Alkmaarsche Courant. jiadUmeums Uit een vud sct\eepsjwrnaaL JeuitteloH De gevolgen van een operatie. Bij Pijnen wint fier n derQgsH jaargang. MAANDAG 2 JANUARI Toen hij weg was, zei Henri; Malaga. Ko 1 1933 Dinsdag 3 Januari. Hilversum, 1875 M. (Uitsluitend AVRO). 8.— Gramofoonplaten. 10. Morgenwij- ding. 10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Concert. Malka Sluzewski, viool en H. Silzer, piano. 11— Voordracht door F. Hulleman 11.30 Vervol e concert. 12.- Orgelconcert uit Schiedam door Pierre Palla. 1.30-2- Drs Diikema- Het zieleleven van onze rijpere kin deren 2 15 Gramofoonplaten. 3— Knip cursus. 4 Pianorecital Marie d'Oliveira. 4 30 kindervertellingen. 5 Omroeporkest o l.v. N. Treep. 5.30 Jeugdhalfuur voor de VPRO. 6.Vervolg concert en gramofoon platen. 7.30 Engelsche les. 7.30 Engelsche les. 8__ Vaz Dias. 8.05 Gramofoonplaten. 8.15 Het ensemble „Russia", o.l.v. A. Douba- toff. 9.Paul Ostra zingt chansons. Bege leiding: k. Vermeulen. 9.20 Omroeporkest o.l.v. N. Treep m. m. v Lia Fuldauer, so praan. 10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Ko- vacs Laos en zijn orkest. Refreinzang: Bob Schote, 11.— Vaz Dias. 11.05 Gramofoonpl 11.15—12.Vervolg Kovacs Lajos. Huizen, 296 M. (Uitsluitend KRO). 8.— 9.15 en 10.Gramofoonpl. 11.30 Godsd. halfuurtje. 12.15 Trioconcert. 2.— Voor de vrouw. 3.Modepraatje. 4.Orkestconcert. 6— Lezing. 6.20 Vervolg concert 6 30 Es- perantoles. 6.50 Causerie. 7.20 Brahmscon- cert uit Weenen. Ca. 8 15 Vaz Dias. 9 20 Gramofoonpl. 9.45 Schlagermuziek. 1010 Lezing. 10 30—12.— Gramofoonplaten. Daventry, 1554 M. 8.258.35 Cricket reportage. 10.35 Morgenwijding. 1050 Tijd sein, berichten. 1105 Lezing. 12.20 Orgel concert Harold Ramsay 1.05 Commodore Grand orkest o.l.v. Muscant. 2.20 A Salis bury's orkest. 3.20 Eugene Pini en zijn tan go orkest. 4.05 Concert. Fl. Hooton, cello en D Maley, piano. 4.35 R. Tapponier en zijn orkest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50 Bach's pianomuziek door J. Ching. 7.10 Le zing. 7.40 Werken van P. Fletcher BBC- orkest o.l.v. Lewis. 8.30 „Jane Eyre", van Ch. Brontë Arr. B. Couper en H Rose. 10— Berichten 10.20 Orgelconcert door G. Ramin. 11.0512.20 Lew Stone en zijn Band i-urijs „Radio-Paris11724 M. 12.20 Con cert door orkest Krettly 7.40 Concert door orkest Krettly. 8.20 Cabaretprogramma 9 05 Literair-muzikaal programma. Kalundborg1153 M. 11.20—1.20 Concert uit het Bellevue-Strandhotel. 2.-4— L. Preil's orkest m. m. v. K. Kamp, zang en V. Fischer, piano. 7.20 Italiaansche muziek door het Omroeporkest o.l.v Reesen. 8.05 Zang door V. Knudsen m. m. v. V. Fischer, piano. 8 20 Hoorspel. 9.Fransche piano muziek door F. Jensen. 9.55 Offenbach-con- cert door het Omroeporkest o.l.v. Reesen 10.20—11.50 Dansmuziek o.l.v. Jens Warny. Langenberg, 473 M. 6.25—7.20 en 10,40 12.10 Gramofoonplaten. 12.201.50 Om roeporkest o.l.v. Buschkötter m. m. v. M. Münstermann, sopraan. 4.205.35 Concert o.l.v. Eysler m. m. v. saxophoon. 7.25 Con cert o.l.v. Wolf. In de pauze: Mozartconcert door het Omroeporkest o.l.v. Kühn, m. m. v solisten 8 40 „Musikalische Drehbühne", pianocabaret (DebussyNiemann—T och— Satie), m. m. v. F. Ludwig, piano. Rome, 441 M. 8.05 „II natale del reden- tore", oratorium van Perosi. Orkestleider: A Paoletti Koorleider: E. Casolari. 935 Kamermuziek m. m. v. koor en orkest. 10.15 Berichten. Brussel, 508 en 338 M. 508 M.: 12 20 Omroepkleinorkest o.l.v. Leemans. 