CHAMPAGNE!
Brieven uit de Hoofdstad
Voor de Huisvrouw.
Mooi zooi est «wk fis!;:
En 48 haM,i"
i Het tooneelseizoen begonnen.
Oostersche gasten.
De opening van het tooneelseizoen nadert
weer. En het is vreemd, wanneer wij daar
over hier spreken, dan denken wij onwille
keurig direct weer aan tooneelmisère, zooals
die in den loop der jaren in de hoofdstad
helaas traditioneel is geworden. Gemeenlijk
beteekent dan ook de zomersche vacantie niet
veel meer dan het korte rustige tijdperk na de
een of andere catastrophe, waarin wij een
beetje op ons verhaal kunnen komen en ons
alvast kunnen voorbereiden op de verrassin
gen, die komen. Maar men mag deze kwestie
toch niet alleen uit den gezichtshoek van het
publiek bezien. Men dient zich toch wel even
te verplaatsen naar dat wereldje van artister»,
die onvermoeid en blijkbaar nimmer volko
men ontmoeidgd toch steeds weer opstaan na
geleden nederlaag en immer weer met een hei
lige bezieling hun dure taak aanvaarden
Zij zitten in dezen tijd niet stil. Er worden
voorbereidingen getroffen voor het nieuwe
seizoen, men confereert en repeteert en men
moet diepe bewondering hebben voor het uit
houdingsvermogen en de energie van onze
tooneelisten. Weer nieuwe combinaties wor
den er gevormd, men mompelt van allerlei
plannen, geleidelijk aan vernemen wij meer
van wat de toekomst ons brengen zal en
reeds heeft op enkele plaatsen het seizoen"
zich officieel met een première hier en daar
al ingezet. Het Leidsche Plein was zelfs In
dezen rusttijd niet gelukkig. Het „Bressart
fiasco" heeft niet nagelaten het jaar van
rampspoed even vol te maken en een-blaam
te werpen op Hollandsche tooneeltoestanden
Een sensationeel einde van een serie gast-
voorstellingen, die nog even wat leven in de
brouwerij scheen te gaan brengen; maar h«t
was anders.
Het lijkt wel of de Stadsschouwburg ook
zelf al naar buiten die sfeer van tegenspoed
vertegenwoordigt, welke de ex-bespelers na ct<-
diverse débacle's er hebben achtergelaten
Als een praalgraf van gemeentelijke toonee!-
bemoeiing staat het verre van moderne
schouwburggebouw daar op ons sierlijke
Leidsche Plein en steekt met alles wat e*
mede samenhangt wel zeer schril af tegen
den modieusen geest, welke dit plein be-
fieerscht. En hoe ongemotiveerd velen ae
schouwburgplannen van den heer Koopman
pok mogen vinden, voor iets nieuws, om cle
eenvoudige reden, dat er dan ook eens iets
anders zou komen, valt toch in dit speciale
geval heusch wel veel te zeggen. Het is toch
immers niet alleen stuk en spelers, die het
publiek pakken; sfeer en omgeving laten zich
daarbij tevens zoo zeer gelden. En ik weet
niet of een nieuwe schouwburg met een an
der systeem van exploitatie, een schouwburg
met frisschen geest en warmte, niet stormen
derhand de sympathie van het inderdaad niet
makkelijk te bevredigen Amsterdamsche pu
bliek zou verwerven. Maar de plannen Koop
man hebben blijkbaar thans al heel weinig
kans. Want niet alleen de slechte tijden en
de daarmede samenhangende bezwaren wor
den hier genoemd, maar erger is, dat ook ons
tooneelleven al dusdanig is verpolitiekt, dat
hier een politieke partij eigenlijk de tooneel
en publiek-belangen behartigt. Er zal Iets
moeten gebeuren om ons tooneel een verjon
gingskuur te doen ondergaan. Ik bedoel niet
nog moderner stukken in nog moderner dé
cor, want au fond voelen wij niets voor dat
verschrikkelijk-vooruitstrevende, maar too
neel, dat als eenige pretentie amusement voor
een eigenlijk zeer dankbaar publiek bedoelt Is
zijn. Men heeft met het Amsterdamsche pu
bliek gezeuld, men heeft het onder alle om
standigheden „kunst" willen voortzetten:
kortom, men heeft het „kopschuw,, gemaakt
Want wij willen best. Zijn wij niet in groo-
ten getale en met een bewonderenswaardige
waardeering naar de „Zomerzotheid" van
Cees Laseur en Julia de Gruyter in het Cen
traal Theater geweest? En het publiek toon
de zich opgetogen en voldaan na deze zo
mersche dosis luchtigheid. En ook „de Fami
