DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uit deri Alkmaarschen Raad,
N.V. NASSAUGARAGE,
Stadsritten f 0.80,
Hit het JUidemetU
Ho. 244
Zaterdag 15 October 1932
134e Jaargang
Als de minister wist welk bezoek hem te wachten stond zou
de Rijksregeling wel eerder afkomen.
De lichtstoring heeft een lichte storing gebracht in de tevreden
stemming van onze middenstanders.
Een chocoladefabriek is de eenige plaats waar men de raads
leden kan zoet houden.
AUTORIJLES per cursus of
per uur met 1e klas
gesloten auto's.
ZEER VOORDEELIG.
NASSAUPLEIN 1, TEL. 257.
ALKMAAR
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar f 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
t^osse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENT1EN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contractei, rrbat. Groote letters naar plaatsiuimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telei. 3, redactie 33.
Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Dit nummer bestaat uit drio bladen.
Het Alkmaarsche spreekwoord „Hoe kor
ter agenda hoe langer raadsvergadering" is
ditmaal niet opgegaan, want zelfs met de
beide onvoorziene interpellatie over kwesties
waarover men in dezen tijd niet gauw uitge
praat is de loonen in werkverschaffing en
de lichtstoring heeft de geheele bijeen
komst van onze vroede moeder en onze edel
achtbare vaderen niet langer dan een twee
tal uren in beslag genomen.
De agenda zelf bevatte vrijwel alleen ha
merstukken, al is er hier en daar nog een
kleine opmerking gemaakt, die door den tie
trokken wethouder dan beantwoord moest
werden. Zoo heeft men b.v. bij de aanvrage
van een suppletoir crediet voor het bureau
van „Maatschappelijk Hulpbetoon" het zeld
zame verschijnsel gezien, dat de heer Hoijtink
dit bedrag voor het instituut waarvan d:-
heer Westerhof de geestelijke vader geweest
is veel te laag vond, terwijl de heer Wes
terhof zelf van meening bleek, dat het in
dezen ernstigen crisistijd meer dan voldoende
zou wezen en er misschien nog wel wat van
over zou blijven.
De heer Hoijtink is nourri dans le séraii,
dat wil zeggen, hij is bij het Maatschappelijk
Hulpbetoon als kind aan huis, niet wat de
bedeeling betreft natuurlijk, maar wat de ge
heele geste van dezen tak van dien -1 aangaat,
cmdat hij als gemeentelijke „dwarskijker" in
het bestuur benoemd is.
Hij acht het zijn plicht dan ook werkelijk
dwars te kijken, hij geeft met andere woorden
in den raad zoo nu en dan eens zijn opinie
over de financiën en het bestuursbeleid van
„Maatschappelijk Hulpbetoon", tot groote
ergernis van den heer Westerhof, die van
meening is, dat het bestuurslidmaatschap
van dezen dienst en het raadslidmaatschap
twee geheel afgescheiden functies zijn en dat
het den heer Hoijtink niet past in den raad
over zijn ervaringen bij den betrokken dienst
te spreken.
Het is een vraagstuk, waarin jonge juris
ten zich maar eens moeten verdiepen en waar
over misschien nog wel eens een proefschrift
is te schrijven. Wij zouden zoo zeggen, dat
zelfs wanneer de heer Hoijtink niet de functie
van gemeentelijke dwarskijker had, hij als
raadslid toch zeker bevoegd is om eiken tak
van gemeentedienst ter sprake te brengen en
te becritiseeren, vooral als de zaken daar niet
gaan zooals hij dat wel zou willen.
Laten wij inmiddels maar hopen, dat de
heer Westerhof gelijk heeft, namelijk, dat de
twee ton, die de raad thans als aanvullings-
crediet heeft toegestaan voldoende zullen blij
ken. Hoe minder geld hier noodig blijkt, hoe
b ter de eeconomische omstandigheden zullen
zijn en hoe dichter het einde van de crisis in
het zicht is.
Het is bekend, dat de heer Westerhof wel
eens graag vreemde woorden gebruikt. Kan
hij iets in het Latijn zeggen en hij begint
hoe langer hoe meer Latijnsche spreekwoor
den te kennen dan zal hij dat niet laten.
