CHAMPAGNE! Brieven uit de Hoofdstad Voor de Huisvrouw. Mooi zooi est «wk fis!;: En 48 haM,i" i Het tooneelseizoen begonnen. Oostersche gasten. De opening van het tooneelseizoen nadert weer. En het is vreemd, wanneer wij daar over hier spreken, dan denken wij onwille keurig direct weer aan tooneelmisère, zooals die in den loop der jaren in de hoofdstad helaas traditioneel is geworden. Gemeenlijk beteekent dan ook de zomersche vacantie niet veel meer dan het korte rustige tijdperk na de een of andere catastrophe, waarin wij een beetje op ons verhaal kunnen komen en ons alvast kunnen voorbereiden op de verrassin gen, die komen. Maar men mag deze kwestie toch niet alleen uit den gezichtshoek van het publiek bezien. Men dient zich toch wel even te verplaatsen naar dat wereldje van artister», die onvermoeid en blijkbaar nimmer volko men ontmoeidgd toch steeds weer opstaan na geleden nederlaag en immer weer met een hei lige bezieling hun dure taak aanvaarden Zij zitten in dezen tijd niet stil. Er worden voorbereidingen getroffen voor het nieuwe seizoen, men confereert en repeteert en men moet diepe bewondering hebben voor het uit houdingsvermogen en de energie van onze tooneelisten. Weer nieuwe combinaties wor den er gevormd, men mompelt van allerlei plannen, geleidelijk aan vernemen wij meer van wat de toekomst ons brengen zal en reeds heeft op enkele plaatsen het seizoen" zich officieel met een première hier en daar al ingezet. Het Leidsche Plein was zelfs In dezen rusttijd niet gelukkig. Het „Bressart fiasco" heeft niet nagelaten het jaar van rampspoed even vol te maken en een-blaam te werpen op Hollandsche tooneeltoestanden Een sensationeel einde van een serie gast- voorstellingen, die nog even wat leven in de brouwerij scheen te gaan brengen; maar h«t was anders. Het lijkt wel of de Stadsschouwburg ook zelf al naar buiten die sfeer van tegenspoed vertegenwoordigt, welke de ex-bespelers na ct<- diverse débacle's er hebben achtergelaten Als een praalgraf van gemeentelijke toonee!- bemoeiing staat het verre van moderne schouwburggebouw daar op ons sierlijke Leidsche Plein en steekt met alles wat e* mede samenhangt wel zeer schril af tegen den modieusen geest, welke dit plein be- fieerscht. En hoe ongemotiveerd velen ae schouwburgplannen van den heer Koopman pok mogen vinden, voor iets nieuws, om cle eenvoudige reden, dat er dan ook eens iets anders zou komen, valt toch in dit speciale geval heusch wel veel te zeggen. Het is toch immers niet alleen stuk en spelers, die het publiek pakken; sfeer en omgeving laten zich daarbij tevens zoo zeer gelden. En ik weet niet of een nieuwe schouwburg met een an der systeem van exploitatie, een schouwburg met frisschen geest en warmte, niet stormen derhand de sympathie van het inderdaad niet makkelijk te bevredigen Amsterdamsche pu bliek zou verwerven. Maar de plannen Koop man hebben blijkbaar thans al heel weinig kans. Want niet alleen de slechte tijden en de daarmede samenhangende bezwaren wor den hier genoemd, maar erger is, dat ook ons tooneelleven al dusdanig is verpolitiekt, dat hier een politieke partij eigenlijk de tooneel en publiek-belangen behartigt. Er zal Iets moeten gebeuren om ons tooneel een verjon gingskuur te doen ondergaan. Ik bedoel niet nog moderner stukken in nog moderner dé cor, want au fond voelen wij niets voor dat verschrikkelijk-vooruitstrevende, maar too neel, dat als eenige pretentie amusement voor een eigenlijk zeer dankbaar publiek bedoelt Is zijn. Men heeft met het Amsterdamsche pu bliek gezeuld, men heeft het onder alle om standigheden „kunst" willen voortzetten: kortom, men heeft het „kopschuw,, gemaakt Want wij willen best. Zijn wij niet in groo- ten getale en met een bewonderenswaardige waardeering naar de „Zomerzotheid" van Cees Laseur