Algemeene Nederl. Zuivelbond.
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind.
geslachten konden er ons wel eens een ver
wijt van maken als wij er niet tegen agee-
ren.
De heer Roggeveen (Schagen) zei, dai
zijn vereeniging al een adres als bedoeld
heeft verzonden en vroeg of de Kamer van
Koophandel ook zal opkomen tegen ophef
fing van het kantongerecht te Schagen.
De voorzitter verzekerde, dat de Ka
mer van Koophandel moeite zal doen om de
rechtsbedeeling in haar district zoo goed mo
gelijk te doen zijn.
Mr. Leesberg geloofde, dat de waar
genomen kantongerechten (zooals dat te
Schagen) eerder zuilen verdwijnen dan an
dere.
De heer Luyckx (Den Helder) maande
aan tot voorzichtigheid. Als de minister zou
zwichten voor de bezwaren, zal hij allicht
willen bezuinigen op iets anders en zich mis
schien werpen op Den Helder. De heele
kwestie gaat volgens spr. om het belang van
Alkmaar.
De heer Zeeman meende, dat alles sprak
vóór behoud der Alkmaarsche rechtbank.
De heer D e R a a t kwam op tegen de
woorden van den heer Luyckx. Het belang
van Alkmaar is slechts voor een heel klein
deel bij de kwestie betrokken, maar het gaat
om het heele district, ook om Den Helder, dat
zeer waarschijnlijk bij het arrondissement
Haarlem zou worden ingedeeld.
Verschillende heeren voerden nog het
woord over het al of niet noodzakelijke van
het stellen van een motie, waarover zij hef
geheel eens bleken te zijn, uitgezonderd Den
Helder.
Een motie aangenomen.
Een inmiddels aan de bestuurstafel opge
stelde motie werd voorgelezen. Zij luidde:
„De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Hollands Noorderkwartier, gevestigd te
Alkmaar, bijeen in vergadering met besturen
der middenstandsvereeniging in haar district,
omvattend een zeer belangrijk deel van het
arrondissement Alkmaar en vertegenwoordi
gend een zeer groot aantal justitiabelen,
spreekt met algemeene stemmen uit:
dat het voorstel, door de regeering gedaan
tot opheffing van het arrondissement Alk
maar met Alkmaar als zetel en van in dat ar
rondissement gelegen kantongerechten niet
behoort te worden aangenomen
de geografische ligging van het arrondis
sement bewijst zijn noodzakelijkheid;
de bezuiniging door de opheifing kan
slechts gering zijn;
daarentegen zullen tengevolge van de op
heffing vele nieuwe lasten, moeiten en kosten
op de neringdoenden worden gelegd;
zou er sprake zijn van opheffing van één
van de drie rechtbanken in de provincie
Noordholland, dan ware het beter verant
woord Haarlem op te heffen en het gerechts
hof van Amsterdam naar Haarlem te ver
plaatsen, waardoor èn een behoorlijke bezui
niging wordt verkregen èn de rechtmatige
belangen van de rechtzoekenden in het groote
gebied van het arrondissement blijven be
schermd".
Deze motie, die aan de Tweede Kamer zal
worden gezonden, werd zonder één enkele
stem tegen aangenomen. Later verklaarde de
heer Delgorge bij vergissing te hebben nage
laten zich er tegen te verzetten.
Bureau van advies.
De secretaris gaf de gebruikelijke in
lichtingen over de werkzaamheden van het
„Buva", waarbij 15 middenstandsvereenigin-
gen zijn aangesloten en dat de leden daarvan
verzekert van gratis rechtskundig advies (niet
het voeren van processen) tegen betaling van
10 cent per lid. Spr. wees er op, dat de Ka
mer geen inlichtingen verstrekt over soliditeit
van zaken of personen en zich krachtens wet
telijke bepalingen beperkt tot het verschaffen
van een afschrift uit het handelsregister, zon
der eenig commentaar.
De heer H a y t e m a (Alkmaar) verzeker
de meermalen groot profijt te hebben gehad
van de inlichtingen van het Bureau der Ka
mer van Koophandel.
Rondvraag.