1.30 Gra- ™°.00"p'aten- 150 Pianorecital mej. Sarrica 2.05—2.20 Gramofoonplaten. 5.20 Omroep- «r^w? Walpot. 6.35 Gramofoonmuziek 8.20 vC eensch concert ol.v Walpot. 8.50 Zangvoordracht door Hél' Paul. 9.20 Mo zartconcert o.l.v. A. Meulemans. 10.30 11.20 Gramofoonplaten. 338 M.: 12.20 Gra mofoonplaten. 1.30 Omroepkleinorkest o.l v. Leemans. 5.20 Gramofoonplaten. 6.50 Om roepkleinorkest en Dabbelmannenkwartet 8.2011.20 Bonte avond m. m. v solisten, mannenkwartet en orkest o.l.v. A. Meule mans. Zeesen, 1635 M. 7.20 Noragorkest o l.v José Eibenschütz. 7.50 Liederen Van Verdi, m. m. v. Josef Schmidt e.a. 8.40 „Die jagd nach dem Gold des Kapitan Kid", hoorspel van R. Schneider—Schelde. 9.45 Berichten en tot 11 20 Concert uit Hambur?. Oorspronkelijke roman door Jan Walch. 9 ZESDE HOOFDSTUK. Straatsburg. Het zou me bepaald spijten, als we elkaar niet nog eens in Straatsburg ontmoet ten", had de nieuwe kennis bij het afscheid gezegd; en Clara had dat ten volle beaamd Henri niet; maar het kon zijn, dat hij dezen wensch niet gehoord had. In elk geval namen de dame en de heer van hem niet minder be leefd afscheid, na hun op 't station een hun speciaal bekenden witkiel te hebben aangewe zen. Het was altijd een prettig idee, met een vertrouwd man te doen te hebben, en speciaal vandaag, want het was erg rumoerig op het wijde stationsplein, dat zij hadden over te steken. Groepen manifestantenmet roode vlaggen trokken in strijdlustige of minstens strijdbereide houding voorbij; andere groe pen, met een lelie-insigne, stonden het spot tend aan te zien. Wat was er aan de hand? Maar ineens schoot hem te binnen: ach ja, natuurlijk! Eén Mei! De porteur sprak Fransch, maar met een sterk Duitsch accent. Henri sprak hem daar om, terwijl hij hun den weg wees, maar eens in het Duitsch toe, maar hij antwoordde weer in 't Fransch. „Deutsch ist doch gewisz ihre Journaal, gehouden op 's Lanus Oor logsschepen „de Glinthorst" en „het Zeepaard door Joannes Veltkamp, opper heel- en geneesheer op 's Lands Vloote ten dienste van de Admiraliteit Amsterdam. 1759—1764. INLEIDING. Met de bovenaangehaalde woorden betitelt de Zwolsche scheeps-chirurgijn Joannes Velt kamp het manuscript, dat wij thans in een aantal feuilletons waarvan wij er eiken Maandag en Donderdag een zullen opnemen gaan publiceeren. In zijn goed bijgehouden journaal vertelt deze eenvoudige Hollander stijl en spel ling wijzen op dien eenvoud en wij hebben daarom zijn journaal nog al eens in modern ederlandsch overgezet over zijn beleve nissen aan boord vah Hollandsche oorlogs bodems en in de landen en steden, welke hij met die schepen bezocht. Veltkamp beschikt over een gezond verstand en zijn opmerkin gen geven blijk van een scherp oog, waar door hij de zeden en gewoonten in verschil lende landen in die dagen zijn journaal loopt van Juni 1759 met een kleine onderbre king tot Juni 1764 vlot weet te schetsen en het leven aan boord duidelijk op schrift stelt. Er is naar onze meening geen beter mate riaal om een indruk van een zekere tijdspe riode te krijgen en om dus een vtrgelijking te kunnen trekken tussdien het verleden en he den, dan een dagboe}. Daarin toch heeft de schrijver slechts ten plez:ere van zichzelf geregeld onopgesmukt zijn dagelijksche beslommeringen en dagelijksche indrukken vastgelegd. Men krijgt zoo een idee van het leven-van-den-dag in zoo'n periode, en geen globaal overzicht over een tijdvak van jaren, zooals de geschiedschrijver voor ons heeft nagelaten. De