Alkmaarsche Courant.
Gisteren gefietst
vandaag Zwitsersche Balsem!
Honden! rler en dertigste Jaargang.
HAANDAG 27 JUNI
gemeenteraad van alkmaar.
De Burgemeester van Alkmaar roept de
leden van den Gemeenteraad op ter bijwo
ning eener vergadering op
wendelaar.
Londensch aanteekenboek
De ouderdom van zon en aarde
Ho. 1*9 1932
DONDERDAG 30 JUNI a.s.,
nam. 1 uur,
ten einde te beraadslagen en te besluiten om
trent de hieronder vermelde punten.
De Burgemeester,
Alkmaar, 25 Juni 1932.
1. Vaststelling van de notulen der vorige
vergadering. Mededeelingen. Ingekomen
stukken.
2. Benoeming van een lid der Commissie
tot wering van schoolverzuim (bijlage Nr.
95).
3. Voorstel inzake aanstelling bode-geld-
bezorger voor de instelling voor Maatschap
pelijk Hulpbetoon en tot verhuring van ae
woning Laat nr. 167 (bijlage Nr. 91).
4. Idem inzake afscheiding der erven tus-
schen perceelen nabij de Van Houtenkade
(bijlage Nr. 76).
5. Idem inzake het adres van het bestuur
van het Alkmaarsch Drankweercomité om
maatregelen te treffen tot beperking van het
aantal verloven voor den verkoop van alco
holhoudende dranken (bijlage Nr. 77).
6. Idem tot herziening der verordening re
gelende de rechtspositie der werklieden in
dienst der gemeente Alkmaar (bijlage Nr.
82).
7. Idem betreffende de organisatie van een
Eerste-hulpdienst bij ongelukken (bijlage nr
89).
8. Idem tot toekenning van subsidie ten be
hoeve van den stadsautobusdienst (bijlage
Nr. 92).
9. Idem inzake bezuiniging op uitgaven,
waarvoor op de gemeente-begrooting voor
1932 posten zijn geraamd (bijlage Nr. 96).
10. Idem tot vaststelling eener verordening
voor de Gemeentelijke Avondschool voor la
ger Nijverheidsonderwijs (bijlage Nr. 97).
11. Idem inzake uitbreiding der openbare
school voor buitengewoon lager onderwijs
(bijlage Nr. 98).
12. Idem tot herziening der jaarwedde van
de adjunct-directrice van het Centraal zie
kenhuis (bijlage Nr. 99).
13. Idem tot 't geven van een naam aan de
Gemeentescholen nabij de Vondelstraat en op
het Rochdalekwartier (bijlage Nr. 100).
14. Idem inzake toepassing der Winkelslui
tingswet 1930, S. 460 (bijlage Nr. 101).
15. Idem inzake toepassing der wet tot tij
delijke korting op de uitkeering van het Ge
meentefonds ten aanzien van de jaarwedden
van het politiepersoneel (bijlage Nr. 102).
16. Idem tot 't geven van namen aan eeni-
ge straten (bijlage Nr. 103).
17. Idem tot aanwijzing van het gemeente
lijk radiodistributiebedrijf als tak van dienst
bedoeld in art. 252 der Gemeentewet (bijlage
Nr. 104).
18. Idem betreffende de organisatie van t
lager onderwijs (bijlage Nr. 105).
(Van onzen eigen correspondent).
PRAKTISCHE SNELHEID.
Londen, Juni 1932.
De Cheltenham Flyer heeft het weer gele
erd. Het is de beroemdste trein van Enge
land. Het is een trein van de Great Western
Raiyday, die voor alle jeugdige Britten en
daarom voor hun vaders de nobelste spoor
wegonderneming in de wereld is. Haar eind
station in Londen is Paddington, tegelijk het
meest romantische, het minst doeltreffende
en het meest sinistere station van Londen.
Het station staat er als een omvangrijke te
genstelling van de waarde, de voortvarend
heid, de superbiteit van de G.W.R.-treinen
met hun „castle" en hun „courf'-locomotie-
ven en hun roóm- en chocoladekleurige rij
tuigen. Er zijn massa's menschen in Enge
land, die de jacht op de grootste snelheid in
haar meest opzienbarende moderne vormen
verafschuwen, die er slechts bitter en zelfs
verachtelijk commentaar voor over hebben.
