DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Uit deri Alkmaarschen Raad, N.V. NASSAUGARAGE, Stadsritten f 0.80, Hit het JUidemetU Ho. 244 Zaterdag 15 October 1932 134e Jaargang Als de minister wist welk bezoek hem te wachten stond zou de Rijksregeling wel eerder afkomen. De lichtstoring heeft een lichte storing gebracht in de tevreden stemming van onze middenstanders. Een chocoladefabriek is de eenige plaats waar men de raads leden kan zoet houden. AUTORIJLES per cursus of per uur met 1e klas gesloten auto's. ZEER VOORDEELIG. NASSAUPLEIN 1, TEL. 257. ALKMAAR Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar f 2. franco door het geheele Rijk 2.50. t^osse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENT1EN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contractei, rrbat. Groote letters naar plaatsiuimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telei. 3, redactie 33. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Dit nummer bestaat uit drio bladen. Het Alkmaarsche spreekwoord „Hoe kor ter agenda hoe langer raadsvergadering" is ditmaal niet opgegaan, want zelfs met de beide onvoorziene interpellatie over kwesties waarover men in dezen tijd niet gauw uitge praat is de loonen in werkverschaffing en de lichtstoring heeft de geheele bijeen komst van onze vroede moeder en onze edel achtbare vaderen niet langer dan een twee tal uren in beslag genomen. De agenda zelf bevatte vrijwel alleen ha merstukken, al is er hier en daar nog een kleine opmerking gemaakt, die door den tie trokken wethouder dan beantwoord moest werden. Zoo heeft men b.v. bij de aanvrage van een suppletoir crediet voor het bureau van „Maatschappelijk Hulpbetoon" het zeld zame verschijnsel gezien, dat de heer Hoijtink dit bedrag voor het instituut waarvan d:- heer Westerhof de geestelijke vader geweest is veel te laag vond, terwijl de heer Wes terhof zelf van meening bleek, dat het in dezen ernstigen crisistijd meer dan voldoende zou wezen en er misschien nog wel wat van over zou blijven. De heer Hoijtink is nourri dans le séraii, dat wil zeggen, hij is bij het Maatschappelijk Hulpbetoon als kind aan huis, niet wat de bedeeling betreft natuurlijk, maar wat de ge heele geste van dezen tak van dien -1 aangaat, cmdat hij als gemeentelijke „dwarskijker" in het bestuur benoemd is. Hij acht het zijn plicht dan ook werkelijk dwars te kijken, hij geeft met andere woorden in den raad zoo nu en dan eens zijn opinie over de financiën en het bestuursbeleid van „Maatschappelijk Hulpbetoon", tot groote ergernis van den heer Westerhof, die van meening is, dat het bestuurslidmaatschap van dezen dienst en het raadslidmaatschap twee geheel afgescheiden functies zijn en dat het den heer Hoijtink niet past in den raad over zijn ervaringen bij den betrokken dienst te spreken. Het is een vraagstuk, waarin jonge juris ten zich maar eens moeten verdiepen en waar over misschien nog wel eens een proefschrift is te schrijven. Wij zouden zoo zeggen, dat zelfs wanneer de heer Hoijtink niet de functie van gemeentelijke dwarskijker had, hij als raadslid toch zeker bevoegd is om eiken tak van gemeentedienst ter sprake te brengen en te becritiseeren, vooral als de zaken daar niet gaan zooals hij dat wel zou willen. Laten wij inmiddels maar hopen, dat de heer Westerhof gelijk heeft, namelijk, dat de twee ton, die de raad thans als aanvullings- crediet heeft toegestaan voldoende zullen blij ken. Hoe minder geld hier noodig blijkt, hoe b ter de eeconomische omstandigheden zullen zijn en hoe dichter het einde van de crisis in het zicht is. Het is bekend, dat de heer Westerhof wel eens graag vreemde woorden gebruikt. Kan hij iets in het Latijn zeggen en hij begint hoe langer hoe meer Latijnsche spreekwoor den te kennen dan zal hij dat niet laten. Wij