sr-ïTiSwsJiSi 7 4"
Jiidschciften
VOOR DE KLEINTJES
x_
LENTE-SCHERTS.
TEEKENPLAATJE
deE^,da's;&^b^s;s,'^'
v"Wu"1
Raadselhoekie
4 Kraag, kraai, kraam, kraan, t
xxxxxxxxx
21
x
x
x
(Nadruk verboden.)
schaopii, van het geloof, dat heil voelt in de
handhaving van wat aangenaam en indruk
wekkend en genoeglijk ia geweest.
Verleden jaar vierde het operagebouw, dat
éaar midden in een aardappelenmarkt staat
Sn tweehonderdsten geboortedag. Het had
oiaats in stilte. Het volgend jaar kan de
stilte nog wel dieper ziin. Misschien zal het
er dan niet meer zijn. Al jaren lang is voor
speld dat het gedoemd was te verdwijnen.
De volhardende geruchten van thans verber
gen wellicht nu de waarheid. Maar als het
foo is dan is het leven van deze oude stich
ting van vocaal-dramatische kunst op lmg
zijn in Covent Garden niet ondergedaan
voor de vele schitterende voorgangers. De af-
geloopen vijftig jaren is elke zanger of zan-
leres elke dirigent en elke componist van
wereldnaam in Covent Garden opgetreden.
Wat Wagner betreft zou men Covent Gar
den bijna een tweede Bayreuth kunnen noe
men Elke noot van den grooten dichter-
componist en elk woord is er gespeeld en ge
zongen en tot op heden is wagner een on
afscheidelijk deel van het Londensch seizoen
gebleven. Het operagebouw mag er van bui-
•ten wat haveloos uitzien en men kan niet
ontkomen aan de geuren van uien en aard
appelen en appelen, wanneer men het betre
den wil, maar het inwendige is koninklijk
van aspect en, wat belangrijker is, de accou-
stiek er van maakt het bij uitstek geschikt
voor operavoorstellingen in grooten stijl
'Het is haast ondenkbaar, dat deze tempel
van vocale grootheid, waarin thans weer zul
ke sterren als Lotte Lehmann en Erieda
Leider met haar talenten het publiek, dat
zijn Wagner blijft aanbidden, in vervoering
brengen, zal gaan verdwijnen. Maar als het
dan moet dan kan worden gezegd, dat co-
ivent Garden Opera House tot zijn laatste
'stonde zijn naam heeft hooggehouden als
artistiek centrum van het beste Londensche
leven en inleider van het seizoen, als monu
ment van de opera in al haar glorie
Burlington House, waar de zomertentoon-
stelling van schilder- en teekenkunst, van
architectuur en beeldhouwwerk juist is be
gonnen, strijd zoo'n beetje met Convent Gar
den om de eer van seizoenaankondiger. De
165ste tentoonstelling is er aangevangen. In
al die 165 jaren is er wellicht weinig te zien
geweest, dat groot genoeg was om 't oordeel
van den tijd te kunnen doorstaan. Maar dat
mag de instelling niet worden aangerekend
't Genie is schaarsch, zoowel in samenleving
als in tijd. De tentoonstelling van de Royal
iAcademy is echter elk jaar een indrukwek
kend en aantrekkelijk mengsel van ijdelheids-
vertoon en kunstwaardeering. Op de Private
View, den Zaterdag die de opening op
.'Maandag voorafgaat, trok men zich als ge
woonlijk niet zoo veel van de kunstwerken
aan. En zelfs al had men er de eer van een
oplettende beschouwing aan willen geven
dan zou dat toch niet mogelijk zijn geweest
in het gedrang. Zulk een Private View is „a
social function". Men gaat er heen niet zoo
zeer om de portretten te bekijken als de per
sonages, die den schilder tot model hebben
gediend. Men gaat er ook heen om beroemde
mannen in levenden lijve te aanschouwen en
;om te bestudeeren hoe hun dames zich heb-
liben gekleed en opgesierd. Men geeft er
elkaar rendez vous in de groote zaal, die
jzaal 111 is. Dit gezelligheidsverkeer wordt
nog al eens bespot. Maar niemand zou het
willen missen. Want het is beschaafd en in
teressant en het laat den menschelijken om
gang op elegante, indrukwekkende en opge
wekte wijze, dus op zijn best zien. Het is een
van de meest geliefde seizoensgelegenheden,
v/elke den voorhof van Burlington House
vult met glanzende automobielen en de trap
pen van den ingang het tooneel maken van
een van de sierlijkste optochten, welke Lon
den kent, waarin Ladies en Lords, voorname
functionarissen op elk gebied, de kopstukken
van literatuur, kunst en tooneel verrast wor
den herkend door het publiek van bescheide
ner staat en waarbij gansche batterijen van
perscamera's aan de afwezigen, die ongelijk
nebben, moeten vertellen hoe het was.