en Julia de Gruyter in het Cen traal Theater geweest? En het publiek toon de zich opgetogen en voldaan na deze zo mersche dosis luchtigheid. En ook „de Fami lie Schimeck" van Tourniaire en de zijnen, het ging er in als koek. Dus toch wel een be wijs, dat omgeving en directie niet te onder schatten factoren zijn in ons tooneelleven. De Amstelstraat geniet een goede reputatie en ,ook het Rika Hopper-Theater, waar het kra nige troepje van het gezelschap Verkade nu al sinds de voorlaatste tooneel-débacle moe dig stand houdt, is op weg zich zulk een eigen sfeer en zoodoende een eigen plaats te veroveren in de hoofdstad. Daar begint men volgens oud- en beproefd Amstelstraat-recept het seizoen nu met een revue. Maar niet een kijkspel met juffrouwen in meters lange, glin sterende gewaden, die van hooge trappen neerdalen of met commère's en compère's, die, zooals de auteur het hun voorschreef, de revue al zingende doorwandelen en daarbij dubieuse grapjes lanceeren, doch een bon-e parade van satyre en ernst, een kaleidoscoop van ons hedendaagsche vluchtige en gejaag de levenstempo. En dat schijnen wij te willen zien. Het corps van straatventers, muzikanten en beroepsbedelaars, die ons, te pas en te on pas, potlooden, veters, pijpenchoonmakers of leelijke ansichtkaarten probeeren te verkoo- pen, is uitgebreid met twee kleine meisjes figuurtjes, die ons wellicht nog nutteloozd artikelen willen slijten. Het zijn de geheim zinnige Japannertjes misschien zijn het ook wel Chineesjes die thans onze terras sen bezoeken met de kleurige papiertierlan tijnen, de specifieke Oostersche versiersel- producten, die zulke verrassende effecten en kleurencombinaties opleveren, alleen al door ze wat heen en weer te schudden. Er zijn ter rasbezoekers, van wie ik weet, dat zij een ge- heele collectie van dit soort voorwerpen heb ben aangelegd en die, zoo noodig, voor leve rancier zouden kunnen fungeeren. En inder daad, het is moeilijk om den kleinen Ooster- ligetjes uit het land van de Rijzende Zon, die nu ietwat schuchter over het asphalt schuife len temidedn van menschen van een gansch ancler ras, om nog maar niet te spreken van andere gewoonten, weerstand te bieden. Niet wijl zij zoo vol enthousiasme en overtuiging, of met zooveel ambitie hun zonderlinge waren aanprijzen of vasthoudend aandringen op koopen, want integendeel, volmaakt onbewo gen en schijbaar ongeïnteresseerd demon- streeren de kinderen met korte zakelijke be wegingen, afgemeten en bijna hautain, de tooverguirlandes, waarvan u a raison van tien cent op slag eigenaar kunt worden. Niets van opdringerig ellende-vertoon of geveinsde armoede door luidruchtige jammerklachten geaccentueerd, spreekt uit hun ondoorgron delijke spleetoogjes, die evenmin gevoelens van teleurstelling of gekwetsheid vermogen te verraden Zelfs de gouden-terras-Harmandad van Trianon. noch de waardige auto-oppas ser van den overkant, die de Amencan-bezoe- kers tegen overlast in bescherming moeten nemen, kunnen iets uitrichten tegen de frêle figuurtjes, die tusschen de tafeltjes door laveeren met de behendigheid van den meest getrainden terraskellner of rooksalonstewart en de élégance van een balletdanseres. En hun. die ze soms aan het praten willen krij gen of grapjes probeeren te maken, antwoor den zij onverstoorbaar, zonder merkbare emo tie op de strakke gele gezichtjes; „e-duppeltje, e-duppeltie", als ware dit het wachtwoord, waarop Holland en Amsterdam zich voor hen en hun negotie ontsloot en dat hun het vrij geleide door het land heeft verschaft. Met hand en tand verzetten wij ons altijd tegen kinderexploitatie en bedelarij, maar hier be trappen wij ons erop. de Japannertjes met hun volmaakt overbodige koopwaar op de café-terrassen zoo om ons heen toch wel een erg aardig afleiding te vinden. We