DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN De Troonrede. DUiïSCHLAND EN DE ONTWAPENINGSKWESTIE. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar f 2. franco door het geheele Rijk 2.50. 4<osse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contractei, rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brievtc franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33. Ho. 222 Dinsdag 20 September 1932 Hoofdredacteur; Tj. N. ADLMA. 134e Jaargang Baqelijksch OxKczicht Het antwoord van Henderson op de Duitsche nota inzake de kwestie van den Duitschen gelijhberechtigdheidseisch. Parijs verrast door h et fnjelscfe stcrcfi ril PERSCOMMENTAREN. ZIJ, DIE ZICH MET 1 OCTOBER A.S. VOOR MINSTENS 3 MAANDEN OP DIT BLAD ABONNEEREN, ONT VANGEN DE TOT DIEN DATUM VERSCHIJNENDE NUMMERS FRAN CO EN GRATIS. DE DIRECTIE. Directeur: C KRAK. Dit nummer bestaat uit drio bladen H. M. de Koningin heeft heden bij de ope ning der Staten-Generaal de volgende rede uitgesproken: In dit plechtig oogenblik, leden van de Staten-Generaal, nu een nieuwe zitting van de volksvertegenwoordiging een aanvang neemt, richten Mijne gedachten zich meer dan ooit op den duisteren tijd dien het vaderland beleeft. De ernstige wil die de Regeering be zielt met Gods hulp het schip van Staat in veilige haven te sturen kan slechts leiden tot het doel indien ons volk in al zijn lagen zich de werkelijkhed onver bloemd voor oogen stelt. Zonder voorbeeld in de geschiedenis zijn de economische verhoudingen over heel de wereld ontredderd. Onweerstaan baar grijpen de gevolgen der crisis steeds verder om zich heen en nog kon digen zich geen betrouwbare teekenen van kentering aan. Moederland en Overzeesche Gevesten zien hun welvaart ernstig ondermijnd. Nieuwe belemmeringen in het handels verkeer tusschen de volkeren werden toegevoegd aan de vele welke reeds ten vorigen jare de crisis verscherpten. In alle takken van volksbestaan bleef de bedrijvigheid gestadig afnemen. Handel, scheepvaart en visscherijen zijn even zeer getroffen als nijverheid en land- en tuinbouw. Herstel van het internationaal ruilver keer wenscht de regeering te bevorderen door verdragen die een ruimer geest ademen. Daarnevens moet zij bij voort during bedacht blijven op afwending van de gevaren waarmede buitenland- sche maatregelen den afzet van onze voortbrengselen bedreigen. Zijn reeds tal van noodmaatregelen tot stand gekomen om ineenstorting van onmisbare bedrijfstakken te verhoeden, nieuwe regelingen met hetzelfde doel zullen moeten volgen. De werkloosheid, bron van zooveel leed, heeft een nooitgedachten omvang aangenomen, zij plaatst de overheid voor schier onoplosbare moeilijkheden, niet het minst van geldelijken aard. De regeering zal haar voortdurende zorg ook in de toekomst aan dit maatschap pelijk euvel geven. Het zoo noodzakelijk herstel van het bedrijfsleven zal haar daarbij tot richtsnoer blijven. In het bij zonder zal ook het vraagstuk van de jeugdige werkloozen alle aandacht heb ben. Nevens voortzetting van de werkloo- zenzorg. stelt handhaving van het peil van sociale voorziening in hetero tijden bereikt, de uiterste eischen aan het zoo zeer verminderde draagvermogen der natie. De sterke daling van het nationaal in komen en de diepe inzinking welke het economisch leven vertoont, oefenen een noodlottigen invloed op de opbrengst van 's Rijks middelen. De financieele toestand is dientengevolge zorgwek kend. Veel zal van uw werkkracht en toewijding gevergd worden, opdat tijdig de meest dringende maatregelen tot stand komen. Ik weet dat het beroep, dat ten deze