^Zonnebrand
Van Rommelzaken Hobbeltie
Stroopersdrama in de duinen te Egmond.
Rechtzaken.
De president blijkt geen bewonderaar van de
methodes van den jachtopziener te zijn.
De Procureur-Generaal heeft bevestiging van
het Alkmaarsche vonnis geëischt.
De verdediger wil liever vrijspraak dan ont
slag van rechtsvervolging.
cursussen, waarop alleen Spanbroek een gun
stige uitzondering maakt. Ook de medewer
king der zuivelfabrieken laat te wenschen
over.
De begrooting voor 1933 werd z. h. st.
vastgesteld op een bedrag van 2355.14 Ys,
met 322.64 voor „onvoorzien".
Inleiding van Prof. Visser.
In de namiddagvergadering hield Prof
M F. Visser van Wageningen eenige be
schouwingen over het wegenvraagstuk,
waarbij spr. in hoofdzaak wees op de z.i
grove onbillijkheid, dat de tertiaire wegen
en wel hoofdzakelijk de polder- en banne-
wegen bij de verdeeling van de gelden der
wegbelasting zoo schromelijk worden ver
waarloosd, terwijl deze vaak van meer be
lang blijken voor het doorgaand verkeer dan
voor de ingelanden zelf. Als voorbeeld
roemde spr. de Haarlemmermeer met het
doorgaand verkeer tusschen Den Haag en
Amsterdam. De polderwegen, voora in onze
droogmakerijen, hebben het kenmerk van de
verbindingswegen in andere provinciën en
zelfs waar deze naast primaire of secondaire
wegen zijrt gelegen, is het onderhoud veel
meer dan voorheen, welke meerdere voor re
kening der algemeene kas dient te komen
De slechte toestand, waarin den laatsten tijd
de tertiaire wegen verkeeren, werkt zeer na-
deelig op auto's en bussen en van verschu
ilende zijden wordt er thans op aangedron
gen, dat het hier tot een oplossing zal
komen.
Verder wijdde spr. een beschouwing aan
rde concentratie van het wegbeheer en dan
meende hij, dat de overheid tegenwoordig
rooit met het aan kleine mootjes gesneden
iwegbeheer genoegen zou kunnen nemen en
dan ook aan elke subsidie concentratie als
(voorwaarde zou verbinden. Als men de kos
tten niet op de ingelanden wenscht af te wen-
Üelen, zal het beheer in de toekomst ook door
leen algemeen samengesteld college dienen te
geschieden. Het zal hierbij gewenscht zijn te
komen tot de vorming van weg-waterschap-
jpen, waarbij als vaste lasten op de eigen
dommen het gemiddelde over een vroeger
btijdstip wordt genomen en zoo mogelijk deze
kasten afkoopbaar te stellen. Bij de over
dracht van wegen van het Hoogheemraad
schap, waarbij men later een faste bijdrage
moet betalen en in somn.ige gevallen door de
provincie wordt gesteund, gaat men reeds in
oeze richting. Met den catastrofalen val der
koopprijzen meende spr., dat aan de grond
eigendommen een tegemoetkoming moet wor
den gegeven, waardoor den waardeterug-
gang van landerijen iets kan worden geremd.
De zuivere waterschapslasten dienen door de
ingelanden te worden betaald, opdat zij
daardoor het beheer in eigen handen kunnen
ihouden.
Op deze inleiding volgde nog een breed
voerige gedachtenwisseling, waarbij men het
in groote lijnen met oen inleider eens bleek.
Bij de rondvraag kwamen nog verschillen
de onderwerpen ter sprake, o.m. de beperking
van den rundveestapel, waaromtrent door dt
vergadering echter geen definitieve uitspraak
.werd gedaan.
Ook werd nog geklaagd over de hooge
waterleidingtarieven in vergelijking met
enkele andere provinciën.
Hierop werd de vergadering onder dank
gesloten.
BEVERWIJK.
E>e Beverwijksche exportveiling hield
■Maandagavond voor de inbrengers hare
jaarvergadering in 't café van den heer A.
Schoenmaker.
