'JUouiatiaal 'flieuws Rechtszaken OUD EN NIEUW. Srieven uit de Hoofdstad ZUIDSCH AR W OUDE. NOORDSCHARWOUDE. «isfcAaJsga»1. *38LBJ$S A. J. B. B. AMSTERDAM IN 1932. Een wensch voor de toekomst. Een laatste hoofdstadbrief in het oude jaar! En wat anders zal mijn corres pondentie dezen keer mogen zijn dan een terugblik op Amsterdam tijdens het afgeloopen jaar? Er ligt een periode achter ons van velerlei gebeurtenissen en emoties, die elkaar in razend snel tempo hebben opgevolgd. Wij mogen niet klagen. Want ondanks natuurlijk de tegenslag dezer tijden, de groote al- lemans vijand van het oogenblik, heeft men in Amsterdam niet stilgezeten en, de traditie van eeuwen getrouw, het hoofd niet laten hangen, niet moedeloos rondgekeken in stille berusting, maar aangepakt. Dank zij het kundige be leid van Dr. de Vlugt men heeft het juist dezer dagen bij den zestigsten ver jaardag van onzen Burgemeester na drukkelijk nog weer eens van alle kan ten betoogd is het crisisspook, dat, wilde men sommigen gelooven ook een aanval op Amsterdam's financiën wilde plegen, gelukkig verdreven kunnen worden. Het gemeentebestuur is er in geslaagd alle booze geruchten, waar noodig, te bannen en op andere plaatsen Ue maatregelen te nemen, die erger voorkwamen. Het vertrouwen bij de 'Amsterdamsche bankierswereld alsook bij het beleggend publiek is klaarblijke lijk weer geheel hersteld en reeds een viertal belangrijke leeningen werden door Amsterdam aangegaan gedurende de laatste maanden. Het is een publiek geheim, dat de invloed van Dr. de Wlugt in dit verband uiterst waardevol ■is geweest. I De Universiteitsfeesten in den afge loopen zomer zijn een groot succes ge worden. Amsterdam heeft het buiten •land daarbij op ondubbelzinnige manier getoond, de reputatie, welke zij op het gebied van de wetenschap bezit, in alle opzichten waardig te zijn. Het kan niet anders of de talrijke buitenlandsche ge leerden en andere officieele vreemde vertegenwoordigers hebben in dezen zomer van Amsterdam uit den besten indruk van ons land meegenomen. En het behoeft geen betoog, dat de Amster damsche universiteitsfeesten in het af geloopen jaar bij uitstek hebben bijge dragen tot het bestendigen van onze goede, vriendschappelijke verhoudingen met het buitenland en tot het aanknoo- pen van velerlei nieuwe relaties. Het is dan ook een uiterst goede gedachte, om deze zomerfeesten tot het begin te heb ben gemaakt van een serie gebeurtenis sen van dien aard, waarvan men zich voorstelt elk jaar Amsterdam het mid delpunt te doen zijn. In dien zin heeft Amsterdam getoond mede te kunnen doen met de andere wereldsteden. Op de balans van 1932 komt ook de post Crisis-Comité voor. Men is wel eens geneigd juist ten aanzien van deze instelling minder vriendelijke dingen te zeggen of wel te denken. Als uitvloei sel van sombere tijden mag dan voor sommigen dit comité, dat door steeds maar te vragen en voor het groote pu bliek veelal slechts vraagt, weer meer een uitbeelding zijn van wat om ons heen gebeurt en waarvan wij allen maar dan ook geen uitgezonderd, dage lijks hebben te lijden. Vooral nu, aan het einde van dit jaar, is het zeker op zijn plaats het werken van het Amster damsche Crisis-Comité te gedenken Het is nu eenmaal onmogelijk om steeds in extenso het grootte publiek te doen 'veten wat er al zoo wordt gedaan. En het zijn dan ook steeds korte mededee- lingen in zeer algemeenen zin, die ons geworden. Maar wie even een kijkje heeft kunnen krijgen in de „cuisine' van het Crisis-comité