Wij weten niet welke woordenboeken hij tot
zijn beschikking heeft, maar hij schijnt wel
eens te vergeten, dat zijn partijgenooten hem
in de hoogere taalsferen niet altijd volgen
kunnen en hij had thans weer aan den heer
Van Drunen uit te leggen wat hij eigenlijk
bedoeld had, toen hij in bijlage 151 van de
pariletische samenstelling van een commissie
had gesproken.
Het bleek aldra, dat de heer Westerhof het
woord ook niet uit zichzelf had, maar het in
een of ander wettelijk voorschrift had aange
troffen en bang was geweest het te vertalen.
Maar hij wist er althans een goede definitie
van te geven tot groote bewondering van den
heer Van Drunen, die het in zijn eigen woor
denboek niet had kunnen vinden en wien aan
geraden werd maar eens eens nieuwen druk te
bestellen.
Van de agendapunten valt er eigenlijk niets
meer te zeggen. Er werden een commissielid
en een paar onderwijzers en leeraren be
noemd en de rest waren hamerstukken, die
zonder discussie door den raad werden goed
gekeurd.
Ware het niet, dat de heer Vogelaar nog
een interpellatie in petto had, we zouden om
goed twee uur al weer van de stadhuistrap
gedaald zijn en Alkmaar's bevolking zou
"ongetwijfeld geoordeeld hebben, dat een der
gelijke vergadering de kosten van het presen
tiegeld en van den stenograaf niet waard
was.
Hoe staat het, vroeg de heer Vogelaar, met
de subsidie voor de werkverschaffing? Vrij
wel overal is die bekend en in Alkmaar weet
men er nog altijd niets van.
Wanneer het juist is, dat de heer Wester
hof als wethouder van financiën niet meer
zoo afkeerig is van de Rijkssubsidie als hij
dat wel eens als oppositielid geweest is, dan
dienen wij in allen gevalle te weten hoeveel
die Rijkssubsidie zal bedragen en of wij die
al dan niet zullen aanvaarden, want zoolang
dat niet uitgemaakt is, kan er van de werk
verschaffing niets komen en moeten honder
den steun trekken, die voor de gemeente en
voor zich zelf veel beter aan het werk gesteld
konden worden.
De heer Westerhof heeft verklaard, dat hij
als de beroemde zuster Anna uit het Blauw
baard-sprookje niets anders doet dan op den
toren staan en uitkijken of de zoo lang be
loofde Rijksregeling nog altijd-niet wil ko
men.
Hij ljad al conferenties met regeeringsamb-
'tenaren gehad en hij was in de blijde ver
wachting, dat men hier wel iets meer zou
kunnen krijgen dan in andere gemeenten, om
dat het gemiddelde loon in Alkmaar ongeveer
60 cent per uur bedraagt. Dat was alles uit
gerekend en naar Den Haag opgezonden,
maar hij had er tot dusver nog mets van
vernomen. Viermaal had hij het Departement
opgebeld en als het aan hem had gelegen,
zou hij den minister persoonlijk eens zijn
meening over zooveel ambtelijke laksheid
hebben medegedeeld, maar het was blijkbaar
telkens weer de een of andere referendaris,
die aan den anderen kant van het toestel had
gestaan en het gevolg was, dat hij nog even
onkundig was als een paar weken geleden,
hoewel hij uit het laatste telefoongesprek toch
durfde opmaken, dat het ergste leed weldra
geleden zou zijn en dat het antwoord van den
minister in vergevorderden staat van voorbe
reiding verkeert en Alkmaar binnen afzien-
baren tijd zal kunnen bereiken.
De heer Hoijtink wilde alvast maar be
ginnen op een weekloon van 38 cent, een zoo
laag bedrag, dat men veilig kon aannemen,
dat de minister wel een hooger loon zou
toestaan, zoodat een latere teleurstelling dus
kon worden voorkomen.
Maar zoowel de heer Westerhof als de
burgemeester legden den heer Hoijtink
uit, dat dit een zeer verkeerde taktiek zou
zijn, want dat men, als men zich thans gene
gen toonde tegen en zoo laag bedrag te wer
ken, in zekeren zin zijn eigen ruiten zou in-
ooien, omdat de minister dan niet bereid zou
lijken er nog een schepje boven op te leggen.