Begrijpelijkerwijs opende de voorzitter de
bijeenkomst in mineur. Het eenigst lichtpunt
voor de a.s. aardbeiencampagne zeide hij, is,
dat de oude voorraad aardbeien zoo goed als
verdwenen is.
Na opening werd het woord verleend aan
iden heer J. Docter die ook al weinig optimis
tisch gestemd was voor de aa. oogst, eener-
rijds met het oog op eene overvloedige oogst,
Welke hoogstwaarschijnlijk in het a.s. seizoen
te wachten is en anderzijds op de hooge tol
muren in het buitenland, welke een ernstig
beletsel is voor den uitvoer.
De tijd, zoo vervolgde spr., dat Beverwijk
In het buitenland het monopolie van aard
beien bezat, is voorbij. Wij zijn in deze over
vleugeld door Breda, die uitstekend met ons
1>roduct concurreeren kan.
Tot een der donkerste punten wat de heer
jDocter dan inbrengers moest mededeelen,
jwat dat bij de e.v. aardbeienveilingen het vei-
Singspercentage van 214 op 3K pCt. ge
bracht moot worden.
Zeer tot ons leedwezen, zeide spr., zijn wij
genoodzaakt tot genoemde verhooging over
ïe gaan.
Aan 't slot van zijn betoog besprak hij een
reeds eerder door den heer P. Klaasse ge
daan voorstel om uit een bezuinigingsoog
punt te komen tot centralisatie der veilingen,
welke, zoo vervolgde hij, wanneer deze com
binatie vaster vormen gaat aannemen op de
volle medewerking der Beverwijksche export-
yeiling kan gerekend worden.
Daarna was het woord aan den heer Ter-
yoort die enkele mededeelingen over de ge
noten en nog te verwachten steunregelingen
zou doen.
De heer P. zeide, dat elke hier gevestigde
markt een gespecificeerde opgaaf van geveil
de producten naar den Haag had opgezon
den, doch de resultaten waren, zooals be
kend, zeer bedroevend geweest.
Wel, zei spr., is onlangs nog een schrijven
binnengekomen, dat nog enkele steunregelin
gen te wachten zijn, doch slechts voor enkele
producten en dit bedrag zal alleen voor onze
veiling in ronde cijfers een bedrag van
2100 zijn, maar, zoo vervolgde de heer
Tervoort, officieel zijn deze cijfers nog niet.
Als eenigst lichtpunt voor het komende sei
zoen noemde spr. het instituut prijzen-com-
missie, welke naar hij hoopte eene nieuwe en
betere steunregeling voor alle producten zal
beteekenen.
Verheugend noemde spr. het, dat in deze
Srijzen-commissie zitting heeft de heer W. de
iroot, directeur der r.k. Coöp. Tuindersver.
Kennemerland, alhier, die, na verondersteld
mag worden, alles in het werk zal stellen
zoo veel doenlijk als in zijn vermogen ligt,
het tuindersbedrijf over de geheele linie ter
wille te zijn.
Over aanschaffing van sloffen, zeide de
Voorzitter, dat de kostprijs van nieuwe slof
»en op 5.25 per 100 komt te staan.
De voorztiter bracht nog in herinnering,
dat voortaan de betalingen niet meer over
het kantoor van D. Teer zullen loopen maar
over dat van de heeren Kluft en Tervoort.
Deze maatregel, aldus spr., is ook al weer
een uitvloeisel van bezuiniging, welke ons
zooals reeds eerder in dit verslag gemeld is,
genoopt hebben gezien om over te gaan tot
verhooging van het veilingspercentage.
Aan 't slot der bijeenkomst vroeg de heer
Docter den inbrengers wat hunne meening
was over de a.s. aardbeienoogst.
Algemeen was men van oordeel, dat de
oogst overvloedig zal zijn, of deze overvloed
een zegen voor den tuinder zal zijn of wel
een ramp, moeten wij geduldig afwachten.
Zoo was althans de gedachtengang der bij
eenkomst welke na rondvraag met een
woord van dank op geheven werd, doch niet
voor de heer Rensenbrink uit naam
der aanwezigen de heeren Kluft en Ter
voort dank gebracht had voor het vele werk
wat zij in het belang van den tuindersstand
in dezen crisistijd gedaan hadden.
