en
Rijwielwet. het rijden met onvoldoende ver
lichting. De rijksveldwachter Kok, die met
den gem. veldwachter Wokke de controle
had uitgeoefend, werd als getuige gehoord
en bevestigde het opgemaakte proces-verbaal.
Gevorderd werden 14 dagen gevangenis
straf tegen verdachte, wiens antecedenten ver
van schitterend waren, zooals de officier ver
klaarde. Vonnis: 35 boete of 35 dagen.
HIJ HIELD ER NIET VAN OM VAN
EENIG ONDERWERP
„AF TE STAPPEN".
De niet verschenen wielrijder Klaas G. te
'Andijk had aldaar op 8 Maart niet voldaan
aan het bevel van den brigadier B. Seldentuis,
om van zijn rijwiel af te stappen, toen deze
wenschte te controleeren of verdachte in het
bezit was van een rijwielplaatje. Eisch en von
nis 25 borte of 25 dagen hechtenis. Een
dergelijke nonchalance is zoo men ziet, een
dure liefhebberij.
EEN BIJZONDERE HOFFELIJKE
TOESPRAAK.
Een 40-jarige huisvrouw te Koedijk, mej.
Anna G., echtgenoote van den hear Niette-
verstaan, stond terecht naar aanleiding van
een haar telaste gelegde beleediging van
haar dorpsgenoote mej. M. Beers, geboren
Bobbeldijk, die zij op 10 Maart op minder
hef ei ij ke wijze zou hebben toegesproken.
Mej. Beers was daarop zoo vrij een klacht te
doen. Volgens mej. Beers was de herrie
ontstaan omdat zij haar kinderen had laten
schrappen van een liefdewerk, waarvan de
dochter van verdachte zelatrice was.
Mej. G. zou volgens mej. Beers nóg méér
hebben gezegd, doch wij achten het beter,
deze Snsinuaties maar ongepubliceerd te
laten.
Mej. G. verklaarde daarop wél haar ver
ontwaardiging te hebben uitgesproken, om
dat mej. Beers steeds op Zondag waschte.
Mr. Ledeboer meende echter, dat het nog
beter is om Zondags te wasschen, dan in de
week iemand uit te schelden.
De officier noemde het een onooglijk scheid-
partijtje, waarbij hei vocabulaire niet door
sierlijkheid uitblonk. Vooris vermeende de
officier dat ieder hier maar eens de hand in
eigen boezem moest steken en requireerde
5 boete of 5 dagen hechtenis. Vonnis con
form eisch, die de juffrouw al rijkelijk hoog
voorkwam.
EEN RAD10GESCHIF.DEN1S.
De 45-jarige heer Jac. K- te Helder had
rekening en verantwoording af te leggen ter
zake diefstal van electr. energie ten nadeele
van den heer Bakkenes, directeur van het
radio-distributiebedrijf aldaar.
Bovengemelde heer was zoo slim geweest,
zich een clandestine aansluiting te verschaf
fen en genoot van alle radio-genoegens,
zonder dat het hem een sou kostte. Een en
ander werd door den monteur Karsten ge
constateerd.
Verdachte bleek niet genegen zich zonder
slag of stoot gewonnen te geven en verzon
allerlei uitvluchten om zich van straffeloos
heid te verzekeren. Al deze trucs mochten hem
echter niet baten, de officier achtte het feit
bewezen, vorderde 20 boete of 20 dagen
'hechtenis en de politierechter veroordeelde
hem tot f 15 boete of 15 dagen hechtenis.
Er werd zelfs nog aangenomen, dat een
dergelijke verbinding ook nog levensgevaar
lijk kan zijn. De vordering van den heer
Bakkenes werd niet ontvankelijk verklaard.
ZOO'N MENSCHENREDDER
MOET ER OOK NOG
BIJKOMEN!