Wij kunnen zeide de burgemeester
toch niet den geheelen winter laten werken,
wij zullen verscheidene weken hebben, waar
in er geen werk meer zal zijn en het is daar
om verstandig, die weken naar eerst te nemen
en den minister te laten zien, dat wij nog al
tijd in blijde verwachting verkeeren en een
voudig niet kunnen beginnen, omdat Den
Haag ons in den steek laat.
Toegegeven werd inmiddels de heer en-
neker wees daar zeer terecht op dat hoe
langer de Rijksregeling uitblijft des te lan
ger het ook duren zal eer er een toeslag op de
steunuitkeering wordt gegeven, een uitkec-
ring, die niet wachten kan en die aan onze
gemeente in deze abnormale tijden een schat
van geld kost.
Blijven de regeeringsvoorstellen nog lang
uit dan zal er inderdaad niets anders opzit
ten' dan dat de heer Westerhof maar eens
naar Den Haag gaat en den minister per-
soonlijk meedeelt welken indruk of hij en zijn
partijgenooten van diens activiteit hebaen ge
kregen.
Dat was interpellatie nummero één.
Nummero twee ging over de lichtstoring,
waarover den laatsten tijd in de stad nog wel
eens het een en ander is gesproken.
Die interpellatie was van den heer Billens
en zij zag er zeer dreigend uit, maar het
bleek al spoedig, dat zij eigenlijk meer gehou
den werd om zijn partijgenoot, wethouder
Bonsema, gelegenheid te geven over lichtbe-
drijven, radio- en lichtstoring eens zijn hart
uit te storten.
Er zijn nu eenmaal menschen en wet
houder Westerhof is daar één van wier ge
heele leven zoo samengegroeid is met de poli
tiek, dat zij eenvoudig niet kunnen begrijpen,
dat iemand iets doen kan zonder dat daar de
een of andere politieke bedoeling achter zit.
Als de courant b.v. iets zegt, dat het edel
achtbare college niet welgevallig is, dan komt
het niet in die heeren op, dat de redacteur de
zaak uitsluitend uit een oogpunt van alge
meen belang tracht te zien, maar dan wordt
hem onmidaellijk een politieke rol toebedeeld
en dan heet dat .»cen aanval op de rood
zwarte combinatie".
Hoe vaak wij' den heer Westerhof en zijn
oppositiegenooten gesteund hebben, b.v. toen
een elftal hen nog als quantité negligeable
beschouwde, zijn de heeren totaal vergeten
Varen we in hun schuitje, dan doen wij in
hun oogen eigenlijk niet meer dan onzen
plicht, schrijven wij iets dat zij liever niet
hooren willen, dan weten wij er óf niets van,
óf wij worden onmiddellijk met het een of an
dere politieke sop overgoten en men ziet in
onze actie slechts een bedekten aanval op de
een of andere partij of toevallige combinatie.
Wij zijn daaraan in den loop der jaren zoo
gewend geraakt, dat wij het niet meer de
moeite zouden achten daarover nog verder te
spreken als deze heeren thans niet met be
paalde insinuaties waren gekomen, die onze
beroepseer raken en die wij daarom niet zon
der meer kunnen passeeren.
Zij hebben zich namelijk in het hoofd gezet,
dat wij bezwaren hebben tegen de wijze waarop
op het oogenblik de gemeentelijke lichtbedrij-
ven beheerd worden, wat niet zoo erg is, om
dat het natuurlijk heel goed mogelijk zou
kunnen zijn, dat wij die bezwaren inderdaad
hadden.
Zij hebben daarnaast evenwel beweerd, dat
wij een zekere „hetze" tegen den directeur
zouden ontketenen, een bewering, die een veel
gevaarlijker karakter heeft omdat „hetze" een
leeliik woord is.
Wij zullen het ditmaal maar niet aan den
heer Westerhof overlaten om zijn partijgenoo
ten uit te leggen wat het eigenlijk beteekent.
Het wil zeggen, dat wij een soort jacht op
dien directeur zouden maken, dat wij dus op
alle mogelijke wijze zijn eventueele fouten
zouden willen opsporen en daarmede voort
durend zouden trachten hem onmogelijk te
maken.
Ten slotte en dat is de allerergste be
schuldiging hebben de heeren in bedekte,
maar toch zeer duidelijke termen laten uitko
men, dat zij er ons van verdenken de vele in
gezonden stukken zoowel tegen de Radio
distributie als tegen de Lichtbedrijven, voor
zoover deze niet met vollen naam waren ge-
teekend, zelf te hebben geschreven.