(Van onzen eigen verslaggever.)
Behandeling voor het Hof.
Om half drie werd de zaak, na de behande
ling van eenige andere zaken aan de orde
gesteld.
Onder de belangstellenden merkten wij
ook op den heer van Vliet, den toenmaligen
eigenaar van het duinterrein, en principaal
van den verdachte.
Het Hof was als volgt samengesteld: Mr.
Jolles, president, jhr. van Leeuwe van Nyen-
stein en mr. van Geers, raadsleden, proq.-
gen. mr. A. baron van Harinxma thoe Slooten.
Verdachte bleef bij zijn voor de rechtbank
afgelegde verklaringen. Hij was doodmoe en
had geschoten, omdat hij de stokslagen niet
anders kon afwenden. Of hij toen had ge
schoten, den hond nog bij zich had wist hij
niet.
De president! Het vermoeden ligt
voor de hand, dat iemand die van achteren is
geschoten, geschoten is geworden, toen 'hij
vluchtte.
Verdachte: Ik kan het niet verklaren.
Depresident: Op vluchtende men-
schen schiet men niet.
Verdachte: Als ik overtuigd was ge
weest, dat hij vluchtte, dan zou ik nooit heb
ben geschoten.
De president: Maar hij was toch
vluchtende. Was die aanval van hem wel
zoo erg?
Verdachte: Jawel mijnheer. Vooral
omdat hij, nadat ik tweemaal in de lucht had
geschoten gezegd had: „Nu ga je er aan".
De president, dei. stok bekijkende, waar
mede het slachtoffer geslagen zou hebben,
dat is toch niet zoon gevaarlijk wapen.
De verdediger: De beide doktoren
hebben voor de Alkmaarsche rechtbank ver
klaard, dat een slag daarmede doodehjk kon
zijn.
De president: Voor die gewone din
gen heb ik geen doktoren noodig.
Hierna werd getuige Minnee, de rijksveld
wachter, gehoord, die evenals voor de Alk
maarsche rechtbank verklaarde, dat ver
dachte, in strijd met de afspraak tusschen
hen beide, een anderen kant was uitgeloopen.
Verdachte had zijn hond bij zich aan een
touw. Spoedig daarop hoorde ik drie schoten.
Ik begaf mij naar de plek, ontmoette van den
Berg, die zeide geslagen te zijn en over pijn
klaagde. De strooper lag op zijn knieën. Hij
kon niet opstaan en ik hielp nem, doch hij
zakte in elkander. Toen ik bloed zag, dacht
ik: er is meer gebeurd en stuurde ik v. d.
Berg naar de wed. Valkering om hulp. Krijn
Dekker zeide door den hond te zijn gebeten,
doch ik antwoordde, dat dit niet kon en on
derzocht hem met tegenzin van Krijn. Ik heb
hem toen gedragen, zoover ik kon, doch bei
den zijn wij gevallen. Toen Krijn over koude
klaagde, heb ik hem mijn trui nog gegeven.
Ik heb hem nog gezegd: „Krijn waarom sla
je ook. Als je dat met gedaan had, was er
niets gebeurd". Hij antwoordde alleen „ach
ja" en „moeder ik ga dood".
Voorts verhaalde deze getuige hoe het
slachtoffer verder met de hulp van de zoons
van de wed. Valkering naar de woning van
deze is gebracht, waar hij bij aankomst
bleek te zijn overleden.
De president: Heeft hij nog zijn ont-
stemming geuit tegen van den Berg?
Getuige: Neen. Hij dacht eerst, dat hij
door den hond was gebeten.
Uit het op en neer gaan van de lamppn
had ik den indruk gekregen, dat er iets ge
beurd was, dat niet in den haak was
De president tot verdachte: Brandden
de lampen tijdens de schermutseling?
Verdachte: Dat kan ik niet met
zekerheid zeggen.
De president: Hoe ging dat nu, U
had een hond, een lantaarn en hoe kon U dan
nog schieten?