op uw medewerking zal worden gedaan, niet vergeefs zal zijn en ik vertrouw dat het gemeen overleg tot een uitkomst zal leiden die aan den ernst van den toestand beantwoordt. Ook in de Overzeesche Gewesten wordt er krachtig naar gestreefd de kos ten der landhuishouding met de midde len in overeenstemming te brengen. Het feit dat meer en meer in alle maat schappelijke kringen de overtuiging doordringt van de volstrekte noodzake lijkheid van dit streven versterkt de verwachting dat, ondanks alle bezwaren, het doel zal worden bereikt. Evenzeer als in de donkerste dagen zijner roemrijke geschiedenis behoeft ons volk thans eendracht ter ontplooi ing van al zijn stoffelijke en zedelijke krachten. Op den voorgrond trede daar om wat de natie vereenigt, niet wat haar verdeelt. Met de bede dat Gods hulp mijn volk sterke en met den wensch dat uod Zijn zegen aan uwen arbeid moge schenken, verklaar ik de gewone zitting der Staten- Generaal geopend. Wij hebben het vorig jaar onze bespreking van de troonrede besloten met de opmerking, dat de minister van Financiën alle verrassin gen voor zichzelf bewaard had en de mil lioenennota ongetwijfeld meer belangstelling zou wekken dan de weinig interessante rede waarmee ook dat jaar weer de zitting van de Staten-Generaal was geopend. Wat wij toen opmerkten, is nog veel meer van toepassing op de rede, welke thans door H. M. de Koningin is gehouden. Er staat nu letterlijk niets nieuws in en allen, die verwacht hebben, dat na de publi: catie van het rapport-Weiter nu eindelijk eens een tipje van den sluier zou opgelicht worden, welke de komende groote plannen der regeering bedekt houdt, zullen moeten constateeren dat zij nog even wijs of beter gezegd nog even dom zijn als vóór zij deze door den ministerraad opgestelde ver klaring hebben gelezen. De geschiedenis, zoo heeft de Koningin het vorig jaar gezegd, kan menige bladzijde aan wijzen van ten minste zoo diepen ernst en steeds weer heeft de groote zedelijke volks kracht or.der Gods hulp de moeilijkheden overwonnen. Is de crisis thans zooveel ernstiger dan ver leden jaar of heeft de regeering er een zoo veel somberder kijk op gekregen? Immers, er is nu van een vergelijking met vroegere de pressies geen sprake meer. Zonder voorbeeld in de geschiedenis, zoo wordt thans ver klaard, zijn de economische verhoudingen over 'heel de wereld ontredderd. En voor de optimisten, die zich aan den goeden raad houden, dat een terugkeerend vertrouwen den al^emeenen toestand gunstig beïnvloeden kan* volgt nog de teleurstellende en depri- meetende mededeeling, dat de gevolgen van de crisis onweerstaanbaar verder om zich heen grijpen en dat zich nog geen betrouw bare teekenen van kentering aankondigen. Het is alsof de regeering het er op gezet heeft het Nederlandsche volk zoo bang te maken, dat de ingrijpende bezuinigingsvoor stellen waarmede zij ongetwijfeld dezer dagen bij de millioenennota voor den dag zal komen, minder protest zullen ontmoeten. Trouwens, deze geheele troonrede wijkt in sterke mate van haar voorgangsters af. Zij is niet zoozeer een regeeringsverklaring dan een exposé van diverse verschrikkingen. Van de traditioneele tirade, dat onze verhouding met omliggende staten niets te wenschen overlaat vindt men ditmaal geen spoor en zelfs de vraagstukken tusschen Nederland en België, die de laatste jaren steeds weer ge memoreerd werden, blijven thans onbe sproken. Aan Volkerenbond en Ontwapeningsconfe renties wordt geen woord meer verspild. Het „ieder voor zich" komt thans sterker dan vroeger tot uiting Wat interesseert ons eigenlijk de opinie