weet al gauw be ter. Want hoevelen werden niet in het afgeloopen jaar, practisch aan den rand van den afgrond reeds, weer omhoog geholpen en op weg gebracht door dit comité. Immers het zijn niet juist altijd de armsten der armsten, waar de tijden zich zoo doen gevoelen. Het zijn niet de werkloozen alleen, die een helpende hand behoeven. Kleine kooplieden, nij vere handelslui veelal, door gebrek aan kapitaal of waardeverlies in goederen Wij zeggen, dat de tijd voor bijgaat. Dat is onjnist. W ij gaan voorbij. Wanneer wij varen op een rivier, lijkt het ons, dat de oevers glijden, niet onze boot. Zoo is het ook met den tijd. Tolstoj. De uitspraak van Tolstoj in bovenstaanc motto is niet nieuw. Een Fransch dichter heeft al bijna twee eeuwen geleden gespro ken van „de onbewegelijke eeuwigheid", waaraan de menschen het begrip van een „bewegelijken tijd" verbinden. En een snaak- sche landgenoot van hen antwoordde eens op de klacht eener vrouw, dat de tijd zoo snel voorbijgaat: „Pardon, Madame, niet de tijd gaat voor ben, maar wij, wij gaan voorbij". En zoo is het. Wij, menschen, weten ech ter in ons, dagelij ksch gedoe niet goed raad met een tijd, die stil staat en een eeuwigheid, die onbeweeglijk zou zijn. Daarom slaan we om zoo te zeggen, die eeuwigheid in stukken, laten we den tijd zich voorbewegen en ma ken we die door ons bedachte regeling in verdeelingen en onder-verdeelingen pas klaar, voor eigen gebruik. Zoo tellen we ons leven af op het be perkte stuk, dat ons in de eeuwigheid is af gemeten: vijftig, zestig, zeventig, tachtig ja ren In den dagelijkschen roes van ons bestaan wijden we niet veel aandacht aan den sne len loop der wijzers op het uurwerk der eeuwen. Soms echter, als voor ons weer een jaar voorbij is en een nieuw staat te begin nen, zijn we even stil en tellen we: zóóvee Ook wanneer voor de menschheid in haar j»e heel een stuk van dis imgffbjelc«eg wighejd zoo goed als geruïneerd, ook zij behoe ven steun. In die gevallen voornamelijk, gevallen, die elk afzonderlijk worden onderzocht en behandeld, heeft in dit jaar het Amsterdamsche Crisis-comité fraai werk verricht, Hier werden men schen geholpen door het afbetalen van handelsschulden, daar werd aan me nigeen geld geleend om zaken weer op peil te brengen en het mag een heerlijke voldoening heeten voor de leden van dit comité, dat in vele gevallen de ver leende hulp de gewenschte resultaten opleverde: het weer opbloeien van me nig zaakje, dat anders tot liquidatie ge doemd zou zijn geweest. Vanzelfspre kend kunnen niet alle aanvragen, welke het comité bereiken, in behandeling worden genomen; de stroom is helaas daarvoor te groot Dat teleurgestelden terecht ontstemd zijn in zulke gevallen, is niet te voorkomen. Het zou echter niet billijk zijn, wanneer wij uitsluitend maar van deze „nieten" te hooren zou den krijgen en van de „prijzen" nim mer iets mochten vernemen. Daarom voelde ik mij alleszins verplicht bij de zen terugblik ook het crisis-comité van de hoofdstad niet te vergeten. Op welk standpunt ten aanzien van de instelling crisis-comité in het algemeen men ook staat, ontegenzeggelijk moet men voor het werk van hen, die zich hieraan ga ven, groote bewondering hebben. Wanneer op dit oogenblik verder mijn gedachten zich verplaatsen van wat wij gehad hebben naar wat komen gaat, dan blijft er voor de toekomst natuur lijk nog zeer veel te wenschen. Een van de integreerende factoren voor het le ven in de wereldstad, een der onmisba re elementen voor welvaart