Algemeene Nederl. Zuivelbond. Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind. geslachten konden er ons wel eens een ver wijt van maken als wij er niet tegen agee- ren. De heer Roggeveen (Schagen) zei, dai zijn vereeniging al een adres als bedoeld heeft verzonden en vroeg of de Kamer van Koophandel ook zal opkomen tegen ophef fing van het kantongerecht te Schagen. De voorzitter verzekerde, dat de Ka mer van Koophandel moeite zal doen om de rechtsbedeeling in haar district zoo goed mo gelijk te doen zijn. Mr. Leesberg geloofde, dat de waar genomen kantongerechten (zooals dat te Schagen) eerder zuilen verdwijnen dan an dere. De heer Luyckx (Den Helder) maande aan tot voorzichtigheid. Als de minister zou zwichten voor de bezwaren, zal hij allicht willen bezuinigen op iets anders en zich mis schien werpen op Den Helder. De heele kwestie gaat volgens spr. om het belang van Alkmaar. De heer Zeeman meende, dat alles sprak vóór behoud der Alkmaarsche rechtbank. De heer D e R a a t kwam op tegen de woorden van den heer Luyckx. Het belang van Alkmaar is slechts voor een heel klein deel bij de kwestie betrokken, maar het gaat om het heele district, ook om Den Helder, dat zeer waarschijnlijk bij het arrondissement Haarlem zou worden ingedeeld. Verschillende heeren voerden nog het woord over het al of niet noodzakelijke van het stellen van een motie, waarover zij hef geheel eens bleken te zijn, uitgezonderd Den Helder. Een motie aangenomen. Een inmiddels aan de bestuurstafel opge stelde motie werd voorgelezen. Zij luidde: „De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Hollands Noorderkwartier, gevestigd te Alkmaar, bijeen in vergadering met besturen der middenstandsvereeniging in haar district, omvattend een zeer belangrijk deel van het arrondissement Alkmaar en vertegenwoordi gend een zeer groot aantal justitiabelen, spreekt met algemeene stemmen uit: dat het voorstel, door de regeering gedaan tot opheffing van het arrondissement Alk maar met Alkmaar als zetel en van in dat ar rondissement gelegen kantongerechten niet behoort te worden aangenomen de geografische ligging van het arrondis sement bewijst zijn noodzakelijkheid; de bezuiniging door de opheifing kan slechts gering zijn; daarentegen zullen tengevolge van de op heffing vele nieuwe lasten, moeiten en kosten op de neringdoenden worden gelegd; zou er sprake zijn van opheffing van één van de drie rechtbanken in de provincie Noordholland, dan ware het beter verant woord Haarlem op te heffen en het gerechts hof van Amsterdam naar Haarlem te ver plaatsen, waardoor èn een behoorlijke bezui niging wordt verkregen èn de rechtmatige belangen van de rechtzoekenden in het groote gebied van het arrondissement blijven be schermd". Deze motie, die aan de Tweede Kamer zal worden gezonden, werd zonder één enkele stem tegen aangenomen. Later verklaarde de heer Delgorge bij vergissing te hebben nage laten zich er tegen te verzetten. Bureau van advies. De secretaris gaf de gebruikelijke in lichtingen over de werkzaamheden van het „Buva", waarbij 15 middenstandsvereenigin- gen zijn aangesloten en dat de leden daarvan verzekert van gratis rechtskundig advies (niet het voeren van processen) tegen betaling van 10 cent per lid. Spr. wees er op, dat de Ka mer geen inlichtingen verstrekt over soliditeit van zaken of personen en zich krachtens wet telijke bepalingen beperkt tot het verschaffen van een afschrift uit het handelsregister, zon der eenig commentaar. De heer H a y t e m a (Alkmaar) verzeker de meermalen groot profijt te hebben gehad van de inlichtingen van het Bureau der Ka mer van Koophandel. Rondvraag. Bij