van buitenlanders in zoo verre zij niet op onzen in- of uitvoer 'betrek king heeft? Wij weten immers wel, dat elke staat thans voor zelfbehoud vecht en het eenige positieve, dat er in deze troonrede is te vinden, is dan ook de aankondiging, dat de regeering bedacht blijft op afwending van de gevaren, waarmede de buitenlandsche maatregelen den afzet van onze voortbrengse len bedreigen. De ernstige wil, aldus de troonrede, die de regeering bezielt, om met Gods hulp het schip van staat in veilige haven te sturen, kan slechts leiden tot het doel, indien ons volk in al zijn lagen zich de werkelijkheid onverbloemd voor oogen stelt. Met andere woorden, er zal op groote schaal bezuinigd moeten worden en het zal de legeering zeer welkom zijn als men thans zoo onder den in druk der tijdsomstandigheden wi! komen, dat men de groote operatie zonder al te heftige protesten zal willen toelaten. Wat dan volgt is een herhaling van de crisisbeschouwingen, die duizenden reeds op vergaderingen en in de dagbladen gehouden hebben. De economische verhoudingen zijn over de geheele wereld ontredderd. Dat is niets nieuws. Evenmin dat moederland en overzeesche gewesten bun welvaart ernstig ondermijnd zien en dat de belemmeringen in het handels verkeer nog ernstiger zijn geworden. Dat de bedrijvigheid in alle takken van ons volksbestaan gestadig afneemt en scheep vaart en visscherijen evenzeer getroffen wor den als nijverheid, land- en tuinbouw, het is heusch geen nieuws, dat wij voor het eerst door deze troonrede vernemen. Het eenige lichtpuntje maar het is als lichtpuntje van zeer weinig beteekenis is. dat de regeering herstel van het internatio naal ruilverkeer wenscht te bevorderen door verdragen, die een ruimer geest ademen. On middellijk daarop volgt evenwel de aankon diging, dat wij de gevaren van buitenlandsche maatregelen bij voortduring zullen moeten afwenden. Vanzelfsprekend is het. dat het nog niet uit is met de noodmaatregelen om ineenstorting van onmisbare bedrijfstakken te verhoeden En niemand zal er zich over verwonderen, dat de werkloosheid zorg baart en de over heid voor schier onoplosbare moeilijkheden, vooral van geldelijken aard, stelt. Tot die overtuiging was men ook reeds gekomen, nog vóór men deze troonrede had gelezen. Het peil van sociale voorziening in betere tijden bereikt, stelt de uiterste eischen aan het verminderd draagvermogen der natie. Het behoefde werkelijk niet meer verkondigd te worden en evenmin dat de sterke daling van nationaal inkomen en de diepe inzinking, welke het economisch leven vertoont, een noodlottigen invloed uitoefenen op de op brengst van 's Rijks middelen, waardoor de financieele toestand zorgwekkend is en tijdig de meest dringende maatregelen tot stand moeten komen. Wie de maandstaten der Rijksmiddelen be studeert, behoeft uit de troonrede dit „nieuws" niet meer te vernemen en het heeft er den schijn van, dat deze tirade al weer bedoeld is als middel om de komende regeerings- maatregelen op minder verzet te doen stuiten. De overzeesche gewesten, die gewoonlijk om beurten op den voorgrond treden ver leden jaar kwamen O.