Het geleek er wel iets op, of er hedenmid
dag in de rechtzaal réunie was van Alkmaar-
sche politieagenten, althans de derde „orde
bewaker'' uit die gemeente, de heer A. Kap,
was verschenen vóór het getuigenhekje om
onder plechtige eedsaflegging zijn opge
maakt proces-verbaal te bevestigen, toe te
lichten en mede te deelen dat zijn overigens
rustige rondwandeling door de hem toebe
deelde wijk op 19 Maart in de Hekelstraat
plots onderbroken werd door de omstandig
heid, dat verbalisant zich ambtelijk verplicht
gevoelde een in kennel ijken staat verkeerend
persoon in te rekenen. Deze formaliteit ging
uit den aard der :aak al niet heel vlot en
Kap had de handen vol, maar de uitvoering
van zijn voornemen werd nog veel moeilijker
toen een zekere Wilhelmus Jacobus S., die
zich kenbaar maakte als een „vriend" van
den arrestant, krachtige pogingen aanwend
de, om den agent zijn ongezellig vrachtje
afhandig te maken en hem bovendien op zeer
ordinaire scheldwoorden vergastte. Genoem
de heer S. stond heden terecht ter zake deze
wederspannigheid en beleediging, doch ont
kende hetgeen hem was tenlaste gelegd. Aan
gezien inmiddels de officier den agent vrij
heid had geschonken wegens ziekte niet als
getuige te verschijnen, werd diens proces
verbaal in extenso voorgelezen.
De officier achtte dit ambtseedige proces
verbaal voldoende en vorderde 1 maand
voorwaardelijk met 3 proefjaren. Vonnis
overeenkomstig requisitoir, echter werd de
proeftijd gesteld op 2 jaar. Veroordeelde nam
genoegen met deze billijke regeling.
EEN GEVAARLIJKE PROEFNEMING.
De 25-jarige werkman Gerrit G., 'n voor
malige Liefdelaanbewoner te Alkmaar, had
in den loop van 1931 zijn domicilie ver
plaatst naar Hoorn. Tijdens zijn verblijf te
Alkmaar was hij verschillende malen in aan
raking gekomen met den politierechter, die
hem op 12 October van dit jaar, toen hij al
reeds naar Hoorn was vertrokken, vertrou
wende op de beloften van beterschap veroor
deelde tot gevangenisstraf voor den tijd van
5 maanden echter voorwaardelijk met een
proeftijd van 3 jaar.
Tot de nadrukkelijke voorwaarden behoor
de ook de strenge onthouding van het plegen
van een strafbaar feit, gedurende den drie
jarigen proeftijd, alsmede afgeheele ontzeg
ging van alcoholische lafenissen van welke
samenstelling dan ook en het was voor den
reclassant dan wel een weinig aanbevelens
waardig experiment toen hij zich op 22
Maart te Hoorn schuldig maakte aan open
bare dronkenschap en hevig verzet tegen den
agent Wessel. die hem deswege in Het ge
meentelijk cachot wilde deponeeren.
Gevorderd weri tegen deze roekelooze
jongeman, die zich reed? zóó spoedig vergat
en nu ook beslist in aanmerking zal komen
voor de ten uitvoerlegging der voorwaarde
lijke s'-af, 1 ma-.;:d gevangenisstraf. Vonnis
ronferm eisch. Darira sluiting.
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK.
Meervoudige strafkamer.
(Zitting van Dinsdag 3 Mei).
VERMOEDELIJK DIEFSTAL OF
VERDUISTERING VAN TWEE
SCHULDBEKtNTENISSEN
De 35-jarige slager Christiaan G. te Den
Helder stond persoonlijk terecht, als verdacht
op 25 Nov. 1931 zich wederrechtelijk te heb
ben toegeëigend twee schuldbekentenissen ten
behoeve van den heer N. Dros te Texel, die
hij ter inzage had ontvangen en dus anders
doen door misdrijf onder zich had. Deze ver
dachte werd verdedigd door mr. Zeegers,
advocaat te Den Helder.
Door den heer G. werd, gedurende de on
dervraging door den president der meervou
dige strafkamer mr. Ledeboer beweerd, dat
Drost van hem had te vorderen 3500 en hij
idem van Dros een dergelijk bedrag voor ge
leverd vleesch. Verdachte deed veel zaken
met Drost en hij was met hem deze regeling
overeengekomen. Drost had hem de papieren
teruggegeven en gezegd dat de zaak was
verrekend en de schuld was vrijgesproken.