de rondvraag kwamen eenige huishou delijke zaken ter sprake, waarna de voorzit ter de vergadering sloot met dank voor de opkomst en met de opwekking aan de aanwe zigen om de opheffing der rechtbank in hun ne vereenigingen te bespreken en zoo moge lijk aan te sturen op het zenden van een re- quest aan de Tweede Kamer voor het behoud. (Van onzen eigen verslaggever). In de middagvergadering van de gister te Utrecht gehouden vergadering van den Ne- derlandschen Zuivelbond, die ook door Prins van welkom van dr. Posthuma in ontvangst Hendrik werd bijgewoond, die een woord had te nemen, gaf de heer dr. Eygeman, hat' delsconsulent van de F. N. Z., bij ontsten tenis van den secretaris een verhandeling over de positie van den Nederlandschen zuivelaf- zet met het oog op de toekomst. De oositie van den Nederland schen zuivelafzet met het oog op de toekomst. Wanneer wij ons, als zuivelland, zorgen maken voor de toekomst, dan gaan we er van uit, dat voor onze zuivelindustrie in haar tegenwoordigen omvang en opbouw het exportbedrijf onmisbaar is. Het lot van onzen buitenlandschen afzet aan zuivelproducten is thans in deze economische omwenteling meer dan ooit afhankelijk van de invoer- maatregelen in de verschillende afzetgebie den, voorts van de politiek onzer concurren ten en tenslotte ligt die toch ook in eigen hand, voorzoover wij ons in de meest voor- deelige positie weten te plaatsen om bij deze aanpassing mee te doen of in elk geval die maatregelen te nemen, dat wij straks niet zullen zijn uitgeschakeld. De vraag is of wij in de toekomst weer een loonende afzet in het buitenland kunnen vin den voor 45 van onze productie aan botervet en voor 43 van de overige melk- bestanddeelen, die ons land totnutoe jaar lijks produceerde. Wij zullen hierbij onderscheid hebben te maken tusschen de botermarkt, de kaasmarkt en de markt van gecondenseerde melk. met betrekking waartoe de positie van het Neder- landsche product geheel verschillend is. Wat de kaasmarkt aangaat, levert ons land in mindere of meerdere mate een spe- cialiteitsartikel. Op de internationale markt van melkproducten heeft onze export een sterke positie. Doch bij de boter is de markt vooral van den kant der verkoopers inter nationaal. Bij de boter is het dus op de eerste plaats van belang, onze positie op de wereldmarkt nader te bespreken. In een normaal jaar (1929) bedroeg het aandeel van Nederland in den wereld-export van boter nog 9.1 Het daalde in 1931 tot 5Vi en gedurende de eerste 4 maanden van 1932 tot 2y? De omzetten op de wereldbotermarkt na men in 1931 daarentegen nog toe om in 1932 nagenoeg gelijk te blijven, terwijl Denemar ken en de Baltische landen hun aandeei daarin vrijwel constant wisten te handhaven en het percentage van de overzeesche gebie den, Nieuw-Zeeland, Australië, Canada en Argentinië, min of meer aanzienlijk is toege nomen. Dit is de verschuiving bij het wereldaan bod van boter. Doch ook t.a.v. den afzet brachten de laat ste anderhalf jaar een opmerkelijke verande ring, een concentratie. Het aanbod van de internationele botermarkt werd: in 1929 voor 64 door Engeland opge nomen, voor 26 door Duitschland en 3 door de kleinere afzetgebieden (België, Zwit serland en Italië). in 1931 voor 71 door Engeland, voor 17 door Duitschland en voor 9 de klei nere afzetgebieden. in 1932 (eerst 4 mnd.) voor 73 door Engeland, voor 13 door Duitschland en voor 10 door de kleinere afzetgebieden. Er is dus een zeer belangrijk deel van onzen boterexport ingeboet. Dat dit gepaard ging met een evenredig grooteren afzet in het binnenland, is, met het oog op de toe komst, van zeer ondergeschikte beteekenis