GemeetUecadett
Mijn dichter-avontuur.
Honderd vier en dertigste Jaargang.
Alkmaarsclie Courant.
ZATERDAG 18 JUNI
Brieven uit Rusland
het oorlogsspoor in het
verre oosten.
zelf ten hoogste geboeid hielden en me en, ®ün
SS? ffJSJSSU van firtSÜ* 'V
Het rumoer op straat.
warmenhuizen.
Jfo- 142 1932
(Nadruk verboden).
Door de Japanneezen en hun bewonde
raars in het Westen wordt vaak verkondigd
als zou de buitenlandsche politiek van het
machtige eilandenrijk in het Verre Oosten
op het oogenblik ongetwijfeld de sterkste mi
litaire mogendheid van de wereld door
keizer Mutsu-Hito vastgesteld en sindsdien
door alle opeenvolgende regeeringen conse
quent doorgevoerd worden. In dezen vorm is
de bewering natuurlijk niet juist en doet ze
sterk denken aan het beruchte „testament van
Peter den Groote'' (dat in werkelijkheid nooit
bestaan heeft), dat de buitenlandsche politiek
van Rusland voorgoed zou hebben bepaald.
Er kan echter niet ontkend worden, dat de
Japansche buitenlandsche politiek de doel
einden, welke zij zich in de laatste decennia
gesteld heeft, op stelselmatige wijze tracht te
bereiken en dat de Japansche diplomaten daar
bij in vele opzichten de meerderen van hun
blanke tegenstanders zijn gebleken te zijn.
Men denkt bijv. aan het merkwaardige ver
schil tusschen de arrogante houding van de
Duitsche diplomaten vóór den wereldoorlog,
het voortdurend dreigen met de „gepantserde
vuist" en vergelijke deze met de houding der
Japansche diplomaten, wier imperialistische
doeleinden in vele opzichten verder g3an dan
de Duitsche. De Japansche diclomaten weten
de gewelddaden, welke de Japansche gene
raals in het Verre Oosten bedrijven en waar
bij zij de rechten van de zwakke naburen met
voeten treden, door allerlei zeer vredelieven
de woorden te verbloemen, zij weten hun
veroveringsplannen in stilte voor te bereiden
en tot het laatste oogenblik den schijn van
vredelievendheid te bewaren. En op welke
meesterlijke wijze verstaan zij de kunst, de
aandacht van de oub'ieke opinie af te leiden!
Nemen wij bijv. het geval Sjanghai. Vol
gens hun gewoonte heoben de Japansche ge
neraals hun aanval op deze groote Chinee-
sche stad in stilte voorbereid en met bliksem
snelheid uitgevoerd. Velen in Europa hebben
zich afgevraagd, wat het eigenlijke doel van
dien plotselingen aanval is geweest, die Ja
pan toch in conflict met de geheele wereld
zou kunnen brengen. Op liet oogenblik kan
als vaststaand aangenomen worden, dat het
een buitengewoon handige zet was. Recht-
streeksehe beteekenis had de aanval op
Sjanghai niet, maar hij moest de aandacht
van het buitenland van Mandsjoerije afleiden,
waar de Japansche militairen intusschen hun
doel de stichting van een „onafhankelijken
staat" konden verwezenlijken Het Westen
spande al zijn krachten in om Japan te be
wegen Sjanghai te ontruimen; Japan mar
chandeerde. trachtte een zoo hoog mogelijken
prijs voor de ontruiming van Sjanghai te be
dingen en toonde zich tenslotte bereid tot de
evacuatie van die stad over te gaan. Het
Westen was zóó in beslag genomen door de
onderhandelingen over Sianghai, dat het
Mandsjoerije geheel verwaarloosd had. De
aanval op Sjanghai was s'echts een middel
de operaties in Mandsjoerije ongemoeid te
kunnen doorvoeren. Wel hebben de Japan
sche generaals zich vergist wat het weer
standsvermogen der Chineezen betreft en is
die expeditie een zeer kostbare onderneming
gebleken te zijn, maar het doel is toch be
reikt
Indien het Japan op deze wijze gelukt was
her Westen om den tuin te leiden, zoo is dat
onmogelijk geweest met China en Rusland
China zal zich nooit kunnen verzoenen met
'het afscheuren van Mandsjoerije en het stich
ten van den „onafhankelijken" staat. Voor
Rusland is die „staat" waar de Japansche
generaals de lakens uitdeelen en zich als in
een veroverd gebied, in een wingewest ge
dragen. een voortdurende bedreiging Ieder
een in Rusland weet, dat Japan zich niet te
vreden zal stellen met het veranderen van
het reusachtige en rijke en uiterst vruchtbare
Mandsjoerije in een soort Japansche kolonie,
dat zijn aspiraties veel verder gaan, dat na
Mandsjoerije op het program de verovering
van geheel Oostelijk Siberië staat (het Trans-
Bajkalland), zoodat Rusland van zijn laatste
haven aan den Stillen Oceaan zou beroofd
worden.