Bij het karakteriseeren van een dergelijke
beschuldiging weten wij eigenlijk niet of wij
ze handig of gemeen moeten noemen.
In het licht van de politiek waarmede deze
heeren doortrokken zijn, is zooiets misschien
erg handig. Met één enkele bewering van dit
kaliber schakelt men immers de geheele pu
blieke opinie uit. Als de courant zijn
ingezonden stukken zelf maakt, welnu,
dan zijn er immers geen ontevreden bur
gers meer, dan is er alleen nog maar een
verblinde redactie, die uit politieken waan
zin een college en een bedrijf te lijf gaat, die
zich door hun roemruchtige werken in aller
sympathie mogen verheugen.
Dat men dergelijke insinuaties niet bewij
zen kan en daarmee den naam van een blad
en de beroepseer van den journalist aantast,
komt er minder op aan. Laat - zoo wordt
dan gezegd de courant maar eens aantoo-
nen, dat het niet zoo is en men weet, als men
dat'zegt, dat de courant zooiets nooit zal
kunnen bewijzen omdat zij in dat geval de
namen van de schrijvers zou moeten noemen,
namen van ingezetenen, wien zij borg geble
ven is, dat deze onder geen enkele voorwaar
de bekend gemaakt zuUen worden.
Wij zouden bij dergelijke insinuaties een
voudig onze schouders kunnen ophalen en er
verder over kunnen zwijgen Maar het is niet
denkbeeldig, dat sommige geestverwanten
van deze politieke heeren zooiets werkelijk
als waarheid aannemen en daarom is het
toch goed hier even in het licht te stellen hoe
ongerijmd zij toch eigenlijk genoemd moeten
worden.
Misschien bestaan er wel couranten waar
van de redactie iedereen te vriend tracht te
houden en waarin de burgerij met moeite
een plaats voor critisch gestelde stukken zal
kunnen krijgen.
Dat daartoe de Alkmaarsche courant be
hoort, zal niemand kunnen beweren. Wij
heben in verloop van jaren zoo dikwijls on
omwonden onze meening naar voren ge
bracht, welke zaak en welke persoonlijkheden
het dan ook betrof, dat wij het toch van al-
gemeene bekendheid mogen achten, dat wij
den vorm van een anoniem ingezonden stuk
niet noodig hebben om precies te zeggen hoe
wij hier of daar over denken.
Wij hebben dezer dagen een stuk van „Op
merker" opgenomen waarin o.a. werd mede
gedeeld, dat de directeur der Lichtbedrijven
verleden week verschillende dagen afwezig is
geweest om den aanleg van het radiodistribu
tiebedrijf te Breda te controleeren en wet
houder Bonsema, heeft niet onduidelijk laten
doorschemeren, dat dit alleen aan hem en
aan ons bekend kon zijn.
Het is mogelijk, dat het hem bekend was,
maar ons was het dat zeker niet. Wij hebben
met den betrokken directeur daarover geen
gesprek gevoerd, noch hebben wij dat be
halve uit het stuk van „Opmerker" op eeni-
gerlei andere wijze vernomen. Het is alleen
eenigszins naïf om aan te nemen dat de af
wezigheid van een bedrijfsdirecteur niemand
anders dan den betrokken wethouder kan be
kend zijn.
„Misschien zit de schrijver van het stuk
wel in deze zaal" is er insinueerend op
gemerkt.
Wij kunnen den heer Bonsema en al. zijn
geestverwanten de pertinente verzekering ge
ven, dat de schrijver niet in de zaal zat en er
dien middag ook niet geweest is.
Waarom wij eigenlijk van een „hetze" te
gen dezen directeur worden beschuldigd is
ons nog altijd niet duidelijk.
Wanneer wij o.i. gerechtvaardigde critiek
hadden zouden wij zeker niet aarzelen, die te
uiten, maar het eigenaardige in deze geheele
geschiedenis is, dat er eigenlijk geen enkele
reden is waarom men ons van een zekere
moordlust op de Lichtbedrijven en hun direc
teur zou kunnen beschuldigen.
De gemeentelijke radio-distributie hebben
wij met gematigde blijdschap begroet. Wij
hebben met vele raadsleden eenige critiek uit
geoefend op enkele drastische bepalingen van
ht reglement, maar van eenige oppositie van
beteekenis zal men, wat onze beschouwingen
betreft, zeker niet kunnen spreken.