lie Schimeck" van Tourniaire en de zijnen,
het ging er in als koek. Dus toch wel een be
wijs, dat omgeving en directie niet te onder
schatten factoren zijn in ons tooneelleven. De
Amstelstraat geniet een goede reputatie en
,ook het Rika Hopper-Theater, waar het kra
nige troepje van het gezelschap Verkade nu
al sinds de voorlaatste tooneel-débacle moe
dig stand houdt, is op weg zich zulk een
eigen sfeer en zoodoende een eigen plaats te
veroveren in de hoofdstad. Daar begint men
volgens oud- en beproefd Amstelstraat-recept
het seizoen nu met een revue. Maar niet een
kijkspel met juffrouwen in meters lange, glin
sterende gewaden, die van hooge trappen
neerdalen of met commère's en compère's, die,
zooals de auteur het hun voorschreef, de
revue al zingende doorwandelen en daarbij
dubieuse grapjes lanceeren, doch een bon-e
parade van satyre en ernst, een kaleidoscoop
van ons hedendaagsche vluchtige en gejaag
de levenstempo. En dat schijnen wij te willen
zien.
Het corps van straatventers, muzikanten
en beroepsbedelaars, die ons, te pas en te on
pas, potlooden, veters, pijpenchoonmakers of
leelijke ansichtkaarten probeeren te verkoo-
pen, is uitgebreid met twee kleine meisjes
figuurtjes, die ons wellicht nog nutteloozd
artikelen willen slijten. Het zijn de geheim
zinnige Japannertjes misschien zijn het
ook wel Chineesjes die thans onze terras
sen bezoeken met de kleurige papiertierlan
tijnen, de specifieke Oostersche versiersel-
producten, die zulke verrassende effecten en
kleurencombinaties opleveren, alleen al door
ze wat heen en weer te schudden. Er zijn ter
rasbezoekers, van wie ik weet, dat zij een ge-
heele collectie van dit soort voorwerpen heb
ben aangelegd en die, zoo noodig, voor leve
rancier zouden kunnen fungeeren. En inder
daad, het is moeilijk om den kleinen Ooster-
ligetjes uit het land van de Rijzende Zon, die
nu ietwat schuchter over het asphalt schuife
len temidedn van menschen van een gansch
ancler ras, om nog maar niet te spreken van
andere gewoonten, weerstand te bieden. Niet
wijl zij zoo vol enthousiasme en overtuiging,
of met zooveel ambitie hun zonderlinge waren
aanprijzen of vasthoudend aandringen op
koopen, want integendeel, volmaakt onbewo
gen en schijbaar ongeïnteresseerd demon-
streeren de kinderen met korte zakelijke be
wegingen, afgemeten en bijna hautain, de
tooverguirlandes, waarvan u a raison van
tien cent op slag eigenaar kunt worden. Niets
van opdringerig ellende-vertoon of geveinsde
armoede door luidruchtige jammerklachten
geaccentueerd, spreekt uit hun ondoorgron
delijke spleetoogjes, die evenmin gevoelens
van teleurstelling of gekwetsheid vermogen te
verraden Zelfs de gouden-terras-Harmandad
van Trianon. noch de waardige auto-oppas
ser van den overkant, die de Amencan-bezoe-
kers tegen overlast in bescherming moeten
nemen, kunnen iets uitrichten tegen de frêle
figuurtjes, die tusschen de tafeltjes door
laveeren met de behendigheid van den meest
getrainden terraskellner of rooksalonstewart
en de élégance van een balletdanseres. En
hun. die ze soms aan het praten willen krij
gen of grapjes probeeren te maken, antwoor
den zij onverstoorbaar, zonder merkbare emo
tie op de strakke gele gezichtjes; „e-duppeltje,
e-duppeltie", als ware dit het wachtwoord,
waarop Holland en Amsterdam zich voor hen
en hun negotie ontsloot en dat hun het vrij
geleide door het land heeft verschaft. Met
hand en tand verzetten wij ons altijd tegen
kinderexploitatie en bedelarij, maar hier be
trappen wij ons erop. de Japannertjes met
hun volmaakt overbodige koopwaar op de
café-terrassen zoo om ons heen toch wel een
erg aardig afleiding te vinden. We nemen ge
noegen met hun schijnbaar onvriendelijke be
jegening, het hindert ons allerminst, dat ze
met het dubbeltje, zonder maar een woord
van dank te spreken, zich van ons afkeeren
om andere koopers te bewerken en zij hebben
eigenlijk ons hart gestolen, hoe onpaedago-
gisch onze jjedragingen in dit opzicht ook
zijn.