Immers de vergrooting van dien binnenland- schen afzet is uitsluitend een gevolg van de prijsdaling, niet blijvend dus. tenzij men er in slaagt den kostprijs te verlagen, later). Voorts is de botermarkt in Engeland van nog overwegender beteekenis voor de prijs vorming van dit product geworden. Beschouwen we nu de toekomstige prijs vorming in het licht van deze ontwikkeling, dan liggen de kansen voor onze botermarkt niet bijster gunstig. Het alles overheerschende element hierbij is het feit, dat Engeland op 19 September van het vorig jaar de gouden standaard heeft verlaten, maar daarmee tevens is ge volgd door zijn voornaamste boterleveran- ciers Denemarken, Nieuw-Zeeland, Argenl tinië, Zweden, Finland en Australië. Het Pondsterling en de geldstaandaards in al deze landen is daarmede met pl.m 25 in waarde tegenover de goudlanden, als Nederland, gedaald of verder gedaald. Daarmee staat voor de botermarkt de klok in die landen dus 6 uren voor en is onze boterexport, nu ons land den gouden standaard niet heeft opgegeven, verplicht 6 uren vroeger op te staan. Men kan er zich hier te lande nu maar niet van af maken met te zeggen, dat er een aanpassing na korter of langer tijd zal plaats hebben. Hoe lang dat zal duren en van welken kant de aanpassing plaats heeft, zulks is voor ieder exportartikel verschillend. Voor gecondenseerde melk, een moeilijk ver vangbaar artikel met een tamelijk elastische vraag, en waarbij het aanbod overwegend in handen is van de goudlanden, is die aan passing snel en vrijwel geheel ten gunste van den goudprijs in haar werk gegaan. Doch moeilijk zal er een artikel buiten de boter te vinden zijn, t.a. waarvan de lasten dezer aanpassing zoozeer en voor onafzienbaren tijd zullen moeten worden gedragen door het exportlad dat nog in goudvaluta rekent, dan bij de boter. Een zweem van aanpassing van de inter nationale botermarkt tot voor den Neder landschen boterexport rendabele prijzen is i na een jaar der Engelsche valutadepreciatie niet aanwezig. 1930 1931 1932 le le le halfj. halfj. halfj Boterverliiiik in Engeland 100 117 125 Boterprijs in Engeland 100 85 77 Boterprijs in goud 100 85 50 Hieruit ziet men, na een jaar van het pa pieren pond, dat net opnamevermogen van de Engelsche botermarkt zich geheel normaal tegenover den gedaalden boterprijs heeft ge dragen, maar dat juist daarom de wereld marktprijs van boter in goud (de Ned exportprijs) zich een extra aderlating van 25 heeft moeten laten welgevallen, waartegenover nergens eenig aequivalent in den vorm van toegenomen boterverbruik is te vinden. De Eneelsche maatregelen voor ons volk funest. Indien Duitschland in 1931, toen dit land nog 100 millioen K G. boter uit het buitenland heeft toegelaten, een absoluut in voerverbod van boter had uitgevaardigd, dan hadden de gevolgen voor onzen boterprijs niet ernstiger kunnen zijn. Zeer langen tijd zal deze kunstmatige voorsprong van onze concurrenten op de botermarkt kunnen blijven voortbestaan. In derdaad moet het algemeen binnenlandsch prijspeil in het land, dat tot depreciatie van zijn munteenheid is overgegaan, een verhoo ging ondergaan, zoodat aan deze beweging het algemeene kostniveau in dat land op den duur niet zal kunnen ontkomen. Doch het is evenzeer duidelijk, dat die productiefactoren zich hieraan het langst kunnen onttrekken welke in geenerlei verkeer staan met het bui tenland. En waar nu juist de zuivelindustrie, vooral in Australië en Nieuw-Zeeland, haar grondstoffen geheel en al uit eigen bodem put, is het begrijpelijk dat er voor aanpas sing van het kostniveau der boterproductie in die landen vele jaren gemoeid zullen zijn