De tentoonstelling is dit jaar in zoo verre
belangrijker dan tii vorige jaren, omdat de
keuze-commissie klaarblijkelijk haar tegenzin
voor hypermodern werk heeft laten varen
■Ue impressionistische school heeft voor het
'?,er®+ aan de corrventioneele wanden van Bur
•'"M. r ^0use erkenning gekregen. Deze ont
a 5 .^er dingen kon worden verwacht
sedert eenige Academicians (dat zijn leden
van de Roval Academy, die dezen staat heb-
gekregen, door eerbied'gine van acade
mische schilderwezen 1 ware rebellen zijn ge-
den en uitdrukkingsvormen en -behande-
n? hebben gekozen, die met de conventie ge-
I ln strijd zijn. Aangezien het werk van
enn* mag worden verworpen moest re-
^schilderkunst onvermijdelijk in de
komen. En toen heeft de keuze-commis-
e, f-arbtijkelijk uitgemaakt, dat het maar
ef mas °°k zulk werk van buitenstaanders
e !a^en. De tentoonstelling heeft er door
n frigcheid en >nteres?e gewonnen. De por-
als altijd het belangrijkst. Ber-
Shaw, Marton (de leider der linksche
soi lahsfen en hier naar ziin eigen oordeel in-
'en men op zijn gezichtsuitdrukking mag
fi fj" Ul* 2'in clement) Lord Melchett (het
'Oofd van de groote ch'mische trusi van En
geland) in moderne f'etsche kleuren, de lord
Mavor van Londen zit'n de belangrijkste.
De Berggids, een nieuw tijdschrift, offi
cieel orgaan van de Nederlandsche Alpen-
vereeniging, gewijd aan alle takken van berg
sport, is uitgekomen. Tot nu toe kenden we
slechts de „Mededeelingen" dezer vereeni-
ging, waarin halfjaarlijks de toerberichten
en officieele mededeeüngen opgenomen wa
ren. Doch de Alpenvereeniging is gaan
groeien, waardoor zij behoefte heeft gekre
gen in maandelijksch contact te komen met
haar leden.
Deze berggids stelt zich ten doel zoo-
als in het voorbericht geschreven wordt
een gids te zijn voor den Nederlandschen
bergtourist, die wenscht te lezen en te zien,
te ieeren en te getuigen van de bergen. Het
eerste nummer ziet er goed verzorgd uit, een
smaakvol omslag, mooi papier, aardige en
interessante foto's, allemaal factoren die er
«P w ijzen, dat deze uitgave goed aange
|ak; is.