Er is nog een mogendheid, die groote be
langen bij de gebeurtenissen in het Verre
Oosten heeft, n.1. Amerika. Een veidere ver
sterking van de positie van Japan in het Verre
Oosten zou het eilanden-keizerrijk tot den on-
betwisten heerscher van den Stillen Oceaan
maken, zou de Amerikaansche bezittingen in
dien oceaan (de Philippijnen, Hawaï enz.) in
gevaar brengen. Ingeval het tot een oorlog
tusschen Rusland en Japan mocht komen, zal
Amerika op den duur niet neutraal kunnen
blijven, zal Washington de sovjet-regeering
moeten erkennen, de Sovjet-Unie in zijn strijd
tegen den gemeenschappelijken vijand moeten
steunen.
Met evenveel aandacht volgen ook Austra
lië en Nieuw-Zeeland de gebeurtenissen in
het Verre Oosten. In deze dominions wordt
Japan als d e vijand beschouwd, wordt den
kinderen op school bijgebracht, dat Japan de
vijand is, met wien de blanke bevolking vroe
ger of later een strijd o<p leven en dood zai
moeten voeren. Deze zekerheid van de a.s.
worsteling met Japan was een van de oorza
ken, waarom Australië en Nieuw-Zeeland het
Britsche Rijk trouw zijn gebleven. Komt het
tot een oorlog in het Verre Oosten, dan zul
len deze dominions op den duur niet neu
traal kunnen blijven. Uit zelfbehoud zullen zij
den tegenstander van Japan steunen en op de
regeering te Londen pressie uitoefenen, zich
bij een eventueele coalitie tegen Japan aan te
sluiten.
Ook Nederland zou geen onverschillige
toeschouwer bij een eventueele worsteling in
het Verre Oosten kunnen blijven, omdat Ne-
derlandsch-Oost-Indië in het conflict betrok
ken kan worden. Bovendien zou een overwin
ning van Japan dat land zulk een overmacht
in den Stillen Oceaan verschaffen, dat Indo
nesië op den duur toch niet te behouden zou
zijn. Wij denken daarbij niet zoo zeer aan
een rechtstreeksch deelnemen door Neder
land aan den oorlog als aan een neutraliteit,
die voor Amerika, de Britsche dominions enz
gunstiger zal zijn dan voor Japan.
Tenslotte zou een overwinning van Japan
ook voor de Fransche kolonies in het Verre
Oosten groot ge^'T meebrengen, zoodat de
kans, dat ook da and op de een of andere
wijze in het conflict zou betrokken kunnen
worden, zeer groot is. Men vergete niet, dat
een overwinning van Japan de genadeslag
voor het prestige van hef blanke ras in het
geheele Oosten zou zijn, het streven naar
onafhankelijkheid, dat nu reeds in de kolo
nies zeer sterk is, zou dan zulke afmetingen
aannemen, dat vrijwel geen enkele kolonie
door een Europeesche mogendheid behou
den zou kunnen worden.
Een eventueele oorlog tusschen Rusland
en Japan kan dus door dezen samenloop
van omstandigheden het karakter krijgen
van een nieuwen wereldoorlog, wellicht van
nog grootere afmetingen en met nog ontzet
tender gevolgen voor onze tegenwoordige be
schaving dan de oorlog van 1914/1918. Wij
staan nu voor een afgrond, die ons dreigt te
verzwelgen.