in handel en industrie en niet te vergeten voor huiselijk geluk en comfort in overeen stemming met onzen tijd is en blijft ten allen tijde goed en goedkoop passagiers transport. Vooral nu de stad naar alle kanten zich nog immer uitbreidt en zij zich meer en meer gaat verdeelen in ge deelten, waar gewerkt wordt en waar men woont, zou deze kwestie nog veel meer de belangstelling der autoriteiten waard zijn. O, zeker wij zijn al jaren aan het reorganiseeren bij het gemeen telijk trambedrijf. Zoo af en toe wor den wij opgeschrikt of verrast wie zal het zeggen door de mededeeling, dat de tijdelijke directeur Dr. Lulofs zijn reorganisatieplannen in den steek zou laten om weer naar zijn eigen be drijf, dat der Electriciteitswerken, terug te gaan en de tram maar de tram te laten. Het ligt dus wel voor de hand, dat er hier of daar iets niet, wat men noemt „botert". Maar ook al reorganiseert Dr. Lulofs en wordt het gewenschte resul taat bereikt, dan nog zijn wij er niet. Immers men krijgt te Amsterdam steeds den indruk, dat men alles in het werk stelt, om het tekort bij ons offi cieele vervoerbedrijf weg te werken en dat het comfort voor ons Amsterdam mers toch altijd maar bijzaak blijft. Men vergeet als het ware, dat dit tram bedrijf millioenen klanten heeft en dat die klanten iets mogen eischen. Ik be hoor niet tot diegenen, die alles bewon deren wat uit het buitenland komt en geen goed woord hebben voor eigen producten of ini tief. Doch zonder overdrijving kan worden gezegd, dat Amsterdam op dit speciale gebied voor zijn inwoners hopeloos tekort schiet. Misschien komt het door de tallooze in stanties, waar over het wel en wee van den Amsterdammer in dit geval be schikt moeten worden, dat zooveel an dere argumenten, als daar zijn ver- keers-technische belangen, gevoelens voor stadsschoon en andere overwegin gen steeds maar belangrijker schijnen dan onze vervoergelegenheid. Herhaal delijk heb ik op deze plaats het taxi schandaal der hoofdstad gehekeld; het is slechts een klein bewijs van de wijze waarop er met het meest elementaire belang van den stedeling, communica tiemogelijkheid, wordt omgesprongen. Buitenlandsche autoriteiten, die onze stad komen bezoeken, toont men ge meenlijk al het bezienswaardige, dat wij hebben. Zij maken nooit kennis met trams of autobussen, om de een voudige reden, dat men hen in extra bussen steeds de stad doorvoert. Het summum van comfort dus. Wanneer wij hen eens lieten wachten op trams en taxi's, wanneer wij hen eens konden laten kennis maken met dezen zwarten kant van mooi Amsterdam, wellicht dat zij ons van goeden raad konden voorzien. De eenvoudigste oplossing verreweg; zonder kosten van studierei zen en ettelijke commissies en rappor- teurs. Wanneer dan ook ik mijn persoonlij ke wenschen zou mogen toevoegen aan die der tallooze Thomasvaers en Pieter nellen in schouwburgen en bioscopen van Amsterdam, dan wenschte ik haar en den Amsterdammers voor het ko mende jaar 1933 het begin van die maatregelen, die ons, zij het dan ook eerst op den duur en zeker niet te vroeg vervoergelegenheid per tram, per bus en per taxi zullen kunnen ge ven, waarop de stad, die zich wereld stad wil noemen, in de allereerste plaats recht heeft. VAN SIEGEN. COMMISSIE UIT DE VEILINGEN IN NOORDHOLLAND. Onder voorzitterschap van den heer P. Slot A.Pzn., burgemeester van Broek op Lan- gendijk, hield Vrijdag 30 Dec. in het Gulden Vlies te Alkmaar de Provinciale Commissie uit de Veilingen in Noordholland haar drukbezochte