Vandaar de collecties goochelbloemen en
wat dies meer zij bij ons thuis.
VAN SIEOEN.
Een tante (en wat voor een; om in een
goud lijstje te zetten!), wil vóór het petekind
dat naar de H. B. S. gaat, nog een wollen
jumper voor haar breien.
Neem behalve eenige knotten 4-draads wol
en 3 breinaalden No. 4 ook een stalen haak
pen No. 1 Yi in voorraad, en werk zoo, dat
er op 2% c.M. 6H steek komt; dan wordt de
jumper 47 lA lang en 40 c.M. breed over de
borst; terwijl de lengte van de mouw langs
de binnenzijde gemeten 3554 c.M. wordt na
het oppersen.
Zet 100 steken op; dan begint u onder
aan van de voorzijde en breit 10 toeren het
ribbetje: 1 recht, 1 averecht u moet steeds
breien in den achterkant van de steken van
den eersten toer. Na deze 10 toeren: over een
lengte van 7 V» c.M. recht heen en averecht
terugbreien. Bij dit gedeelte moet u den
eersten steek van eiken toer afhalen: ave
recht in een rechten en recht in een averech
ten toe. In den volgenden toer wordt de bo
venkant van de zakken gebreid, 14 recht; dan
over 23 steken: 1 averecht, 1 recht; 26 recht;
dan weer 23 stelten: 1 averecht, 1 recht;
voor den tweeden zak; daarna 14 recht. Op
deze manier 2y, c.M. breien. In den volgen
den toer de steken voor de zakken aldus af
kanten: 14 recht. 23 afkanten, 26 recht, 23
afkanten, 14 recht. Laat nu dit gedeelte van
het werk staan en zet met een ander kluwen
en de twee andere breinaalden 23 steken op.
Brei recht heen en averecht terug over de
zelfde lengte als de jumper, is boven het ge
ribde randje en eindig aan het einde van een
rechten toe; breek de wol af en schuif dit
stukje verder op de naald. Brei dan nog
zoo n japje met dezelfde naalden. Dan heeft
u de achterzijde van de zakken klaar. Af
kanten allebei. Ga nu weer verder met de
jumper. Brei averecht op de eerste 14 steken,
dan op de 23 steken van den eersten zak; 26
averecht, dan over den tweeden zak en de
laatste 14 steken van den toer.
V ervolgens op de gewone manier door
gaan tot het werk 35 H c.M. lang is van ri
den opzetrand. of in alle geval de ver-
eischte lengte heeft tot het splitje aan den
hals.
Het voorpand wordt nu verder in twee
gedeelten gebreid en tegelijk begint u met de
minderingen voor het armsgat: Aan het be
gin van de 8 volgende toeren 2 tezamen
breien naast den kantsteek; houd den kant van
hetsplitje goed recht en haal den eersten
steek van eiken toer af. Als de minderingen
aan het armsgat af zijn, breit u over een
lengte van 9 c.M. door en eindigt aan den
kant van het split.