Verdachte was naar zijn meening op recht
matige wijze in hei bezit van die obligaties
gekomen en deze waren door hem in de kast
gelegd. De schuldeischer, de 54-jarige heer
N. Drost koopman te Texel, verklaarde in
dertijd verdachte geld te hebben geleend tot
aanschaffing van een slagerij met inventaris.
De schuld bedroeg aanvankelijk 7794 doch
op 25 November bedroeg die schuld nog
ruim 2700 en verdachte zou dit bedrag met
10 per week aflossen, waaraan hij echter
niet had voldaan.
Volgens verdachte had hij aan Drost ge
regeld voor een bedrag van ƒ10 per week
vleesch geleverd, waarop de getuige Drost
mededeelde, dat door hem met verdachte,
nadat tusschen beide eenige onaangenaam
heden waren gerezen, later was vastgesteld
om het geleverde vleesch af te trekken en
toen kreeg getuige nog plm. 2500 van
den verdachte. De vleeschleverantie liep over
6 jaar. Verdachte had beloofd dat geld in
termijnen af te betalen, doch hij had aan die
toezegging niet voldaan. De getuige echter
kon van die overeenkomsten niets op schrift
toonen.
Getuige beweerde evenwel dat de obliga
ties zijn eigendom waren, welk eigendoms
recht zich ook de verdachte aanmatigde. De
heer Dros had hem die papieren gegeven,
herhaalde verdachte.
Getuige Dros zei daarop grimmig, dat
verdachte hem die stukken uit de handen had
getrokken en er mee vandoor was gegaan,
daar kon hij wel 10 eeden voor afleggen.
Getuige kwam ten woonhuize van verdachte
om af te rekenen, waarop verdachte repliceer
de dat de getuige het een aan het ander vast-
loog.
Vervolgens werd gehoord de heer Klap,
agent van politie te den Helder, die verklaar
de dat Drost hem had verklaard, dat de
verdachte hem schuldbekentenissen had ont
futseld.
Mej. T. Eelman, echtgenoote van den heer
N. Dros, wonende Eierland op Texel wist te
vertellen dat haar man aan verdachte geld
had geleend en haar man sinds 1925 op
verschillende tijdstippen, 35 weken in 't jaar,
vleeschv an verdachte kreeg. Zij was tegen
woordig bij de afrekening en alstoen bleef
verdachte nog plm. 2000--/ 2200 schuldig,
bleef.
De verdediger, mr. Zeegers, vroeg of deze
getuige van die 2200 gulden van haar man
had gehoord, waarop de juffrouw antwoord
de. dat zij dit had hooren afspreken.
Hierop verscheen voor het getuigenhekje
de vrachtrijder Dijkse die kon meedeelen,
meermalen ten huize van Dros een pakje
vleesch te hebben bezorgd.
Betwijfeld werd of verdachte wel voor zulk
een bedrag aan vleesch had geleverd als
door hem werd voorgesteld. De heer Dijkse
stelde de rechtL_.uk een lijstje ter hand,
waarop het aantal afgeleverde pakjes was
genoteerd.
Verdachte beweerde dat Dros zelf meer
malen vleesch kwam halen, dit was echter
naar de meening van Dros niet meer dan 5 a
6 maal.
Over deze aangelegenheid kregen ver
dachte en get. Dros nog tamelijk hooge
woorden.
Hierop werd aan den officier het woord
verleend, die wees op de totale afwezigheid
van elke schriftuur dat wees op een verreke
ning, doch hij was overigens van meening dat
getuige Dros geen comedie speelde en den
indruk vestigde dat de toeëigening der
schuldbekentenissen inderdaad had plaats
gehad. Voorts rekende de officier in extenso
ml dat het bedrag van het geleverde vleesch
de schuld niet kon delgen. Het was dus in 't
belang van den verdachte op een slinksche
manier, zich van de schuldbekentenissen
meester te maken. Resumeerende achtte de
officier het primair tenlaste gelegde wettig
en overtuigend bewezen en werd door hem
gevorderd voor het ernstige feit, door den
officier als zeer laagstaand gequalificeerd,
maanden gevangenisstraf.