Toen de lichtstoring de geheele stad in het
duister zette en honderden een strop bezorg
de zou er alle gelegenheid zijn geweest tegen
het bedrijf te velde te trekken. Wij hebben ons
daarentegen op het standpunt gesteld, dat dit
een samenloop van omstandigheden was
waaraan niemand iets heeft kunnen verande
ren.
Dat wij dit inderdaad deden blijkt uit het
feit, dat wij den directeur van de Lichtbedrij
ven telefonisch om een explicatie gevraagd
hebben en zonder eenig commentaar zijn
uiteenzetting in onze courant hebben weerge
geven.
Hoe de heeren sociaal-democratische wet
houders ons dus van een zekere „hetze" te
gen bedoelden directeur kunnen beschuldigen
is ons nog altijd niet duidelijk, want zelfs in
de eenige kwestie de Lichtbedrijven betreffen
de de vernieling van den gedenksteen
waarbij wij onze meening niet onder stoelen
of banken hebben gestoken, zal men geen
woord van afkeuring over het bedrijf vinden
en den naam van den tegenwoordigen direc
teur zelfs niet aantreffen.
Inmiddels blijkt het niet alleen mogelijk,
maar is het een feit geworden, dat er in de
stad, zoowel in arbeiders- als in midden
standskringen, een zekere ontstemming
heerscht. Bij de benoeming van den tegen
woordigen directeur is door den sociaal-de-
mocratischen wethouder van de Lichtbedrij
ven vooral de nadruk op diens capaciteiten
op radio-gebied gelegd. Ete artikelen van het
radiodistributie-reglement schijnen voorna
melijk in arbeiderskringen ontevredenheid te
hebben gewekt en de lichtstoring, die zoo on
gelegen kwam, heeft vooral de middenstand
de vraag doen stellen pf de tegenwoordige
directeur, wien niet meer een kundig inge
nieur terzijde staat, eigenlijk niet te veel tijd
aan werkzaamheden buiten onze gemeente
geeft.
De courant is het voertuig der publieke ge
dachte en zooals in den Raad de burgemees
ter het woord verleent, welke opvatting di
verse leden ook verkondigen mogen, zoo ge
ven ook wij, binnen bepaalde grenzen, in on
ze courant het woord aan allen, die in het
algemeen belang iets hebben te zeggen.
Het liefst is ons het met vollen naam ge-
teekende stuk, maar wij weten te goed hoeve-
len in deze stad op de een of andere wijze
afhankelijk zijn. Hen uit te schakelen betee
kent een belangrijk deel der publieke opinie
onder den domper te zetten. Wij bezien elk
geval op zichzelf en kunnen het billijken, dat
men ook onder een letter of schuilnaam zijn
opinie over het stadsbestuur, de gemeentelijke
diensten of andere vraagstukken van alge
meen belang naar voren brengt, mits in dat
geval de zinsneden die het karakter van een
persoonlijken aanval dragen worden verwij
derd.
Als de heer Bonsema het stuk van „Op
merker" kon zien dat op het oogenblik voor
ons ligt, zou hij kunnen constateeren, dat
daaruit eenige zinnen geschrapt zijn, wat
door den schrijver werd goedgekeurd, omdat
anders de opname onder een schuilnaam niet
zou hebben plaats gevonden.
Wij gelooven, dat het niet noodig is hier
over verder uit te weiden. Ingezonden stuk
ken zijn de directe reactie der burgerij op al
les wat in stad en omgeving voorvalt en als
die reactie niet zoo gunstig is als de heeren
Bonsema of Westerhof dat zouden wenschen,
dan moeten zij voortaan de oorzaak daarvan
niet bij de courant zoeken, maar dan moeten
zij bedenken, dat een minder prettige critiek
alleen en uitsluitend aan hun eigen gedra
gingen is te wijten.
De Kamer van Koophandel en de Neutrale
middenstandsvereeniging hebben een onpar
tijdige, deskundige commissie van onderzoek
naar de oorzaken der lichtstoring gevraagd.
Of het verstandig was dit te weigeren en
daarvoor in de plaats een uiteenzetting van
den directeur te publiceeren waar geen enkele
niet-deskundige een touw aan zal kunnen
vastknoopen, zal de tijd moeten leeren.