Maar zulk commentaar geldt nooit en te
nimmer voor de snelheidsjachten van de
treinen van de Great Western, die met even
veel spanning als bewondering worden ge
volgd. Waarom blijft de trein, die nu meer
dan een eeuw oud is, de warme liefde win
nen van de jongsten, om niet te spreken van
de volwassenen, van dit geslacht? Het ant
woord kan niet rechtstreeksch zijn en met
voor de hand liggen. Het moet worden ge
zocht in de werking van den geest en diens
onbestemde waardeering van grootsche
kracht, die zonder ophef en zonder hinder
letterlijk haar eigen weg gaat en haar dienst
vaardigheid tegelijk met haar glorie rhyt-
misch uittrilt en uitpuft in machtige stooten,
langs velden en vlieten en steden, door ber
gen en door dalen, voort en voort en voort,
komende van verre, gaande nog verder. Onze
Gabriel heeft eens een trein in den avond,
trekkend door het land met vurige oogen,
onderwerp gemaakt van een schilderstuk,
dat hij noemde „II vient de loin". Dat stuk
vertelde, waarom de trein geliefd blijft bij
de menschen, die slechts oppervlakkige en
voorbijgaande bewondering, maar nimmer
diepe liefde kunnen geven aan den auto of
zelfs aan het vliegtuig.tenzij dit laatste,
als in het geval van onze Oost-Indië-vliegers,
als symbool van nationaal vermogen door
nCMen van werelddeelen trekt.
De Chetenham Flyer heeft het dan weer
ge everd. Hij is van Swindon naar Padding-
107 jFÏÏFïï stuiven in 56 minuten en 46 sec
j K.M. in dien tijd; dat is een gemiddel
de per uur van 131.3 K M. En aangezien het
.vertrek en de trage aankomst in den
dirr ZPn- ,"rePen moet de bewonderswaar-
snm, jln, !'fr en daar °P zijn traject een
snelheid hebben behaald van meer dan 148
don ,£f'and heeft het snelste vliegtuig en
mann "i" m?to.rwa,e:en gemaakt en de
ernnJI1 e.Yfr. die deze machines met haar
heeff ®"e'h«'d konden besturen. Maar het
nooit die populaire verrukking kunnen
wekken, waartoe de Cheltenham Flyer in
staat m wanneer hij zijn eigen wereldrecord
verbetert en de faam van de Great Western
met haar armzalig station in Londen hoog
houdt. Hier is de nuttigste snelheid gede
monstreerd, de snelheid van vele tonnen (200
tonnen) staal, voortgejaagd op staal, mee
dragend honderden passagiers, die hun thee
of hun koffie of hun bier of sterker goed in
de glazen zelfs niet zien trillen, terwijl hun
voertuig de afstanden verslindt, zonder ge
vaar voor de openbare veiligheid met een
vaart van bijna 150 K.M. Dat kan geen mo
tor den beroemden trein nadoen. Het oudere
vervoermiddel, dat altijd in gerief het van
het nieuwere heeft gewonnen voor lange af
standen, heeft opnieuw bewezen, dat zijn
snelheid die toch al zoo veel indrukwek
kender is dan die van den motor ook heel
wat grooter is Dit is de beste manier van de
,rails °m °p te nemen tegen den weg.
ant deze jongste prestatie is niet maar voor
de aardigheid verricht. Zij was de inleiding
van snellere treindiensten, welke inmiddels
reeds zijn aangekondigd.
HET SKELET BIJ HET FEEST.