weten niet welke woordenboeken hij tot zijn beschikking heeft, maar hij schijnt wel eens te vergeten, dat zijn partijgenooten hem in de hoogere taalsferen niet altijd volgen kunnen en hij had thans weer aan den heer Van Drunen uit te leggen wat hij eigenlijk bedoeld had, toen hij in bijlage 151 van de pariletische samenstelling van een commissie had gesproken. Het bleek aldra, dat de heer Westerhof het woord ook niet uit zichzelf had, maar het in een of ander wettelijk voorschrift had aange troffen en bang was geweest het te vertalen. Maar hij wist er althans een goede definitie van te geven tot groote bewondering van den heer Van Drunen, die het in zijn eigen woor denboek niet had kunnen vinden en wien aan geraden werd maar eens eens nieuwen druk te bestellen. Van de agendapunten valt er eigenlijk niets meer te zeggen. Er werden een commissielid en een paar onderwijzers en leeraren be noemd en de rest waren hamerstukken, die zonder discussie door den raad werden goed gekeurd. Ware het niet, dat de heer Vogelaar nog een interpellatie in petto had, we zouden om goed twee uur al weer van de stadhuistrap gedaald zijn en Alkmaar's bevolking zou "ongetwijfeld geoordeeld hebben, dat een der gelijke vergadering de kosten van het presen tiegeld en van den stenograaf niet waard was. Hoe staat het, vroeg de heer Vogelaar, met de subsidie voor de werkverschaffing? Vrij wel overal is die bekend en in Alkmaar weet men er nog altijd niets van. Wanneer het juist is, dat de heer Wester hof als wethouder van financiën niet meer zoo afkeerig is van de Rijkssubsidie als hij dat wel eens als oppositielid geweest is, dan dienen wij in allen gevalle te weten hoeveel die Rijkssubsidie zal bedragen en of wij die al dan niet zullen aanvaarden, want zoolang dat niet uitgemaakt is, kan er van de werk verschaffing niets komen en moeten honder den steun trekken, die voor de gemeente en voor zich zelf veel beter aan het werk gesteld konden worden. De heer Westerhof heeft verklaard, dat hij als de beroemde zuster Anna uit het Blauw baard-sprookje niets anders doet dan op den toren staan en uitkijken of de zoo lang be loofde Rijksregeling nog altijd-niet wil ko men. Hij ljad al conferenties met regeeringsamb- 'tenaren gehad en hij was in de blijde ver wachting, dat men hier wel iets meer zou kunnen krijgen dan in andere gemeenten, om dat het gemiddelde loon in Alkmaar ongeveer 60 cent per uur bedraagt. Dat was alles uit gerekend en naar Den Haag opgezonden, maar hij had er tot dusver nog mets van vernomen. Viermaal had hij het Departement opgebeld en als het aan hem had gelegen, zou hij den minister persoonlijk eens zijn meening over zooveel ambtelijke laksheid hebben medegedeeld, maar het was blijkbaar telkens weer de een of andere referendaris, die aan den anderen kant van het toestel had gestaan en het gevolg was, dat hij nog even onkundig was als een paar weken geleden, hoewel hij uit het laatste telefoongesprek toch durfde opmaken, dat het ergste leed weldra geleden zou zijn en dat het antwoord van den minister in vergevorderden staat van voorbe reiding verkeert en Alkmaar binnen afzien- baren tijd zal kunnen bereiken. De heer Hoijtink wilde alvast maar be ginnen op een weekloon van 38 cent, een zoo laag bedrag, dat men veilig kon aannemen, dat de minister wel een hooger loon zou toestaan, zoodat een latere teleurstelling dus kon worden voorkomen. Maar zoowel de heer Westerhof als de burgemeester legden den heer Hoijtink uit, dat dit een zeer verkeerde taktiek zou zijn, want dat men, als men zich thans gene gen toonde tegen en zoo laag bedrag te wer ken, in zekeren zin zijn eigen ruiten zou in- ooien, omdat de minister dan niet bereid zou lijken er nog een schepje boven op te leggen. Wij kunnen zeide de burgemeester toch niet den