Verdachte: Alles ging door elkander.
De president: Is de hond niet gedres
seerd?
Verdachte Neen. Die had ik alleen
mede genomen om mij te trekken.
De president: Hoe stond het met Uw
verwonding?
E>e verdachte: Mijn duim vertoonde
een blauwe plek en ook mijn vingers deden
Pijn.
Jhr. Leeuwe van Nyenstein
tot getuige Mannes: „Verdachte sprak dus
wel over eigen pijn, maar niet over schieten".
Getuige: Over het schieten heeft hij
niet gesproken. Ik wist niet, dat hij Dekker
had geschoten.
De president tot verdachte: U hebt
tweemaal in de lucht geschoten en de derde
maal op hem gericht. U kon toch wel be
grijpen. dat het raak was. Waarom heeft u
Minné daar niets van gezegd.
Verdachte: Ik had zoon pijn.
Depresident: Als men iemand heeft
neergeschoten, denk ik, dat men eigen pijn
vergeet.
De verdediger vroeg hierop getuige
Minné of hij bij zijn verklaring bleef, dat hij
een tijd lang de lichten in kruisende beweging
heeft gezien.
Getuige Minné: Zeker blijf ik daar bij.
Voorts verklaarde getuige voor het schieten
wel geschreeuw, doch geen woorden te heb
ben gehoord. Bij den rechter-commissaris
heb ik gezegd achter elkander de schoten te
hebben gehoord. Voor de rechtbank heb ik
toegegeven, dat het mogelijk is geweest, dat
er tusschen het 2e en 3e schot een tusschen-
ruimte kan zijn geweest. Als dit het geval is,
dan is dat zeer kort geweest, maar dan is het
mij niet opgevallen.
Hierna werd overgegaan tot het hooren
van den broeder van het slachtoffer, Cornelis
Dekker
Depresident:U was met uw broer in
de duinen om konijnen te stroopen, wat niet
mag, maar waarvoor je niet doodgeschoten
behoeft te worden. Waarvoor had je den
stok?
Getuige: Om er de konijnen mee dood
te slaan.
De president: Jelui waren goed voor
zien. Hoe stond het met de lichten?
Getuige: Toen wij ontdekt werden
waren ze uit Ik hoorde hijgen achter mij en
zag, dat het Jopie was, die tot ons riep: blijf
staan en tot zijn hond „vast! vast!" Wij heb
ben toen de knippen van de lichten weer op
gestoken en zijn aan den loop gegaan. Toen
ik van een duintop naar mijn broer keek, zag
ik twee lichten elkander volgen. Ik zag ook
Minné komen. De lichten waren 3 a 4 M.
achter elkander. Ik heb twee schoten gehoord
en gezien, maar van een schermutseling heb
ik absoluut niets bespeurd. Zij hebben niet
eens bij elkander gestaan.
Het is mogelijk, dat eir onmiddellijk na het
tweede een derde schot gelost is, maar dan
moet dit snel na het tweede zijn gegeven,
anders had ik het moeten zien. Ik dacht, dat
mijn broer vrij was, want ik kwam niet op de
lage gedachte dat hij mijn broer zou dood
schieten.
Wij zijn dit niet gewoon. Zoo iets is op
Egmond nooit gebeurd. Nooit heb ik ruzie
met de menschen gehad en mijn broer even
min.
Snikkendec „Het was een nette oppassende
jongen".
Op een vraag van den president zei hij,
dat zijn broer het mes had om de honden,
waar hij bang voor was, op te vangen. Ik
wist wel, dat Jopie en ontzettende lafaard
was, maar nooit heb ik kunnen denken, dat
hij mijn broer zou vermoorden.
De president: De woorden moorden
en lafaard zijn hier niet op hun plaats. Hij
heeft uw broer gedood, maar niet vermoord.
Getuige vertelde verder, hoe hij thans aan
nam, dat zijn broer was aangeschoten, waar
op hij onmiddellijk naar de wed. Valke
ring is gegaan.
De president: Heeft uw broer wel
eens iets met de justitie te doen gehad
Getuige: Buiten het stroopen niet.