nemen ge noegen met hun schijnbaar onvriendelijke be jegening, het hindert ons allerminst, dat ze met het dubbeltje, zonder maar een woord van dank te spreken, zich van ons afkeeren om andere koopers te bewerken en zij hebben eigenlijk ons hart gestolen, hoe onpaedago- gisch onze jjedragingen in dit opzicht ook zijn. Vandaar de collecties goochelbloemen en wat dies meer zij bij ons thuis. VAN SIEOEN. Een tante (en wat voor een; om in een goud lijstje te zetten!), wil vóór het petekind dat naar de H. B. S. gaat, nog een wollen jumper voor haar breien. Neem behalve eenige knotten 4-draads wol en 3 breinaalden No. 4 ook een stalen haak pen No. 1 Yi in voorraad, en werk zoo, dat er op 2% c.M. 6H steek komt; dan wordt de jumper 47 lA lang en 40 c.M. breed over de borst; terwijl de lengte van de mouw langs de binnenzijde gemeten 3554 c.M. wordt na het oppersen. Zet 100 steken op; dan begint u onder aan van de voorzijde en breit 10 toeren het ribbetje: 1 recht, 1 averecht u moet steeds breien in den achterkant van de steken van den eersten toer. Na deze 10 toeren: over een lengte van 7 V» c.M. recht heen en averecht terugbreien. Bij dit gedeelte moet u den eersten steek van eiken toer afhalen: ave recht in een rechten en recht in een averech ten toe. In den volgenden toer wordt de bo venkant van de zakken gebreid, 14 recht; dan over 23 steken: 1 averecht, 1 recht; 26 recht; dan weer 23 stelten: 1 averecht, 1 recht; voor den tweeden zak; daarna 14 recht. Op deze manier 2y, c.M. breien. In den volgen den toer de steken voor de zakken aldus af kanten: 14 recht. 23 afkanten, 26 recht, 23 afkanten, 14 recht. Laat nu dit gedeelte van het werk staan en zet met een ander kluwen en de twee andere breinaalden 23 steken op. Brei recht heen en averecht terug over de zelfde lengte als de jumper, is boven het ge ribde randje en eindig aan het einde van een rechten toe; breek de wol af en schuif dit stukje verder op de naald. Brei dan nog zoo n japje met dezelfde naalden. Dan heeft u de achterzijde van de zakken klaar. Af kanten allebei. Ga nu weer verder met de jumper. Brei averecht op de eerste 14 steken, dan op de 23 steken van den eersten zak; 26 averecht, dan over den tweeden zak en de laatste 14 steken van den toer. V ervolgens op de gewone manier door gaan tot het werk 35 H c.M. lang is van ri den opzetrand. of in alle geval de ver- eischte lengte heeft tot het splitje aan den hals. Het voorpand wordt nu verder in twee gedeelten gebreid en tegelijk begint u met de minderingen voor het armsgat: Aan het be gin van de 8 volgende toeren 2 tezamen breien naast den kantsteek; houd den kant van hetsplitje goed recht en haal den eersten steek van eiken toer af. Als de minderingen aan het armsgat af zijn, breit u over een lengte van 9 c.M. door en eindigt aan den kant van het split. Nu begint u aar. hals en schouders: A: kant in den volgenden toer 6 steken af en brei averecht tot het einde. Dan weer recht breien tot den hals. Van A af nog 2 maal her halen. De eerste schoudertoer is: 18 steken averecht, omkeeren; 2de toer: 1ste steek af halen. dan recht tot aan den hals; 3de toer: 12 steken averecht, omkeeren; 1de als de 2de toer; 5de 6 steken averecht, omkeeren; 6e toer als de 2de; 7de toer averecht, 8ste toer afkanten. Hecht nu den wol in het midden van den voorkant aan en brei den tegenover- gestelden kant, passend bij den eersten schou der. doch waar averecht staat voor den eersten, moet u nu recht breien en waar recht staat, overecht. Thans is de rug aan de beurt. Deze breit u precies gelijk aan de voorzijde, doch na tuurlijk zonder zakken, tot het armgat is be reikt. Hier aan weerszijden van den naa naast den kantsteek 2 tezamen breien, tot aan beide kanten 8 minderingen zijn gemaa. Daarna zonder minderen doorgaan tot