De heeren sociaal-democraten, die een in-
terpellatie-Bülens voorbereid hebben om wet-
houder Bonsema gelegenheid te geven te ver
klaren, dat den directeur en zijn bedrijf geen
enkel verwijt kan worden gemaakt, hadden
wellicht beter gedaan aan de totstandkoming
van de gevraagde commissie mede te werken.
Is wat de wethouder gezegd heeft juist,
dan behoeft men het onderzoek van deze com
missie niet te vreezen. De directeur zou in ve
ler oogen gerehabiliteerd zijn en de wethou
der had dan het bewijs van de waarheid zij
ner beweringen kunnen geven.
Omdat het na deze interpellaties toch nog
maar drie uur was toen de openbare raads
vergadering voor gesloten verklaard werd,
lieert de burgemeester, in overleg met den
heer Ringers, besloten het verdere deel van
den middag gezellig en leerzaam door te
brengen in de chocoladefabriek van den heer
Ringers, die met het oog op de Sint Nicolaas-
drukte op het oogenblik op volle kracht
werkt.
In dit groote en interessante bedrijf
waarvan wij vroeger al eens een uitvoerige
beschrijving hebben gegeven waren alle
interpellaties spoedig vergeten en werd het
edelachtbaar gezelschap, voortdurend zoo
„zoet" gehouden, dat alle politieke verschil,
len wegvielen en raadsleden van diverse po
litieke pluimage in broederlijke eensgezind
heid naar de Sinterklaaspoppen uit hun kin
derjaren hebben gekeken.
Den Haag, 14 October 1932.
De Tweede Kamer is hedenmiddag begon
nen met zich verder te verdiepen in de inter
pellatie van mevr. De Vries—Bruins betref
fende de cmheffing van de Rijkskweekschool
voor Vroedvrouwen te Amsterdam.
De eerste spreekster, mevr. Frida K a t z
(c.h.) kwam in het bijzonder op tegen het
abrupte karakter van het opheffingsbesluit
buiten voorkennis of medewerking van de
Staten-Generaal. Bovendien achtte zij de op
heffing niet onverbreeklijk in verband met
de voorstellen der commissie-Weiter, terwijl
zij niet meeging met de verwachting van be
zuiniging van eenige beteekenis. Daarbij is
de behoefte aan goed geschoolde vroedvrou
wen stijgende en dat is een zaak van rijksbe
lang.
De heer Pereboom (Herv. Staatspar
tij) achtte de gelegenheid gunstig om op zeer
onwelwillende wijze weer op te komen tot de
particuliere vroedvrouwenschool te Heerlen
en de protestantsche fracties te beschuldigen
van te groote roomschgezindheid. Spr. ver
klaarde zich in verband hiermede tegen de
opheffing der kweekschool.
De heer Zandt (St. Ger. P.) zette uiteen
dat de bezuiniging grooter zou zijn door aan
de R. K. School te Heerlen steun uit 's rijks
kas te onthouden; die inrichting heeft ons
toch reeds veel te veel gekost, volgens zijn
berekening reeds 2% ton.
Dr. Vos (lib.) betoogde uitvoerig, dat het
in het belang der volksgezondheid zou zijn,
het aantal vroedvrouwen ten plattelande te
doen toenemen. Hij ontkende, dat het bezoek
der opgeheven kweekschool dalende en on
voldoende was. De door den directeur dier in
stelling voorgedragen bezuinigingen waren
reëel. Spr. wilde geen enkele vroedvrouwen
school opgeheven zien. Die te Amsterdam
was niet slechter dan die te Rotterdam en
de exploitatie er van behoeft, wanneer de
minister ernstig wil, aan het Rijk zelf niets
te kosten.
De heer Slotemaker de Bruine
(c.h.) had liever gezien, dat men de school te
Heerlen buiten debat had gelaten en dat we
beter ingelicht waren geworden omtrent de
plannen van Amsterdam. Hoe staat het met
de onderhandelingen met Amsterdam? Zou
den we niet goed doen de zaak aan te hou
den tot de minister positieve mededeelingen
kan doen?
Minister Ruys legde in zijn du-
pliek den nadruk op het feit, dat het rijksbe
lang niet geschaad wordt door opheffing der
Amsterdamsche school. Spr. wil intusachen