Bij de rondvraag kwamen eenige huishou
delijke zaken ter sprake, waarna de voorzit
ter de vergadering sloot met dank voor de
opkomst en met de opwekking aan de aanwe
zigen om de opheffing der rechtbank in hun
ne vereenigingen te bespreken en zoo moge
lijk aan te sturen op het zenden van een re-
quest aan de Tweede Kamer voor het behoud.
(Van onzen eigen verslaggever).
In de middagvergadering van de gister te
Utrecht gehouden vergadering van den Ne-
derlandschen Zuivelbond, die ook door Prins
van welkom van dr. Posthuma in ontvangst
Hendrik werd bijgewoond, die een woord
had te nemen, gaf de heer dr. Eygeman, hat'
delsconsulent van de F. N. Z., bij ontsten
tenis van den secretaris een verhandeling over
de positie van den Nederlandschen zuivelaf-
zet met het oog op de toekomst.
De oositie van den Nederland
schen zuivelafzet met het oog op
de toekomst.
Wanneer wij ons, als zuivelland, zorgen
maken voor de toekomst, dan gaan we er van
uit, dat voor onze zuivelindustrie in haar
tegenwoordigen omvang en opbouw het
exportbedrijf onmisbaar is. Het lot van onzen
buitenlandschen afzet aan zuivelproducten
is thans in deze economische omwenteling
meer dan ooit afhankelijk van de invoer-
maatregelen in de verschillende afzetgebie
den, voorts van de politiek onzer concurren
ten en tenslotte ligt die toch ook in eigen
hand, voorzoover wij ons in de meest voor-
deelige positie weten te plaatsen om bij deze
aanpassing mee te doen of in elk geval die
maatregelen te nemen, dat wij straks niet
zullen zijn uitgeschakeld.
De vraag is of wij in de toekomst weer een
loonende afzet in het buitenland kunnen vin
den voor 45 van onze productie aan
botervet en voor 43 van de overige melk-
bestanddeelen, die ons land totnutoe jaar
lijks produceerde.
Wij zullen hierbij onderscheid hebben te
maken tusschen de botermarkt, de kaasmarkt
en de markt van gecondenseerde melk. met
betrekking waartoe de positie van het Neder-
landsche product geheel verschillend is.
Wat de kaasmarkt aangaat, levert ons
land in mindere of meerdere mate een spe-
cialiteitsartikel. Op de internationale markt
van melkproducten heeft onze export een
sterke positie. Doch bij de boter is de markt
vooral van den kant der verkoopers inter
nationaal.
Bij de boter is het dus op de eerste plaats
van belang, onze positie op de wereldmarkt
nader te bespreken. In een normaal jaar
(1929) bedroeg het aandeel van Nederland
in den wereld-export van boter nog 9.1
Het daalde in 1931 tot 5Vi en gedurende
de eerste 4 maanden van 1932 tot 2y?
De omzetten op de wereldbotermarkt na
men in 1931 daarentegen nog toe om in 1932
nagenoeg gelijk te blijven, terwijl Denemar
ken en de Baltische landen hun aandeei
daarin vrijwel constant wisten te handhaven
en het percentage van de overzeesche gebie
den, Nieuw-Zeeland, Australië, Canada en
Argentinië, min of meer aanzienlijk is toege
nomen.
Dit is de verschuiving bij het wereldaan
bod van boter.
Doch ook t.a.v. den afzet brachten de laat
ste anderhalf jaar een opmerkelijke verande
ring, een concentratie. Het aanbod van de
internationele botermarkt werd:
in 1929 voor 64 door Engeland opge
nomen, voor 26 door Duitschland en 3
door de kleinere afzetgebieden (België, Zwit
serland en Italië).
in 1931 voor 71 door Engeland, voor
17 door Duitschland en voor 9 de klei
nere afzetgebieden.
in 1932 (eerst 4 mnd.) voor 73 door
Engeland, voor 13 door Duitschland en
voor 10 door de kleinere afzetgebieden.
Er is dus een zeer belangrijk deel van
onzen boterexport ingeboet. Dat dit gepaard
ging met een evenredig grooteren afzet in
het binnenland, is, met het oog op de toe
komst, van zeer ondergeschikte beteekenis
Immers de vergrooting van dien binnenland-
schen afzet is uitsluitend een gevolg van de
prijsdaling, niet blijvend dus. tenzij men er
in slaagt den kostprijs te verlagen,
later).