geheelen winter laten werken, wij zullen verscheidene weken hebben, waar in er geen werk meer zal zijn en het is daar om verstandig, die weken naar eerst te nemen en den minister te laten zien, dat wij nog al tijd in blijde verwachting verkeeren en een voudig niet kunnen beginnen, omdat Den Haag ons in den steek laat. Toegegeven werd inmiddels de heer en- neker wees daar zeer terecht op dat hoe langer de Rijksregeling uitblijft des te lan ger het ook duren zal eer er een toeslag op de steunuitkeering wordt gegeven, een uitkec- ring, die niet wachten kan en die aan onze gemeente in deze abnormale tijden een schat van geld kost. Blijven de regeeringsvoorstellen nog lang uit dan zal er inderdaad niets anders opzit ten' dan dat de heer Westerhof maar eens naar Den Haag gaat en den minister per- soonlijk meedeelt welken indruk of hij en zijn partijgenooten van diens activiteit hebaen ge kregen. Dat was interpellatie nummero één. Nummero twee ging over de lichtstoring, waarover den laatsten tijd in de stad nog wel eens het een en ander is gesproken. Die interpellatie was van den heer Billens en zij zag er zeer dreigend uit, maar het bleek al spoedig, dat zij eigenlijk meer gehou den werd om zijn partijgenoot, wethouder Bonsema, gelegenheid te geven over lichtbe- drijven, radio- en lichtstoring eens zijn hart uit te storten. Er zijn nu eenmaal menschen en wet houder Westerhof is daar één van wier ge heele leven zoo samengegroeid is met de poli tiek, dat zij eenvoudig niet kunnen begrijpen, dat iemand iets doen kan zonder dat daar de een of andere politieke bedoeling achter zit. Als de courant b.v. iets zegt, dat het edel achtbare college niet welgevallig is, dan komt het niet in die heeren op, dat de redacteur de zaak uitsluitend uit een oogpunt van alge meen belang tracht te zien, maar dan wordt hem onmidaellijk een politieke rol toebedeeld en dan heet dat .»cen aanval op de rood zwarte combinatie". Hoe vaak wij' den heer Westerhof en zijn oppositiegenooten gesteund hebben, b.v. toen een elftal hen nog als quantité negligeable beschouwde, zijn de heeren totaal vergeten Varen we in hun schuitje, dan doen wij in hun oogen eigenlijk niet meer dan onzen plicht, schrijven wij iets dat zij liever niet hooren willen, dan weten wij er óf niets van, óf wij worden onmiddellijk met het een of an dere politieke sop overgoten en men ziet in onze actie slechts een bedekten aanval op de een of andere partij of toevallige combinatie. Wij zijn daaraan in den loop der jaren zoo gewend geraakt, dat wij het niet meer de moeite zouden achten daarover nog verder te spreken als deze heeren thans niet met be paalde insinuaties waren gekomen, die onze beroepseer raken en die wij daarom niet zon der meer kunnen passeeren. Zij hebben zich namelijk in het hoofd gezet, dat wij bezwaren hebben tegen de wijze waarop op het oogenblik de gemeentelijke lichtbedrij- ven beheerd worden, wat niet zoo erg is, om dat het natuurlijk heel goed mogelijk zou kunnen zijn, dat wij die bezwaren inderdaad hadden. Zij hebben daarnaast evenwel beweerd, dat wij een zekere „hetze" tegen den directeur zouden ontketenen, een bewering, die een veel gevaarlijker karakter heeft omdat „hetze" een leeliik woord is. Wij zullen het ditmaal maar niet aan den heer Westerhof overlaten om zijn partijgenoo ten uit te leggen wat het eigenlijk beteekent. Het wil zeggen, dat wij een soort jacht op dien directeur zouden maken, dat wij dus op alle mogelijke wijze zijn eventueele fouten zouden willen opsporen en daarmede voort durend zouden trachten hem onmogelijk te maken. Ten slotte en dat is de allerergste be schuldiging hebben de heeren in bedekte, maar toch zeer duidelijke termen laten uitko men, dat zij er ons van verdenken de vele in gezonden stukken zoowel tegen de Radio distributie