Wanneer men met deze omstandigheden rekening houdt, dan is het verstaanbaar dat voorloopig de exportprijs van onze boter zal moeten worden ingesteld op het huidige kos tenniveau van de Nieuw-Zeelandsche en Australische boterbereiding, een, welke dus minstens 25 lager is komen te liggen dan de onze. Neemt, naar de optimisten hopen, de be driiyigbeicisindex en dus de koopkracht in en mijn tanden zijn zoo wit en glanzend, zegt onze cliënte,omdat ik van mijn jeugd af regelmatig Odol gebruik. Witte tanden, frissche adem zijn het kenmerk van Odol-mondvcrzorging. Engeland toe, dan zullen deze boterexport- landen er direct bij zijn om tot een vergroo ting van de aanvoeren te komen en daardoor een opgaan van het prijspeil geen kans geven. De prijzen, vooral der dominiale boters in Engeland, zullen in de toekomst dus veel meer nog dan in het verleden de basis en de richtprijs worden voor den export der Neder- boter. Weliswaar zal er door kwaliteit, recla me en afzetorganisatie mogelijk een marge boven dit peil kunnen worden bereikt. Doch in dit verband diene men bij de Nederland sche boter niet te vergeten, dat men hier met den afzet naar Engeland nog practisch ge heel moet beginnen, zoodat er voorloopig van een goodwill en marge boven dezen rechtprijs voor onze boter nog wel geen sprake zal zijn. Tenslotte moet hier nog de vraag gesteld worden of men thans, September 1932, op het'diepoepunt der boterprijzen is beland. In Duitschlnad staan er plannen voor een contingenteering van de boterinvoer voor de deur. Indien het daar zoover komt, dat de invoer van 1931 zal worden gehalveerd, dan beteekent dit dat er een quantum van 25.000.000 K.G. boter, dat totnutoe door Duitschland werd opgenomen, elders zal moeten worden geplaatst, hetgeen naar on ze schatting moet neerkomen op een verdere verlaging van den boterprijs van thans met ongeveer 6 In Engeland ligt het in het voornemen, indien men tenminste de overeenkomst van Ottawa tot de Britsche Dominions beperkt, de preferentie voor de Engelsche koloniën bij den boterinvoer met ongeveer 5 te vergrooten, hetgeen bij de nog steeds toe nemende producties der Dominions dus voor de buitenstaanders opnieuw een verlaging van den boterprijs met dit percentage moet beteekenen. Van de handelspolitiek onzer regeering moet verwacht worden, dat er voor onzen boterexport wederom de voorwaarden ont staan voor een vrije concurrentie. Maar ook dan nog zal, wil de boterexport in ons land weer rendabel worden, zonder het middel der valutadepreciatie te baat te nemen, alleen een belangrijke verlaging van het peil onzer productiekosten uitkomst kunnen geven. Het andere altenatief zou zijn, volledige af stand van onzen boterexport en afsluiting onzer grenzen voor den boterinvoer. Een dergelijke inkrimping van het zuivelbedrijf zal echter ongetwijfeld niet alleen kapitaal vernietiging en vermindering van werkge legenheid beteekenen, maar evenzeer van in grijpende beteekenis zijn op de geheele sa menstelling van het zuivelbedrijf in Neder land. Kan evenwel t.a.v. de boterproductie de weg van kostenvermindering worden inge slagen, dan wordt natuurlijk het grooter op name-vermogen van het binnenland een factor van beteekenis, zoodat onder die om standigheden met behoud van onze zuivel industrie in haar bestaanden omvang een kleinere export en een grootere binnenland- sche afzet van blijvende beteekenis zal blij ven. Voor de kaas en de melkproducten is dt positie in zooverre eenvoudiger, dat men hierbij alleen aan zijn klanten is overge leverd en niet zoozeer ook aan zijn concur renten. In dit verband rijst vooral de vraag, welke de aard van