De Engelschen hebben deze wede den dag
herdacht, waarop vóór honderd jaar is over
leden Jeremy Bentham, een man, die tot he
den alleen beteekenis heeft gehad voor poli
tieke geschiedkundigen, maar die thans, dank
zij lange artikelen in de pers, die gewaagden
van zijn grootheid van geest en zijn diepte
vaa '"zicjht, ook den gemiddelden man wat
zegt. Blijkbaar hebben staatslieden, econo
men, rechtskundigen, die na hem zijn geko
men, zich veel van zijn denkbeelden en uit
drukkingen toegeëigend, ze „zonder bron
vermelding als eigen geestelijk goed voor-
gesteld. Blijkbaar ook is dat niet genoeg ge-
daan en zijn Bentham's leerstellingen in c'k
geval niet voldoende in practijk gebracht Hij
verwierp nagenoeg alle Engelsche bestuurs-
opvattingen en -stelsels, omdat ze waren ge
baseerd op het verleden en op het precedent
en niet op logica. Hij zou dus, indien hij in
dit tijdperk leefde, zekfer even hevig kritiek
oefenen op het Britsche stelsel als hij het in
zijn eigen tijd deed. Het is geen wonder, dat
ue rianschen hem vereerden, hoewel men
mag aannemen, dat hij in de Fransche logica
Vaüi ^zen tijd zwakke plekken zou hebben
ontdekt, waaronder de Fransche vereering
vcor Bentham nu zou lijden. Bentham was
wijsgeer, jurist en politicus. Moraal en wet
geving in verband waren de onderwerpen
van zijn diepe studie. Moraal en wet moes'en
groeien op een bodem, geformuleerd als ,het
grootste geluk voor het grootste aantal". De
beste denkers van den tijd in Engeland zijn
het er over eens, dat geen modern staathuis-
houdkund'ge, die met veel vertoon van ge
wichtigheid de nooden onzer dagen ontleedt
en vei telt wat er aan de wereld schort en
hoe ze kan worden genezen, in de schaduw
kan staan van dezen Bentham van een eeuw-
geleden, die toen reeds den weg heeft gewe-
zen naar een betere en gelukkiger bescha
ving. Zijn geschriften waren niet steeds hel
der voor het menschdom van zijn tijd Hii
gebruikte nieuwe en ongebruikelijke woor-
Jf"jIT1het thans herhaaldelijk gebruikt en
film?1'6" 5repen —woord „internationa-
geschriften ee" eCFSt in Be"tham's
Professoren van University College te I on
den (waarvan Bentham een der stichters
was) hebben zijn nagedachtenis gevierd met
een maaltijd waaraan zijn skelet deelnam
als „eeregast". De Engelschen zien daar niets
gr ezehgs of zelfs niets zonderlings in. Zij
^"vertrouwd met geraamten en gaan er
"eesten H0"1' handelen trouwens in den
1 de" man, die zij etend eerden want
deze heeft indertijd in zijn testament beschikt
Jan 2V'ïdUUrZaamd stoffetijk overschot
vnirr i zou- ZIJn' 200 ziJn vrienden en
dan hi?gAiv gen,eiffti zouden zijn zoo nu en
dan bij elkaar te komen om hem te geden
ken. In dat geval kon de kist, of de S
waarin het geraamte zou worden bewaard'
bracht rv a|atStV(an samenkomst worden <re'
va? nê mlr gesch,edde niet in dit gt
val. De professoren aten het menu af in een
feite?1?0 benede.nza!en van het universi-
teitssebouw, en gingen voor de koffie en de
?tnffrei"unaar dei bibliotheek, waar Bentham's
ffelijk overschot wordt bewaard Dit was
aangekleed in de kleeren welke Ren tul
zijn laatste levensdagen droeg, en in het ml?
den van het vertrek op een ïtod geplaS
De professoren zaten en stonden er SS
en praatten met en over hun grooten voor
ganger. Men was met z'n een-en
Jeremy Bentham er in begrepen.
REIGERSLIEF EN- LEED;
Er duiken den laatsten tijd hier en daar in
de pers weer berichten oo over reigerveSl
ging. Er blijken telkens weer menschen S-
schers vooral te zijn, die de blauwen 'reiger
als een bete noir' beschouwen, als een vogel
die geplaatst moet worden op de zwarte lifst
een dier dat onder het schadelijk gedierte ie-'
rangschikt en uitgeroeid of althans zeer kort
gehouden moet worden.
Dat is jammer, vooral, omdat we af en tO"
weer zien de genoemde krantenberichten
wijzen er op dat deze beschouwing- aan
hang vindt en bij degenen, die over 'lief »n
leed wel en wee der reigerkolonies« zouden te
beschikken hebben het effect teweegbrengt dat
deze konolies worden verdelgd of ingekort
Ik wil de mogelijkheid niet ontkennen dat
er kolonies zijn, die inderdaad den indruk
maken, dat zij beperkt dienen te worden
Maar men zij hiermee toch zeer voorzichtig
en neme daarbij ook vooral de hier volgende
overwegingen ter harte.
Velen zal in de eerste plaats het nut- of
schadevraagstuk interesseeren. Dat is voor
degenen, die uit hoofde van hun beroep met
deze vogel te maken hebben, de visschers dus,
ook te begrijpen. Hoe staat het nu daarmee?