Voorts is de botermarkt in Engeland van
nog overwegender beteekenis voor de prijs
vorming van dit product geworden.
Beschouwen we nu de toekomstige prijs
vorming in het licht van deze ontwikkeling,
dan liggen de kansen voor onze botermarkt
niet bijster gunstig.
Het alles overheerschende element hierbij
is het feit, dat Engeland op 19 September
van het vorig jaar de gouden standaard
heeft verlaten, maar daarmee tevens is ge
volgd door zijn voornaamste boterleveran-
ciers Denemarken, Nieuw-Zeeland, Argenl
tinië, Zweden, Finland en Australië.
Het Pondsterling en de geldstaandaards
in al deze landen is daarmede met pl.m
25 in waarde tegenover de goudlanden,
als Nederland, gedaald of verder gedaald.
Daarmee staat voor de botermarkt de klok
in die landen dus 6 uren voor en is onze
boterexport, nu ons land den gouden
standaard niet heeft opgegeven, verplicht 6
uren vroeger op te staan.
Men kan er zich hier te lande nu maar
niet van af maken met te zeggen, dat er een
aanpassing na korter of langer tijd zal
plaats hebben. Hoe lang dat zal duren en van
welken kant de aanpassing plaats heeft,
zulks is voor ieder exportartikel verschillend.
Voor gecondenseerde melk, een moeilijk ver
vangbaar artikel met een tamelijk elastische
vraag, en waarbij het aanbod overwegend in
handen is van de goudlanden, is die aan
passing snel en vrijwel geheel ten gunste van
den goudprijs in haar werk gegaan. Doch
moeilijk zal er een artikel buiten de boter te
vinden zijn, t.a. waarvan de lasten dezer
aanpassing zoozeer en voor onafzienbaren
tijd zullen moeten worden gedragen door
het exportlad dat nog in goudvaluta rekent,
dan bij de boter.
Een zweem van aanpassing van de inter
nationale botermarkt tot voor den Neder
landschen boterexport rendabele prijzen is
i na een jaar der Engelsche valutadepreciatie
niet aanwezig.
1930 1931 1932
le le le
halfj. halfj. halfj
Boterverliiiik in Engeland 100 117 125
Boterprijs in Engeland 100 85 77
Boterprijs in goud 100 85 50
Hieruit ziet men, na een jaar van het pa
pieren pond, dat net opnamevermogen van
de Engelsche botermarkt zich geheel normaal
tegenover den gedaalden boterprijs heeft ge
dragen, maar dat juist daarom de wereld
marktprijs van boter in goud (de Ned
exportprijs) zich een extra aderlating van
25 heeft moeten laten welgevallen,
waartegenover nergens eenig aequivalent in
den vorm van toegenomen boterverbruik is te
vinden.
De Eneelsche maatregelen voor
ons volk funest.
Indien Duitschland in 1931, toen dit
land nog 100 millioen K G. boter uit het
buitenland heeft toegelaten, een absoluut in
voerverbod van boter had uitgevaardigd, dan
hadden de gevolgen voor onzen boterprijs
niet ernstiger kunnen zijn.
Zeer langen tijd zal deze kunstmatige
voorsprong van onze concurrenten op de
botermarkt kunnen blijven voortbestaan. In
derdaad moet het algemeen binnenlandsch
prijspeil in het land, dat tot depreciatie van
zijn munteenheid is overgegaan, een verhoo
ging ondergaan, zoodat aan deze beweging
het algemeene kostniveau in dat land op den
duur niet zal kunnen ontkomen. Doch het is
evenzeer duidelijk, dat die productiefactoren
zich hieraan het langst kunnen onttrekken
welke in geenerlei verkeer staan met het bui
tenland. En waar nu juist de zuivelindustrie,
vooral in Australië en Nieuw-Zeeland, haar
grondstoffen geheel en al uit eigen bodem
put, is het begrijpelijk dat er voor aanpas
sing van het kostniveau der boterproductie
in die landen vele jaren gemoeid zullen zijn
Wanneer men met deze omstandigheden
rekening houdt, dan is het verstaanbaar dat
voorloopig de exportprijs van onze boter zal
moeten worden ingesteld op het huidige kos
tenniveau van de Nieuw-Zeelandsche en
Australische boterbereiding, een, welke dus
minstens 25 lager is komen te liggen dan
de onze.