deze crisis is. Is het al leen een noodtoestand tengevolge van bloed armoede in onze afzetgebieden, min of meer gepaard gaande met een even grof als voor bijgaand protectionisme, of zullen de daar genomen maatregelen tengevolge hebben dat onze producten in die landen geheel of ge deeltelijk overbodig zullen blijven? Op dit punt zullen waarschijnlijk de rijks- lanabouwcónsulenten nader ingaan. Naar gelang deze vooruitzichten voor onze belangrijkste afzetgebieden minder gunstig moeten worden beoordeeld, zullen dergelijke overwegingen tot het inzicht moeten leiden, dat de Nederlandsche zuivelindustrie in de toekomst zich meer zal moeten gaan toeleg gen op specialiteiten dan op massa-produc tie. De kaasafzet is, in zijn tegenwoordigen vorm voor onze zuivel-industrie een uiterst evoelige plek. Van alle kaas, die hier te lan de bereid wordt, moet 60 over de gren- zij. 33 van hetgeen aan botervet moet worden geëxporteerd, vindt in dezen vorm afzet. Aan omvang heeft onze kaasuitvoer tot zelfs in de laatste maanden niet veel inge boet. Dat daarom de kaarten bij dit product voor ons gunstiger zouden liggen, zal nie mand met kennis van zaken durven beweren. De kaasmarkt biedt zoo mogelijk een nog troosteloozer aanblik dan de boterexport. Ex portprijzen van 34 van de waarde van 1929, zooals de Friesche kaasmarkten in Mei van dit jaar te zien ^aven, zijn bij de boter tenminste nog niet bekend. Alleen demonstreert deze toestand de uiterst moeilijk verkoopbaarheid van onze kaas buiten het bestaande afzetgebied. Bij kaas hebben we ten doen met een kunstmatig in het leven geroepen afzetcrisis in onze voornaamste buitenlandsche afzetgebieden. Schier allerwege stuit de verkoop van onze kaas thans in het buitenland op hooger en hooger invoerrechten en invoerbelemmerin- gen van ongekenden druk. Wel het meest treedt dit op den voorgrond in Duitschland, op welke markt de groote massa van den afzet van dit product 40 van onzen geheelen kaasexport is ingesteld. Naarmate Duitschland het laat ste jaar steeds minder betaalmiddelen voor den kaasinvoer beschikbaar stelde, heeft dit land onze kaasprijzen naar omlaag gefor ceerd tot op een derde van de prijzen van 1929. Nieuw afgezetgebied moet ge zocht worden. De ontwikkeling van de contingenteerings politiek bij onze voornaamste afnemers zai ons weldra met geweld voor de keus bren gen, voor een belangrijke surplus nieuwe af zetgebieden te vinden of wel het bedrijf in te krimpen. Totnutoe is er ondanks de sterk gedaalde prijzen van een toename van onzen kaasafzet in de landen, die het op dit gebied nog niet zoo bont maken als Duitschland en Frank rijk, nog weinig of geen sprake. Dit komt naar het ons wil voorkomen vooral daarom, omdat de productie en niet minder de afzet organisatie hier te lande zich bij de kaas zeer sterk hebben vastgelegd op de behoeften van een bepaald afzetgebied, zoodat het toch we! heel moeilijk schijnt te zijn zich tot andere gebieden te wenden. Wat hier in eerste instantie noodig is en een uitweg voor onze kaasbereiding zal bren gen is, een massale propaganda voor Neder landsche kaas in het buitenland. Buiten de ons omringende landen en de Middellandsche Zec::bieden zijn er geen streken, waarin onze kaas in groote quan- tums wordt ingevoerd en waar dit product weinig en dikwijls nog slecht bekend staat. Kaas gaat er uit ons land over de heele wereld. Oze handelsstatistiek geeft hierbij 90 landen van bestemming aan. Doch daar is het aan den toevalligen particulieren han delaar overgelaten het terrein af te grazen. Voor de kaas lijkt ons een planmatieg en ge zamenlijke bemoeiing op dit terrein van aen afzet, massale