De president besprak een geval van
mishandeling in het jachtterrein.
Getuige: Men heeft mij daarvan ten
onrechte verdacht.
Verdachte zei nooit persoonlijk last
van de Dekkers te hebben gehad.
Getuige Minné zei, dat hij nimmer last
met hen heeft gehad, maar wel den indruk te
hebben gekregen, dat ze in de jachtopzieners
niet volwaardige politiemannen zien.
In Egmond is een deel, dat zegt de Dekkers
zijn min, maar getuige heeft nooit last
met hen.
De president: Dat zijn praaties ge
weest, want er is nooit ieis ten laste van hen
gebleken.
Getuige Minné: Voor de rechtbank is in
een verklaring vastgelegd, dat Krijn een
anderen jachtopziener had bedreigd.
De verdediger: Er is toch gedreigd
met een mes te steken.
Getuige D e k k e r ontkende dit.
Verdediger: Kan men honden met een
dolk afweren?
Cornelis Dekker: Ja wel.
Verdedige r: Ik vraag het Minné.
De president: Ik denk dat de strooper
het wel beter weet.
Getuige M i n n is van oordeel, dat er
in Egmond thans bij de jachtopzieners geen
honden zijn, waarvoor men een dolk noodig
heeft.
Getuige Dekker: Ik kan u laten zien, dat
ik in mijn arm door honden ben gebeten en
niet gering.
Hierop werd de wed. Valkering gehoord,
een schuw vrouwtje, die verklaarde, dat de
stervende Dekker in den bewusten nacht bij
haar in huis is gebracht.
De president las een brief voor van
Cornelis Dekker, waarin verzocht werd ook
de zoons en de wed. te hooren, omdat die
meer licht in de zaak kunnen verschaffen
Op een vraag van den president aan Cor
nelis Dekker zei deze, dat een zoon van ge
tuige bij zijn vader verteld heeft, dat verdach
te na het gebeurde bij baar in de keuken heeft
gezeten en gezegd had: „Laat er geen Eg-
monders in, want dan schiet ik ze allemaal
kapot".
De president tot getuige: Is dat
zoo?
De g e t u i g e zweeg.
De president: Vertelt u eens. u hebt
met v. d. Berg in de keuken gezeten? Zei hij,
dat hij iemand' geschoten had
Getuige: Hij heeft wel gezegd geen
Egmonders binnen te laten. Hij had wel de
revolver bij zich, die de burgemeester heeft
afgenomen, maar ik kan niet bevestigen, dat
hij gezegd heeft: „als Egmonders binnen
komen, schiet ik ze allemaal dood".
Op een vraag van den verdediger zeide
Cornelis Dekker nog, dat verdachte ook nog
wel eens op hem heeft geschoten. Spr. kan
daarvoor getuigen halen.
De president tot verdachte: „Ze be
schouwden de stroopers toch niet als jacht
wild?"
Verdachte: Ik heb wel eenige malen
geschoten, maar om seinen te geven.
De president: Zegt u wel eens dan
schiet ik ze dit of dat?
Verdachte: Nooit! Ik heb 15 jaar
voor jachtopziener gefungeerd en nooit ben
ik daarovor ter verantwoording geroepen.
Getuige H. Holst, jachtopziener te
Beekbergen, verklaarde, dat hij twee jaar
met verdachte heeft gewerkt. Deze is fel op
stroopers. Op een vraag van den president
zeide hij, dat hij wel eens als sein een schot
in de lucht lost.
Getuige Dekker had verzocht dezen ge
tuige te hooren, omdat hij van hem een
brief over van den Berg had ontvangen,
waarvan hij voorlezing verzocht. Uit den
brief bleek, dat Holst schreef het feit geen
werk te oordeelen en van meening te zijn, dat
verdachte te gauw was met zijn revolver.
Ook schreef hij te allen tijde te willen ver
klaren, verdachte als een laffe kerel te ken
nen, die alleen uit benauwdheid schiet en hij
verklaarde voorts nimmer last met de Eg
monders te hebben gehad. Ook kwam in het
schrijven van dezen collega van den jachtop
ziener voor, dat hij vatr oordeel was, dat v. d.