lezer zal bij het bestudeeren van het journaal vaak glimlachen over de wijze, waarop men, nu één-drie-kwart eeuw gele den, leefde en werkte; hij zal zich verwonde ren misschien over de rust en primitieve toe stonden in die maatschappij waar men bijvoorbeeld dertien dagen noodig had om met een schip van Amsterdam over het Pam pus naar Texel te komen doch zich tevens verbazen over het feit, dat het op sommige punten vroeger al net zoo was als thans, dat de menschen geen zier veranderen, dat het gezegde „andere tijden, andere zeden" in zijn algemeenheid niet opgaat. Tot goed begrip van de eerste reis, waar van Veltkamp ons zal vertellen, leggen we vast, dat de eigenaars der koopvaardijsche pen tijdens Anna's regentschap sterk hadden aangedrongen op verbetering van 's Lands vloot, opdat de koopvaardijschepen goed konden geconvoieerd worden. In de Middel- landsche Zee en daarbuiten waren de Alge- rijnsche piraten de grootste schrik der koop vaarders en in 1755 had de Dey den Hollan ders zelfs den oorlog verklaard om zijn on derdanen gelegenheid te geven vrijelijk te kunnen rooven. Het gelukte den Schout-bij- Nacht der Admiraliteit van Amsterdam, Joost Seis, met veel beleid om in 1757 te Al giers den vrede te sluiten, die de volle goed keuring van de Staten kon verkrijgen en waarvoor Seis een „aanzienlijk geschenk" van 3.000 werd toegekend benevens de be tuiging we schrijven het curiositeitshalve af „van allezins te zijn voldaan over de goede conduite, dexteriteit en prudentie bij hem gehouden en in de behandeling van de negotiatie aangewend". Twee jaren later rezen er nieuwe geschil len met den Dey, daar zijn Algerijnen een „schip met lood" hadden genomen. En dat in vollen vrede! Gelukkig was de vloot met een vijf-en-twintig schepen uitgebreid en met een vijftal schepen van deze nieuwe uitrusting werd in 1760 Kapitein Pieter Revnst zoon van den kort te voren overleden Lt. Admiraal Jacob Reynst naar Algiers gezonden om voldoening over het genomen schip te vragen, de „jaarlijksche geschenken" over te brengen, en om de voortduring van het vredescontract van 1757 te bestendigen. Reynst slaagde er niet in om het geroofde schip terug te beko men, maar de „Ampliatie" van 1760 op het verdrag van 1757 bewerkstelligde den ge- wenschten vrede. Verder diene nog, dat op zee de Negenjarige zeeoorlog tusschen Muttersprache?" „Non, monsieur, je suis Alsacien; donc Francais", antwoordde hij stug. „Dat bevreemdt me" zei Henri tegen Clara. Ik had het vast gedacht". Clara dacht het nóg; maar opheldering was hier nu een maal dat iets niet waar was? Ze kwamen aan het hotel; het zag er inder daad zeer goed uit. De chef de réception sprak hun, toen hij hen tegen elkander eemge woorden in het Hollandsch had hooren wis selen, in het Duitsch toe; gaf ook in hei Duitsch den porteur een aanwijzing, waar hij de bagage moest neerzetten, waarop die met „Jawohlantwoordde Ze hadden een rustige kamer gevraagd, maar er waren alleen ka mers aan den voorkant. Dan maar een beetje hoog. En daar zaten ze dan voor de open ra men, moe van de reis, en hoorden naar het rumoer op het plein, dat zich allengs in twee groepen deelde. Dreunend, op de wijze van het „Air des Lampions", klonk het van de ééne zij, en dreunend klonk het antwoord van den overkant. Wat ze riepen, was onver staanbaar. Wat roepen ze?" vroeg Henri aan den kellner, die hun het middagmaal kwam bren- gen. Désarmement" zei die met het air van onverstoorbaar