Wandelrubriek, bergnieuws omtrent weren
en hutten; over merkwaardige hesH;<rW~r
boek- en tijdschriftbespreking^ e? w^vS'
deMn betrekking staat tot deze KhoSÜe
In deze eerste uitgave trok onz*
aandacht de tochtbeschrijvingen vanThïï
ren Jolles en Kraseman; tenslotte eS ïS
ggchtev» schetsje ,att een a„gstig£Y™
8,8 TO' de PicW ovetSS
A-SjtMt? Mt to '""k' ïa° 4 r™*
Het Mei-nummer opent met een gedichtie
„Voorjaarszonen" van N. van SiRlS
Haase Van dezelfde is ook nog«TSfe
gedicht opgenomen „De eerst?', Tnrekend
van herinneringen. W P. schrijft 0VP/reltehn°
moeilijke 'n.Je vriendschap tusschen meis
jes. t Rimboekind is een gevoelig schets
je van F. de Clerco Zubli. h "Pétillou
schriftelijke les in tennissen In
„De bonte filmwereld" vertelt Riek Willink—
Pinto een en ander over filmsterren u
G. Dorhout stond een legende af van hil
Oostfriesche eiland Sylt. - johanna Vis Irert
het kweeken van blad-cactussen Verder
een paar brieven uit joop's correspondent»
door Ossv van Marxveld; verklaringen van'
het karakter uit handenschrift door mr
Coops en mededeelingen over de vereeniging
van internationaal jeugdverkeer, waarna I
rubriek Correspondentie dit interessante
nummer, waarin ook weer eenige illustraties
voorkomen, besluit.
Plotseling een warme Aprilnacht, na een
zeer kouden winter, die de aarde met hevig-
heid kwelde, zonder dat er een eind aan
scheen te willen komen Eindelijk nu was hij
verdwenen en de aarde deed zich te goed aan
een rustigen slaap, den bevruchtenden slaap
van de lente. Men kon den lauwen adem van
haar droomen van eeuwige jeugd speuren*
heimelijk openden zich in dit zwijgen de bloo
senis der boomen en in de weiden werkten
zij zich omhoog, om te luisteren naar het hun
nog onbekende geheim der sterren. De hori
zon lag in glanzende nevelen en het scheen
alsof geur en teere warmte, diep eronder, op
stegen uit een onzichtbaar vuur, van wel
riekend hout opgebouwd. Het was de aan
kondiging van de maan, die opkwam. Ook
de hond in den schapenstal dommelde. In el
kaar gerold als een vaal-pelüche kussen lag
hij op den dorpel. En, profiteerend van de af
wezigheid van zijn heer. die in het dorp zijn
bruiloft vierde, sliep ook in de schuur de
knecht. Hij kon zich gerust op den hond ver
laten, beter dan op zichzelf. Sedert dit sterke,
jonge, levendige dier den schapenstal be
waakte, was er niet meer iets ernstigs ge
beurd. En inderdaad, terwijl de slaap van
den knecht diep en zorgeloos was, zou men
dien van den hond doorzichtig en waakzaam-
rustig kunnen noemen. Het scheen alsof het
dier wist, dat het hier was voor de bewaking
van het vee en dat het bewust zijn verant
woordelijkheid onderging. Tegelijkertijd ech
ter was zijn natuurdrift niet in staat den in
vloed te ontgaan van den nacht, van het
jaargetijde. Nu en dan deed een siddering
zijn ledematen onder zijn haren trillen, die
dan als door een lichten tocht schenen be
roerd.
Ook kreunde de hond af en toe in zijn
slaap: het was een lichamelijk zich krimpen
en tegelijk van een ondefinierbare zaligheid,
van een onbegrijpelijk verlangen als dat bij
een jongeman. En hij was ook nog bijna als
een klein hondje, dat de liefde niet kende.
De beide wolven daarentegen, mannetje en
vrouwtje, in hun labyrinth van door kreu
pelhout afgedekte rotsen, konden niet slapen.
Zij hadden honger. In deze laatste dagen van
regen en ontbering waren ze vermagerd. E)e
leegte van de maag wakkerde hun phantasie
aan, zooals het vasten de extase van den
kluizenaar. De mannelijke wolf ondervond nu
de verandering van het weer en ook dat het
uifr der gerechtigdheid was aangebroken.