Mag ik een uitspraak van dr. Jac. P. Thijsse
aanhalen, onze vogelkenner bij uitnemend
heid? In „Het Vogeljaar", zijn mooie boek
over onze gevederde vrienden, zegt deze o.a.
het volgende: „Dat de reiger kikkers, roof-
kevers, foorwantsen,, libellenlarven en koker
juffers eet, maakt misschien al zijn misdrijven
jegens de visschen zelve weer goed, want dat
zijn allemaal geduchte verdelgers van visch-
kuit en vischbroed. Het is natuurlijk heel
moeilijk om precies de balans van voor- en
nadeel op te maken. Het grondigst is dat nog
gedaan in ons land, waar een commissie aan
gewezen door de Nederlandsche Heidemaat-1
Het beste middel tegen doorzitten, smetten
en zonnebrand! 30 ct. p. doos.
schappij, de zaak heeft onderzocht en tot de
slotsom kwam, dat in dit geval nut en schade
tegen elkaar orpwegen".
Wie deze uitspraak ter harte neemt, kan
dus rustig de reigers hun gang laten gaan.
Maar er is meer. Ik heb het hier wel eens
meer betoogd, maar het kan nooit vaak ge
noeg worden herhaald en nooit stevig genoeg
in onzen geest worden ingehamerd, dat de
natuur een harmonie vormt, waarin door
menschenhand vaak niet straffeloos kan wor
den ingegrepen. Het is hier op het oogenblik
niet de"plaats om daarop uitvoerig in te gaan
en daarvan voorbeelden te geven, hier moge
alleen nog dit onbetwistbare feit worden ge
constateerd. Ook de reigers vormen in de na-
tuurharmonie een onmisbaar element en de
schade, aan de reigers toegebracht, zal zich
op andere wijze weer wreken, door toename
van waterinsecten bijvoorbeeld.
Ten slotte: wat mij persoonlijk het zwaar
ste weegt, dat is dit. De reiger met zijn ty
pische merkwaardige gestalte als onmisbaar
beeld in ons polderland, met zijn interessante
gedragingen in zijn broedkolonies, behoort
zoo karakteristiek en noodzakelijk bij Hol-
land's vlakke velden, bij 't schijnbaar eentoni
ge maar inderdaad in veelzijdigheid boeiende
geheel van ons weide- en waterlandschap,
dat er veeleer nog veel te weinig dan te vee!
reigers zijn.
Het is voor ieder, die met een open oog
door Gods rijke wereld gaat, telkens weer een
blijde verrassing de reiger aan den slootkant
te zien staan of zijn opvallende vluchtfiguur
voorbij te zien zwerven. De reiger behoort tot
die verschijningen die voortdurend de aan
dacht trekken, ook van diegenen die anders
maar weinig tijd, lust of gelegenheid hebben
tot iets van de geheimenissen van de schep
ping door te dringen. Zoo brengt de reiger
poëzie, een glimp van schoonheid, een mo
ment van edel natuurgenot in veler leven, pok
bij hen die door woonplaats, werk of neiging
anders vaak ver van rijk gevarieerd natuur
leven en het genieten daarvan afstaan.
Nederland telt gelukkig flink wat reiger-
kolonies, waaronder vele tot midden in de
steden, in het Haagsche Zorgvliet en het Am-
sterdamsche Frankendaal, die als veilig kun
nen worden beschouwd. Mogen ook de beheer
ders van de kolonies, waar er voor het rei
gersvolk wel eens bedreigingen waren, meer
inzien dat zulke kolonies een waardevol bezit
deel vormt in de schoonheid van het Neder-
zijn en dat de reigerbevolking een onmisbaar
landsche landschap. A. L. B
door Drs. A. C. DE KOCK.
(Eeuwenlang heeft de menschheid gemeend,
dat de zon aan den hemel geplaatst was, om
de dagen te verlichten en om ons van warm
te te voorzien. In die periode, welke nog niet
eens zoo ver achter ons ligt 80 jaren mis
schien, wat astronomisch gesproken weinig
is, realiseerde men zich nog niet, welke
enorme hoeveelheden warmte de zon naar
alle zijden uitstraalt. Nog minder gevoelde
men de vraag naar den oorsprong dier zonne
warmte als een probleem, dat voor onze denk
beelden over het Heelal en de Natuur van
het allergrootste gewicht is.