dédain, waarover kellners van qualiteit beschikken. En de anderen?" De kellner bukte zich over de tafel, die hij bezig was te dekken. Het antwoord draalde. D«e ande^n wat roepen die?" Vive la Fxance glaube ich, oder so et- was..." Frankrijk en Engeiand heersen te. Over dezen tocht nu laten we verder Velt kamp aan het woord, die ons meer over lan den en steden zal vertellen dan over het vre desluiten, hetwelk hij aan de geschiedschrij vers heeft overgelaten. Het verhaal begint. De bescheiden auteur vangt zijn geschrift goede gewoonte van die dagen met een gedicht aan, dat wij merkwaardigheidshalve hier laten volgen „Hij die deez' blaaderen door ziet, „die stoor hem aan de schrijftrant niet, „op woord, op letter, meer of min, „maar lette op de heele zin. „En op mijn teekenen groot en klein, „schoon het niet naar de kunst mocht zijn, „op jaaren die ik toenmaals had, „toen ik niet was in huis of stad, „maar op een dobberend zeekasteel. „Dat maakt hierin een groot verschéel, „want dat wierd heen en weer gebonsd, „door wind en golven dat het gonst. „Dan ook het kraken van het canon, „Zoodat men zien noch hooren kon; „en dan weer trommen en de flujt, „dan frisch en zoo, weer een ge'uid, „dan vloeken, stampen ende slaan, „en slingeren dat men niet kon staan „Zoo ging het dan, van hier naar dnar „Mijn peneseel en pen wierd raar. „mijn schrift kreeg dan geen vloeibaar trant, „Daarom verschoont het na dien stand". II. Eerste reis met het ,,'s landsschip van oorloge" „de Glinthorst", ge commandeerd door Kap. P. H. Reynst, naar Malaga, Livorno, Gibraltar, Algiers en Cadix. 1759. Den 20sten Juni van dit jaar kwam ik te Amsterdam aan om te monsteren op het „schip van oorloge" van de Admiraliteit van Amsterdam „De Glinthorst", dat gecomman deerd werd door Kapitein P. H. Reynst. Dien middag tti avond vermaakten wij ons zeer goed onder het spelen van muziek en het crinken van een glaasje wijn. Onze matrozen tn soldaten waren ook zeer vroolijk en lieten zich met drinken niet onbetuigd. Die het aan glaasjes ontbrak, zetten het jenevervaatie voor den mond en dronken zoo uit het spondgat en zij reikten het zelfs elkaar ook zoo toe; som migen dronken op die manier zóó lang, dat zij met het vaatje voor den mond achterovei vielen. Durgerdam. Na op 26 Juni 's middags te 2 uur onder zeil te zijn gegaan, lieten wij omstreeks half vier het anker vallen voor Durgerdam, waar wij de Scheepskameelen bij ons kregen. Aan beide zijden van ons schip werd een „kameel" gelegd en men liet die zoodanig vol water loopen, dat zij bijna on.laag zonken en dat het schuinsche of holle gedeelte aan weerszijden onder ons schip kwam te liggen. Touwen, waarmede de ka- meelen met elkaar verbonden waren, werden nu vastgedraaid en door de geschutspoorten werden balken naar buiten gebracht, die bo ven op de kameelen kwamen te rusten. Toen dit alles terdege was verzorgd en vastge maakt, werden de kameelen leeg gepompt en ons schip rees toen met de kameelen in de hoogte, hetgeen een geweldig gekraak met zich meebracht. De kameelen zijn van binnen in kamertjes of vakken verdeeld en op ieder staat een pomp. Op 30 Juni zeilden of liever dreven wij met dit gevaarte over het Pampus en wij werden ook nog voortgesleept door een zestal waterschuiten, die alle achter elkaar als zes paarden ons schip voorttrokken. Den 3den Juli zeilden wij van Pampus naar Urk, alwaar wij om 7 uur 's avonds voor anker gingen. Den 8sten Juli vertrokken wij weer van