jaarvergadering. De vergade ring werd ook bijgewoond door de leden van Gea.: Staten Kooiman en Michels. De voorzitter wees er in zijn openings woord op, dat men thans voor de vierde maal onder moeilijke omstandigheden in jaar vergadering bijeen komt. Nog steeds is men niet aan het einde van den druk en wij vra gen ons af, of het bedrijf niet ineen zal stor ten. Door de belemmering van het pijl handels verkeer wordt de toestand voor het tuinbouw bedrijf steeds hachelijker. Spr. gaf dit uitvoerig aan en schetste daar bij in het bijzonder den toestand in het tuin bouwbedrijf. De omzet, die in 1927 nog 22.000.000 bedroeg, is in 1932 gedaald tot 9.000.000. Eindelijk ziet de regeering in, dat de nood hoog gestegen is; zelfs bij de maatregelen, die de regeering tot steun onderneemt, dient nog de vraag onder de oogen te worden ge zien, of het vak nog wel toekomst heeft. Het zou struisvogelpolitiek zijn, om over de be lemmeringen van nu en die in de toekomst, licht te denken. Toch geloofde spr. niet, dat men reeds zoover is, dat men de tuinen met graan en gras moet gaan bezaaien. Wij moeten den natuurlijken aanleg van ons land blijven berusten. Omdat men op den duur in het buitenland niet zal slagen onze gewassen daar met suc ces te veilen. Ook oordeelde spr., dat men met de plaatsing van de tuinbouwproducten in eigen land nog niet tot het hoogtepunt is ge komen. T.a.v. de verstrekte overheidshulp wekte spr. op, niet af te breken, maar te blijven trachten in dén goeden zin op te bouwen. En in ons vak-leven en in onze organisatie, en ook tegenover onze overheid moeten wij trachten zoo weinig mogelijk af te breken, maar zooveel mogelijk op te bouwen. Uit het doorwrochte jaarverslag van den heer P. Klant stippen wij aan, dat de nood toestand in den tuinbouw sterk spreekt uit het feit, dat over het tijdvak van het eerste halfjaar in 1932 het omzetcijfer met 3 millioen is gedaald. Neemt men hierbij in aanmerking, dat het omzetcijfer in de vorige jaren zich steeds in een dalenden lijn bewoog, in 1929 bedroeg dit 29.074.606.45 in 1930 15.527.580.35 en in 1931 12.992.571.60, dan is het wel zeer begrijpelijk, dat de nood in zeer vele tuindersgezinnen zeer hoog is gestegen en dat thans vele tuinbouwstreken een debacle nabij zijn. Het verslag werd conform vastgesteld. Aan de orde was het bestuursvoorstel om de contributie te bepalen op 1/30 pCt, van den omzet, met een minimum van 10. Z. h. st. aldus besloten. De begrooting over 19321933 werd vastgesteld op een bedrag van 5970. Om de begrooting sluitend te maken, werd voor een nadeelig saldo een bedrag van 2.220 uit de reserve geput. Als voren. De heeren P. Slot en J. Ootjers werden tot bestuursleden herkozen, met alg. stemmen. Aan de orde was hierop het bestuursvoor stel, om de gelden tot fondsvorming voorloo- pig in eigen beheer te laten, bij die veilingen, die tot fondsvorming besloten. Een definitieve beslissing over het fonds wenschte 't bestuur uit te stellen, totdat met het In- en Verkoop bureau voor Tuinbouwproducten (ingesteld door de provincie) en de daarmee verband houdende uitbetaling meer ervaring verkre gen is. Zonder discussie aldus beslo en. Hierop kwam in behandeling een voorstel van het bestuur van de veiling „Beemster, Purmerend en Omstreken", om het bestuur met drie leden uit te breiden. Het bestuur verklaarde, hoewel Statutenwijziging daar voor noodig was, zich daar niet tegen te verzetten, doch liet de beslissing aan de ver gadering. Nadat de voorzitter had medegedeeld, dat