er toeren minder zijn dan aan hetzelfde reen gedeelte van den voorkant, voordat de begint. De schouders breit u recht tot op 6 steken na; dan omkeeren; dat is de eerste toer, zoe toer: den eersten steek afhalen en ave re ent breien tot op 6 steken na; omkeeren; 3de toer. lste steek afhalen, recht breien tot °P steken na; omkeeren; 3de toer: lste steek afhalen, recht breien tot op 12 steken na; om keeren; 4de toer: lste steek afhalen en ave recht tot op 12 steken na; omkeeren; ode toer: eerste steek afhalen en recht tot op 18 steken na, omkeeren; 6de toer: eerste steek afhalen en averecht tot op 18 steken na, om keeren; 7de toer: geheel recht breien; 8ste toer: 24 steken afkanten, en de rest van den toer averecht breien; dan de overige steken afkanten. Pers nu beide gedeelten van het werk aan den rechten kant op en maak de schouders aan elkaar. Dan begint u aan de mouwen. Neem 84 steken rond het armsgat op en brei in elke lus één steek. De volgende toer averecht. Dan aan weerskanten van de naald 2 tezamen breien naast den kantsteek. Ver volgens 5 toeren breien zonder- minderen; daarna weer minderen; zoo door gaan met in eiken 6den toer te minderen tot er nog 52 steken overblijven. Brei den toer na de laatste mindering averecht. Het manchetje wordt 1 recht, 1 averecht gebreid. In den lsten toer hiervair breit u er te tezamen aan het begin, dan 1 averecht, 1 recht tot de laatste 3 steken, en hier weer 2 tezamen en 1 averecht. Nu zijn er dus 50 steken voor het manchetje. Brei daarop het ribbetje: 1 recht, 1 averecht over éen lengte van 6M c.M. Wanneer de moutv in het dragen gaat uit trekken,'kunt u hét manchetje half omslaan; doch méestal groèit op dierf leeftijd de arm al even hard als het manchetje rekt. Brei de andere móuw net zóo. Voor 'het kraagje zet u 18 steken op. Brei over een lengte van circa 34 c.M. 1 recht, 1 averecht in den eersten toer en verspring in den volgenden; dus brei averecht.op recht en omgekeerd; dat is de j.g. Moss-steek. Brei den eersten tper ip de achterzijde van de ste ken. Kapt af.. Het. is qok aardig, en in alle geval lichter, om gen georgeite of mousseline kraagje te dragen in plaats van een gebreid; bovendien heeft dit het voordeel, dat men het kan verfrisschen. Pers ook de mouwen op, naai deze dicht en naai vervolgens de mouwen in de jumper, het kraagje er op. en de achterzijden van de zakken op hun plaats. Maak nu aan weerszijden van het splitje aan den hals lussen van kettingsteken met uw haakpen en zet aan eiken kant tusschen de lussen steeds weer een knoop; deze staan dus links en- rechts. Dan sluit de jumper mooier dan wanneer zij slechts aan één kant staan. Haak van boven links A: 1 vaste tn elk van de eerste 4 steken, maak dan 5 ket tingsteken, sla 4 steken van den jumper over en herhaal vanaf A tot aan de' onderzijde van het splitje. De koordjes aan de andere zijde net zoo, doch let er op, dat er steeds een lus tegenover een knoop valt; anders loopt de sluiting scheef. Beier dart kinine slikken Is het muggen 'dood ie tikken. Door H. ANTONSEN. „Dertig jaar heb ik gewerkt en gespaard en dertig jaar hoop ik er van te mogen genie ten", placht mijnheer Kerkhoff te zeggen En na die bewering keek hij dan zijn gehoor aan, dat met een knikje zijn woorden beaamde. Dat gehoor bestond uit zijn zuster Anna en zijn dochtertje Elsje. Mijnheer Kerkhoff was bijster met zichzelf ingenomen. Had hij zich niet een keurige vil la gebouwd, waar hij zijn ideaal zou kunnen verwezenlijken? En achter de villa lag een tuintje, iets grooter dan het huis zelf, waarin hij groenten teelde; erwten en boonen en witte knolletjes. Hij was dol op witte knolle tjes. Maar nog meer op een kippenboutje. Waarom zou hij geen kippen gaan houden, nu hij eenmaal een eigen tuin had? Zoodra de winter voorbij was, werd