Want waar de schepper hem in de wereld
had geplaatst en hem met bijna vaderlijke
verkwisting zoovele middelen had geschon
ken, waarvan hij zich bedienen kon, diende hij
zich zelf te helpen. Daarom ging hij dan ook
de ruimte in. Zijn meigezel volgde hem on
middellijk. Hij was eerder klein en bijna
zwart; zijn staart langer en dikker dan zijn
lichaam en zijn oogen schitterden als sterren.
De wolvin was grooter blond, zacht; hoe
wel zeer uitgerekt, kon zij zich toch zoo klein
maken als een klein raartertje. Willoos volgde
zij den genoot en deed moeite zijn manier
van Joopen na te bootsen; n.1. de achter-
pooten in de voetstappen der voorpootep ie
zetten, zoodat het spoor, als de staart dit niet
heelemaal uitveegde, van een tweevoetig dier
afkomstig scheen.
Zij liepen omlaag tot den oever van het
stroompje, aan het einde van de helling en
bleven staan om te luisteren. Door den
regen kortelings gevallen, was het water ge
zwollen en werkte zich hier en daar door de
biezen verder, over den kiezerachtigen b<jdem
De plek rook naar pepermunt. Het mannetj*
dronk; het was hem er niet om te doer. het
water alleen maar te probeeren. Hij draaide
daarop om en, terwijl hij zich heen en weer
bewoog, begon hij zijn staart in het stroo-
mend water te spoelen toteèat deze heelemaa.
nat was, zooals vrouwe® wel doen, als zij
zich het lange haar wasschen.
De wolvin begreep reeds wat naar metge
zel in den zin had; en toen hij zich uit de
voeten maakte, over de helling en dan mid
den door de velden dtr daarboven gelegen
hoogvlakte, volgde zij hem. wei-overwogen,
om met haar droge staart het spoor niet uit
te vegen. Verder verdwenen haar sprongen
in het gras, terwijl de dauw alles nog dekte.
Alles was voor beiden gunsffg- Toen zij
aan den rand der velden, waar de schapen
stal opgeslagen was, aankwamen, bleef het
mannetje staan. Ook zijn genoote hield zich
in en zij luisterden opnieuw. Niet het vaagste
barstje brak den spiegel der nachtelijke rust.
Ook de sterren stonden stil als betooyerde
pupillen. Slechts spraken alléén als wilden
zij elkaar een geheim toefluisteren, de geuren
def plameawdreld; ïaadekeije, bingelkruid,
hondsdraf en wilde ranonkel en ten slotte
rook de wolvin naar pepermunt
En zij wist precies wat zij te doen had
Terwijl zij haar kameraad onbeweeglijk mid
den in een braamstruik achterliet, stortte zij
zich alléén voorwaarts met de wonderbare
bewegelijkheid eener kleine gazelle. Zij ge
voelde zich verrukt als op een vlucht, voelde
een soort vrijheid, meisjesachtigheid bijna
onschuld. Zij had lust om te springen en te
spelen, niets anders. Ook de honger was nu
geweken uit haar rammelende ingewanden,
door louter plezier. En omdat zij niet de be
doeling had van stelen, doch om maar wat
pret te hebben en voor hare spelen een ka
meraad te vinden, die minder hongerig en
moorddadig was dan haar sombere kame
raad, naderde zij den schapenstal met de
rust en het zelfvertrouwen van een huis
vriend.