Op zeer weinig uitzonderingen na, meende
men algemeen, dat de zon een gloeiend vast
lichaam was. Doch op de vraag, waarom dit
lichaam eeuw in, eeuw uit kon blijven gloeien,
zonder ooit merkbaar af te koelen, ging men
niet in.
Eerst in de 19de eeuw werd de belangstel
ling voor dit vraagstuk gewekt, en wel door
metingen, welke Pouillet omtrent de grootte
der door de aarde opgevangen zonnewarmte
uitvoerde. Eigenlijk is dit niet verwonderlijk,
daar de vraag naar het hoe en het waarom
der zonnewarmte eerst gesteld kon worden,
toen men de wetenschap bezat, dat warmte
een bijzondere vorm van arbeidsvermogen is
En dit wist men pas sedert het jaar 1829,
toen Robert Mayer voor het eerst de wet van
het behoud van arbeidsvermogen formuleer
de.
Pouillet's metingen waren nog niet zeer
nauwkeurig, maar toch kon hij met groote
waarschijnlijkheid daaruit besluiten, dal
1 c.M.2 der aardappervlakte, bij loodrechte
bestraling door de zon, per minuut, 2 calorieën
aan zonne-energie ontvangt. Om zich een
denkbeeld te kunnen vormen, van wat een
calorie is, deelen wij mede, dat men met 1
calorie, 1 gram water, 1 graad in tempera
tuur kan'doen stijgen. Nieuwere en veel
nauwkeuriger metingen van dr. C. G. Abbot
leidden in 1913 tot de waarde van 1.93 calo
rieën p>er c.M.2, per minuut Men noemt dit
getal de zonneconstante. Waarschijnlijk is
deze zonne-„constante" niet precies een con
stante, doch een weinig veranderlijk.
Per minuut ontvangt 1 M2. der aardopper
vlakte dus pl.m. 20.000 calorieën. Uit het
feit, dat men daarmede 12 Liter water# zou
kunnen verhitten van 0° C. tot 100® C., kan
men zich een denkbeeld vormen van de groot
te dier hoeveelheid warmte.
Daar de aarde, in vergelijking met de zon
slechts een zeer klein bolletje is, hetwelk op
zeer grooten afstand van de zon door de
wereldruimte zweeft, ontvangt de aarde ook
slechts een zeer klein deel van de jaarlijks
door de zon uitgestraalde energie.
Wanneer een astronoom aan het woord is,
kan men verwachten zeer groote getallen te
hooren noemen. Zoo ook thans. Een eenvou
dige berekening, welke iedereen, die de opper
vlakte van een bol kan berekenen, kan ver
richten. leert, dat de zon, per jaar, de onbe
grijpelijk groote hoeveelheid warmte van
3 X 1033 calorieën uitstraalt.
Het leven op de aarde ook ons leven,
onze industrie en al het aardsche, waaraan
wij waarde hechten, is alleen bestaanbaar,
wanneer dit bedrag niet, of slechts in zeer ge
ringe mate veranderlijk is. Aanzienlijke wijzi
gingen zouden het leven op aarde door te
groote warmte, of door te felle koude, onmo
gelijk maken Gelukkig zijn de fluctuaties
slechts klein. Zij moeten tot uiting komen
door klimaatveranderingen. De geologie oa
(het onderzoek der aardkost), kan ons ant
woord geven op de vraag, of zulke klimaats
wijzigingen in den loop der geschiedenis der
aarde opgetreden zijn. En werkelijk blijkt dit
het geval geweest te zijn. Uit het voorkomen
van steenkool in de Poolstreken b.v. (Spits
bergen!), blijkt inderdaad, dat deze ijzige
landen vroeger een tropisch klimaat gehad
moeten hebben.
Er zijn dus tijden geweest, waarin de ge-
heele aarde een veel hoogere temperatuur
had dan thans en waarin het totale bedrag
aan warmte, dat de zon nu nog zoo over
vloedig verspreidt, nog veel aanzienlijker
moet zijn geweest. De opmerking in het bo
venstaande, dat men in de 19de eeuw nieuws
gierig is geworden naar den aard der geheim
zinnige krachten, die de zonnewarmte zoo
groot en tevens zoo weinig variabel maken,
verliest daardoor niets aan juistheid. De tem-
peratuursvermeerdering, die noodig is om
aan de poolstreken een tropisch klimaat te
geven, bedraagt slechts 5 a 10 van de
totale door de zon uitgestraalde warmte. Een
verlaging van de zonnetemperatuur met
500° C., dit is een verlaging van 9 zou
meer dan voldoende zijn om ook aan den
aequator een poolklimaat te veroorzaken.