Mr. Zeegers kon zich van zijn standpunt
uiteraard niet vereenigen met dit requisitoir
en achtte de door verdachte gegeven voorstel
ling van zaken zeer aannemelijk. PI. achtte
het mogelijk, dat getuige Dros aan verdachte
de obligaties had afgestaan en hechtte aan
de verklaring van Dros aan agent Klap niet
een veel waarde. Hij concludeerde ten
slotte met betrekking tot zijn cliënt die tot
dusver gunstig bekend staat vrijspraak,
doch indien de rechtbank er anders over
dacht, noemde pleiter de gevorderde straf
buiten alle verhouding en verzocht clementie.
EEN HAASTIGE RIJDER IN DEN
MIST IN HOOGER BEROEP.
VOOR DEN APPELLANT
VRIJSPRAAK GEVRAAGD.
Op Woensdag 2 December was het een
zeer mistige dag en dus voor automobilisten
vooral geboden, goed uit de oogen te kijken.
Dit scheen echter de vrachtrijder Pieter B. uit
Oterleek niet naar behooren te hebben ge
daan, althans kwam hij op de Noordervaart
onder Stompetoren in aanrijding met een uit
Hoorn komende autobus, met het gevolg dat
door den schok de bus werd beschadigd, glas
ruiten werden verbrijzeld en enkele passa
giers niet bepaald aangenaam werden ont
haald door glasscherven in het gelaat.
De vrachtrijder, die volgens verklaring
van den heer Jacob Mol, chauffeur van de
autobus, zonder eenige verlichting en veel te
snel in verband met het mistige weer had
gereden, welke verklaring door verschillende
passagiers werd onderstreept, stond op 5
Februari terecht voor den kantonrechter te
Alkmaar en werd alstoen gesignaleerd als
een woeste rijder. Tegen hem werd gevor
derd een geldboete van 50 subs. 50 dagen,
doch de kantonrechter achtte die straf nog
niet voldoende en veroordeelde verdachte tot
40 boete of 40 dagen, bovendien tot ont
zegging om motorrijtuigen te besturen voor
den tijd van 6 maanden.
De veroordeelde, die natuurlijk vooral met
de ontzegging der rijbevoegdheid niet lekker
was, omdat zulks beteekende stopzetting van
zijn broodwinning kwam van dit vonnis in
hooger beroep, hetwelk heden werd behan
deld.
De appellant had zich thans de juridische
hulp verzekerd van ds. mr. Rijpma, predi
kant en advocaat te Edam, die bij de diverse
getuigen a décharge ook nog eenige dito in
het voordeel van verdachte had gedagvaard,
zoodat deze voor het kantongerecht schijn
baar eenvoudige zaak, thans een gevaarlijk
aanzien verkreeg.
Het kon dan ook niet ontkend worden, dat
mr. Rijpma de juridische motor direct op de
derde versnelling had gezet en een uitgebrei
de verdediging voerde, doch wij hebben des
tijds deze zaak uitvoerig behandeld en ver-
meenen dus ditmaal met een resumé van het
verhandelde te kunnen volstaan.
Men kan ook van het goede te veel genie
ten. Zoowel in het voor- als nadeel van ap-
pèllant, betreffende diens betrouwbaarheid
op den rijweg, werden, al naar den aard
hunner positie, verklaringen afgelegd door
de diverse getuigen.
De officier, die bezwaar had gemaakt om
trent het hooren van enkele getuigen buiten
de lijst, was de meening toegedaan, dat de
verdachte door den kantonrechter tamelijk
zwaar was gestraft.
Overigens vermeende de officier, dat men
hier te doen had met een labyrinth van ge
tuigenverklaringen, doch omtrent de verkla
ring van getuige Mol kon de officier niet on
verdeeld gunstig oordeelen en aangezien de
schuld van den verdachte naar meening van
den officier niet voldoende vast stond, re
quireerde Z.Ed. vernietiging van het vonnis
van den kantonrechter en vrijspraak van
den appèlla'nt.
Mr. Rijpma kon zich met dit requisitoir
wel vereenigen, doch meende aan zijn taak
als verdediger verplicht te zijn, een en ander
nog eens in bijzonderheden te behandelen.
Pleiter noemde het vonnis van den kan
tonrechter lichtvaardig en onevenwichtig.
Hij besprak voorts de zaak nog eens uitvoe
rig en concludeerde ten slotte eveneens tot
vrijspraak van zijn cliënt.