het bestuur met voorstellen tot statutenwijzi ging zal komen in den geest van het voorstel, werd dit voorstel ingetrokken. Van dezelfde vereeniging was het voorstel ingekomen, om het bestuur op te dragen bij het In- en Verkoopbureau er met den mees ten klem op aan te dringen dat voor het ko mende seizoen nog een ernstig onderzoek zal worden ingesteld naar de mogelijkheid, om direct diverse groenten te kunnen verkoopen aan verbruikscoöperaties; naar de mogelijkheid van de exploitatie van groentenhallen door het bureau; en naar de mogelijkheid om bij een te grooten aanvoer daarvoor geschikte groen- tensoorten uit de markt te nemen en deze te conserveeren. Het bestuur oordeelde dit voorstel niet ver- eenigbaar met den opzet van het In- en Ver koopbureau en adviseerde tot niet-aanvaar- ding. De afgevaardigde verdedigde het voorstel er op wijzende, dat de consumenten, hoewel de producenten bijna niets ontvangen, ook hooger prijzen moeten betalen. Na uitvoerige bespreking werd het voor stel verworpen met 52 tegen 5 stemmen. Van de C. V. V. Warmenhuizen Omstr. was het voorstel ingekomen, aan de Regee ring te verzoeken de teelt van grove tuin bouwproducten te willen beperken in dier voege, dat deze teelt weder tot de oude tuin bouwcentra wordt teruggebracht en dat aan hen, die van andere steunregeling dan de tuinbouwsteunregeling profiteeren, wordt verboden tuinbouwproducten te telen. Het bestuur vereenigde zich met dit voor stel. De heer Kliffen, Noordermarktbond, be streed het voorstel om technische redenen. Na uitvoerige bespreking werd het voorstel in den geest van een streven naar beperking aangenomen. Dezelfde vereeniging stelde voor aan de regeering te verzoeken maatregelen te ne men, om executies in het land- en tuinbouw bedrijf te voorkomen; ook met dit voorstel vereenigde het bestuur zich. Uit de vergadering gingen stemmen op om aan de veilingen te weigeren de produc ten van geëxecuteerde bedrijven te veilen, Het voorstel werd aldus aangenomen. De lieer Valstar, directeur van het centraal bureau voor de tuinbouwveilingen, hield hierna een lezing over de tuinbouwsteunwet. Hij stelde voorop, dat de steun zoo snel mo gelijk moet komen en zoo groot mogelijk moet zijn. Spr. releveerde hoe het met de wet geloopen is en stond uitvoerig stil bij het streven naar steun voor den land- en tuin bouw, waarbij beoogd wordt een toeslag op een richtprijs van de producten. Hij wees op de verdienste van de organisatie in deze en wraakte de radio-rede van mr. Duijs, waar deze gepoogd had stemming tegen de orga nisatie te maken. Bij de behandeling van het ontwerp in de Kamer bleek wel, dat alle poli tieke partijen poogden de wet los te maken van het lemiet van 5 millioen. Dat bedrag is in de wet gebleven, doch er is de toezegging van den minister, dat, zoo noodig, de regee ring opnieuw tot de Kamer zal komen. Ook spr. oordeelde het bedrag te laag, doch de organisatie wil toch de verdeeling van de 5 millioen ter hand nemen, om deze zoo spoedig mogelijk aan de gerechtigden uit te keeren. Het wordt gewenscht geoordeeld om het geld in gedeelten uit te keeren, omdat velen er naar graaien, het geld direct weg te halen. Verwacht kan worden, dat het geld 10 Janua ri kan worden uitgekeerd 22 Dec. nam de Eerste Kamer de wet aan en vermoedelijk staat ze vanavond in het Staatsblad. Voor 1933 gevoelde spr. niets voor een toeslag op het product. Krijgt men geen andere maatregelen, dan zal het er aan het einde van 1933 nog slechter uit zien dan