Nu begint u aar. hals en schouders: A:
kant in den volgenden toer 6 steken af en
brei averecht tot het einde. Dan weer recht
breien tot den hals. Van A af nog 2 maal her
halen. De eerste schoudertoer is: 18 steken
averecht, omkeeren; 2de toer: 1ste steek af
halen. dan recht tot aan den hals; 3de toer:
12 steken averecht, omkeeren; 1de als de 2de
toer; 5de 6 steken averecht, omkeeren; 6e
toer als de 2de; 7de toer averecht, 8ste toer
afkanten. Hecht nu den wol in het midden
van den voorkant aan en brei den tegenover-
gestelden kant, passend bij den eersten schou
der. doch waar averecht staat voor den
eersten, moet u nu recht breien en waar
recht staat, overecht.
Thans is de rug aan de beurt. Deze breit
u precies gelijk aan de voorzijde, doch na
tuurlijk zonder zakken, tot het armgat is be
reikt. Hier aan weerszijden van den naa
naast den kantsteek 2 tezamen breien, tot
aan beide kanten 8 minderingen zijn gemaa.
Daarna zonder minderen doorgaan tot er
toeren minder zijn dan aan hetzelfde reen
gedeelte van den voorkant, voordat de
begint.
De schouders breit u recht tot op 6 steken
na; dan omkeeren; dat is de eerste toer, zoe
toer: den eersten steek afhalen en ave re ent
breien tot op 6 steken na; omkeeren; 3de toer.
lste steek afhalen, recht breien tot °P
steken na; omkeeren; 3de toer: lste steek
afhalen, recht breien tot op 12 steken na; om
keeren; 4de toer: lste steek afhalen en ave
recht tot op 12 steken na; omkeeren; ode
toer: eerste steek afhalen en recht tot op 18
steken na, omkeeren; 6de toer: eerste steek
afhalen en averecht tot op 18 steken na, om
keeren; 7de toer: geheel recht breien; 8ste
toer: 24 steken afkanten, en de rest van den
toer averecht breien; dan de overige steken
afkanten.
Pers nu beide gedeelten van het werk aan
den rechten kant op en maak de schouders
aan elkaar. Dan begint u aan de mouwen.
Neem 84 steken rond het armsgat op en
brei in elke lus één steek. De volgende toer
averecht. Dan aan weerskanten van de naald
2 tezamen breien naast den kantsteek. Ver
volgens 5 toeren breien zonder- minderen;
daarna weer minderen; zoo door gaan met
in eiken 6den toer te minderen tot er nog
52 steken overblijven. Brei den toer na de
laatste mindering averecht. Het manchetje
wordt 1 recht, 1 averecht gebreid. In den
lsten toer hiervair breit u er te tezamen aan
het begin, dan 1 averecht, 1 recht tot de
laatste 3 steken, en hier weer 2 tezamen en 1
averecht. Nu zijn er dus 50 steken voor het
manchetje. Brei daarop het ribbetje: 1 recht,
1 averecht over éen lengte van 6M c.M.
Wanneer de moutv in het dragen gaat uit
trekken,'kunt u hét manchetje half omslaan;
doch méestal groèit op dierf leeftijd de arm
al even hard als het manchetje rekt. Brei
de andere móuw net zóo.
Voor 'het kraagje zet u 18 steken op. Brei
over een lengte van circa 34 c.M. 1 recht, 1
averecht in den eersten toer en verspring in
den volgenden; dus brei averecht.op recht en
omgekeerd; dat is de j.g. Moss-steek. Brei
den eersten tper ip de achterzijde van de ste
ken. Kapt af.. Het. is qok aardig, en in alle
geval lichter, om gen georgeite of mousseline
kraagje te dragen in plaats van een gebreid;
bovendien heeft dit het voordeel, dat men
het kan verfrisschen.
Pers ook de mouwen op, naai deze dicht
en naai vervolgens de mouwen in de jumper,
het kraagje er op. en de achterzijden van de
zakken op hun plaats.