De hond hoorde haar en voelde wat ze
wilde. Hij blafte daarom niet, maar sprong
met één beweging op, sprong op haar toe en
pakte haar bij den hals, zonder haar echter
te bijten. Ook zij draaide ijlings haar kop en
beet hem, een beetje steviger dan hij haar, in
het oorlapje. De hond rilde als door pijn ge
schokt. Van uit den rug, door het heele
lichaam heen, prikkelden de stralen van een
aanstuwende hittegolf in hem en losten zich
op in flitsen van wellust. Ook hij voelde nu
een wild verlangen om te spelen, zich te be
vrijden van de beklemmende onderworpen
heid aan den mensch ten opzichte der dieren,
van de leegte zijner eigen levenswijze. Hij
liet de wolvin los, pakte haar direct weer en
zij tolden rond op het gras, beten elkaar tot
bloedens toe, steeds in volkomen zwijgen,
met wreede vreugde. Dan, opeens, vluchtte
zij plotseling en scheen in de schemering bij
den horizon te verdwijnen. Maar de hond
zag op het gras iets als een lichtstreep en
wild van lust speurde hij er achter aan. De
wolvin wachtte hem juist daar, waar de
weide bij wijze van dam, een streep tegen het
vage blauw van een stroom scheen te trekken,
met daarboven het gele schijnsel van de op
komende maan. Daar stortte zij zich hem
tegemoet en probeerde over hem heen te
springen. De hond richtte zich op; ook zij
sprong op en het leek of ze elkaar omarmden.
Dan trokken ze elkaar tegelijk op den grond
en begonnen opnieuw het tegelijk innige en
w reede spel aan den rand van de berghel
ling.
Intusschen kon het mannetje op zijn ge
mak door de afsluiting bij het vee komen.
De slapende schapen, waarvan de wol als
opgeblazen, warm schuim de lichamen dekte,
liet hij echter met rust. Zijn muil sjaeurde
naar de kleine varkentjes, die met een mas
sieve zeug in een hoek van den stal op el
kaar gehoopt lagen. De oude trachtte de
kleinen te verdedigen, maar de wolf strooide
het zand en het stof, dat nog aan zijn staart
kleefde, in haar oogen, zoodat het dier niet
meer zien kon. Dan greep de vijand de big
gen en boorde de staalharde tanden in hun
kelen. Vijf stuks sleepte hij weg, het een na
het ander. Hij sleepte ze naar de tegen de
helling gelegen weide en dan verder, diep
weg in een rotshol.
En daar begon hij rm het feestelijk maal,
totdat, buiten adem, de kameraad kwam aan
gesprongen. Deze verslond een heel biggetje,
nadat zij het zijn teere huid had afgetrokken,
alsof het de schil van een vrucht was.
Bij het aanbreken van den dag ontdekte de
knecht de leegte in den stal. Daar hij echter
wist, dat de hond niet geblaft had en ook nu
nog rustig sliep, alsof hij den geheelen nacht
niets anders gedaan had dan den hem opge
dragen plicht uitvoeren, dacht ook hij kalm
en met een volkomen rustig geweten:
„Arm dier, je tong hebben ze vastgebon
den; met tooverwoorden hebben de dieven je
behekst. Wat voor schuld heb jij? En ook ik?
Mij treft ook geen schuld. En de meester zal
er ook niets tegen kunnen zeggen, want hij is
immers ook door de tooverwoorden eener
vrouw omstrikt, in banden, voor zijn heele
verdere leven
Berustend en met onbewusten spot boog nij
zich voor de ondoorgrondelijke macht van
het noodlot. Toen hij echter na verloop van
tijd een keer bij het inspecteeren der omge
ving op een hol van wolven stiet, ontdekte hij
in een hoek twee prachtige hondjes, die vroo-
lijk met elkaar speelden, door elkaar na te
loopen en wederkerig te bijten. En niet al
leen d» zij geen poging deden om weg te
rennen, neen, ze keken hem aan alsof ze hem
herkenden. Het waren twee prachtexempla
ren van dat bijzondere honden ras, dat men
wolfshond noemt, welke men niet van den
wolf kan onderscheiden, en die toch het meest
ervoor geschikt zijn deze te verjagen.
I
Oplossingen der raadsels uil het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Markelo. Koe, komkommer, mark,
krom, lor, roek.
G
E
I
T
E
L
B
A
I
B
I
S
T
A
S
T
Was, pik; Waspik
Kelk Kameel,
arts
muil
eeuw
ever
liet
Voor kleineren.
1. Hij kwam Otto les geven. (mot).
Wacht maar, we spreken elkaar wel
nader. (wesp).
Ik wist niet, dat Jacob Ijverzuchtig
was. (bij).