Urk en op 9 Juli werden wij ont last van de kameelen, hetgeen niet zoo heel gemakkelijk in zijn werk ging. Men liet beide eerst weer vol water loopen, waarbij men er voor moest oppassen, dat het eene niet eerder dan het andere omlaag zakte, en zij gelijl lijk met schip naar beneden gingen. Wij wei den dus van deze vrienden ontlast, doch om vingen daarvoor in de olaats 58 vuurspu- wers of wel „donderdraken", die bollen kon den uitbraken van achttien, twaalf, acht en l) Scheepslichters. Ik geloof, dat .we in een erg Duitsch hotel zijn". Ja, enfin, 't eten ziet er goed uit", ant woordde Clara. En dat was het eerst be langrijke, want ze hadden honger. Den volgenden morgen om een uur of tien ze zaten rustig in de heerlijke Meizon voor de open ramen te ontbijten, kwam de kellner zeg gen, dat er voor hen getelefoneerd werd. Voor ons? Maar dat is onmogelijk Herr Hóghen Loegt?" Ja. 't Is vreemd Enfin, ik zal even gaan Hij volgde den Ober. Plotseling kreeg Clara het idee, dat het wel goed kon zijn, ais zij er bij was. Ze was, zoo ver van huis, de noodzakelijkheid van dat toezicht even ver gaten Maar ja Even kwam de gedach te bij haar op, dat het wel 'n beetje gek was, als zij daar achteraan liep; ook Henri zelf zou 't zonderling vinden zou ze 't dan maar op zijn beloop laten? Ze was opgestaan, maar draalde, aarze lend of ze de deur zou uitgaan, of niet Het was nu misschien al te laat Meteen vielen haar de jas en hoed van haar man aan den kapstok in 't oog Wacht, dat was een ge schikt voorwendsel! Ze zou hem die brengen, zeggen, dat ze had gedacht, dat dat tele foontje hem misschien voor een boodschap r.aar buiten riep. Snel de trap afloopend werkte ze het idee nader uit. Daar stond hij, in de telefooncel, in de hal, dicht bil het bureau de réception Hij stond nog te luisteren Ze trok de deur onen, hield hoed en jas in de hoogte, wenkt; hem dringend, zoo dringend dht hy ia de. zes ponden zwaar; deze werden ons met lich ters of „kagen" aan boord gebracht. Den 27sten Juli gingen wij 's middags onder zeil en voeren voorbij het schip Groene- woud, dat naar het Noorderkwartier was uit gevaren, doch aldaar was omgeslagen en ge zonken; zijn mast en boegspriet staken nog boven het water uit. De luitenant Lindenhof was bij deze schipbreuk verdronken; wij :adden een constabelsmaat bij ons aan boord, die nog op dit schip had gediend. Des avonds om 7 uur gingen wij bij het eiland Texel voor anker. Op 3 Augustus werden al onze kanonnen schoongemaakt, met los kruit geladen en één voor één afgeschoten, hetgeen een aardig ge bulder veroorzaakte. Na een keer vergeefs de ankers gelicht te hebben, aangezien de wind niet sterk genoeg was, zeilden wij dan toch op 21 September van Texel met een vloot van 19 oorlogs- en koopvaardijschepen. Den 22sten September kregen wij de Fransche kust in het oog. Het geheele Kanaal door zagen wij meestentijds aan beide zijden land, doch het best zichtbaar waren de rotsen aan de Engelsche kust. Den 26sten September verlieten wij het kanaal en kwamen in de Spaansche Zee. Op 25 October kwamen wij ter hoogte van de „Barling" Volgens het scheepsgebruik moesten allen, die nog niet eerder de „Bar- lings" gepasseerd waren, gedoopt worden of zij moesten den man niet minder betalen dan twee schellingen. Maar er werd meer 1, 2, 3 guldens of een ducaat betaald dan twee schel lingen. Dat doopen ging dan zoo in zijn werk: in de groote sloep, die, als men op zee is. mid den op het schip