Maak nu aan weerszijden van het splitje
aan den hals lussen van kettingsteken met
uw haakpen en zet aan eiken kant tusschen de
lussen steeds weer een knoop; deze staan
dus links en- rechts. Dan sluit de jumper
mooier dan wanneer zij slechts aan één kant
staan. Haak van boven links A: 1 vaste tn
elk van de eerste 4 steken, maak dan 5 ket
tingsteken, sla 4 steken van den jumper over
en herhaal vanaf A tot aan de' onderzijde
van het splitje. De koordjes aan de andere
zijde net zoo, doch let er op, dat er steeds
een lus tegenover een knoop valt; anders
loopt de sluiting scheef.
Beier dart kinine slikken
Is het muggen 'dood ie tikken.
Door H. ANTONSEN.
„Dertig jaar heb ik gewerkt en gespaard
en dertig jaar hoop ik er van te mogen genie
ten", placht mijnheer Kerkhoff te zeggen En
na die bewering keek hij dan zijn gehoor aan,
dat met een knikje zijn woorden beaamde.
Dat gehoor bestond uit zijn zuster Anna en
zijn dochtertje Elsje.
Mijnheer Kerkhoff was bijster met zichzelf
ingenomen. Had hij zich niet een keurige vil
la gebouwd, waar hij zijn ideaal zou kunnen
verwezenlijken? En achter de villa lag een
tuintje, iets grooter dan het huis zelf, waarin
hij groenten teelde; erwten en boonen en
witte knolletjes. Hij was dol op witte knolle
tjes. Maar nog meer op een kippenboutje.
Waarom zou hij geen kippen gaan houden,
nu hij eenmaal een eigen tuin had? Zoodra
de winter voorbij was, werd de moestuin in
tweeën gedeeld. Met kippengaas. En in de
lente liep er een kloek met elf kuikentjes rond
te scharrelen. Als die maar eerst groot en vet
waren!
Mijnheer Kerkhoff had een poosje staan
spitten in zijn moestuin. Zijn rug deed hem
pijn van het ongewone werk en zijn maag
begon te knorren. Met moeite ging hij recht
op staan en wreef zich de lenden. Door het
keukenvenster zag hij Leentje bezig met
eieren klutsen.
„Wat krijgen we vanmiddag, Leentje?"
„Varkenskarbonaadjes met knolletjes en
omelette toe, meneer!"
Kerkhoff knikte goedkeurend.
Boven op het balcon zag hij de majoors
weduwe staan, aan wie hij de bovenverdie
ping van rijn villa, die veel te groot was voor
zijn kleine gezin, verhuurd had voor een
klein beetje. Ze borstelde de uniform van
haar zoon, die luitenant bij de genie was, af
en knikte haar huisheer genadig toe. Kerk
hoff nam zijn stroohoed voor haar af. Och
ja, zij en haar zoon, waren wel zoo arm als
de mieren, maar het waren toch lui van stand
en beschaving. Je kon er mee voor den dag
komen, met zulke huurders, al waren ze een
paar maanden huur achter. Mijnheer Kerk
hoff ging naar binnen. Elsie zat bij het ven
ster te haken. Tante Anna was een kast aan
het opruimen.
„Gaan we nog niet eten?" vroeg hij, naar
de blaren in zijn hand enkijkend, die hij bij
het spitten had opgeloopen.
„Het is pas één uur", antwoordde zijn
zuster, die sedert den dood zijner vrouw zijn
huishouden waarnam, „en Corrie is nog niet
terug. Ik heb haar al een uur geleden om
peper uitgestuurd. Het heeft toch ook heel
wat nadeelen, als je zoo ver buitenaf
woont
„Och wat", zei Kerkhoff. „Waarom heb je
die meid dan niet vanmiddag die boodschap
pen laten doen?" it
„Dan moet ze de glazen zeemen. Kan ik
het soms helpen, dat je zoo krankzinnig vee
glas in het huis hebt laten aanbrengen? Hel
lijkt wel een broeikas".