thans. Belangrijker oordeelde hij om aan de vei lingen de minimumprijzen in te stellen en <iie te handhaven. Hiervoor moet de regeering 1 millioen be- schikbaar stellen. Er mag niet voortgegaan worden om op de binnenlandsche markt goed te gooien dat 3 a 4 maal geveild is. Ook is het verstandig tegenover het buiten land de buitenlandsche markt niet langer te bederven. Ook inkrimping van de cultuur was z. i. een middel, ook met het oog op de maat- regelen in Duitschland. Verschillende sprekers voerden hierna het woord, waarbij de ontstemming der verga dering over den toestand sterk tot uiting kwam en teleurstelling over de rede werd uit- gesproken. Aan het eind werd öen motie aangenomen, waarin teleurstelling wordt uitgesproken over het lemiet van 5 millioen in de Tuinbouw steunwet en waarin er bij de regeering wordt op aangedrongen, dit bedrag te ver< h oogen. Ten slotte volgde sluiting met een speciaal woord van dank aan de statenleden voor het bijwonen der vergadering. Vanwege de Productie-Centrale ..ï*e Handelskamer" te Rotterdam zijn in samen werking met de daaraan aangesloten ver bruikscoöperaties dezer dagen niet minder dan 45000 Haka-crisispakketten aan hare werkloozen leden verstrekt. Deze pakketten hebben een verkoopswaarde van 3.23. Het wil ons voorkomen dat deze gave van de Rotterdamsche Handelskamer in samen werking met diverse coöperaties geen lof verdient als reclame-object, maar daarvan wel alle lof toekomt doordat men door mid- del van een dergelijk pakket een werkelijke verrassing kan brengen in de gezinnen van zoovele werklooze menschen. Ook de alhier gevestigde Coöperatieve Verbruiksvereeniging „Nieuw Leven" heeft in samenwerking met de Handelskamer aan 64 leden, die werkloos zijn, bovengenoemd pak ket verstrekt. In de plaats van wijlen de heer S. Voogt, destijds koster der herv. kerk te Zuidschar- woude, is thans tot kosteres benoemd mej. wed. S. Voogt. Alhier is overleden in den ouderdom van 60 jaren, de heer P. Kramer, voorzitter van de plaatselijke begrafenisvereeniging. Naast deze functie was de overledene nog voorzitter van den Bond van Begrafenisvereenigingen, op welk gebied hij zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt. POGING TOT DOODSLAG. De verdachte reeds twintig maal veroordeeld. Voor het gerechtshof te Amsterdam heeft een 37-arige losse werkman terecht gestaan wegens poging tot doodslag; de rechtbank te Haarlem had verdachte tot twee jaar gevan genisstraf met aftrek van preventief veroor deeld. Op 25 Juni had de zoon van verdachte een woordentwist met een glazenwasscher, die met verdachte's eerste vrouw getrouwd is, over de afbetaling van een rijwiel; toen de glazenwasscher den zoon van verdachte op net hoofd sloeg, sprong verdachte op den glazenwasscher van achteren toe en gaf hem zeven messteken. Later is het mes, dat ver dachte in het water geworpen had, terugge vonden, doch verdachte verklaarde, dat hij den glazenwasscher slechts met een steen be werkt had. Verdachte staat bekend als een vechtersbaas, hij is reeds twintig keer veroor deeld. Een getuige, die de vechtpartij van dichtbij had gade geslagen, beweerde dat verdachte een mes te voorschijn had gehaald en den glazenwasscher had gestoken. De tweede zoon van verdachte verklaarde, dat zijn vader reeds lang met plannen had rondgeloopen om dezen aanslag te plegen. De procureur-generaal, mr. baron Van Ha- rinxma thoe Slooten, achtte opzet bewezen om den glazenwasscher van het leven te be- rooven en eischte bevestiging van het