Neemt, naar de optimisten hopen, de be
driiyigbeicisindex en dus de koopkracht in
en mijn tanden
zijn zoo wit en glanzend,
zegt onze cliënte,omdat ik
van mijn jeugd af regelmatig
Odol gebruik.
Witte tanden, frissche adem
zijn het kenmerk van
Odol-mondvcrzorging.
Engeland toe, dan zullen deze boterexport-
landen er direct bij zijn om tot een vergroo
ting van de aanvoeren te komen en daardoor
een opgaan van het prijspeil geen kans
geven.
De prijzen, vooral der dominiale boters in
Engeland, zullen in de toekomst dus veel
meer nog dan in het verleden de basis en de
richtprijs worden voor den export der Neder-
boter. Weliswaar zal er door kwaliteit, recla
me en afzetorganisatie mogelijk een marge
boven dit peil kunnen worden bereikt. Doch
in dit verband diene men bij de Nederland
sche boter niet te vergeten, dat men hier met
den afzet naar Engeland nog practisch ge
heel moet beginnen, zoodat er voorloopig
van een goodwill en marge boven dezen
rechtprijs voor onze boter nog wel geen
sprake zal zijn.
Tenslotte moet hier nog de vraag gesteld
worden of men thans, September 1932, op
het'diepoepunt der boterprijzen is beland.
In Duitschlnad staan er plannen voor een
contingenteering van de boterinvoer voor de
deur. Indien het daar zoover komt, dat de
invoer van 1931 zal worden gehalveerd, dan
beteekent dit dat er een quantum van
25.000.000 K.G. boter, dat totnutoe door
Duitschland werd opgenomen, elders zal
moeten worden geplaatst, hetgeen naar on
ze schatting moet neerkomen op een verdere
verlaging van den boterprijs van thans met
ongeveer 6
In Engeland ligt het in het voornemen,
indien men tenminste de overeenkomst van
Ottawa tot de Britsche Dominions beperkt,
de preferentie voor de Engelsche koloniën
bij den boterinvoer met ongeveer 5 te
vergrooten, hetgeen bij de nog steeds toe
nemende producties der Dominions dus voor
de buitenstaanders opnieuw een verlaging
van den boterprijs met dit percentage moet
beteekenen.
Van de handelspolitiek onzer regeering
moet verwacht worden, dat er voor onzen
boterexport wederom de voorwaarden ont
staan voor een vrije concurrentie. Maar ook
dan nog zal, wil de boterexport in ons land
weer rendabel worden, zonder het middel
der valutadepreciatie te baat te nemen, alleen
een belangrijke verlaging van het peil onzer
productiekosten uitkomst kunnen geven. Het
andere altenatief zou zijn, volledige af
stand van onzen boterexport en afsluiting
onzer grenzen voor den boterinvoer. Een
dergelijke inkrimping van het zuivelbedrijf
zal echter ongetwijfeld niet alleen kapitaal
vernietiging en vermindering van werkge
legenheid beteekenen, maar evenzeer van in
grijpende beteekenis zijn op de geheele sa
menstelling van het zuivelbedrijf in Neder
land.
Kan evenwel t.a.v. de boterproductie de
weg van kostenvermindering worden inge
slagen, dan wordt natuurlijk het grooter op
name-vermogen van het binnenland een
factor van beteekenis, zoodat onder die om
standigheden met behoud van onze zuivel
industrie in haar bestaanden omvang een
kleinere export en een grootere binnenland-
sche afzet van blijvende beteekenis zal blij
ven.
Voor de kaas en de melkproducten is dt
positie in zooverre eenvoudiger, dat men
hierbij alleen aan zijn klanten is overge
leverd en niet zoozeer ook aan zijn concur
renten. In dit verband rijst vooral de vraag,
welke de aard van deze crisis is. Is het al
leen een noodtoestand tengevolge van bloed
armoede in onze afzetgebieden, min of meer
gepaard gaande met een even grof als voor
bijgaand protectionisme, of zullen de daar
genomen maatregelen tengevolge hebben dat
onze producten in die landen geheel of ge
deeltelijk overbodig zullen blijven?