als tegen de Lichtbedrijven, voor zoover deze niet met vollen naam waren ge- teekend, zelf te hebben geschreven. Bij het karakteriseeren van een dergelijke beschuldiging weten wij eigenlijk niet of wij ze handig of gemeen moeten noemen. In het licht van de politiek waarmede deze heeren doortrokken zijn, is zooiets misschien erg handig. Met één enkele bewering van dit kaliber schakelt men immers de geheele pu blieke opinie uit. Als de courant zijn ingezonden stukken zelf maakt, welnu, dan zijn er immers geen ontevreden bur gers meer, dan is er alleen nog maar een verblinde redactie, die uit politieken waan zin een college en een bedrijf te lijf gaat, die zich door hun roemruchtige werken in aller sympathie mogen verheugen. Dat men dergelijke insinuaties niet bewij zen kan en daarmee den naam van een blad en de beroepseer van den journalist aantast, komt er minder op aan. Laat - zoo wordt dan gezegd de courant maar eens aantoo- nen, dat het niet zoo is en men weet, als men dat'zegt, dat de courant zooiets nooit zal kunnen bewijzen omdat zij in dat geval de namen van de schrijvers zou moeten noemen, namen van ingezetenen, wien zij borg geble ven is, dat deze onder geen enkele voorwaar de bekend gemaakt zuUen worden. Wij zouden bij dergelijke insinuaties een voudig onze schouders kunnen ophalen en er verder over kunnen zwijgen Maar het is niet denkbeeldig, dat sommige geestverwanten van deze politieke heeren zooiets werkelijk als waarheid aannemen en daarom is het toch goed hier even in het licht te stellen hoe ongerijmd zij toch eigenlijk genoemd moeten worden. Misschien bestaan er wel couranten waar van de redactie iedereen te vriend tracht te houden en waarin de burgerij met moeite een plaats voor critisch gestelde stukken zal kunnen krijgen. Dat daartoe de Alkmaarsche courant be hoort, zal niemand kunnen beweren. Wij heben in verloop van jaren zoo dikwijls on omwonden onze meening naar voren ge bracht, welke zaak en welke persoonlijkheden het dan ook betrof, dat wij het toch van al- gemeene bekendheid mogen achten, dat wij den vorm van een anoniem ingezonden stuk niet noodig hebben om precies te zeggen hoe wij hier of daar over denken. Wij hebben dezer dagen een stuk van „Op merker" opgenomen waarin o.a. werd mede gedeeld, dat de directeur der Lichtbedrijven verleden week verschillende dagen afwezig is geweest om den aanleg van het radiodistribu tiebedrijf te Breda te controleeren en wet houder Bonsema, heeft niet onduidelijk laten doorschemeren, dat dit alleen aan hem en aan ons bekend kon zijn. Het is mogelijk, dat het hem bekend was, maar ons was het dat zeker niet. Wij hebben met den betrokken directeur daarover geen gesprek gevoerd, noch hebben wij dat be halve uit het stuk van „Opmerker" op eeni- gerlei andere wijze vernomen. Het is alleen eenigszins naïf om aan te nemen dat de af wezigheid van een bedrijfsdirecteur niemand anders dan den betrokken wethouder kan be kend zijn. „Misschien zit de schrijver van het stuk wel in deze zaal" is er insinueerend op gemerkt. Wij kunnen den heer Bonsema en al. zijn geestverwanten de pertinente verzekering ge ven, dat de schrijver niet in de zaal zat en er dien middag ook niet geweest is. Waarom wij eigenlijk van een „hetze" te gen dezen directeur worden beschuldigd is ons nog altijd niet duidelijk. Wanneer wij o.i. gerechtvaardigde critiek hadden zouden wij zeker niet aarzelen, die te uiten, maar het eigenaardige in deze geheele geschiedenis is, dat er eigenlijk geen enkele reden is waarom men ons van een zekere moordlust op de Lichtbedrijven en hun direc teur zou kunnen beschuldigen. De gemeentelijke radio-distributie hebben wij met gematigde blijdschap begroet. Wij hebben met vele raadsleden eenige critiek uit geoefend op enkele drastische bepalingen van ht