Berg absoluut niet voor jachtopziener deug
de, omdat hij was een groote praatjesmaker
en niet betrouwbaar was.
Geutige Holst zeide inderdaad dezen
brief te hebben geschreven en dat die zijn
meening over verdachte inhoudt?
De verdediger: Was er geen gewel
dige vijandschap tusschen u en verdachte?
Verdachte: Neen. Wel vond ik hem
een opruier, omdat hij er met praatjes naar
gestreefd heeft mij er in te laten loopen en ge
poogd heeft mij valstrikken te zetten.
De verdediger triomfantelijk: Dus
toch vijandschap.
De president: Dat blijkt daaruit nog
niet.
De verdediger: Eerst na voorle
zing van den brief, weet deze getuige iets.
De president: Neen. Reeds dadelijk
zeide hij, dat naar zijn meening verdachte
te gauw is met schieten.
Getuige Joh. D i e m e r, jachtopziener
te Bakkum, neef van verdachte, had nimmer
gezien, dat verdachte misbruik van zijn wa
pens maakte. Wel herinnerde hij zich een ge
vecht van verdachte met een strooper en toen
maakte verdachte geen gebruik van zijn
vuurwapen. Hij vond verdachte niet gauw
met schieten.
Op een vraag van den verdediger zeide
getuige persoonlijk nooit last met de
Dekkers te hebben gehad, doch wel was hij
voor hen gewaarschuwd, dat ze gevaarlijk
waren.
Voorts zeide hij op een vraag van den
verdediger, dat Holst z.i. fantastisch is aan
gelegd. Getuige nam het niet nauw met zijn
beweringen.
President tot getuige: Gaat u nu
maar zitten en tot den verdediger: „dat was
toch de bedoeling zeker".
De verdachte werd hierna nog eens
gehoord en hield vol uit zelfverdediging te
hebben gehandeld.
Het requisitoir.
De procureur-generaal ving aan met de
mededeeling, dat hij bevestiging van he!
vonnis zal vragen. Spreker was van oordeel,
dat uit niets gebleken was, dat verdachte
inderdaad dadelijk klaar stond met schieten.
Als dit het geval was dan zou hij toch wel
eens een strooper hebben getroffen.
De oplossing van het raadsel is dat ver
dachte wel eens heeft geschoten om seinen
te geven.
Voor zoover spreker kon oordeelen stelde
hij verdachte zich niet voor als iemand met
een mentaliteit dat hij maar raak schiet, ai
kan1 hij zich vergissen in zijn persoon en al
heeft de man zitten zwetsen. Hij heeft nooit
op iemand geschoten, tot op dit ongelukkig
oogenblik. Ten aanzien van het primair ten
laste gelegde, opzettelijk zwaar lichamelijk
Doos 30 en 6(Vi
letsel toebrengen, vroeg spr. vrii<tnr,i r,
over mishandeling met doodelifk ,ljft
Spr. oordeelde dat verd. daarvan e&Ü'01*-
moet worden vrijgesproken. Het verkT?eetls
verdachte wordt zooveel mogeliik vL va«
door getuige Minnee. Spr. iaf dif
aan. Spr. wees er op, dat getuige DetJ?®1,
niet gehoord heeft het derde fchot
zijn waarnemingen dus niet zoo vmL dat
zijn. v°iKooen
Spr. meende, dat wel vast staat rfm
dachte door zijn slachtoffer is
De aanval is van het slachtoffer £aIlen-
en verdachte kon niet weten, dat de v^aan
niet zou worden herhaald. Hij wa, Hnf5nva'
kon niet meer, had al eenige slagen
weerd en gebruikte ten slotte ziin v,„.~
pen in zijn ambt tot verdediging o-p^3'
Zelfs als hier burgers tegenover ellw1"
hadden gestaan, dan was spr. van onrH
dat hier niet mag worden veroordeeld
dat hier het beroep op zelf verdediging „üm'
Verd. had het O. M. het bewijs ontzJSÜi
moeilijk "kunnen maken, doch heeft dit
gedaan. Hij heeft bekend, doch zich onmi*
dellijk beroepen op zelfverdediging
Spr. is vast overtuigd, dat verdachte d
waarheid heeft gesproken en vorderde te
slotte bevestiging van het vonnis
De president voelde verdachte nog
nader aan den tand en uitte de veronderstel
ling, dat het slachtoffer den hond met rtn
stok heeft afgeweerd.