propaganda, de noodzakelijke inzet om met kans op succes snel de aanpas sing uit deze crisis te bewerkstelligen. Wat tenslotte het bedrijf der melkproduc ten betreft, is men geneigd te zeggen, dat deze tak van export nog het meest vast in den zadel zit. De gecondenseerde melk is een merken-artikel, waarvan de afzet over vele landen is verdeeld en dat zich in zijn belang rijkste en nog koopkrachtige afzetgebied al een zeer overwegende plaats heeft kunnen bezorgen onder de concurrenten. Toch zal ook ongetwijfeld dit bedriji moeilijkheden hebben te verwerken, wel (te van een verschuiving in onze zuivelbereiding met het oog op de toestanden bij den kaas en den boterafzet het gevolg zullen zijn. Welke tendens ligt er nu met betrekking tot dit vraagstuk van de toekomst onzer zuivelindustrie in de. crisis-zuivelwet? Tusachtr. den vroegeren normalen tijd van de voorziening met zuivelproducten en de toekomst ligt de crisistijd van thans, waarin de importlanden naarstig bezig zijn zooveel mogelijk tot zelfvoorziening te komen en waarbij de leverancierslanden moeten toe kijker. en ondergaan. Er bestaat echter een typisch verschil in de middelen, waarmee b.v. ons land en Dene marken deze overgangstijd trachten door te komen. Denemarken stelt zich daarbij klaar blijkelijk tot doel in de markt te blijven, ten allen tijde, en of dit de reden was, waarom het de gouden standaard verliet of niet, feit is dat het zich daardoor met één slag in staat stelde dezen uitgesproken export poli tiek te volgen. In ons land keert bij alle maatregelen, welke men in het belang van de zuivelin dustrie heeft doorgevoerd, vnl. sedert dien 19 September 1932, de gedachte terug om nog den hoogst mogeiijken prijs te behalen. De crisisznivelwet een nood maatregel. Ook bij de crisis-zuivelwet. De crisis-zui yelwet is een noodmaatregel, een steun aan a boeren, niet aan ons zuivelbedrijf als zoo danig. Dit laatste acht de overheid hier te lande uit den booze, onvereenigbaar met het beginsel van economische vrijheid. Doch daarvoor koos de regeering niet den vonu van dirccten steun, doch een ingrijpen in het bedrijf zelf. Het doel van de crisis-zuivelwet bepaalt zich in den richtprijs voor de melk en het middel, dat men ter bereiking van dat doël en vrij volkomen in de hand heeft, is een ver doorgevoerde controle over de binnen- landsche markt, doch voor den export blijft dan niet veel meer over dat de resultante te zijn, en het gevaar bestaat, ook de dupe. Tenslotte, en dit achten wij een nog groo ter bezwaar, inhaerent aan den steunmaat- regel in zijn tegenwoordigen vorm, liggen daarin verstarrende elementen, welke met be trekking tot het bedrijf de aanpassing aan een lager kostenniveau sterk zull^f bemoei- lijken. Al moge de crisis-zuivelwet dan voor het heden onmisbaar zijn voor het bestaan der zuivelbereiders, het zal absoluut noodzake lijk zijn dat degenen, die op de hanteering van dit apparaat invloed kunnen uitoefenen, juist met het oog op de toekomst van het zuivelbedrijf, dat door beweeglijkheid en vrijheid alleen tot aanpassing kan komen met deze punten rekening houden. (Applaus.) Een woord van den consulent te Londen. Naar aanleiding van bovenstaande sprak Ir. B. Gerritsen, rijkslandbouwcon- sulent te Londen, over de zuivelexport naar Engeland. Spr. behandelde allereerst het loslaten van den gouden standaard met wat er aan vooraf was gegaan om vervolgens de beteekenis er van in de economische wereld- geschiedenis te beschrijven. De beteekenis van de 15 recht op den in voer van onzen Edammerkaas, zal zeker van ongunstigen invloed zijn, al zal het voor de 20 kaas funester zijn, omdat