de moestuin in tweeën gedeeld. Met kippengaas. En in de lente liep er een kloek met elf kuikentjes rond te scharrelen. Als die maar eerst groot en vet waren! Mijnheer Kerkhoff had een poosje staan spitten in zijn moestuin. Zijn rug deed hem pijn van het ongewone werk en zijn maag begon te knorren. Met moeite ging hij recht op staan en wreef zich de lenden. Door het keukenvenster zag hij Leentje bezig met eieren klutsen. „Wat krijgen we vanmiddag, Leentje?" „Varkenskarbonaadjes met knolletjes en omelette toe, meneer!" Kerkhoff knikte goedkeurend. Boven op het balcon zag hij de majoors weduwe staan, aan wie hij de bovenverdie ping van rijn villa, die veel te groot was voor zijn kleine gezin, verhuurd had voor een klein beetje. Ze borstelde de uniform van haar zoon, die luitenant bij de genie was, af en knikte haar huisheer genadig toe. Kerk hoff nam zijn stroohoed voor haar af. Och ja, zij en haar zoon, waren wel zoo arm als de mieren, maar het waren toch lui van stand en beschaving. Je kon er mee voor den dag komen, met zulke huurders, al waren ze een paar maanden huur achter. Mijnheer Kerk hoff ging naar binnen. Elsie zat bij het ven ster te haken. Tante Anna was een kast aan het opruimen. „Gaan we nog niet eten?" vroeg hij, naar de blaren in zijn hand enkijkend, die hij bij het spitten had opgeloopen. „Het is pas één uur", antwoordde zijn zuster, die sedert den dood zijner vrouw zijn huishouden waarnam, „en Corrie is nog niet terug. Ik heb haar al een uur geleden om peper uitgestuurd. Het heeft toch ook heel wat nadeelen, als je zoo ver buitenaf woont „Och wat", zei Kerkhoff. „Waarom heb je die meid dan niet vanmiddag die boodschap pen laten doen?" it „Dan moet ze de glazen zeemen. Kan ik het soms helpen, dat je zoo krankzinnig vee glas in het huis hebt laten aanbrengen? Hel lijkt wel een broeikas". Tut tut Anna we zullen dan maar even wachten", zei Kerkhoff sussend. „Maar je moet nu niet doen, of we hier dezen kant uit de laatsten zijn. Voorbij ons heb je nog die twee leegstaande villa's en aan de elee- trische centrale en de kazerne" Buiten over het tegelpad, dat naar de voor deur voerde, kletterde de sabel van den luite nant. Dat had tot geheimzinnig gevolg, dat Elsje zoo rood als een pioen werd. Maar te gelijk met den luitenant kwam de postbode naar het huis toe. Hij tikte even tegen zijn pet en reikte den officier de post over. ,0. daar is de post!" riep Elsje en liep snel de kamer uit. tn de hall gaven ze elkaai de handniet Elsje en de postbode, maar Elsje en de luitenant. En deze keek vlug om zich heen en drukte haar snel in zijn armen. „In hemelsnaam, pas toch op, Henk als vader het eens zag!" fluisterde Elsje. „Voor mijn part zag hij hetdan was de kogel meteen door de kerk. Waar ben je toch zoo bang voor, liefste? Zondag trek ik men beste uniform aan, groot tenu en dan ga ikr. „Nee, Henk, nog niet ik moet het eerst zelf tegen hem zeggen en dan „Elsje!" riep tante Anna uit de kamer vandaan. Elsje wilde naar binnen. „Wacht evenneem dien brief mee dien kreeg ik juist van de postbode De soep werd juist binnengebracht en Els je legde den brief stilzwijgend neer. Mijnheer Kerkhoff keek er nauwelijks naar. Eerst toen hij goed en wel met zijn karbonade met knolletjes klaar was, scheurde hij de enve- lopf>e open. Hij schudde het hoofd, glim lachte heel even en stak den brief weg in zijn Zeik. 