staat boven de barkas en de kleine sloep, gaan dan eenige onderofficieren zitten met eenige putsen water bij zich en wie nu in den kuil daar passeert en geen doop geld heeft betaald, kriigt zoo'n puto vol water over zijn hoofd. Het geld wordt door het volk wederom verteerd in wijn of bier of iets anders, al naar het best geoordeeld wordt en het best op de eeiste reede, waar men aankomt, te krijgen is. Desgelijks wordt ook gedaan op de «dienen, die de „Tropens" of de Linie passeeren. Op 30 October zeilden wii voorbij Kaap Vincent, een uithoek van de Portugeesche kust. Daar boven op het gebergte staat ten klooster, dat van verre een raar gezicht op levert en daarom door de zeelui het ..munnik kenstrontie" genoemd wordt. Den 7den November kwamen wij in het nauwe gedeelte van de Straat van Gibraltar en hadden aan onze rechterhand de kust van Afrika en aan de linkerhand de kust van Europa. Op 8 November kwamen wij voor Je M d- dellandsche Zee. Den gepasseerden nacht hadden wij wel vier of acht maal loos alarm gehad voor oefening. Als de trommen alarm sloegen, was onze post in de „Bottelarie"; dan kwamen de ondermeesters met de lan taarn om het kistje met „slagverband" te halen, waarmede zij dan naar de „Bottelarie" trokken en daar tevens de bedden voor de ge blesseerden klaar maakten. Hiertoe werden dan de zeilen uit de zeilkooi gehaald en rond om als bedden in de „Bottelarie" gelegd. Als de aftrom werd geslagen, werd dan ook alles wederom opgeborgen en iedereen ging weer naar zijn kooi, waarna het somtijds nauwe lijks een „hard uur" duurde of het was al weer alarm. Als de trom alarm slaat, weet een ieder zijn post. van den groototen tot den kleinsten toe. Zoo moest bijvoorbeeld de Dominee bij de lantaarn van de voorste kruitkamer staan, de secretaris was dan Commandeur van twee stukken kanon in de kajuih en zoo ook de hofmeester. De kleine jongens moesten met de „cardoeskokers" loopen om daarmede de „cardoesen" uit de kruitkamer naar de stukken te brengen, zoo dat binnen een kwartier tijd ieder op zijn post en het geheele schip in slagorde is. ter wijl niemand „malkander" in den weg loopt. Wie de wacht had, moest toch boven blij ven; alle vier uren werd de wacht afgelost en deze was verdeeld in twee deelen: het eene deel werd het Prinsen-kwartier en het ande re deel het Graaf Maurits-kwartier genoemd. Er waren zes wachten van elk 4 uur en daar van had elk „kwartier" dan drie wachten De eerste wacht werd. na het slaan van de taptoe uitgezet om 8 uur 's avonds; dan kwam de provoost met een stok bij het groo te luik tusschendeks en sloeg driemaal op de trap, daarbij met luider stemme roepende: „Hoort mannen, hoort, de eene zegt het den anderen voort, niemand drinkt zich dronken in bier of wijn, het zal vanavond Prinsen kwartier (of Graaf Mauritskwartier) zijn'" De eerste wacht duurde dan tot 12 uur; de nachtwacht van 12 tot 4 uur; de dag wacht van 4 tot 8 uur; de „voordemiddag s) Scilly Islands. telefoon zei: „Excuseert u mij één oogen- blik „Wat is er?" vroeg hij haar toen. Ik dacht, dat je misschien uit moest". O nee. Het zijn die heer en dame uit den trein van gisteren. Ze vragen, of we lust hebben om een autorit met hen te maken naar St. Odiliënberg. Ik heb gezegd, dat ik geen lust had, maar jij misschien wel". O, dan kom ik net van pas", ant woordde zij. „Ik zal even met ze spreken Neen, ga jij nu even weg en doe de celdeur dicht; ik kan niet rustig praten als er iemand bij me