Verdachte zeide dat hij den hond al-
leen had meegenomen om hem te trekken
doch dit achtten zoowel de president als mr'
de Geer niet aannemelijk.
Het woord aan den verdediger.
De verdedige r, mr. v. Löben Seis'
bracht den procureur-generaal dank voor
den krachtigen steun bij zijn verdediging on
dervonden.
Reeds in len aanleg had de openbare mee-
ning zich sterk laten gelden. Mén is komen
aandragen met van alles om maar te vervol
gen en daarom hejfi de verdediger ook ge
schriften in het geding gebracht, als tegen-
hang., tegen de fantastische verhalen in
„Het Leven".
Overigens herhaalde pleiter zijn pleidooi
voor de Alkmaarsche rechtbank afgelegd,
waaraan hij nog toevoegde, dat verdaente
niet gehandeld heeft in opdracht van zijn
patroon, den heer v. Vliet, maar als gezags
drager. Wanneer men straks tegen den heer
van Vliet een civiele vordering zal instellen
dan zal dit wel duidelijk worden gemaakt.
Pleiter eindigde met de hoop uit te spreken
dat het hof zich zal aansluiten bij het requi
sitoir. Het liefst had hij boven ontslag van
rechtsvervolging, vrijspraak.
De procureur-genera! zeide nog
niet te weten waarom de officier van justitie
in Alkmaar in hooger beroep is gegaan. Spr,
heeft dit niet gelast, doch nu het was ge
schied vond hij de zaak te belangrijk ow bet
hooger beroep in te trekken.
Hierna werd de uitspraak bepaald op l
Juni a.s. des morgens 10 uur.
VOOR DEN ALKMAARSCHEN
POLITIERECHT ER.
Strafzitting op Maandag 22 Mei.
EEN GEANIMEERDE FAMILIE-
Het certificaat van broederliefde kon fflK
worden uitgereikt aan de heeren Klaas, Aru
en Klaas K., respectievelijk vader en twee
volwassen zoons, waarvan Klaas junior
marinier en zijn broeder Arie metselaar, v
illustre trio toch verwekte in den tot vr
aan het mensdhdom opwekkenden Kers
nacht een door overmatig gebruik van sp
tualiën geïnspireerde vechtpartij, *o°
half Schagen uitliep om van dit
familietafreel getuige te zijn. Ook ®aj
Moleman behoorde tot de sresradigden,
hij bleef niet werkeloos en trad kracn'a
op om de vechtende gezinsleden te scne
Zijn pogingen genoten echter weinig w
deering aan. Zelfs trachtte men den se
rechter, die er flink op los timmeruc,
geweld vast te grijpen en in de naP
Sloot te duwen. Maar de mal®°'vtr.
meester van de situatie en op 21 Maa deü
scheen het edele driemanschap om a
politierechter berecht te worden.
De officier was niet geneigd tot 55_m;ddel
optreden, doch schreef een paard
voor in den vorm van 6 maanden g
nisstraf voor ieder, het maximum r j
politierechter vermag 00 te leggem
257. Maar nu zag Jan op zijn horloge
dat het al laat was en dat het spoedig
donker zou zijn. Hij dacht er dus over
om een plekje uit te zoeken, waar ze
veilig den nacht konden doorbrengen.
Het dorp dat daar in de verte lag leek
nog wat te ver, en daarom koos Jan in
het bosch een plaatsje en maakte daar
eerst een vuurtje van droge takken.
258. Toen haalde hij uit de oog
lijke rommelzak een paar st jj0p*
matten en maakte die tufsC zefceT
men vast, want de grond z v00r
zoo'n bosch wel vochtig zijn ^et oo*
wilde beesten en de slangen „it e6
maar beter zoo. Je kon toch A
weten.