Dat alles zijn mogelijkheden, waarmede
rekening gehouden moet worden. Wij be-
hooren geenszins tot hen, die een dergelijken
oorlog als onvermijdelijk beschouwen. Er
zijn verschillende omstandigheden, die eeni-
ge hoop geven, dat het ergste vermeden zou
kunnen worden. De economische positie van
Japan is zeer slecht. Een oorlog, vooral on
der de tegenwoordige omstandigheden,
eischt veel geld. en Japan bezit het niet
Aangezien de rijkste landen in elk geval
belang zullen hebben, de overwinning van
Japan te vreezen, zal het voor dat land
uiterst moeilijk zijn credieten in het buiten
land te kriigen. Japan is voor een groot ge
deelte op het buitenland aangewezen, om
dat het land zelf arm aan delfstoffen is.
Zelfs voor de expeditie naar China moest
Japan in het Westen wapenen en munitie
koopen (verschillende Europeesche wapen
fabrieken werkten den laatsten tijd voor Ja
pan); voor een strijd tegen Rusland om
van een oorlog tegen een groote coalitie niet
te spreken zou de behoefte aan buiten
landsche grondstoffen en producten nog
grooter worden. Tenslotte heeft het voor
beeld van Duitschland aangetoond, wat de
gevolgen van een te ver gedreven imperialis
me kunnen zijn, en de Japanners zijn zeer
intelligente menschen. Er bestaat dan ook m
Japan een sterke strooming tegen een ver
wezenlijking van ihet z.g. plan van Tanaka.
Tenslotte is de binnenlandsche toestand in
Japan ook uiterst ongunstig. Ondanks de ver
eering van den mikado en de voor een Wes
terling verbijsterende vorm van loyaliteit der
Japanneezen, neemt de ontevredenheid in
Japan met den dag toe. Het is reeds zoo ver
gekomen, dat er in verschillende legerafdee-
lingen muiterijen zijn uitgebroken, die gewa
penderhand onderdrukt moesten worden. Dat
is een zeer veeg teeken. De Japansche over
heid geeft zich rekenschap van het gevaar
van een dergelijken toestand, de politici dein
zen daarom voor de consequenties van een
grooten oorlog terug. Van den anderen kant
zoeken echter regeeringen vaak in dergelijke
gevallen een afleiding in een oorlog. De Chi-
neesch-Japansche oorlog van 1895 was voor
een groot gedeelte een dergelijke afleiding
voor de binnenlandsche ontevredenheid in
Japan.
Wij willen geen voorspellingen doen. Nie
mand weet met zekerheid, wat de toekomst
brengen zal. De gebeurtenissen hebben echter
een eigen logica, die vaak sterker is dan de
menschelijke wil. De eene daad sleept de
andere mede. Ondanks al de handigheid van
de Japansche diplomaten nadert Japan met
een vaart het oogenblik. waarop het de fou
ten van Duitschland zal herhalen en de ge
heele wereld tot zijn vijanden maken. De Ja
pansche politici begrijpen, dat hun politiek in
Mantsjoerije den Volkenbond, China, Ame
rika en de Sovjet-Unie tot verzet moet
prikkelen. Inoekai zag dat in en wilde nog
bijtijds remmen. Hii is er het slachtoffer van
geworden. Josjizawa verklaarde daarop, dat
Japan door niemand gedwongen kan worden
van zijn politiek in Mantsjoerije af te zien,
dat het de interventie van Amerika of Rus
land niet zou toelaten. Daarna volgde de me
dedeeling, dat indiei. de Volkenbond „de
speciale positie van Japan in Mantsjoerije"
(d.w.z. het protectoraat van Japan) zal wei
geren te erkennen. Japan de conclusies van
de commissie eenvoudig zal negeeren: een
uitdaging dus aan den Volkenbond.
Het gevaar van een oorlog in het Verre
Oosten, die een nieuwe were1doorlog kan
worden, wordt met den dag steeds grooter.
Ondanks het waarschuwende voorbeeld van
Duitschland, herhaalt Japan de fouten van
dat land. De Japansche generaals weten, dat
Rusland over eenige jaren veel sterker zal
zijn en dat de overwinning dan minder zeker
zou worden, en zij komen op voor een „pre
ventieven oorlog" (dus precies als de Duit
sche generaals in 1914). Zij jagen de geheele
wtre'd tegen zich in het harnas en bereiden
wellicht den ondergang van hun land voor,
maar tevens een gevaar voor de geheele be
schaafde wereld.