staat Ik ik ben een beetje ner veus". Het viel haar even op, dat zij zooveel te meer loog, nu hij 't niet meer deed. Zoo „vullen echtgenooten elkander aan". Maar aan zulke beschouwingen kwam zij niet toe, geagiteerd greep zij den hoorn. „Ik hoor dat u zoo vrendelijk is ons uit te noodigen tot een autotocht? Wat zegt u? Nog een paar Elzas- sische vrienden gaan ook mee O juist De telefoon is niet erg duidelijk, wat zegt u? Niets van de „Administration" deugt? Haha, heel aardig Maar Ja, nu versta ik u beter. Een paarElzassische vrienden; u hadt gedacht, dat 't voor mijn man wel aardig was geweest, eens kennis met hen te maken, om den geest in 't land wat beter te leeren ken nen? O ja, dat zou zeker, maar ze wierp een schichtigen blik achter zich; gelukkig, Henri stond nogal afzijdig U zegt? Hij heeft het geweigerd, zeer gedecideerd ge weigerd O, maar mevrouw, het spijt mij ook zeer Het is hm nog een ge volg van zijn ziekte. Een beetje kort aange bonden, zegt u? Och, mevrouw, u moet hem dat vergeven; hü is anders de hoffelijkheid en vele ongesteldheden, zuilen U de hier ge» noemde genezende en pijnstillende Mijnhardt's Poeders spoedig helpen; Mijnhardt's Hoofdpijnpoedert Kiespijnpoeders. Verkoudheidspoeders. Hoestpoeders Rheumatiekpoeders. Maagpoeders Pijnstillende poeders. Op poeders en doos staat de naam Mijnhardt. Let bij het koopen hierop! Prijs per poeder 8 ct. en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bij Uw drogist. wacht" van 8 tot 12 uur; de achtermiddag- wacht van 12 tot 4 uur en dan nog de „platvoetwacht" van 4 tot 8 uur; in deze wacht is dan alles in beweging; men mag dan zingen, spelen en dansen en allerhande grappen maken, tenminste voorzoover als wind en weer zulks toelaten. Den 9den November zeilden wij, door mis- verkennen van het land, Malaga voorbij en zagen den anderen dag 's morgens, dat wij voor Venus Malaga waren. Wij moesten toen wenden en des achtermiddags om 6 uren kwam er een valwind uit het N.N W. over het gebergte, dat „de Granaatbergen" wordt genoemd en altijd met sneeuw bedekt is, dat onze voorsteng en bramsteng van boven neergooide en onze groote steng knakte. Dit bracht een groote confusie op ons schip te weeg; wij moesten het anker midden op zee laten vallen en alles was in de weer. Ik stond op het halfdek, toen het gebeurde, maar de splinters, touwen en zeilen vlogen mij zoo „om de kop", dat ik mij haast niet wist te bergen: ik nam de vlucht naar achte ren en zocht dekking op het campanjedek Wij bleven op een mijl afstand van Malaga liggen en zetten de nieuwe stengen op, die wij nog in voorraad hadden. A' het touw- en wantwerk, zoowel van de groote als van de bramstengen, moest uit en in „malkander". Den 17den November kwamen wij in de haven van Malaga aan en lagen daar met de touwen van het schip aan den wal vast, hetgeen een zeer vrije en veilige ligplaats was. 's Avonds om half 8 raakte achbr het havenhoofd een Spaansche bark in brand; onze barkas werd er dadelijk heen gezonden met de brandspuit, en de kleine sloep met waterfusten. De brand was niet te blus- schen en des nachts sprongen de vier stukken kanon van de bark; des morgens was de bark tot op het water toe afgebrand. Malaga is een vo1krijke stad en de huizen zijn meest op ziin Moorsch gebouwd, dat is met een plaats in het midden. De voordeur gelijkt meer op den ingang van een paarden stal dan op dien van een huis. Deze stad is ook voorzien van een groote en fraaie kerk, terwijl