Tut tut Anna we zullen dan maar
even wachten", zei Kerkhoff sussend. „Maar
je moet nu niet doen, of we hier dezen kant
uit de laatsten zijn. Voorbij ons heb je nog
die twee leegstaande villa's en aan de elee-
trische centrale en de kazerne"
Buiten over het tegelpad, dat naar de voor
deur voerde, kletterde de sabel van den luite
nant. Dat had tot geheimzinnig gevolg, dat
Elsje zoo rood als een pioen werd. Maar te
gelijk met den luitenant kwam de postbode
naar het huis toe. Hij tikte even tegen zijn
pet en reikte den officier de post over.
,0. daar is de post!" riep Elsje en liep
snel de kamer uit. tn de hall gaven ze elkaai
de handniet Elsje en de postbode, maar
Elsje en de luitenant. En deze keek vlug om
zich heen en drukte haar snel in zijn armen.
„In hemelsnaam, pas toch op, Henk
als vader het eens zag!" fluisterde Elsje.
„Voor mijn part zag hij hetdan was
de kogel meteen door de kerk. Waar ben je
toch zoo bang voor, liefste? Zondag trek ik
men beste uniform aan, groot tenu en dan
ga ikr.
„Nee, Henk, nog niet ik moet het
eerst zelf tegen hem zeggen en dan
„Elsje!" riep tante Anna uit de kamer
vandaan.
Elsje wilde naar binnen.
„Wacht evenneem dien brief mee
dien kreeg ik juist van de postbode
De soep werd juist binnengebracht en Els
je legde den brief stilzwijgend neer. Mijnheer
Kerkhoff keek er nauwelijks naar. Eerst toen
hij goed en wel met zijn karbonade met
knolletjes klaar was, scheurde hij de enve-
lopf>e open. Hij schudde het hoofd, glim
lachte heel even en stak den brief weg in zijn
Zeik.
's Middags bij de thee zei hij: „Ik heb een
pettig bericht. De zoon van mijn ouden
schoolvriend Manders komt ons een bezoek
brengen".
Tersluiks keek hij met kleine, glurende oog
jes naar zijn zuster en dochter om te zien,
wat voor indruk het bericht maakte.
„Ons een bezoek brengen?" vroeg zijn
zuster. „Waarom? Wat is dat voor iemand?"
Elsje keek naar buiten en scheen in de ver
te heel wat belangrijker dingen te zien dan
den zoon van den ouden vriend Manders.
„Kom nou, Anna", zei Kerkhoff ongedul
dig, „dat weet je toch ook wel? Je kent Man
ders toch nog wel.en die z'n zoon komt
hierja ik denk wel, dat hij blijft lo-
geeren ja, natuurlijkwaar hebben we
anders een logeerkamer voor?"
„Lieve hemel", bromde tante Anna, „die
j'ongelui van tegenwoordig toch! Kan hij niet
in een hotel gaan logeeren? Of is het nog
zoo'n kleine jongen, dat.
„Ha, ha! 'n Kleine ongen! Hij is zeven en
twintigHij zal eerder over trouwen den
ken, zou ik meenen!"
Broer en zuster keken elkaar een oogen-
blik aan en tante Anna begreep alles. Op
dat oogenblik scheen Elsje uit haar droomen
te ontwaken en nog net zich iets van het ge
sprek te herinneren. Ze vroeg ten minste: „Ja
waarom gaat hij niet naar een hotel logee
ren?"
Ja, kijk eens, mijn vader schrijft me juist,
dat hii het niet prettig zou vinden, dat zijn
zoo'n s avonds laatIk moet zeggen, dat
ik het heel aardig van den ouden Manders
vindt, dat hij van meening is, dat zijn zoon
het bij ons gezellig zal hebbenen dat hij
's avonds nietenfin, waar hebben we an
ders een logeerkamer voor?"
Elsje moest lachen.
„Nee, maardie is goed! Dus die zoon
van mijnheer Manders is bangelijk?"
„Bangelijkbangelijkbromde haar
vader. „Wat is daarom nu te lachen. Als er
iemand bang is, dan is het zijn vader. Ik zou
ook bang voor jou zijn, als jij
„O, maar ik ben een meisje! Maar een
man? Luitenant van Beeck komt toch ook 's
avonds laat uit de soos terug?"