Dr. BORIS RAPTSCHINKY.
Ik ben in een sanatorium ondergebracht,
levenslang. Sanatorium is een zachte naam
voor het oord, waarheen men mij verbannen
heeft. Ik heb iets vreeselijks beleefd, een ge-
heimzinnigen roof-overval, die mij „ontoere
kenbaar" maakte en waaraan in de couran
ten kolommen druks zijn gewijd.
Maar ik heb oneindig meer doorstaan dan
wat de openbaarheid denkt. Ik weet niet hoe
of u mijn geval zult aanvoelen, óf tragisch,
óf komisch? Oordeelt u maar zelf!
Edoch u wilt weten, wie ik ben? Welnu,
dit soort type van kerel ben ik: naar het
uiterlijk iemand zonder pardon, daar dit he
den ten dage vereischte is; een decoratieve
verschijning: eerste klas kleermaker, met te
vens de allures van macht. De zaken zijn
voor de helft al gewonnen; ik verzeker het u,
gij ook zoudt me, naar mijn uiterlijk vertrou-
wen.
Kort en goed: ik kan me laten zien. Ik liet
me echter niet zien, doch deed mij verlooche
nen... De weg, om zich populair te maken is,
zich op een afstand te houden en den voor
namen meneer te spelen. Eigen bureau met
dienstpersoneel, gecapitonneerde dubbele
deuren etc. waren natuurlijk voorhanden.
Ook mijn privaat-secretaris. Ook hem kent
ge niet. Meneer Orlagd is een genie in het
ongenaakbare, een man van een imponee
rend-afwijzende houding. Hij ziet er, dit geet
toe, nog veel aangenamer uit dan ik.^ Zijn
eigenlijk beroep zou ik met „kunsttrainer
willen betitelen. De rustelooze heeft mi] ge'
'anceerd, voordat ik nog het geringste op het
Papier had gezet. Ik vergat u nog te zeg-
dat ik schrijver ben, auteur. Mijn wer-
;e'i]ke kwaliteiten heb ik eerst uit ae pers
vernomenmeneer Orland heeft mijn levens-
?P' mijn wereldreizen en mijn wereld-be-
lirr°uW'ng bedacht; mijn necrologie ligt stel-
r?- °?JC a' klaar. Hij heeft anecdoten over
nJ "^gevonden, die eenig in hun soort zijn,
^"hotdenheden uit mijn privé-leven, die
ertoe brachten, de pen ondernemend in de
inkt te doopen en eindelijk met mijn grooten
roman te beginnen. U hebt echter de onult-
sprekelijk-vermoeide geste niet gezien, waar
mee mij mijn zes talen sprekende algemeen
secretaris af wenkte: „te vroeg!"
Hij was de meening toegedaan, dat ik de
belangstelling bij het publiek en der uitge
vers veel hooger moest opschroeven, niet door
hetgeen ik publiceerde, doch door dat, wat ik
verzwijg. Hij was van oordeel, dat ieder
schriftelijk vastgesteld standpunt heden ten
dage gevaar liep en ieder politiek of geeste
lijk leider heden een gecompromiteerd man
was.
Eerlijk gezegd zijn „regie" heeft me
heel vaak verdroten. Als u de costuums, laar
zen, slobkousen en zijden zakdoeken van
mijn feudalen particulier-secretaris had ge
zien, zou ook bij u de yraag zijn opgekomen
wie zich zoo'n secretaris kon permitteeren...
Ik heb geen idee, hoe meneer Orland aan
het geld kwam mij te financieren. Buiten
twijfel heeft zjjn optreden ons het noodige
crediet verschaft. Ik bracht de dagen door als
een echte dichterling; lag op den divan uit
gestrekt; droomde van rust-en lauwerkran
sen en liefde als alle groote heeren leefde
een privé-leven naar private wijze. Met een
woord: ik plukte als „Lebe-mannde vruch
ten van mijn roem, in het vooruit.