kort bij op een berg ook een kasteel of sterkte ligt, het Moorsch Kasteel ge naamd. Dicht bii deze stad was ook een „vermakelijke" plaats, die de waterplaats wordt genoemd en waar wij ons versch wa ter vandaan haalden, dat van boven van de bergen kwam afloopen en trapsgewijze door marmeren leeuwenkoppen en bakken stroom de. Het uitzicht was daar overheerlijk; men zag er uit over de groene, bloeiende en tege lijk vruchtdragende boomen: kastanjes, gra naatappels, citroenen, oranje appelen, vij gen, kersen, moerbeien, waarmede geheele velden en akkers bedekt waren. Verder zag men boven die bloeiende zomer de ijselijk hooge met sneeuw en ijs bedekte bergen, dus zomer en winter tegelijk. Ook zag ik daar van verre de overschoone wijnbergen, alsof zij door een mantel van sneeuw omhuld wa ren. Men eet in Malaga erg lekker brood, dat van kastanjes wordt gebakken. Dit brood is zeer aangenaam om te eten met versche vij gen; ook eet men de vijgen met amandelen, die er eveneens in groote hoeveelheden groeien. De amandel en olijfboomen komen er even overvloedig voor als de wilgen in Holland; de watermeloenen en „kanteloe pen" groeien hier ook welig. Men maakt hier ook een soort kaasjes van gedroogde vijgen en amandelen, die daartoe in bevlochte matjes samengeperst worden, waarna men deze vaste en stijve massa in plakjes kan snijden, welke zeer lekker zijn om te eten. De weinige boter, die hier gewon nen wordt, wordt meestal in belstendarmen gedaan en zoo verkocht en verzonden. De lekkere en aangenaam verkwikkende wijn, die hier in overvloed wordt gemaakt, wordt meest per „quarterkas" verkocht, dat is een vat, waarin ruim 3 ankers gaan, en men berekende dat een flesch ons op een halve Hollandsche stuiver kwam te staan; de wijn wordt hier meestal met sneeuwwater gedron ken. De mannen gaan des daags meest in bruine of zwarte mantels gekleed met groote ronde hoeden of mutsen oo het hoofd, die voor en achter ziin ongeslagen De „hand werks'uicCn", hetzii timmerman of metse laarsknecht. gaan met hun mantel om naar hun werk: als zii aan het werk oraan leegen zij mantel en hoed bii zich neer. De vrouwen zelve Een dag uitstellen? Ja, ziet u ik weet niet of we hier dan nog zijn Wat zegt u? Een bijeenkomst vanavond? Ik zal het mijn man vragen, maar als hij zich nog te vermoeid voelt, vindt u wel goed Op dit oogenblik trok Henri de celdeur open. Nog niet klaar?" Zij wenkte hem af. „Dadelijk. Wacht nog even „Neen, neen zei ze in t toestel „Ik wou graag eens even aanzien, hoe hij zich houdt. Mag ik u dan vanmiddag even opbel len? Goed; dadelijk na het déjeuner. Afge sproken. Ja, ik noteer het nummer. Moet ik aan naar u vragen? O, niet noodig; goed mevrouw. U neemt mijn man zijn ietwat abrupt antwoord toch niet kwalijk? O, u is al te vriendelijk. Tot vanmiddag, me vrouw". En zij legde resoluut een vrouw, die de zaken moet afdoenden hoorn neer, en kwam naar buiten. Het gesprek had althans weer het besef, dat langzaam aan 't insluimeren was, in haar gewekt, dat zij wel zeer noodig was, ook in den vreemde, om het verkeer met de buiten wereld niet aan Henri alleen over te laten. Nu", zei hij. „jij hebt je er toch zeker ook afgemaakt?" Ja zei ze voorzichtig, o, wat was het telkens moeilijk, met hem ook 't juiste woord te kiezen; en dan zoo zonder steun hier „Ja, maar ze was een beetje ontstemd, dat jij het zoo bot-af had gewei gerd?" (Wordt vervolgd.)!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 5