„Alles goed en wel, maar dat is een mili
tair die hoort dapper te zijnen die
mag wapenen dragen bovendien".
„Ik vind lafheid iets vreeselijks voor 'n
man", zei Elsje beslist.
„Kom nou, kind", meende tante Anna,
„wat heeft een handelsman nou met dapper
heid te maken? Als die maar een goede en
florissante zaak heeft en
„En een fatsoenlijk man is, die goed voor
zijn huisgezin zorgt", viel haar vader bij,
maar hij sprak alleen nog maar met zijn zus-
ter want Elsje was de kamer al uit. En zoo
konden die twee rustig verder praten ei» plan
nen maken voor de toekomst
„En als alles goed van stapel loopt, grin-
kerkhoff vergenoegd, „en hij neiging
toont om haar te vragen, dan zorg ik voor
l£f£hh?r»e eCft 'auajst in »de Hoender
liefhebber zoo n prachtig en goedkoop re
cept gestaan, weet je nog wel? Ik heb het uit-
geknipt en bewaard. Is dat geen goed idee?"
lepn'fn HV°h b06" tante Anna met ElsJ'e al
leen in de huiskamer zat, raakte ze niet uit-
S£rg.Tr dtn j0ngen Manders> op wkn
z in "Fr^he meis,es verliefd schenen te
zijn. En Haarlem was ook zoo'n heerlijke
stad met den Hout en de Damiaatjes en de
schilderijen van Frans Hals en vlak bh
Zandvoort en Bloemendaal.
Wie?"6* Eo€ k'J beet
ma^harknik voor hemhij
„Wie?" vroeg Elsje verstrooid.
ter ,i igreep Elsïe het opeens Ze was ech
steTdel3•digen' n€tten'
bundige hartelijkheid. Met veef verte U,t"
dan niet?
Wees nu
zal best
leefd. „En zoo heelemaal buiten! Maar, als
ik vragen mag, waarom hebt u nergens lui.
ken voor de ramen?"
„Wel, waarvoor zou dat noodig zijn? We
wonen hier toch nog in de stad. Verderop
zijn nog meer villa's en decentrale en de ka-
zerne. En dan, vlak hierbij staat altijd een
politie-agent op post".
Toen de jonge Manders, keurig verzorgd
de eetkamer binnenkwam en tante Anna hof.
felijk begroette, had hij dadelijk haar hart ge.
stolen. Aan tafel 9prak men over niets an.
ders dan over de firma Manders.
„Ja, ja, die is wereldbekend!" beweerde
Kerkhoff vleiend.
„Nog niet", weerde Gerrit af, „de oude
heer remt nog te veel. Maar als ik zelf maar
eerst het heft in handen heb, dan komt de
zaak wel voor elkander. En, als ik trouw
Hij keek smachtend naar Elsje, die opstond
en aan de piano ging zitten.
Het venster stond open en ze zong uit volle
borst een oud soldatenliedje. Op de eerste
verdieping floot iemand de melodie mee
heel brutaalweg. Elsje gedroeg zich bijzon-
der vriendelijk jegens den jongen Manders.
Hoe eer, hoe liever wilde ze tot haar vader
kunnen zeggen, wat ze zich voorgenomen
had. Maar ze moest daarmee wachten, totdat
hij erover begon.
Den volgenden morgen ging de jonge
Manders ae stad in en keerde terug met éen
grooten bos rozen en een verheugd gezicht.
Hij had net een paar voordeelige zaakjes ge
daan.
,,'n Kranige kerel!" meende mijnheer Kerk-
hoff.
,,'n Schat van 'n jongen!" zuchtte tante
Anna, snuffelend aan het toefje rozen, dat er
ook voor haar op overgeschoten was. Elsje
lachte een plaagde den jongen Manders en
vader en tante hielden de zaak voor zoo goed
als beklonken.