Op dit punt zullen waarschijnlijk de rijks-
lanabouwcónsulenten nader ingaan.
Naar gelang deze vooruitzichten voor onze
belangrijkste afzetgebieden minder gunstig
moeten worden beoordeeld, zullen dergelijke
overwegingen tot het inzicht moeten leiden,
dat de Nederlandsche zuivelindustrie in de
toekomst zich meer zal moeten gaan toeleg
gen op specialiteiten dan op massa-produc
tie.
De kaasafzet is, in zijn tegenwoordigen
vorm voor onze zuivel-industrie een uiterst
evoelige plek. Van alle kaas, die hier te lan
de bereid wordt, moet 60 over de gren-
zij. 33 van hetgeen aan botervet moet
worden geëxporteerd, vindt in dezen vorm
afzet.
Aan omvang heeft onze kaasuitvoer tot
zelfs in de laatste maanden niet veel inge
boet. Dat daarom de kaarten bij dit product
voor ons gunstiger zouden liggen, zal nie
mand met kennis van zaken durven beweren.
De kaasmarkt biedt zoo mogelijk een nog
troosteloozer aanblik dan de boterexport. Ex
portprijzen van 34 van de waarde van
1929, zooals de Friesche kaasmarkten in
Mei van dit jaar te zien ^aven, zijn bij de
boter tenminste nog niet bekend.
Alleen demonstreert deze toestand de
uiterst moeilijk verkoopbaarheid van onze
kaas buiten het bestaande afzetgebied. Bij
kaas hebben we ten doen met een kunstmatig
in het leven geroepen afzetcrisis in onze
voornaamste buitenlandsche afzetgebieden.
Schier allerwege stuit de verkoop van onze
kaas thans in het buitenland op hooger en
hooger invoerrechten en invoerbelemmerin-
gen van ongekenden druk.
Wel het meest treedt dit op den voorgrond
in Duitschland, op welke markt de groote
massa van den afzet van dit product
40 van onzen geheelen kaasexport is
ingesteld. Naarmate Duitschland het laat
ste jaar steeds minder betaalmiddelen voor
den kaasinvoer beschikbaar stelde, heeft dit
land onze kaasprijzen naar omlaag gefor
ceerd tot op een derde van de prijzen van
1929.
Nieuw afgezetgebied moet ge
zocht worden.
De ontwikkeling van de contingenteerings
politiek bij onze voornaamste afnemers zai
ons weldra met geweld voor de keus bren
gen, voor een belangrijke surplus nieuwe af
zetgebieden te vinden of wel het bedrijf in te
krimpen.
Totnutoe is er ondanks de sterk gedaalde
prijzen van een toename van onzen kaasafzet
in de landen, die het op dit gebied nog niet
zoo bont maken als Duitschland en Frank
rijk, nog weinig of geen sprake. Dit komt
naar het ons wil voorkomen vooral daarom,
omdat de productie en niet minder de afzet
organisatie hier te lande zich bij de kaas zeer
sterk hebben vastgelegd op de behoeften van
een bepaald afzetgebied, zoodat het toch we!
heel moeilijk schijnt te zijn zich tot andere
gebieden te wenden.
Wat hier in eerste instantie noodig is en
een uitweg voor onze kaasbereiding zal bren
gen is, een massale propaganda voor Neder
landsche kaas in het buitenland.
Buiten de ons omringende landen en de
Middellandsche Zec::bieden zijn er geen
streken, waarin onze kaas in groote quan-
tums wordt ingevoerd en waar dit product
weinig en dikwijls nog slecht bekend staat.
Kaas gaat er uit ons land over de heele
wereld. Oze handelsstatistiek geeft hierbij
90 landen van bestemming aan. Doch daar
is het aan den toevalligen particulieren han
delaar overgelaten het terrein af te grazen.
Voor de kaas lijkt ons een planmatieg en ge
zamenlijke bemoeiing op dit terrein van aen
afzet, massale propaganda, de noodzakelijke
inzet om met kans op succes snel de aanpas
sing uit deze crisis te bewerkstelligen.