het special# Edammer product steeds gevraagd zal wor- den. De voorrechten die de Dominions genieten zullen eveneens van groot nadeel voor ons product blijken te zijn. Voor de Nederlandsche Zuivelproducten ziet het er niet naar uit, dat de afzet naar Engelan en de Dominions kan worden ver hoogd. Dat wij van de kleine landen als afnemers van Engeland bovenaan staan, legt bij fle Britsche regeering geen gewicht in de schaal, doch sprekers conclusie was dat het Britsche Rijk op den duur weer naar den vrijhandel moet. De consulent te Berlijn spreekt. Ir. A. H. Joustra rijkslandbouwconsulent te Berlijn besprak het vraagstuk in verband met Duitschland. Voorwaarden van opleving zijn nog niet in Duitschland aanwezig. De werkloosheid is nog groot en de loonen zijn laag en alvorens hier verbetering intreedt bestaat er weinig kans, dat Duitsch land meer kaas en boter zal afnemen. Het nadeel van de bestaande overeen komst voor Nederland werd door spr. uitvoe* rig belicht. Hetgeen werd medegedeeld is voor een groot deel te vinden in de wekelijksche han delsberichten en mededeelingen. Duitschland besloot de vorige week den invoer van kaas te contingenteeren. Hoe de regeling zal zijn weet spr. nog niet, doch verwacht kan worden, dat de landscontingen- teering omgeslagen zal worden over de han delaren die tot nog toe naar Duitschland exporteerden. Nederland is bijzonder getroffen door de overeenkomst tusschen Finland en Duitsch land, waarbij Finland tot meestbegunstigde werd verheven, wat betreft boterinvoer. Onderhandelingen met Nederland en Dene marken zijn nu in volle gang om dit onrecht weg te nemen. Mochten deze onderhandelingen gunstig afloopen, dan moet gedaan worden wat kan om het toegestane kwantum te leveren. Daar echter in dit geval groote verliezen zullen worden geleden, moet de boterhandel georganiseerd worden. Spr. opent hier de mogelijkheid den verkoop via het crisiszuivél- bureau te laten loopen. Wat de kaas betreft is de toestand on zeker, vooral in verband met de Vrijdag ge nomen contingenteeringsmaatregelen. Ten slotte spoorde spr. aan nieuw afzet gebied te zoeken. De consulent te Parijs. Het woord was hierop aan dr. ir. A. Sevenster, rijkslandb. consulent te Parijs, die het vraagstuk van de zuivelexport naar Frankrijk behandelde. Na een uitvoerige be schouwing over de geschiedenis van de Fransche handelspolitiek op zuivelgebied, wees spr. op de zoo juist ingediende voor stellen tot verhooging van het invoerrecht en tot opheffing der contingenteering. Worden deze voorstellen wet, dan zal dit voor ons wel nadeelig zijn. Wordt dezen winter de vraag naar boter niet grooter, dan is de aanvoer voor een groot deel overbodig. De kaasinvoer is momenteel gunstig. De Fransche zuivelbereiders vragen geen vermindering van het kaascontingent. Mocht een herziening der handelsverdragen fande orde komen, dan kunnen groote moei lijkheden ontstaan, aldus bedacht de laatste spreker. Dr. Posthuma constateerde in zijn 180. Zoo'n ontvangst had Tuimeltje niet verwacht. Hij vond dat de kok er koortsachtig uitzag. Deze liep met een groot mes rond en dreigde Tuimeltje te zullen vermoorden. Ik ben pas van jou streken genezen, huilde de kok en nou ben je er weer, maar Tuimeltje hield zich heel stil in de doos met ooieyaar-Duree waar hii was ineevlucht 181. Toen de kok van zijn booze bui genezen was, ging ie weer rustig door met koken en zoodra de klok voor het eten ad geluid haastte hij zich naar het vertrek waar de koning at om de doos-ooievaar-puree te brengen, die de arme kok met zooveel zorg had klaargemaakt - - r A

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 6