Meneer Orland, alweer, had mij met het
stempel van onweerstaanbaren don jua"jc
kenmerkt. Ik heb hem en de pers maar laten
praten. Ook weet ik met wat hij juffrouw Se-
rena op de schrijfmachine dicteerde. Die
twee verzonden iederen dag ettelijke brieven
den geheelen dag door regende het telegram
men OrTand correspondeerde met alle voor
name geïllustreerde bladen over de wereld
want'hf maakte mij vóór alles bekend door
afbeeldingen. Dat wil zeggen, "00lt Jub
Drikkèlen; zoo toonde hij b.v. mijn impon«-
fenden rug in automobiel op Sumatra lie
miin vaag profiel zien bij een jacht op haai
m miin decoratief silhouet in vliegmachine
(Door een bijzohderen medewerker.)
Waneer wij een gravure uit de zeven
tiende eeuw bekijken „hooren" wij als
het ware de stilte van het toenmalige
stadsbeeld. De moderne techniek heeft
gelijktijdig met de vigelante en den
landauer ook de rust verjaagd. Of mis
schien is het beter om te zeggen, dat die
techniek het lawaai gebracht heeft, want
rust is een negatief begrip (afwezigheid
van rumoer) kan dus moeilijk een actie
ve bezigheid verrichten en ook niet ver
dwijnen! Maar hoe dan ook, het staat
vast, dat tegenwoordig de omwonenden
van een druk kruispunt dag en nacht
geplaagd worden door een penetrant
lawaai. Trams rijden onophoudend bel
lend of fluitend voorbij, maken vooral
in de bochten een helsch leven; ijsco's
en andere venters „brullen" hun waar
al tingelend aan; af en toe wordt een
motorfiets door een branieachtig jong-
mensch met daverende knallen aan den
gang gebracht; en boven dat alles uit
ronken de zevenentwintig cylinders van
ee~ moderne Fokker. Wie in de buurt
van een vliegveld woont kan daarover
meepraten! En laten wij de hoofdzaak
niet vergeten: de signalen van de auto
mobielen! Eigenlijk zijn we er nu nog
niet, talrijke andere tecehnische pro
ducten verstoren onophoudelijk onze
rust, doo:r den stillen zomeravond klin
ken de tonen van Kovacs Lajos, gemengd
met een bioscooporgelsolo uit Londen
(Regional), een symphonieconcert uit
Berlijn en tusschen dat alles door komt
uit een vierden luidspreker een meneer
ons vertellen hoe en waar^pa dit of dat
verbetering in den economischen toe
stand kan brengen. Er is nog meer,
waarde lezer-medelijder, maar ik geloof,
dat dit lijstje voldoende kracht aan mijn
beweringen kan bijzetten.
Edison, die zelf in zoo hooge mate
debet was aan onze rustverstoring heeft
eens gezegd, dat de mensch in de toe
komst doof zal worden als een natuur
lijke reactie, een soort beschermingsmid
del tegen al dat rumoer. Maar zelfs als
deze profetie niet mocht uitkomen, dan
zullen andere nadeelige gevolgen ruim
schoots voor compensatie zorgen. Eén
klein voorbeeld: velen kunnen zelfs op
warme zomeravonden hun slaapkamer
ramen niet open houden door al dat
leven! En nu laten wij den invloed op
het zenuwstelsel nog heelemaal buiten
beschouwing! Neen, zóó kan het heusch
niet verder gaan, er moet ingegrepen
worden. Niet incidenteel met een verbod
van hanengekraai, maar over de ge
heele lijn. In sommige buitenlandsche
steden (o.m. in Parijs) is men den strijd
met krachtige middelen begonnen
Overbodig lawaai moet streng geweerd
worden, en alleen een logische wetge
ving, die met strenge straffen dreigt kan
ons uit de huidige impasse helpen.