reglement, maar van eenige oppositie van beteekenis zal men, wat onze beschouwingen betreft, zeker niet kunnen spreken. Toen de lichtstoring de geheele stad in het duister zette en honderden een strop bezorg de zou er alle gelegenheid zijn geweest tegen het bedrijf te velde te trekken. Wij hebben ons daarentegen op het standpunt gesteld, dat dit een samenloop van omstandigheden was waaraan niemand iets heeft kunnen verande ren. Dat wij dit inderdaad deden blijkt uit het feit, dat wij den directeur van de Lichtbedrij ven telefonisch om een explicatie gevraagd hebben en zonder eenig commentaar zijn uiteenzetting in onze courant hebben weerge geven. Hoe de heeren sociaal-democratische wet houders ons dus van een zekere „hetze" te gen bedoelden directeur kunnen beschuldigen is ons nog altijd niet duidelijk, want zelfs in de eenige kwestie de Lichtbedrijven betreffen de de vernieling van den gedenksteen waarbij wij onze meening niet onder stoelen of banken hebben gestoken, zal men geen woord van afkeuring over het bedrijf vinden en den naam van den tegenwoordigen direc teur zelfs niet aantreffen. Inmiddels blijkt het niet alleen mogelijk, maar is het een feit geworden, dat er in de stad, zoowel in arbeiders- als in midden standskringen, een zekere ontstemming heerscht. Bij de benoeming van den tegen woordigen directeur is door den sociaal-de- mocratischen wethouder van de Lichtbedrij ven vooral de nadruk op diens capaciteiten op radio-gebied gelegd. Ete artikelen van het radiodistributie-reglement schijnen voorna melijk in arbeiderskringen ontevredenheid te hebben gewekt en de lichtstoring, die zoo on gelegen kwam, heeft vooral de middenstand de vraag doen stellen pf de tegenwoordige directeur, wien niet meer een kundig inge nieur terzijde staat, eigenlijk niet te veel tijd aan werkzaamheden buiten onze gemeente geeft. De courant is het voertuig der publieke ge dachte en zooals in den Raad de burgemees ter het woord verleent, welke opvatting di verse leden ook verkondigen mogen, zoo ge ven ook wij, binnen bepaalde grenzen, in on ze courant het woord aan allen, die in het algemeen belang iets hebben te zeggen. Het liefst is ons het met vollen naam ge- teekende stuk, maar wij weten te goed hoeve- len in deze stad op de een of andere wijze afhankelijk zijn. Hen uit te schakelen betee kent een belangrijk deel der publieke opinie onder den domper te zetten. Wij bezien elk geval op zichzelf en kunnen het billijken, dat men ook onder een letter of schuilnaam zijn opinie over het stadsbestuur, de gemeentelijke diensten of andere vraagstukken van alge meen belang naar voren brengt, mits in dat geval de zinsneden die het karakter van een persoonlijken aanval dragen worden verwij derd. Als de heer Bonsema het stuk van „Op merker" kon zien dat op het oogenblik voor ons ligt, zou hij kunnen constateeren, dat daaruit eenige zinnen geschrapt zijn, wat door den schrijver werd goedgekeurd, omdat anders de opname onder een schuilnaam niet zou hebben plaats gevonden. Wij gelooven, dat het niet noodig is hier over verder uit te weiden. Ingezonden stuk ken zijn de directe reactie der burgerij op al les wat in stad en omgeving voorvalt en als die reactie niet zoo gunstig is als de heeren Bonsema of Westerhof dat zouden wenschen, dan moeten zij voortaan de oorzaak daarvan niet bij de courant zoeken, maar dan moeten zij bedenken, dat een minder prettige critiek alleen en uitsluitend aan hun eigen gedra gingen is te wijten. De Kamer van Koophandel en de Neutrale middenstandsvereeniging hebben een onpar tijdige, deskundige commissie van onderzoek naar de oorzaken der lichtstoring gevraagd. Of het verstandig was dit te weigeren en daarvoor in de plaats een uiteenzetting van den directeur te publiceeren waar geen enkele niet-deskundige een