-Indië, Suriname, Cu- ragao en zelis Aruba in bespreking blijken in deze troonrede geen nadere beschouwing waard. Er wordt slechts collectief van mede gedeeld, dat men er ook daar krachtig naar streeft de kosten der landhuishouding met de middelen in overeenstemming te brengen, waaraan trouwens niemand twijfelt. Natuurlijk eindigt de troonrede met een beroep op de natie, die evenzeer als in de don kerste dagen harer roemrijke geschiedenis, op den voorgrond moet laten treden wat haar vereenigt en niet wat haar verdeelt, een beroep dat inderdaad op zijn plaats is op het tijdstip, dat de millioenennota zal worden ingediend en machtige groepen gereed staan zich tegen bezuiniging ten koste van eigen partijgenooten met hand en tand te verdedi gen. Als een vermanend woord van een vorstin tot Haar volk heeft deze troonrede ongetwij feld beteekenis. Als regeeringsverklaring waarin het werkprogram voor het komende begrootings- jaar gestipuleerd wordt, is zij van nul en geener waarde en zal zij de millioenen Ne- derlandets, die haar 'heden onder de oogen krijgen, een diepe teleurstelling bezorgen. Het is algemeen bekend, dat de troonrede de laatste jaren van weinig zeggenden in houd is, maar een zoo nietszeggende als deze hebben wij nog nimmer onder de oogen ge kregen. Het antwoord-schrijven, dat de president der ontwapeningsconferentie Henderson ge richt heeft aan den Duitschen rijksminister van buitenlandsche zaken in verband met de Duitsche nota van 14 September j.1., waarbij Duitschland had aangekondigd niet deel te zullen nemen aan de zitting van het Bureau van de Ontwapeningsconferentie, is thans door het secretariaat van den Volkenbond gepubliceerd. In dit schrijven (wij wijzen in dit verband op ons Overzicht van gisteren!) spreekt Hen derson zijn teleurstelling er over uit, dat de rijksregeering besloten heeft, niet aan de zit ting van het Bureau deel te nemen. Duitsch land schijnt de opvatting te zijn toegedaan, dat na het aannemen der groote verdagings resolutie der Ontwapeningsconferentie van 23 Juli 1.1., thans vaststaat, dat de komende ontwapeningsovereenkomst ver beneden het ontwapeningsregime van het Verdrag van Versailles zal blijven. Als president is het zijn taak niet zich uit te spreken over „het ontwapeningsregime van het Verdrag van Versailles". Daar echter vorm en inhoud be treffende de maatregelen van de nog op te stellen ontwapeningsovereenkomst thans nog niet vastgelegd zijn, moet Henderson zijn twijfel uitspreken over de door de Duitsche regeering te berde gebrachte uitlegging van de verdagingsresolutie van 23 Juli. Henderson tracht dan het bewijs te leve ren, dat zekere bepalingen dezer resolutie alleszins als krachtige ontwapeningsmaat regelen op te vatten zijn. Zoo bevat de reso lutie de verzekering, dat een werkelijke ver mindering der bewapeningen door een al- gemeene overeenkomst zal tot stand komen Verder is met betrekking tot de resultaten der eerste phase der conferentie uitdrukkelijk vastgesteld, dat een aantal concrete ontwa peningsmaatregelen geregistreerd kon wor den en dit ontafhankelijk van de verdere be sluiten der ontwapeningsconferentie. Hen derson wijst er dan op, dat de verdagings resolutie in geen enkele opzicht vooruitloopt op verder gaande ontwapeningsmaatregelen In verband hiermede moet de Duitsche regee ring toegeven, dat thans noch vorm en in houd, noch de draagwijdte eener ontwape ningsovereenkomst zijn bepaald en dat deze kwesties eerst op de volgende zitting van de conferentie besproken kunnen worden. Hen derson verzoekt voorts aan de Dutsche regee ring zijn rede te herlezen, die hij op 23 Juli bij de besprekingen over de verdagingsreso lutie heeft gehouden en waarin hij er op ge- wezij heeft, dat hij niet weer naar Genèvt zal komen als niet in de tweede phase dei Ontwapeningsconferentie practische resul taten verkregen zouden worden. In zijn rede heeft hij er ook nadrukkelijk op gewezen, dat de mogendheden met den wensch naar Genève zouden terugkeeren mede te werken aan een werkelijke vermindering der wereld bewapening en aan een