's Middags bij de thee zei hij: „Ik heb een pettig bericht. De zoon van mijn ouden schoolvriend Manders komt ons een bezoek brengen". Tersluiks keek hij met kleine, glurende oog jes naar zijn zuster en dochter om te zien, wat voor indruk het bericht maakte. „Ons een bezoek brengen?" vroeg zijn zuster. „Waarom? Wat is dat voor iemand?" Elsje keek naar buiten en scheen in de ver te heel wat belangrijker dingen te zien dan den zoon van den ouden vriend Manders. „Kom nou, Anna", zei Kerkhoff ongedul dig, „dat weet je toch ook wel? Je kent Man ders toch nog wel.en die z'n zoon komt hierja ik denk wel, dat hij blijft lo- geeren ja, natuurlijkwaar hebben we anders een logeerkamer voor?" „Lieve hemel", bromde tante Anna, „die j'ongelui van tegenwoordig toch! Kan hij niet in een hotel gaan logeeren? Of is het nog zoo'n kleine jongen, dat. „Ha, ha! 'n Kleine ongen! Hij is zeven en twintigHij zal eerder over trouwen den ken, zou ik meenen!" Broer en zuster keken elkaar een oogen- blik aan en tante Anna begreep alles. Op dat oogenblik scheen Elsje uit haar droomen te ontwaken en nog net zich iets van het ge sprek te herinneren. Ze vroeg ten minste: „Ja waarom gaat hij niet naar een hotel logee ren?" Ja, kijk eens, mijn vader schrijft me juist, dat hii het niet prettig zou vinden, dat zijn zoo'n s avonds laatIk moet zeggen, dat ik het heel aardig van den ouden Manders vindt, dat hij van meening is, dat zijn zoon het bij ons gezellig zal hebbenen dat hij 's avonds nietenfin, waar hebben we an ders een logeerkamer voor?" Elsje moest lachen. „Nee, maardie is goed! Dus die zoon van mijnheer Manders is bangelijk?" „Bangelijkbangelijkbromde haar vader. „Wat is daarom nu te lachen. Als er iemand bang is, dan is het zijn vader. Ik zou ook bang voor jou zijn, als jij „O, maar ik ben een meisje! Maar een man? Luitenant van Beeck komt toch ook 's avonds laat uit de soos terug?" „Alles goed en wel, maar dat is een mili tair die hoort dapper te zijnen die mag wapenen dragen bovendien". „Ik vind lafheid iets vreeselijks voor 'n man", zei Elsje beslist. „Kom nou, kind", meende tante Anna, „wat heeft een handelsman nou met dapper heid te maken? Als die maar een goede en florissante zaak heeft en „En een fatsoenlijk man is, die goed voor zijn huisgezin zorgt", viel haar vader bij, maar hij sprak alleen nog maar met zijn zus- ter want Elsje was de kamer al uit. En zoo konden die twee rustig verder praten ei» plan nen maken voor de toekomst „En als alles goed van stapel loopt, grin- kerkhoff vergenoegd, „en hij neiging toont om haar te vragen, dan zorg ik voor l£f£hh?r»e eCft 'auajst in »de Hoender liefhebber zoo n prachtig en goedkoop re cept gestaan, weet je nog wel? Ik heb het uit- geknipt en bewaard. Is dat geen goed idee?" lepn'fn HV°h b06" tante Anna met ElsJ'e al leen in de huiskamer zat, raakte ze niet uit- S£rg.Tr dtn j0ngen Manders> op wkn z in "Fr^he meis,es verliefd schenen te zijn. En Haarlem was ook zoo'n heerlijke stad met den Hout en de Damiaatjes en de schilderijen van Frans Hals en vlak bh Zandvoort en Bloemendaal. Wie?"6* Eo€ k'J beet ma^harknik voor hemhij „Wie?" vroeg Elsje verstrooid. ter ,i igreep Elsïe het opeens Ze was ech steTdel3•digen' n€tten' bundige hartelijkheid. Met veef verte U,t" dan niet? Wees nu zal best leefd. „En zoo heelemaal buiten! Maar, als ik vragen mag, waarom hebt u nergens lui. ken voor de ramen?" „Wel, waarvoor zou dat noodig zijn? We wonen hier toch nog in de stad. Verderop zijn nog meer villa's en decentrale en de ka- zerne. En dan, vlak hierbij staat altijd een politie-agent op post". Toen de jonge Manders, keurig verzorgd de eetkamer binnenkwam en tante Anna hof. felijk begroette, had hij dadelijk haar hart ge. stolen. Aan tafel 9prak men over niets an. ders dan over de firma Manders. „Ja, ja, die is wereldbekend!" beweerde Kerkhoff vleiend. „Nog niet", weerde Gerrit af, „de oude heer remt nog te veel. Maar als ik zelf maar eerst het heft in handen heb, dan komt de zaak wel voor elkander. En, als ik trouw Hij keek smachtend naar Elsje, die opstond en aan de piano ging zitten. Het venster stond open en ze zong uit volle borst een oud soldatenliedje. Op de eerste verdieping floot iemand de