Wat tenslotte het bedrijf der melkproduc
ten betreft, is men geneigd te zeggen, dat
deze tak van export nog het meest vast in den
zadel zit. De gecondenseerde melk is een
merken-artikel, waarvan de afzet over vele
landen is verdeeld en dat zich in zijn belang
rijkste en nog koopkrachtige afzetgebied al
een zeer overwegende plaats heeft kunnen
bezorgen onder de concurrenten.
Toch zal ook ongetwijfeld dit bedriji
moeilijkheden hebben te verwerken, wel (te
van een verschuiving in onze zuivelbereiding
met het oog op de toestanden bij den kaas
en den boterafzet het gevolg zullen zijn.
Welke tendens ligt er nu met betrekking
tot dit vraagstuk van de toekomst onzer
zuivelindustrie in de. crisis-zuivelwet?
Tusachtr. den vroegeren normalen tijd van
de voorziening met zuivelproducten en de
toekomst ligt de crisistijd van thans, waarin
de importlanden naarstig bezig zijn zooveel
mogelijk tot zelfvoorziening te komen en
waarbij de leverancierslanden moeten toe
kijker. en ondergaan.
Er bestaat echter een typisch verschil in de
middelen, waarmee b.v. ons land en Dene
marken deze overgangstijd trachten door te
komen. Denemarken stelt zich daarbij klaar
blijkelijk tot doel in de markt te blijven, ten
allen tijde, en of dit de reden was, waarom
het de gouden standaard verliet of niet, feit
is dat het zich daardoor met één slag in
staat stelde dezen uitgesproken export poli
tiek te volgen.
In ons land keert bij alle maatregelen,
welke men in het belang van de zuivelin
dustrie heeft doorgevoerd, vnl. sedert dien 19
September 1932, de gedachte terug om nog
den hoogst mogeiijken prijs te behalen.
De crisisznivelwet een nood
maatregel.
Ook bij de crisis-zuivelwet. De crisis-zui
yelwet is een noodmaatregel, een steun aan
a boeren, niet aan ons zuivelbedrijf als zoo
danig. Dit laatste acht de overheid hier te
lande uit den booze, onvereenigbaar met het
beginsel van economische vrijheid. Doch
daarvoor koos de regeering niet den vonu
van dirccten steun, doch een ingrijpen in het
bedrijf zelf.
Het doel van de crisis-zuivelwet bepaalt
zich in den richtprijs voor de melk en het
middel, dat men ter bereiking van dat doël
en vrij volkomen in de hand heeft, is een
ver doorgevoerde controle over de binnen-
landsche markt, doch voor den export blijft
dan niet veel meer over dat de resultante te
zijn, en het gevaar bestaat, ook de dupe.
Tenslotte, en dit achten wij een nog groo
ter bezwaar, inhaerent aan den steunmaat-
regel in zijn tegenwoordigen vorm, liggen
daarin verstarrende elementen, welke met be
trekking tot het bedrijf de aanpassing aan
een lager kostenniveau sterk zull^f bemoei-
lijken.
Al moge de crisis-zuivelwet dan voor het
heden onmisbaar zijn voor het bestaan der
zuivelbereiders, het zal absoluut noodzake
lijk zijn dat degenen, die op de hanteering
van dit apparaat invloed kunnen uitoefenen,
juist met het oog op de toekomst van het
zuivelbedrijf, dat door beweeglijkheid en
vrijheid alleen tot aanpassing kan komen
met deze punten rekening houden. (Applaus.)
Een woord van den consulent te
Londen.
Naar aanleiding van bovenstaande
sprak Ir. B. Gerritsen, rijkslandbouwcon-
sulent te Londen, over de zuivelexport naar
Engeland. Spr. behandelde allereerst het
loslaten van den gouden standaard met wat
er aan vooraf was gegaan om vervolgens de
beteekenis er van in de economische wereld-
geschiedenis te beschrijven.
De beteekenis van de 15 recht op den in
voer van onzen Edammerkaas, zal zeker van
ongunstigen invloed zijn, al zal het voor de
20 kaas funester zijn, omdat het special#
Edammer product steeds gevraagd zal wor-
den.