algemeene overeen komst. Henderson besluit dan met de uit- noodiging aan de Duitsche regeering op nieuw en zoo spoedig mogelijk deel te nemen aan de werkzaamheden van het Bureau der Conferentie, daar bij een langdurige afwe zigheid van Duitschland ter conferentie op ernstige wijze het geheele ontwapeningsge dachte in gevaar kan brengen. Henderson deelt dan nog mede, dat hij de Duitsche nota van 14 September met hun antwoord ter kennis brengen van alle leden van het Bureau. In kringen, welke de Duitsche regeering na staan, wordt het schrijven van Henderson in zooverre niet ongunstig opgenomen, dat de brief van Henderson een persoonlijk karakter draagt en volkomen vriendelijk ge steld is. Weliswaar wordt het optimisme van Henderson niet gedeeld, aangezien helaas niet valt aan te nemen, dat andere staten zullen ontwapenen tot het niveau der voor Duitschland geldende ontwapeningsbepa lingen van het Verdrag van Versailles. Voorts acht men het opmerkelijk, dat Hender son er aan refereert, dat hij niet naar Genèvt zal komen, indien in de tweede fase der ont wapeningsconferentie practische resultaten zouden worden bereikt. Op deze practische resultaten, welke tot grondslag zullen moe ten hebben een ophouden der discriminatie van Duitschalnd, komt het ook voor de Rijks regeering aan, aldus wordt verklaard, en de Duitsche regeering slaat dan ook met be langstelling de verdere ontwikkeling der be sprekingen te Genève gade. De Duitsche bladen veroordeelen echter alle het in de Engelsche nota tot uitdruk king gekomen standpunt der Engelsche regeering t.a.v. de gelijkgerechtigheids- 1 west ie. De „Deutsche Zeitung" spreekt van een algeherie meeningsverandering van Enge land en noemt de nota een frivool memoran dum. Steeds weer blijkt, dat Engeland sedert Versailles slechts bij de sterkste bataljons zijn heil zoekt. De „Kreuzzeitung" noemt de nota een mededeeling van een schoolmeester. Men moet, aldus het blad, in het Engelsche standpunt een poging zien, zij aan zij met Frankrijk Duitschland te beletten zijn ge lijkgerechtigdheid inzake politieke weermacht te herkrijgen. De „Berl. Lokal-Anzeiger" schrijft, dat de nota zeer sterk de geheele diplomatieke en politieke wereld heeft verontrust. De „Deutsche Tagerzeitung" plaatst boven het Londensche bericht de woorden: Hoog moedige en onbegrijpelijke nota, en herinnert voorts aan de uitlatingen van Lloyd George, dat de zegevoerende mogendheden haar trouw inzake het bewapeningsvraagstuk schaamteloos gebroken hebben. De „Berliner Boersenzeitung" eischt van de Duitsche regeering, de tot nu toe gevoerde oolitiek op den zelfden voet voort te zetten Het Duitsche volk dient er zorg voor te dra gen, dat de buitenlandsche speculaties op de Duitsche tweedracht niet in vervulling zul len gaan. De „Deutsche Allgemeine Zeitung" schrijft o.a.: Het volgens Engelsche opvat ting totaal onschuldige consultatief pact, waarover men te Lausanne in de kringen der geallieerden onderhandelde en dat tenslotte alleen met Frankrijk werd afgesloten, wordt thans door de Engelsche nota wel heel schril belicht. Wanneer de Engelsche regeering meent, dat zij met deze methode ons aan de confe rentietafel te Genève terug kan halen, schrijft de „Germania", dan vergist zij zich toch wel sterk omtrent den ernst van den Duitschen wil tot gelijkgerechtigdheid. Wij strijden momenteel om het'principe en nist om de cijfers, en deze strijd moet door staats lieden en niet door generaals gevoerd wor den. „Engeland tegen het Duitsche recht" en „onbegrijpelijke Londensche nota" schrijft de „Berliner Boersenkurier boven het