melodie mee heel brutaalweg. Elsje gedroeg zich bijzon- der vriendelijk jegens den jongen Manders. Hoe eer, hoe liever wilde ze tot haar vader kunnen zeggen, wat ze zich voorgenomen had. Maar ze moest daarmee wachten, totdat hij erover begon. Den volgenden morgen ging de jonge Manders ae stad in en keerde terug met éen grooten bos rozen en een verheugd gezicht. Hij had net een paar voordeelige zaakjes ge daan. ,,'n Kranige kerel!" meende mijnheer Kerk- hoff. ,,'n Schat van 'n jongen!" zuchtte tante Anna, snuffelend aan het toefje rozen, dat er ook voor haar op overgeschoten was. Elsje lachte een plaagde den jongen Manders en vader en tante hielden de zaak voor zoo goed als beklonken. „Ik wed", zei Kerkhoff tot zijn zuster, „dat hij haar vanmiddag nog vraagt. Ik zal de champagne maar vast klaar gaan maken. En, terwijl de jonge lui heel 'knus in het prieeltje zaten, ging hij naar de keuken en zei tegen Leentje, dat ze hem helpen moest. Vijf flesschen Moezelwijn, tien liter water, een kilo suiker en tien gram gist! Zoo luidde het recept. Na een uur hard werken stonden er vijf tien flesschen, goed gekurkt in de provisie kamer. „In zes uur is het zaakje uitgegist en kan morgen gekoeld worden met ijsdenk je erom, Leentje, ijs te bestellen?" Tegen den avond werd de hemel zwaar bewolkt. Een geweldig onweer hing boven het huis. „Afschuwelijk!" zei Gerrit tegen Elsje, toen ze uit het prieel naar binnen gingen. „Wat is afschuwelijk?" „Wel, alles hier in de buurt. Zoo eenzaam en zoo donker. Wordt hier nooit ingebroken?" „Och komwie is daar nou bang voor!" „Bang is het woord niet. Ik ben heelemaal niet bang. Ik heb wel eens in een hotel ge slapen naast drie heel verdachte individuen. Ik kon hooren, hoe ze met elkaar beraadslaag den omHè! wat was dat?" vroeg hij' plotseling verbleekend. „O, nietseen van de vensters is zeker met goed gesloten." Het onweer barstte los en werd gevolgd door een hevigen storm, die wild om het huis huilde en de dakpannen omlaag smeet. Dat maakte Gerrit zenuwachtig en hij durfde niet naar zijn kamer te gaan, nog veel min der in zulke omstandigheden zijn liefde aan df. d°™ter van zijn gastheer verklaren. De beide dienstboden waren al „wel te rusten" komen zeggen en tante Anna kon haar geeuwen nauwelijks meer onderdrukken, Maar Manders bleef zitten praten en maakte °^.zich op d€ logeerkamer terug te trekken Hij vertelde van zijn helden- te verbef" hgmT re<k,en a»8st °°k feer owrkomm, dal ik ergens buiten m een huis, dat net zoo af- ^otefiten lag als dit hier, logeerde en dat er midden in den nacht een inS£ het ?aam Siven Maa 'k S!iep' wilde °Pen' pakte h«n °°K miin bed uit'en schl^Fl^r8^, den adem van 7 tlsie schrok ook. Haar vader en ^beld^' Er ulonk een scb°t- Nog gillen dienstboden hoorden men GertrMande0rsrviwgh^ „Moord! moord!°Brand!eHuïpl" t6n bodenewerd luider "en d€r die"St' „Politie! Hulpi Hïïp1°?j£Ven alle? üt oude heer begon nu ook de schreeuwen HH w V°°r het venster te d^alTS^IfP en draait den «L li? °p de ^merdeur toe ™lrd ««c zweken. Een tocbtdeur is be- deur. Nog een de kif TS tegen de kamer" traPn.. vltegt0pen rdeUr WOrdt ing(" ^ckdElsie1nenning staat luitenant vaa angstig aan hem S t0e en FHenk! Beeck wV<?h2nklinkt schot Va" sm€ekt E1SiC- tegemoet iw*J2S los en sntH het *evaaf. draait™*16 stikdonker in de keuken. Hi vSekamer 0nder de deur der pro buiten gevloeid Hi? scl'"1TTiend ^altie naar Daar r? 1 Hfkt de deur open scherven'w! „champagne" in den vloer bru'sende vocht stroomt over bmlten!^Ze 'n de kamer terugkwamen, derslufc/ond j lachten' k^m Gefrit Man Dei sofa vandaan kruipen. vrSrigende" mor?en vertrok hij met den vierde mL„V-°°j da? en dauw. En dien avond met erhte" 1" V1"a een heusche verloving 1108 eeen vcr'aI1Sefl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 8