Op het oogenblik lijkt het daar in ons
land nog niet veel op. De overheid be
vordert het straatlawaai inplaats van
het te bestrijden. Nog altijd is het ge
bruikelijk, om bij de behandeling van
aanrijdingszaken den nadruk te leggen
op de signalenkwestie. Zoowel de po'itie
als later de justitieele ambtenaren acht
ten de vraag: „heeft-ie signaal gegeven
van allesoverheerschend belang. De
automobilist is er dus op uit, om bij
een mogelijke aanrijding zullen verkla
ren, dót er getoeterd is. Maarom
voorbaat getuigen te kweeken, die na
die getuigen te krijgen moet men ervoor
zorgen, dat de signalen in de straat-
symphonie op den voorgrond komen. Ze
moeten dus extra hard en zeer frequent
gegeven worden. Daardoo»- vermeerdert
het rumoer, en op den duur moeten de
signalen dus steeds luider en steeds
frequenter klinken, om aan het doel te
beantwoorden. Verschillende politie
autoriteiten zien zeer wel in, dat we op
die manier in een kringetje rond
draaien, dat het rumoer hoe langer hoe
intensiever wordt en tevens, dat de
waarde van werkelijk de noodige signa
len illusoir wordt. Nog onlangs heeft de
Amsterdamsche politie een beroep op de
ueggebruikers gedaan, en ei op gewe
zen, dat men heusch niet voor élke weg-
kruising behoeft te claxonneeren. Maar
terzelfder tijd bereikten ons talrijke be
richten uit het zuiden des lands, waar
de deelnemers aan een betrouwbaar-
heidsrit werden geverbaliseerd, omdat
zij bij volkomen overzichtelijke weg-
kruisingen niet hadden „getoeterd".
Men kan het den automobilist niet kwa
lijk nemen, dat hij de welgemeende en
uitstekende waarschuwing uit Amster
dam in den wind slaat en den „zekeren
weg" bewandelt!
De regeering zal dus ook hier moeten
voorgaan, en het geven van onnoodige
geluidsseinen verbieden. Daarnevens
moet ook de kwaliteit van het signaal
nader bepaald worden. Seinen, die te
luid zijn, of al te onwellevend van toon,
behooren eveneens verboden te worden.
In verschillende landen bestaan derge
lijke voorschriften reeds lang Dit alles
autoriseert den weggebruiker in geenen
deele, om een werkelijk noodig signaal
hij vertoonde de wondermooie handen van
juffrouw Serena, bezig met het ordenen der
talrijke brieven van mijn bewonderaars. In
den beginne heeft mijn secretaris zich nog
al geïnteresseerd in wat de couranten ervan
meldden; later hebben de couranten zich voor
ons geïnteresseerd.
En weet u: dit is een geheime waarheid:
de mensch wordt ten slotte dat, wat de mas
sa van hem denkt. Ik geef geen zier om Jiet
systeem-Coué; niet wij dicteeren onze kracht,
doch ontvangen door de opinie der massa on
ze macht.
Eindelijk hadden wij den geschikten uit
gever gevonden, een uitgever van groote al
lure.
Op zekeren avond kort na de gruwe
lijke spoorweg-catastrrophe te Buenos Ayres,
waarbij ik geen letsel opliep kwam mijn
secretaris op het terras van het hotel, waar
ik, met den gezonden arm in een verband,
juist op den ligstoel gephotografeerd werd.
en bracht mij den brief 70208 en deelde me
mee, dat het schema voor het verdrag met
den uitgever in zake mijn nieuwen roman nu
volledig was ontworpen.
Ik moet bekennen, dat het rood me in mijn
krijt-wit-gepoeierd gezicht steeg.
„De roman stotterde ik.
Meneer Orland deed, alsof hij het inwen
dig gerommel mijner ingewanden niet
hoorde.
„Nu komt het erop aan. de cijfers vast te
stellen", vond hij met energieke overtui
ging. „Ik denk, dat ons manuscript wel
50.000 dollar waard is!"
„...Ja maar... ik wil zeggen.,.!"
poogde ik nog eens te stamelen.