be richt. Het blad vreest, dat hier de kiemen liggen voor een derde schuldleugen. Deze schuld leugen luidt, dat Duitschland naar ontwape ning druft en het economisch herstel verhin dert. De „Vossische Zeitung" schrijft, dat de academische erkenning van den Duitschen eisch tot gelijkheid in bewapening weinig te beteekenen heeft. Dat onze moreele eisch juist is, is onbestrijdbaar. ter T; Het „Berliner Tageblatt" meent, dat het altijd de oude geschiedenis is. Men rekent steeds op Britsch-Fransche tegenstellingen en telkens blijkt de berekening verkeerd te zijn. „Der Abend" verklaart, dat de Duitsche buitenlandsche politiek de richting Ingaat van isolement. De „Nationaal-Söcialistische „Angriff" zegt, dat in verband met het antwoord der Engelsche regeering, het eigenlijk hierop neerkomt, dat de huidige Rijksregeering niet zijn steun vindt in een sterke volksbeweging. Het blad ve-langt, dat de regeering von Pa pen uit een en ander haar conclusies zal trekekn en plaats zal maken voor een werke lijke nationale volksregeering. De rechtvaar digheid van den Dui'~:hen eisch staat vol gens het Verdrag van Versailles volledig vast. In Fransche politieke en parlementaire kringen over het Engelsche standpunt is men ten zeerste verrast, dat Engeland zoo met de Fransche idee mee gaat. De Parijsche ochtendbladen keuren het standpunt van Engeland dat vooral wat het eerste gedeelte betreft volkomen met dat van Frankrijk overeen komt, en daarnaast nog veel duidelijker en sterker aan de verplich tingen herinnert, welke Duitschland met het Verdrag van Versailles op zich genomen heeft, goed. De buitenlandsche politieke medewerker van de „Echo de Paris" noemt de Engelsche nota het best geconstrueerde diplomatieke document, dat men ooit gelezen heeft. De interpretatie, die de Engelsche minister van buitenlandsche zaken Sir John Simon aan het Verdrag van Versailles geeft, zal zeker niet zonder gevolgen blijven. Het „Journal" verklaart, dat men bijzon der verrast moet zijn door den scherpen toon van de Engelsche nota, waarin duidelijk er aan wordt herinnerd, dat het Verdrag van Versailles nog steeds van kracht is. After all moet men echter constateeren, dat de Engel sche regeering bereid is, Duitschland princi pieel gelijke rechten te geven. Het „Journal des Debats" waarschuw! voor de opvatting, dat de Engelsche regee ring het Fransche verzet tegen de Duitsche eischen zou steunen. Uit vrees voor het feit, dat Duitschland wellicht de ontwapenings conferentie en den Volkenbond in den steek zou laten, stelt Engeland voor, de Duitsche eischen in te Willigen. Dat beteekent een oprichten van het gebouw van den vrede op een wankel fundament. De „Paris Said" is van meening, dat de Engelsche regeering alleen formeel tegen den Duitschen eisch protesteert, maar men eisch is den grond toch erkent en zal steu nen. Bij de komende onderhandelingen zal het patriottisme van Herriot op zware proef worden gesteld. De vraag is, wiens opvat ting zal overwinnen, dit van Sir John Simon of die van MacDonald. o Tenslotte de Engelsche perscommentaren. De „Times" schrijft o.a., dat iedereen in Engeland en ook de Engelsche regeering toegeeft, dat de Ehiitsche eisch inzake gelijke rechten in feite goed is. De Duitsche eisch maakt een duidelijk antwoord noodig. Het diplomatieke initiatief mag in deze zaak niet in handen van Duitschland blijven. De andere regeeringen moeten zich snel berar den, wat zij denken te doen wanneer Duitsch land onafhankelijk weer tot bewapening overgaat. Ook moeten zij overwegen welke

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 1