De voorrechten die de Dominions genieten
zullen eveneens van groot nadeel voor ons
product blijken te zijn.
Voor de Nederlandsche Zuivelproducten
ziet het er niet naar uit, dat de afzet naar
Engelan en de Dominions kan worden ver
hoogd.
Dat wij van de kleine landen als afnemers
van Engeland bovenaan staan, legt bij fle
Britsche regeering geen gewicht in de schaal,
doch sprekers conclusie was dat het Britsche
Rijk op den duur weer naar den vrijhandel
moet.
De consulent te Berlijn spreekt.
Ir. A. H. Joustra rijkslandbouwconsulent
te Berlijn besprak het vraagstuk in verband
met Duitschland.
Voorwaarden van opleving zijn nog niet
in Duitschland aanwezig.
De werkloosheid is nog groot en de loonen
zijn laag en alvorens hier verbetering
intreedt bestaat er weinig kans, dat Duitsch
land meer kaas en boter zal afnemen.
Het nadeel van de bestaande overeen
komst voor Nederland werd door spr. uitvoe*
rig belicht.
Hetgeen werd medegedeeld is voor een
groot deel te vinden in de wekelijksche han
delsberichten en mededeelingen.
Duitschland besloot de vorige week den
invoer van kaas te contingenteeren. Hoe de
regeling zal zijn weet spr. nog niet, doch
verwacht kan worden, dat de landscontingen-
teering omgeslagen zal worden over de han
delaren die tot nog toe naar Duitschland
exporteerden.
Nederland is bijzonder getroffen door de
overeenkomst tusschen Finland en Duitsch
land, waarbij Finland tot meestbegunstigde
werd verheven, wat betreft boterinvoer.
Onderhandelingen met Nederland en Dene
marken zijn nu in volle gang om dit onrecht
weg te nemen.
Mochten deze onderhandelingen gunstig
afloopen, dan moet gedaan worden wat
kan om het toegestane kwantum te leveren.
Daar echter in dit geval groote verliezen
zullen worden geleden, moet de boterhandel
georganiseerd worden. Spr. opent hier de
mogelijkheid den verkoop via het crisiszuivél-
bureau te laten loopen.
Wat de kaas betreft is de toestand on
zeker, vooral in verband met de Vrijdag ge
nomen contingenteeringsmaatregelen.
Ten slotte spoorde spr. aan nieuw afzet
gebied te zoeken.
De consulent te Parijs.
Het woord was hierop aan dr. ir. A.
Sevenster, rijkslandb. consulent te Parijs,
die het vraagstuk van de zuivelexport naar
Frankrijk behandelde. Na een uitvoerige be
schouwing over de geschiedenis van de
Fransche handelspolitiek op zuivelgebied,
wees spr. op de zoo juist ingediende voor
stellen tot verhooging van het invoerrecht en
tot opheffing der contingenteering.
Worden deze voorstellen wet, dan zal dit
voor ons wel nadeelig zijn.
Wordt dezen winter de vraag naar boter
niet grooter, dan is de aanvoer voor een groot
deel overbodig. De kaasinvoer is momenteel
gunstig. De Fransche zuivelbereiders vragen
geen vermindering van het kaascontingent.
Mocht een herziening der handelsverdragen
fande orde komen, dan kunnen groote moei
lijkheden ontstaan, aldus bedacht de laatste
spreker.
Dr. Posthuma constateerde in zijn
180. Zoo'n ontvangst had Tuimeltje niet verwacht. Hij
vond dat de kok er koortsachtig uitzag. Deze liep met een
groot mes rond en dreigde Tuimeltje te zullen vermoorden.
Ik ben pas van jou streken genezen, huilde de kok en nou
ben je er weer, maar Tuimeltje hield zich heel stil in de
doos met ooieyaar-Duree waar hii was ineevlucht
181. Toen de kok van zijn booze bui genezen was, ging ie
weer rustig door met koken en zoodra de klok voor het eten
ad geluid haastte hij zich naar het vertrek waar de koning
at om de doos-ooievaar-puree te brengen, die de arme kok
met zooveel zorg had klaargemaakt - - r A