JCunst m Wetenschap
IN DEN MUZIEKTUIN.
Dertig jaar geleden werd de Bond van
Arbeiderszangvereenigingen in Nederland
opgericht. Naar aanleiding daarvan had
gistermiddag en -avond in den Muziektuin
een .jubileums zangersfeest" plaats, waaraan
's middags 13 koren deelnamen. Om 12 uur
werd er generale repetitie gehouden
in het Beursgebouw aan het Luttik-Oudorp,
daarop volgde de optocht door de stad, op
geluisterd door muziek van de Arbeiders-
muziekvereeniging „Voorwaarts uit Zaan
dam. In den Muziektuin werd het feest ge
opend met den samenzang van een viertal
nummers onder leiding van Antoon Krelage,
en met instrumentale begeleiding van „Voor
waarts". Kwart over 2 klonk 7n signaal en
verzamelden de medewerkers aan dezen sa
menzang zich op het plankier.
Men zong „de Internationale', koorbe
werking van Otto de Nobel, melodie van A.
de Geijter; „Eens" van J. Oudegeest en
Otto de Nobel. „Strijdmarsch der arbeiders
woorden en muziek van H. J Hegeraat;
„Morgenrood" van Dirk IToelstra en O. de
Nobel. Die samenzang slaagde voortreffelijk,
wat voor een groot deel te danken is aan de
muzikale leiding van den energieken, jongen
dirigent Krelage.
Toen begon de zang van elk koor afzonder
lijk met twee nummers naar keuze. Behalve
Ilpendam, dat één nummer gaf.
I. Zang na Arbeid, Krommenie, dir.
Poel (Ciefde. van Maartie Zwaan, muziek
van H. van "Weenen, „Lentezang" van
Roeske). Beschaafde zang, goede opvatting,
flinke attaques.
2 „Morgenrood", Kolhorn, dir. J. Kos
.Wiegenliedje" van Anthenr.is en Piet Ver
sloot.) 't Gehalte van dit koor, vooral de man
nenstemmen is heel wat minder dan van het
vorige. Ook de uitspraak en de zuiverheid
laat nog al te wenschen over.
3. Morgenrood, Ilpendam, dir. P. Broers,
(Avondlied) van Abt. en Woudgedachten van
denzelfden componist). Beter dan no. 2, er zit
meer nuanceering in den zang, in het 2e
nummer liet zich in de korte solo's een goede
sopraan en een aardige altstem hooren. Over
't geheel gelukkiger gezongen dan het eerste
stuk.
4 Stem des Volks, Koog-Zaandijk, dir. J.
W Harmsen, Stort o arbeiders, van Herman
Gorter en Joh. F. Keja. Ochtend, van Ada-
ma van Scheltema en Isr. Olman, klank vol,
maar 'n opvatting die niet klopt met de
woorden (le nummer). No. 2 in dat opzicht
beter.
5 Het roode koor „Amsterdam", dir. C.
Plukker, Beati Mortui, van Mendelsshon
Bartholdv. Bruidsvaart in Hardanger, van
Kjerulf. Goed begin, maar dat peil wordt
niet doorloopend gehouden. De bedoeling hoe
het wezen moet is er wel, maar men kan het
niet in praktijk brengen. No. 2 wint het van
één, waf uitvoerig betreft. Klankgehalte wat
schraal.
6. Stem des Volks, Wormerveer, dir. A.
Krelage. Die winter is verganghen van Jan
Nteland en De drie princessen, eveneens van
Nieland.
Krelage voor den lessenaar, dat kan goed
worden en 't werd ook goea, zeer goed zelfs
Uitspraak, klankgehalte, zuiverheid dit
laatste op 'n klein, uitzondering na mooi.
7. Concordia, Oostzaan, dir. P. A. van
Meur, Waak op! van Truus Salomons. H. J.
den Hertog, en O Quam Suavis est, van Jos.
de Klerk. Het ensemble is wel wat te zwak
voor een koor als dit. De keuze van
het tweede nummer was in dit opzicht beter.