„Ik wed", zei Kerkhoff tot zijn zuster, „dat
hij haar vanmiddag nog vraagt. Ik zal de
champagne maar vast klaar gaan maken.
En, terwijl de jonge lui heel 'knus in het
prieeltje zaten, ging hij naar de keuken en
zei tegen Leentje, dat ze hem helpen moest.
Vijf flesschen Moezelwijn, tien liter water,
een kilo suiker en tien gram gist! Zoo luidde
het recept.
Na een uur hard werken stonden er vijf
tien flesschen, goed gekurkt in de provisie
kamer.
„In zes uur is het zaakje uitgegist en kan
morgen gekoeld worden met ijsdenk je
erom, Leentje, ijs te bestellen?"
Tegen den avond werd de hemel zwaar
bewolkt. Een geweldig onweer hing boven
het huis.
„Afschuwelijk!" zei Gerrit tegen Elsje,
toen ze uit het prieel naar binnen gingen.
„Wat is afschuwelijk?"
„Wel, alles hier in de buurt. Zoo eenzaam
en zoo donker. Wordt hier nooit ingebroken?"
„Och komwie is daar nou bang
voor!"
„Bang is het woord niet. Ik ben heelemaal
niet bang. Ik heb wel eens in een hotel ge
slapen naast drie heel verdachte individuen.
Ik kon hooren, hoe ze met elkaar beraadslaag
den omHè! wat was dat?" vroeg hij'
plotseling verbleekend.
„O, nietseen van de vensters is zeker
met goed gesloten."
Het onweer barstte los en werd gevolgd
door een hevigen storm, die wild om het huis
huilde en de dakpannen omlaag smeet. Dat
maakte Gerrit zenuwachtig en hij durfde
niet naar zijn kamer te gaan, nog veel min
der in zulke omstandigheden zijn liefde aan
df. d°™ter van zijn gastheer verklaren. De
beide dienstboden waren al „wel te rusten"
komen zeggen en tante Anna kon haar
geeuwen nauwelijks meer onderdrukken,
Maar Manders bleef zitten praten en maakte
°^.zich op d€ logeerkamer
terug te trekken Hij vertelde van zijn helden-
te verbef" hgmT re<k,en a»8st
°°k feer owrkomm, dal
ik ergens buiten m een huis, dat net zoo af-
^otefiten lag als dit hier, logeerde en dat er
midden in den nacht een inS£ het ?aam
Siven Maa 'k S!iep' wilde °Pen'
pakte h«n °°K miin bed uit'en
schl^Fl^r8^, den adem van
7 tlsie schrok ook. Haar vader en
^beld^' Er ulonk een scb°t- Nog
gillen dienstboden hoorden
men
GertrMande0rsrviwgh^
„Moord! moord!°Brand!eHuïpl" t6n
bodenewerd luider "en d€r die"St'
„Politie! Hulpi Hïïp1°?j£Ven alle? üt
oude heer begon nu ook de
schreeuwen HH w V°°r het venster te
d^alTS^IfP
en draait den «L li? °p de ^merdeur toe
™lrd ««c
zweken. Een tocbtdeur is be-
deur. Nog een de kif TS tegen de kamer"
traPn.. vltegt0pen rdeUr WOrdt ing("
^ckdElsie1nenning staat luitenant vaa
angstig aan hem S t0e en
FHenk!
Beeck wV<?h2nklinkt schot Va"
sm€ekt E1SiC-
tegemoet iw*J2S los en sntH het *evaaf.
draait™*16 stikdonker in de keuken. Hi
vSekamer 0nder de deur der pro
buiten gevloeid Hi? scl'"1TTiend ^altie naar
Daar r? 1 Hfkt de deur open
scherven'w! „champagne" in
den vloer bru'sende vocht stroomt over
bmlten!^Ze 'n de kamer terugkwamen,
derslufc/ond j lachten' k^m Gefrit Man
Dei sofa vandaan kruipen.
vrSrigende" mor?en vertrok hij met den
vierde mL„V-°°j da? en dauw. En dien avond
met erhte" 1" V1"a een heusche verloving
1108 eeen vcr'aI1Sefl