Komt Tante Cato rechtstreeks uit
Parijs? (tor).
2. Sparappels en denneappels.
3. Overschie knie, goed moet;
mak zak, uit guit;
paard (be) waard, goed zoetl
Kwak, een aardig ganzekuiken,
Pikte 'n graantje van den grond.
En wat denk je, dat ons Kwakje
Daar op éénmaal kronk'len vond
Kijk maar even goed naar 't plaatje:
'n Aapje kwam er juist voorbij!
Kwakje zag zijn staart en dacht toen:
„Ha! een worm!" Wat was hij blij!
(Nadruk verboden)'.
Maar ik hoop toch voor het aapje,
Dat die Kwak bijtijds nog zag,
Wat daar kronkelde! Geen worm was 't,
Die daar voor zijn pootjes lag!
Teek'nen jullie nu het plaatje
Eens precies en netjes uit
Zoo verschrikk'lijk moeilijk is 't niet:
Op papier, dat is geruit!
C. E. d. E. H.
Nacht is het en Elfjes dansen,
Zweven sierlijk door het bosch.
De Kabouters komen kijken,
En gaan zitten op het mos.
't Is groot feest: het feest der Lente!
Lang werd op haar komst gewacht!
En vriend Manus ziet van boven
Er op neer, terwijl hij lacht.
Elfjes zweven en Kabouters
Zingen allen saam een lied.
Jammer, dat je nu in 't bosch juist
Heel geen menschenkind'ren ziet!
Kind'ren in hun bedjes droomen
Van biet volkje in het bosch
En in hun verbeelding zitten
Zij ook op het koele mos.
Als het na een poosje dag wordt,
Gaan de Elfjes allen heen
En van het Kaboutervolkje
Blijft niet ééntje op de been!
(Nadruk verboden.)
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van iets, dat we dikwijls in
bet bosch kunnen vinden.
X
X 4
i X
X
lat X a
X
X
X
lo rij een medeklinker.
2o een dorp op de Veluwe.
3o een visch.
4o iets, waarop iets rusten moet.
öo 't gevraagde woord.
6o een ander woord voor listig
bedrog.
7o een metaal.
8o schrijfgereedschap.
9o een medeklinker.
2. Ik ben iemand met een donkere ge
laatskleur. Keert men mij om, dan
word ik een natuurverschijnsel.
3. Mijn geheel wordt met 8 letters ge
schreven en noemt een koninkrijk
3, 1, 4, 5 is een kleur.
Een 8, 6, 3 is een tijdsverloop.
6, 7, 2, 6 is een meisjesnaam.
Zonder 3, 1, 5, 8 kan men niet veel
koopen
Een 4, 3, 1, 5 is een stekelig dier.
4. Mijn eerste is een getal, mijn tweede
een ander woord voor rand en
fflijn geheel is nooit rond.
1.
trein
3.
4.
Voor kleineren.
Verborgen visschen.
Ik wist niet, dat die kar i>er
vervoerd werd.
Laat Bob, Otto en Jaap niet te laat
thuis komen.
Wij kwamen helaas voor niets bij
Tante Cor.
Ik laat ongeduldige menschen maai
vóórgaan.
Welk viervoetig dier wordt een an
der viervoetig dier, als men het
een kopje kleiner maakt?
Je kunt mij spelen, zingen,
Soms groei 'k aan boom of struik.
Je kunt mij dan zelfs eten:
'k Ben smaak'lijk in 't gebruik!
Ladderraadsel.
lo (bovenste) sport een
zangvogel.
2o sport een vlsch.
3o sport een groot roof
dier.
4o sport een graansoort.
5o sport timmergereed
schap.
6o sport een Hollandsch
zeeheld.
7o 6port het tegenoverge-
gestelde van begin,
•o sport een broodje.
X
X
X
De woorden worden alle met 5 Iet»
ters geschreven en de middelste letters
vormen, van boven naar beneden gele
zen een stad in het Zuiden van ons land,