8. Stem des Volks, Amsterdam, dir. A.
Krelage. Ford Foleson van G A. Uthmann
en Het Daagt van Olman.
Een mannenkoor, uitstekend ensemble, sterk
bezet koor. Heel mooi de regel „Und die alte
sage, sie tut uns kund (om maar iets te noe
men). Magnifique zang. Een paar nummers
waar pit in zit, juist wat voor 'n dirigent als
Krelage.
9. IJmuiden (O.), De Volksstem dir. J.
Post (Ecce quo modo Moritur, van J.
Handl, de Vesper, van Beethoven). Tamelijk
bezet koor, dat beschaafd zingt; waarvan
vooral de pianissimo's heel goed zijn; ze
houden klank.
10. Stem des Volks, Enkhuizen, dir. H.
Stolp (Serenade van een landsknecht, van Or-
lando di Lasso, en Woudruischen. van P.
Martin Zijderlaan. No. 1, tamelijk eentonig
van opvatting; &vee laboreert daar ook aan,
maar kan dat beter verdragen.
II. Stem des Volks. Haarlem, dir. A.
Krelage (Ochtend van Olman, fragment uit
„der Tot Jesu", van C. H. Graun.
Krelage kwam met groote koren. Dit ge
mengde koor, waarin de mannenstemmen
nogal domineerden, moet het nog afleggen
tegenover K's mannenkoor. Het fragment van
Graun, ging met klavierbegeleiding. Het en
semble klinkt beter dan oijv. de bassen alleen.
12. Excelsior, Zaandam, dir. H. Linde
boom, (Frühlingsbotschaft van Gade; Gellia
van Gounod). Helder, frisch geluid, goed ge
zongen; ook „Gallia", waarin mevr. Hekkert-
van Eysden de solo-zang zong, op n wijze,
die zeer verdienstelijk genoemd mag worden,
evenals de klavierbegeleiding bij beide num
mers door mei, Cl. de Ridder van Koog aan
de Zaan. Het succesvolle slot van Gallia miste
ook hier zijn uitwerking niet.
13. Kunst en Propaganda, Amsterdam, dir.
J. F. Keja (Vrede van Adama van Scheltema*
en J. F. Keja* de Koekoek in de Mei, oud-
Vlaamsch volkslied naar Fl. van Duyse).
Laatstgenoemd nummer veel beter geschikt
voor dit koor dat nog maar kort bestaat, dan
no. 1 Bij 'n langer zingen, zal men echter dit
oud-Vlaamsche volkslied anders, vrijer uit
voeren.
14. Met Morgenrood van Castricum, dir.
P. A. Blaauw, de Strijders van Olman, Ave
verum van Mozart, begon het avondconcert.
Goed dameskoor; de mannenstemmen zijn
minder, jammer voor het ensemble.
In „Ave Verum" hoorde men de tenoren te
erg, en over 't algemeen missen de bassen
voldoende diepte.
15. Kunst aan het Volk, Den Helder, dir.
C. W Rusting. (Woudzang, van Olman;
Marcia Funebre van O. Koop). Men zingt
goed genuanceerd; 'n koor met goede stem
verhoudingen. Het humoristische werkje van
Koop gaf men een naar behooren vrije ver
tolking, in overeenstemming met het gedicht
van Pol de Mont.
16. Kunst en Strijd, Amsterdam, dir. S.
A. Englander. (Ellen van Olman en „Völ-
kermai, van Uthmann.) 'n Heel goed koor
dat mooie oogenblikken heeft o.a. het gedeelte
„Gij liefste zijt het sneeuwwit middelpunt"
en meer andere (in Ellen).
Ook het 2e ntimmer is goed, maar de
meeste eer heeft men ingelegd met het veel
mooiere koor van Olman.
17. De Volksstem. Assendelft, dir. G.
Poel (Sufier flumina Babylonis van Gounod,
en Sneeuw, van Olman. Alweer een goed
ensemble; de bassen bij het fuga gedeelte
(de bassen zetten het thema in) minder
goed. Ook het slot (fortissimo) gaat boven
de krachten. Meer gelijkmatig was men in
Sneeuw.
18. Stem des Volks. Alkmaar, dir. P. A.
Blaauw. De Nacht, van Schubert, Trauer-
gesang van Martin Blummer.
De Alkmaarders hebben geen slecht figuur
gemaakt. In Trauergesang waren plaatsen
die wijding gaven, voornamelijk in 't begin.