EEN LEVERANCIER VAN HANDEN
VOL WERK!
Heeren begunstigers in het genre van den
19-jarigen arbeider Jos. K. te Wieringen
dragen er zeker niet weinig toe bij, dat de
edelachtbare heeren rechters der arrondisse
mentsrechtbank te Alkmaar voorloopig nog
niet op non-activiteit zullen worden gesteld.
Hij stond op 29 December 1931 terecht we
gens verwonding van zijn dorpsgenoot Jan
Rendering, die hij op 4 October 1931 met
een mes een por in de rechterborst zou heb
ben toegebracht. De plaatselijke geneesheer
beschouwde deze aanraking als een gewone
verwonding, maar ze was in ieder geval toch
ernstig genoeg om Jozef voor de meervoudi
ge strafkamer te brengen. Er werd j1'3'00'
4 maanden gevangenisstraf gevorderd, doen
daarmede was dat lied nog nicht aus, nog
lang ook niet, want de zaak werd aangehou
den tot 22 Maart en alstoen nogmaals uitge
steld tot de zitting van heden. De 4 getuigen
waren weer plichtgetrouw present, doch nie
mand was naar 'n herhaald verhoor nieuws
gierig. De heeren waren voldoende inge
licht.
De officier had geen reden om van zijn
eisch: veroordeeling tot 4 maanden gevan
genisstraf af te wijken. Uitspraak 10 Mei e.k.
Vercordeeling tot 1 boete of 1
dag gerequireerd.
Op de zitting van den kantonrechter te
Alkmaar van 25 November 1931 verscheen
onder meer ook mr. N. J. van L.-advocaat en
procureur aldaar, aan wien bij dagvaarding
was telaste gelegd overtreding van artikel
49 B der verordening, regelende het bad- en
strandleven van Bergen aan Zee, gepleegd op
6 Augustus 1931.
De heer mr. van L. had zich alstoen, ge
kleed in badcostuum bij paal 33 in de Noord
zee begeven en was hij nu doorgezwommen
tot Brighton, dan was er misschien niets te
doen geweest, maar na zich een 25 meter :n
zee te hebben vCTwijderd, keerde de bader
naar het strand terug en werd alstoen tegen
hem proces-verbaal opgemaakt, omdat hij
zich zonder gebruik te hebben gemaakt van
een badkoets of badtent, op het strand had
ontkleed, teneinde in badcostuum een zeebad
te nemen.
Het laat zich denken, dat de advocaat niet
naliet, zich krachtig te verdedigen tegen
deze z.i. onjuiste telaste legging en door
hem werd gewezen op de vreemde termino
logie van het bewuste artikel, dat sprak van
zonder badkoets of badtent te hebben ge
baad. Het was naar zijn meening ongerijmd
om een bader te willen verplichten zijn
lichaam te moeten omhullen met een badtent
of badkoets, zooals het aldus geredigeerde
artikel verplichtte.
Mr. van L. vermeende dan ook, dat deze
verordening niet verbindend kof) worden
geacht en hij dus van rechtsvervolging zou
moeten worden ontslagen.
Een conclusie waarmede ook de ambtenaar
mr. Tack zich kon vereenigen, reden waarom
het openbaar ministerie requireerde tot ont
slag en den kantonrechter verzocht de ver
ordening onverbindbaar te verklaren.
De kantonrechter nam zijn uitspraak 14
dagen in beraad en op 4 December schrifte
lijk vonnis wijzende, achtte de kantonrechter
het desbetreffende artikel absoluut niet ab
surd, wees er op, dat de verordening door
Gedeputeerde Staten was goedgekeurd en
prijzenswaardig kon worden geacht, omdat
daardoor de orde en zedelijkheid op het
strand werden beschermd. Mitsdien was de
kantonrechter van oordeel, dat die verorde
ning wettig tot stand was gekomen en dus
volkomen rechtsgeldig en verklaarde hij al-
zoo den verdachte schuldig en veroordeelde
hem tot 4 boete of. 4 d? ;en hechtenis.
Het is duidelijk dat de veroordeelde als
pur sang jurist in dit een principieele kwestie
rakende vonnis niet berustte en in cassatie
kwam bij den Hoogen Raad der Nederlanden,
die daarop besliste, dat de zaak moest wor
den verwezen naar de Arrondissements
rechtbank te Alkmaar voor een nieuw on
derzoek, hetwelk heden door de Meer
voudige Strafkamer werd ter hand genomen.