vonnis der rechtbank te Haarlem. Het Hof zal 12 Januari 1933 arrest wijzen. door ons „jaar" genoemd, is doorgeleefd, doen we dat. Even zijn we opmerkzaam, even houden we den adem in: alweer een! De klokslag van twaalf aan het einde van den 3len December is precies gelijk aan dien van andere dagen. Hij wordt door hetzelfde mechanisme teweeg gebracht; hetzelfde me taal brengt hem voort; hij klinkt van dezelf de plaats als anders. Maar wij hooren hem anders; wij beschouwen hem anders, want onze stemming is gewijzigd. Zoo zijn wij het zelf, die aan den Oudejaarsavond en aan den klokslag van twaalf een ander karakter ge ven Driehonderd en vijf en zestig maal is het het zoo geweest. De dag was ten einde; stil maakte hij plaats voor zijn opvolger, die ge boren werd bij donkeren hemel en nachtelijke rust. De schallende stem van den toren had even de zware, geluidlooze stilte verbroken. Toen was de rust weer ingetreden, de diepe stilte zonder licht, zonder beweging, alsof al les gestaakt ware. Zwart hing de nacht over de daken. Niet allen, weinigen slechts, hebben den dag zien eindigen en den nieuwen dag gebo ren zien worden. Tusschen de vele uren van den arbeid liggen de uren van rust, waarin het lichaam zich herstelt van zijn krachtsver- bruik. Als het licht van den hemel straalt, en nog lang daarna, leeft en werkt de raensch. Als de nacht is gekomen, is zijn dag taak afgedaan. Maar welk een inspanning van alle krachten geeft de zwoegende menschheid te zien tijdens de zonne-uren! „Vooruit, vooruit!" is de drijvende stem van plicht en dwang. Er is zooveel te doen, veel te doen voor den ernst, veel te doen voor het genot van bet leven. De maatschappij heeft haar onverbiddelijke eischen; de mensch, die de maatschappij heeft gevormd, moet die van den drang, die ook in hemzelf, onder deel dier maatschappij, zit; drang naar ar beid, naar genot, naar toewijding of dood eenvoudig drang om te leven, om den mond open te houden, om zich en de zijnen te voeden. Zoo zijn de uren voorbijgegaan in rusteloos voortspoeden naar een nieuwen dag, diezijn zal als de oude, waarin, naar het wijze woord, de oude zorgen en de oude klachten evenals de oude vreugden en de oude genietingen zullen terugkeeren, maar waarvan steeds iets anders, steeds iets be ters wordt verwacht door den grooten opti mist, den mensch, die „immer verbetering hoopt". Twaalf slagen Nu is het de driehonderd zes en zestigste maal, dat in dit schrikkeljaar de midder nachtsklokslag zich doet hooren. Sint-Sylves- ter's sterfdag wordt uitgeluid en daarmede het jaar, dat wij nu reeds „het oude jaar" noemen. En nu komt over ons de behoefte om niet gedachtenloos te zijn, maar terug te den ken, ons te herinneren. Dat zullen we doen,' elk met zijn eigen oogst van blijde en droeve herinneringen, de eindrekening sterk ge drukt door dat, wat als een zware zwarte wolk laag boven aller hoofden hangt en waarover we gesproken en geklaagd hebben, al den dag en uur op uur: de malaise, de de pressie, de algemeene wereldmisère. Maar met klagen alleen verbetert men niets: aan vaarden en trachten te verbeteren, dat is wat noodig is en om dit te kunnen doen, moet er moed, geloof en vertrouwen zijn, moet er het optimisme zijn, dat de zon ontsteekt en be zwaren opheft enonmisbaar is. In elk geval moet er de durf zijn om aan te pakken en te willen wijzigen, wat verkeerd ie. Nu is het laatste uur van den laatsten dag der laatste maand voltooid. Het jaar is voor bij. Jfctet Jiqeveel moedzijn weJjet