touw aan zal kunnen vastknoopen, zal de tijd moeten leeren. De heeren sociaal-democraten, die een in- terpellatie-Bülens voorbereid hebben om wet- houder Bonsema gelegenheid te geven te ver klaren, dat den directeur en zijn bedrijf geen enkel verwijt kan worden gemaakt, hadden wellicht beter gedaan aan de totstandkoming van de gevraagde commissie mede te werken. Is wat de wethouder gezegd heeft juist, dan behoeft men het onderzoek van deze com missie niet te vreezen. De directeur zou in ve ler oogen gerehabiliteerd zijn en de wethou der had dan het bewijs van de waarheid zij ner beweringen kunnen geven. Omdat het na deze interpellaties toch nog maar drie uur was toen de openbare raads vergadering voor gesloten verklaard werd, lieert de burgemeester, in overleg met den heer Ringers, besloten het verdere deel van den middag gezellig en leerzaam door te brengen in de chocoladefabriek van den heer Ringers, die met het oog op de Sint Nicolaas- drukte op het oogenblik op volle kracht werkt. In dit groote en interessante bedrijf waarvan wij vroeger al eens een uitvoerige beschrijving hebben gegeven waren alle interpellaties spoedig vergeten en werd het edelachtbaar gezelschap, voortdurend zoo „zoet" gehouden, dat alle politieke verschil, len wegvielen en raadsleden van diverse po litieke pluimage in broederlijke eensgezind heid naar de Sinterklaaspoppen uit hun kin derjaren hebben gekeken. Den Haag, 14 October 1932. De Tweede Kamer is hedenmiddag begon nen met zich verder te verdiepen in de inter pellatie van mevr. De Vries—Bruins betref fende de cmheffing van de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen te Amsterdam. De eerste spreekster, mevr. Frida K a t z (c.h.) kwam in het bijzonder op tegen het abrupte karakter van het opheffingsbesluit buiten voorkennis of medewerking van de Staten-Generaal. Bovendien achtte zij de op heffing niet onverbreeklijk in verband met de voorstellen der commissie-Weiter, terwijl zij niet meeging met de verwachting van be zuiniging van eenige beteekenis. Daarbij is de behoefte aan goed geschoolde vroedvrou wen stijgende en dat is een zaak van rijksbe lang. De heer Pereboom (Herv. Staatspar tij) achtte de gelegenheid gunstig om op zeer onwelwillende wijze weer op te komen tot de particuliere vroedvrouwenschool te Heerlen en de protestantsche fracties te beschuldigen van te groote roomschgezindheid. Spr. ver klaarde zich in verband hiermede tegen de opheffing der kweekschool. De heer Zandt (St. Ger. P.) zette uiteen dat de bezuiniging grooter zou zijn door aan de R. K. School te Heerlen steun uit 's rijks kas te onthouden; die inrichting heeft ons toch reeds veel te veel gekost, volgens zijn berekening reeds 2% ton. Dr. Vos (lib.) betoogde uitvoerig, dat het in het belang der volksgezondheid zou zijn, het aantal vroedvrouwen ten plattelande te doen toenemen. Hij ontkende, dat het bezoek der opgeheven kweekschool dalende en on voldoende was. De door den directeur dier in stelling voorgedragen bezuinigingen waren reëel. Spr. wilde geen enkele vroedvrouwen school opgeheven zien. Die te Amsterdam was niet slechter dan die te Rotterdam en de exploitatie er van behoeft, wanneer de minister ernstig wil, aan het Rijk zelf niets te kosten. De heer Slotemaker de Bruine (c.h.) had liever gezien, dat men de school te Heerlen buiten debat had gelaten en dat we beter ingelicht waren geworden omtrent de plannen van Amsterdam. Hoe staat het met de onderhandelingen met Amsterdam? Zou den we niet goed doen de zaak aan te hou den tot de minister positieve mededeelingen kan doen? Minister Ruys legde in zijn du- pliek den nadruk op het feit, dat het rijksbe lang niet geschaad wordt door opheffing der Amsterdamsche school. Spr. wil intusachen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 1