Mr. van L. bracht in deze hooger beroep-
zaak een drietal verweermiddelen naar voren.
In de eerste plaats beriep hij zich op ar
tikel I strafrecht: Geen feit is strafbaar, dan
uit kracht van een voorafgegane wettelijke
bepaling.
Appellant vermeende dat het bedoelde ar
tikel in de verordening der gem. Bergen zoo
danig was geredigeerd, dat van een wettelijke
bepaling niet kon worden gesproken. Voorts
achtte pleiter de verordening in strijd met
artikel 135 der gemeentewet, omdat zij niet
kon worden geacht te zijn in het belang der
openbare orde, zedelijkheid en gezondheid.
De appellant erkende het geïncrimineerde
feit, behoudens een kleine onjuistheid in de
dagvaarding. E>e door mr. van L. naar voren
gebrachte gronden te zijner verdediging
werden nader door hem toegelicht, o.m. met
verwijzing naar prof. Simons, wat de rede
lijke inhoud van het desbetreffende verorde
ningsartikel betrof.
De zich ontkleedende bader zonder bad
koets of tent, is strafbaar, doch niet hij, die
zich ontkleedt op het strand en geen gebruik
maakt van een zeebad.
Ten slotte concludeerde appellant tot ont
slag van rechtsvervolging en tot niet ver
bindbaarheidsverklaring der verordening.
De officier noemde evenwel het betoog
niet sterk en vermeende dat de dagvaarding
juist was. a
Overigens ontkende de officier dat het de
bedoeling was van den wetgever, dat iemand
zich met een badkoetsje of tent op den nek
in zee moet begeven, alhoewel spreker grif
niet
wilde toegeven, dat het bewuste artikel
gelukkig was geredigeerd.
Ook n.et de overige punten van «verweer
betrekking hebbende op art. 135 der
meentewet, kon de officier zich niet vereeni-
gen en werd gerequireerd, opnieuw recht
doelde, den appellant te veroordeeien tot f i
boete of 1 dag hechtenis.
Mr v. L. repliceerde onder meer nog dat
z.i. de letter van de wet gaat vóór de bedoe
ling der wet. Uitspraak a s. week.
EEN GEVAAR VOOR
AUTOBESTUURDERS EN ANDERE
WEGGEBRUIKERS.
De vrachtauto-chauffeur Jan Pieter A. te
Hoorn verscheen als verdachte voor de straf
kamer naar aanleiding van het feit, dat hij
aldaar op 16 Februari op het Nieuwiand, ter
wijl hij verkeerde onder invloed van genoten
sterken drank en bier, den pakhuisknecht C.
Huysman ernstig had aangereden. Deze man
hield zich onledig met het opladen van een
Jak kolen en ontving onderscheidene kneu
zingen, zoodat opname in een ziekenhui*
nooaig bleek, alwaar hij 11 dagen verbleef en
hij was gedurende 4 weken buiten staat, zijn
gewone werkzaamheden te verrichten.
De verdachte verklaarde den heer Hui*,
man in het ziekenhuis te hebben bezocht,
overigens had hij niet anders gedaan, dan
den verwonde op te geven bij de verzekering.
Door dr. Hummelinck, arts te Hoorn, die
den aangeredene medisch had behandeld,
werden de gebruikelijke deskundige verklarin
gen afgelegd. Een tabaksdoos en een zak
kolen hadden hem voor meer ernstig letsel
beschermd. Een aanbeveling zich niet zonder
dergelijke preventieve afweermiddelen op den
rijweg te wagen. Dr Huramelinck beschouw
de het toegebrachte letsel niet als ernstig.
De getuige Huysman wenschte een civiele
actie tegen verdachte in te stellen ten bedrage
van 41.91 en gaf voorts verslag van zija
onaangenaam avontuur op 16 Februari. De
verdachte had daartegen geen bezwaar.
De heer D. Tober, brandstoffenhandelaar,
had het ongeluk zelf niet gezien, maar
hoorde geschreeuw en bemerkte toen den heer
Huisman, die tusschen de auto's inzat. De
chauffeur reed door en lette ook niet op den
heer Tober, die hem nog naschreeuwde om
te stoppen.