„Ik beschouw de som als bescheiden, in
aanmerking nemend onze enorme onkosten
ik vind eigenlijk, dat ik wel 75.000 dol
lar kan eischenLeest u eens!" Hij sloeg
een Amerikaansche courant open: „Hier
staat, dat den beroemden Ron Roston voor
zijn nieuwen roman door de uitgeverij Cher-
land 100.000 dollar- werd geboden. De pers
loont de se beurtenissen alreeds vooruit!"-
niet. Jnejdtc Heertnbaai 'maar
te vergeten, maar het geeft den behoor
lijken automobilist een „ruggesteun" in
den strijd tegen het lawaai. Ook in ander
opzicht moet de overheid voorgaan. Zij
behoort zelf geen zitting te nemen in het
straatorkest", het gebruik van bellen
e d. voor de verkeersregeling is hier te
lande volmaakt overbodig. De brand
weer heeft een vrijbrief, die haar van
harte gegund wordt. Maar bij haar terug
keer naar de kazerne kan ook zij gerust
wat geruischloozer rijden! Het gebel
van de trams kan eveneens door het ge
meentebestuur of door de regeering
worden beperkt. Het is heelemaal niet
noodig, om bij elke zijstraat, vier, vijf
maal te bellen. En zoo zijn er nog tal
van andere gelegenheden, die dankbaar
aangegrepen kunnen worden, om een
schrede te zetten op den weg. die naar
een rustig stadsverkeer leidt. Ik kan hier
niet te gedetailleerd worden, het vraag
stuk is trouwens veel te ingewikkeld,
om definitief opgelost te worden binnen
het kader van een dagbladartikel. Maar
vast staat, dat het op déze manier niet
langer kan. Er moet ingegrepen worden.
En spoedig!
ik bevond mij in een zeer begrijpeiijken
toestand van groote opwinding.
Meneer Orland beval mij, de koffers te
pakken, mijn reis-route was reeds opge
maakt; hij had data en namen der hotels
zorgvuldig genoteerd. Ditmaal zou ik alléén
reizen, om mijn werkkracht goed te con-
centreeren; ik moest mij in mijn hotel-kamer
afzonderen, alle hotel-gasten en het heele
hotel-personee! moesten het weten, dat de be
roemde Ron Roston bezig was met de laatste
hand te leggen aan zijn nieuwe werk.
Ik wil niet al te wijdloopig worden, want
ik heb immers nooit een roman geschreven en
ik wil ook uit mijn avontuur hier geen roman
maken.
Doch ik was toch op het romantisch ver
rast, toen ik, in het Grand-hotel Sarsone, den
derden dag van mijn aankomst, des nachts
plotseling overvallen, gebonden, gekneveld
werd en de beide in het zwart-gekleede aan
randers met den stapel witte vellen van mijn
nog steeds niet begonnen roman-manuscript
door het venster ontkwamen.
Eerst den volgenden morgen heeft de ont-
bijt-kellner mij in mijn arbarmelijken toe
stand ontdekt. Ik was de onmacht nabij. De
politie heeft me direct gephotografeerd en
de dokter heeft een zenuwschok geconsta
teerd. Zelfs nog heden ben ik niet in staat te
worden verhoord, omdat ik het niet direct
voor geraden houd te bekennen, dat ik in de
beide bioscoop-achtig-gemaskerde gestalten
mijn secretaris en mijn secretaresse meende
te herkennen. Achwie anders had zulk
een buitengewoon bekoorlijke, s oepele ge
stalte als het wondermooie juffertje Serena!
Doch dit teere persoontje heeft in dien
nacht ook mannelijke energie getoond, toen
zij mij ruggelings met het touw vastbond;
symbolisch gesproken, had zij mij reeds sedert
lang geboeid. Ik heb dikwijls mijn secretaris
in het geheim vervloekt, die mijn neiging tot
deze schoone dame steeds ondermijnde en mij
verzekerde, dat zoo'n beroemd man als ik
zich niet met het personeel had in te laten.
.Welnu en toen begon het reuze-schans
De raad vergaderde Vrijdagmiddag ten 3
ure voltallig, onder voorzitterschap van bur-
gemeester H. Nolet.
Ingekomen stukken:
Een schrijven van M. Goudsblom en F.
Slijkerman, waarin verzocht wordt om het
besluit tot sluiting van de winkels op Zon
dag op grond van de Winkelsluitingswet in
te trekken voor de winkels, waarin visch en
fruit wordt verkocht.
De voorzitter las het adres voor,
waarin het verzoek om economische redenen
wordt gemotiveerd. Verzocht wordt des Zon
dags van 4 tot 8 uur open te mogen zijn.