wejjfcfrtte- gonnen! Toen de vorige Oudejaarsavond achter den rug was, toen er een oogenblik was nagedacht bij den klepelslag, die „Oud" en „Nieuw" scheidde, kwam ae geboorte vreugd van het nieuwe tijdperk over de wach tenden. Met gejuich werd het ingehaald. „Een jaar was gestorven, een jaar was ont loken: een nieuwe heerscher deed zijn intrede in het heelal". Men verwachtte veel van hem Maar toch, bij de onzekerheid van elke toe komst. niet wetend wat komen zou, sloot men zich dichter aanéén; men gevoelde onwille keurig de behoefte aan eikaars steun. Aldus, gesterkt door de onderlinge liefde, die alléén in staat is op het leven den goudglans van het geluk te werpen, durfde men blijmoedig het nieuwe te beginnen, de deur van de ge sloten toekomst te openen. Nu hoopte men zooveel, nu verwachtte men zooveel. De lan ge reeks van dagen, die een jaar vormen, moest medewerken aan de vreugde van het huis, aan de vervulling der groote en der kleine wenschen. En in de volheid van het vertrouwen, dat de tijdkring, die komende was, een zegen zou brengen, drukte men el kaar de handen: „Gezegend Nieuwjaar! Ge zegend Nieuwjaar!" Wat is er van geworden? Haastig, geruisch- loos gingen de dagen voorbij als voetstap pen op een grasveld. De maanden volgden op elkaar zonder verpoozing. Er was geen rust, er was geen halte. Het nieuwe jaar werd oud. En we wachtten, we keken uit naar veel, wat we gehoopt hadden te zien, en dat maar niet kwam. Zoo gingen we naar het einde, voor de zooveelste maal naar het einde van een jaar! Nog even lichtte het Kerstfeest op met zijn verjongende belofte van vrede en vreugde voor allen en toen richtte de blik zich al weer op den Sylvester- avond, die de leden van het gezin vereenigt van heinde ep varde afweggep ^ep de yjlJ wezigen in ééne gedachte verbindt, en den sterkste, den blijdste, den meest vertrouwens volle een oogenblik doet gevoelen, hoe zijn kracht, zijn vreugde, zijn moed afhankelijk zijn van wat de groote onbekende, de nieuwe tijdkring, zal brengen. „Een droevig jaar!" zegt de een bij een te rugblik op het Oude. „Een gezegena jaar!" wellicht een ander. Maar, teleurgesteld of be vredigd, vraagt toch ieder van het nieuwe, dat komt, minder zorgen, meer vreugde, Vooruit wil hij zien, vergetend wat achter is, met open. blijde oogen of „het gelukkige, gou den doeldat hij najaagt, niet kan worden gegrepen. Zelf heeft hij het voor een deel in handen, gelukkig te zijn: hij moet het willen zijn. Ik heb eens in een vreugdelooze wijk van Lon den op een muur met reuzenletters de woor den gelezen: Keep cheerful, do your best, leave the rest to God: wees opgewekt, doe uw best en laat God verder zorgen. Midden tusschen het gedaver der vrachtkarren, tus schen het gekletter der paardenhoeven, tus schen het bonkend, dreunend, snerpend ru moer der wereldstad in haar forsche, mate- rieele krachtinspanning, stond daar die raad om het leven met een blij oog te aanschou wen, te doen wat de hand vindt te doen en het verder over te laten aan hooger bestel. Dat is een raad, een wenk voor den Oude jaarsavond, die het voorportaal is van een nieuwen tijdkring: moed hebben, werken, vertrouwen. Het is een variant op het oude bekende Fais ce que dois, advienne que p°üf' ra: doen, wat er te doen is, er koine wat wi llet is een groote levensregel vol gezona philosophie. Men spijkere dien aan de deu door welke de dagen van het jaar 1("3 ons zullen komen. Hij zal zijn uitwerking niet missen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 20