Vervolgens passeerden eeu vrouwelijke
getuige, mej. Tool, de revue, die het ongeluk
had zien plaats grijpen en uit welker verkla
ringen de schuld van den chauffeur wel vol
doende kwam vast te staan.
Bij den heer van Velzen, caféhouder, had
verdachte 'n klare gedronken. De caféhouder
Peynenburg had de tournee in de vrachtauto
meegemaakt en met verdachte eenige café
bezocht. Volgens observatie van dezen beer
reed verdachte zeer kalm. Van de aanrijding
had getuige niets bespeurd. Ook de verdachte
niet.
De officier reconstrueerde kortelijks het
gebeurde, gaf grootendeels de schuld van het
ongeval aan het harde rijden, onnoodig links
uitwijken en misschien óók bet drankgebruik.
Bewezen werd aldus verklaard de schuld
van verdachte en spr. requireerde f 100 boete
of 2 maanden hechtenis, benevens ontzegging
rijbevoegdheid voor den tijd van 6 maanden.
ONGEBROKEN VITALITEIT VAN
EEN VEETEELT VETERAAN.
De 67-jarige heer Mathijs B., veehouder te
Broek op Langendijk, geeft ondanks zij*
meergevorderden leeftijd nog altijd blijk van
onverminderde levenskracht, die ook heden
op de zitting der meervoudige strafkamer
weer duidelijk naar voren kwam. De heer B.
was namelijk op 12 Februari door den kan
tonrechter veroordeeld tot 60 boete of 60
dagen hechtenis, omdat hij op 25 Juli een
hem toebehoorend wrak schaap met eigen
hand van het leven zou hebben beroofd, zon
der van dit moorddadig bedrijf aan de des
betreffende autoriteiten te hebben kennis ge
geven, zoodat hij in conflict kwam met de
vleeschkeuringswet of iets dergelijks van
legislatieven aard. De heer B. had echter
naar zijn meening niet anders dan de veteri
naire wetenschap gediend, want hij had het
geslachte dier volgens de regelen der kunst
„geopereerd" en was tot de overtuiging ge-
komen, dat dit schaap aan geen ernstige af
wijking lijdende was geweest, weshalve hij
geen bezwaar had gemaakt het vleesch aan
zijn knecht A. de Wever en andere uitver
korenen cadeau te geven. De tamelijk bemoei
zieke politie en justitie scheen het echter aan
de noodige waardeering te ontbreken, al
thans werd de heer B. tot bovengemelde boete
veroordeeld, nadat de ambtenaar, die heele-
maal geen ahnung schijnt te hebben van de
nooden des landbouw volks, de kaas in nog
dikker hompen had willen snijden en 100 pop
of 50 dagen hechtenis had gerequireerd.
De veroordeelde nam echter met die 40
pCt. rabat ook geen genoegen en beproefde
in hooger beroep zijn geluk bij de meervou
dige strafkamer, die heden zoo welwillend
was, deze appelzaak in behandeling te ne
men. Gelijk in eerste instantie werden ge
hoord als getuige de veldwachter Nieuwen-
huis en de arbeider de Wever, die van het
241. Den volgenden dag was Tuimeltje al heel vroeg uit de
veeren en hij ging zich eens heel frisch wasschen. Hij had pas
een nieuw stuk zeep gekregen dat heel lekker rook en daarom
nam hij er een flinke hoeveelheid van en smeerde die op de
spons. Wat schuimde die zeep lekker. Tuimeltje wreef er zijn
heele gezicht mee in en ging maar steeds door met veel schuim
te maken.
Toen zijn heele hoofd vol schuim zat begon het van alle
a,ntej !e,Pr,ikkeUn- "l°nÉei jonge, dacht Tuimeltje, ik moet
- -n. at ik dat prikkelende schuim er gauw afwasch. Maar het
was we ol er geen eind meer aan kwam. Hoe meer hij het met
e spons er af waschte, des te meer kwam er op zijn gezicht te
zitten. Hij riep kikker Karei, die in een kamertje naast hem
sliep en deze kwam in zijn hansopje aanloopen.