Voorts kwam in het adres een tirade voor
aan het adres van raadsleden, die tegen
stemden en zelf steun van het crisiscomité
ontvangen.
De voorzitter oordeelde deze tirade
ongepast en oordeelde, dat het niet ge-
wenscht was om op het verzoek in te gaan.
Weth. Slot oordeelde het evenmin ge-
wenscht om direct op een beslissing terug te
komen, tenzij enkele heeren zijn veranderd.
Aan adressanten is nog 't recht om tegen het
besluit bij Ged. Staten in beroep te gaan.
De heer Dekker wilde, nu de verorde
ning nog niet goedgekeurd is, nog niet tot
verandering besluiten.
De heer Tesselaar oordeelde, dat de
menschen de dupe worden. Als hij nu zijn
stem nog moest uitbrengen, zou hij anders
stemmen.
Weth. Molenaar had beoogd het
snoepen te keeren. De voorstanders van de
sluiting blijven nu de verordening nog niet
is goedgekeurd, geopend. Spr. heeft geen
bezwaar om het verzoek van adressanten in
te willigen.
Weth. Slot had voorheen de openstelling
van fruit en vischwinkels verdedigd. Men
wilde het toen niet. Nu men zegt „ais ik nu
nog moest stemmen, zou ik anders hebben
gestemd, kan men de menschen misschien
nog helpen.
De voorzitter oordeelde dit niet den
weg. Laat men in beroep gaan.
Weth. Molenaar: Het is mogelijk, dat
de verordening wordt goedgekeurd. Dan zul
len ze hier wel terugkomen. Het is dus z.i.
beter om tot wijziging te besluiten.
De voorzitter wilde eerst het effect
van de verordenihg afwachten.
Weth Slot oordeelde, dat de heer Tesse
laar terecht mocht verwachten dat de prin-
cipiëele voorstanders van sluiting het goede
voorbeeld zouden hebben gegeven. Dit is niet
daal. De meest sensationeele berichten vulden
de geheele pers; wij werden met proces
sen bedreigd, omdat de uitgever, die den
eeisten termijn van afbetaling alreeds gede-
doneerd had, zich in zijn verdiensten be
drogen zag.
Ik heb gehuild van opwinding; mij privé-
secretaris echter was bleek maar bedaard.
Hij droeg bij onze eerste ontmoeting na het
gebeurde een zwarte pandjesjas en witte
slobkousen; hij scheen in halven rouw, toen
hij mij ondersteunde, terwijl het geheele ho-
teïpubliek en het dienst-personeel een kring
vormde en de film-operateur de scène op
nam.
Ik wil u niet langer ophouden en alleen
u er op opmerkzaam maken, dat mijn ro
man-manuscript bij een Amerikaansche fir
ma voor 75.000 dollar verzekerd was.
Meneer Orland heeft mij op zekeren dag
in de zenuw-inrichting, waarheen ik wegens
mijn ernstigen zenuwschok getransporteerd
werd, met voorzichtigheid meegedeeld, dat de
verzekerings-maatschappij chandelijk ge
noeg, het vermoeden te oerde bracht, dat hier
bedrog in het spel kon zijn en plotseling wei
gerde de som uit te betalen. Mijn secretaris
heeft mij aangeraden ,hem een algeheele vol
macht te verstrekken om voor mijn zaak te
kunnen opkomen.
Inderdaad heeft hij de zaak aldus weten
te leiden dat ten slotte de maatschappij de
geheele som heeft uit te betalen. Het schijnt,
dat de roovers het manuscript van den ro
man zóó hebben gewaardeerd, dat zij, on
danks de uitgeloofde belooning van 10.000
dollar, dit niet hebben teruggebracht
Ik wil liever niet meer over de zaak pieke
ren; ik moet over mijn roman na-pieke
ren, want mijn uitgever en het publiek ver
wachten van mij, dat ik den gestolen roman
opnieuw uit herinnering zal dicteeren.
Maar ziet u: dat is nu juist het fatale:
mijn privaat-secretaris is niet meer op zijn
post. Hij heeft de schrijfmachine met juf
frouw Serena en de 75.000 dollar, die hij
door de algeheele volmacht van mij kon in
nen, direct naar het buitenland getranspor
teerd I