Hiermede waren de afzonderlijke voor
drachten afgeloopen, en kwam de Stem des
Volks uit Amsterdam op het podium voor de
vertolking van Arbeids Verrijzenis, svmpho-
nisch, symbolisch koorwerk van J. J. Olman,
op 'n gedicht van Margot Vos.
Het tamelijk omvangrijke werk is geschre
ven voor koor, sopraansolo (Socialisme) ba
ritonsolo de Arbeid) vrouwenkoor, en man
nenkoor afzonderlijk. De componist schreef
illustratief en zeer dikwijls 'n muziek die
expressief is. Voor een goede uitvoering is
een zeer groot koor noodig en zoo mogelijk
'n orkest. Het groote koor was hier aanwezig
en volkomen voor z'n moeilijke taak bere
kend, de solisten mevr. J. Hekket-van Eijs-
den, en Otto Couperus gaven zich geheel aan
de hun toevertrouwde taak; de jonge pianist
Cor Lemaire verdient lof voor de uitvoering
der moeilijke klavierpartij, en de vurige lei
ding van Krelage, die de partituur geheel
beheerschte bracht de medewerkenden tot een
enthousiaste vertolking. Ware de componist
aanwezig geweest, men had hem zeker ge
huldigd die het talrijk publiek nu overbracht
op dirigent en uitvoerenden.
Als deskundig beoordeelaar voor dezen
dag trad op: Dr. J. M. C. van Overbeek, uit
Rotterdam.
Zij, die indertijd den bond hebben opge
richt, hebben iets gedaan wat door iedereen
gewaardeerd moet worden; er is in die 30
jaar goed cultureel werk verricht. Misschien
is in die 30 jaren het resultaat niet overal
even gunstig geweest; in Noordholland even
wel is men sterk vooruitgegaan.
Voor dezen dag was de nis uitgebouwd, het
materiaal daarvoor was door den heer Floek
gratis verstrekt; het bondsbestuur is daar
voor zeer erkentelijk en betuigd den heer
Hoek z'n welgemeenden dank.
A K.
^BinnmCaitd
NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN.
Concurrentie van den auto.
Opbrengsten met 11.20 mul.
verminderd.
Wij ontkenen aan het verslag over 1931
der N.V. Mpij. tot Expl. van Staatsspoor
wegen en der N.V. Hollandsche IJzeren
Spoorweg Mpij.:
De zich nog steeds uitbreidende econo
mische ontwrichting heeft zich in het afge
loopen jaar ook in het spoorwegbedrijf ern
stig doen gevoelen. Zoowel het vervoer van
personen als dat van goederen is belangrijk
afgenomen en de opbrengsten waren dien
tengevolge niet voldoende tot bestrijding van
alle kosten en lasten. Voor de annuïteit tot
dekking van het tekort in het spoorwegpen
sioenfonds is dus niets beschikbaar en zelfs
moet de Staat ruim 2% millioen bijpassen
ter bereiking van de aan de Mpijen. gegaran
deerde winstsaldo's.
Het zou intusschen niet juist zijn deze on
gunstige uitkomst uitsluitend aan de tijds
omstandigheden te wijten. Daaraan is
krachtig medegewerkt door den auto, in het
bijzonder de autobus en de vrachtauto, die,
vrij van lasten en verplichtingen van ver
schillenden aard, die op de spoorwegen
drukken, tegenover deze een grooten voor
sprong hebben en daarvan in toenemende
mate gebruik maken om vervoer tot zich te
trekken. Wij hebben niet nagelaten de aan
dacht der regeering daarop te vestigen en
het ook onzen plicht geacht in een adres aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal te
wijzen op den zorgvollen toestand, waarin
de spoorwegen meer en meer dreigen te ge
raken.
De opbrengsten verminderden in totaal
met ruim 11.200.000.
De exploitatiekosten waren ruim
1.800.000 lager dan in het vorige jaar.
De personeeluitgaven bleven ongeveer op
dezelfde hoogte. De afneming van de exploi
tatiekosten vindt dus geheel haar oorsprong
in andere dan personeeluitgaven en wel
voornamelijk in mindere onderhoudskosten en
lagere prijzen van brandstoffen en materi
alen.
Van de overige baten en lasten toonde de
afrekening van de huur van rollend materi
eel een verdere verbetering, vorderden de uit-
keeringen wegens huur van spoorwegen, als