^Zonnebrand Van Rommelzaken Hobbeltie Stroopersdrama in de duinen te Egmond. Rechtzaken. De president blijkt geen bewonderaar van de methodes van den jachtopziener te zijn. De Procureur-Generaal heeft bevestiging van het Alkmaarsche vonnis geëischt. De verdediger wil liever vrijspraak dan ont slag van rechtsvervolging. cursussen, waarop alleen Spanbroek een gun stige uitzondering maakt. Ook de medewer king der zuivelfabrieken laat te wenschen over. De begrooting voor 1933 werd z. h. st. vastgesteld op een bedrag van 2355.14 Ys, met 322.64 voor „onvoorzien". Inleiding van Prof. Visser. In de namiddagvergadering hield Prof M F. Visser van Wageningen eenige be schouwingen over het wegenvraagstuk, waarbij spr. in hoofdzaak wees op de z.i grove onbillijkheid, dat de tertiaire wegen en wel hoofdzakelijk de polder- en banne- wegen bij de verdeeling van de gelden der wegbelasting zoo schromelijk worden ver waarloosd, terwijl deze vaak van meer be lang blijken voor het doorgaand verkeer dan voor de ingelanden zelf. Als voorbeeld roemde spr. de Haarlemmermeer met het doorgaand verkeer tusschen Den Haag en Amsterdam. De polderwegen, voora in onze droogmakerijen, hebben het kenmerk van de verbindingswegen in andere provinciën en zelfs waar deze naast primaire of secondaire wegen zijrt gelegen, is het onderhoud veel meer dan voorheen, welke meerdere voor re kening der algemeene kas dient te komen De slechte toestand, waarin den laatsten tijd de tertiaire wegen verkeeren, werkt zeer na- deelig op auto's en bussen en van verschu ilende zijden wordt er thans op aangedron gen, dat het hier tot een oplossing zal komen. Verder wijdde spr. een beschouwing aan rde concentratie van het wegbeheer en dan meende hij, dat de overheid tegenwoordig rooit met het aan kleine mootjes gesneden iwegbeheer genoegen zou kunnen nemen en dan ook aan elke subsidie concentratie als (voorwaarde zou verbinden. Als men de kos tten niet op de ingelanden wenscht af te wen- Üelen, zal het beheer in de toekomst ook door leen algemeen samengesteld college dienen te geschieden. Het zal hierbij gewenscht zijn te komen tot de vorming van weg-waterschap- jpen, waarbij als vaste lasten op de eigen dommen het gemiddelde over een vroeger btijdstip wordt genomen en zoo mogelijk deze kasten afkoopbaar te stellen. Bij de over dracht van wegen van het Hoogheemraad schap, waarbij men later een faste bijdrage moet betalen en in somn.ige gevallen door de provincie wordt gesteund, gaat men reeds in oeze richting. Met den catastrofalen val der koopprijzen meende spr., dat aan de grond eigendommen een tegemoetkoming moet wor den gegeven, waardoor den waardeterug- gang van landerijen iets kan worden geremd. De zuivere waterschapslasten dienen door de ingelanden te worden betaald, opdat zij daardoor het beheer in eigen handen kunnen ihouden. Op deze inleiding volgde nog een breed voerige gedachtenwisseling, waarbij men het in groote lijnen met oen inleider eens bleek. Bij de rondvraag kwamen nog verschillen de onderwerpen ter sprake, o.m. de beperking van den rundveestapel, waaromtrent door dt vergadering echter geen definitieve uitspraak .werd gedaan. Ook werd nog geklaagd over de hooge waterleidingtarieven in vergelijking met enkele andere provinciën. Hierop werd de vergadering onder dank gesloten. BEVERWIJK. E>e Beverwijksche exportveiling hield ■Maandagavond voor de inbrengers hare jaarvergadering in 't café van den heer A. Schoenmaker. Begrijpelijkerwijs opende de voorzitter de bijeenkomst in mineur. Het eenigst lichtpunt voor de a.s. aardbeiencampagne zeide hij, is, dat de oude voorraad aardbeien zoo goed als verdwenen is. Na opening werd het woord verleend aan iden heer J. Docter die ook al weinig optimis tisch gestemd was voor de aa. oogst, eener- rijds met het oog op eene overvloedige oogst, Welke hoogstwaarschijnlijk in het a.s. seizoen te wachten is en anderzijds op de hooge tol muren in het buitenland, welke een ernstig beletsel is voor den uitvoer. De tijd, zoo vervolgde spr., dat Beverwijk In het buitenland het monopolie van aard beien bezat, is voorbij. Wij zijn in deze over vleugeld door Breda, die uitstekend met ons 1>roduct concurreeren kan. Tot een der donkerste punten wat de heer jDocter dan inbrengers moest mededeelen, jwat dat bij de e.v. aardbeienveilingen het vei- Singspercentage van 214 op 3K pCt. ge bracht moot worden. Zeer tot ons leedwezen, zeide spr., zijn wij genoodzaakt tot genoemde verhooging over ïe gaan. Aan 't slot van zijn betoog besprak hij een reeds eerder door den heer P. Klaasse ge daan voorstel om uit een bezuinigingsoog punt te komen tot centralisatie der veilingen, welke, zoo vervolgde hij, wanneer deze com binatie vaster vormen gaat aannemen op de volle medewerking der Beverwijksche export- yeiling kan gerekend worden. Daarna was het woord aan den heer Ter- yoort die enkele mededeelingen over de ge noten en nog te verwachten steunregelingen zou doen. De heer P. zeide, dat elke hier gevestigde markt een gespecificeerde opgaaf van geveil de producten naar den Haag had opgezon den, doch de resultaten waren, zooals be kend, zeer bedroevend geweest. Wel, zei spr., is onlangs nog een schrijven binnengekomen, dat nog enkele steunregelin gen te wachten zijn, doch slechts voor enkele producten en dit bedrag zal alleen voor onze veiling in ronde cijfers een bedrag van 2100 zijn, maar, zoo vervolgde de heer Tervoort, officieel zijn deze cijfers nog niet. Als eenigst lichtpunt voor het komende sei zoen noemde spr. het instituut prijzen-com- missie, welke naar hij hoopte eene nieuwe en betere steunregeling voor alle producten zal beteekenen. Verheugend noemde spr. het, dat in deze Srijzen-commissie zitting heeft de heer W. de iroot, directeur der r.k. Coöp. Tuindersver. Kennemerland, alhier, die, na verondersteld mag worden, alles in het werk zal stellen zoo veel doenlijk als in zijn vermogen ligt, het tuindersbedrijf over de geheele linie ter wille te zijn. Over aanschaffing van sloffen, zeide de Voorzitter, dat de kostprijs van nieuwe slof »en op 5.25 per 100 komt te staan. De voorztiter bracht nog in herinnering, dat voortaan de betalingen niet meer over het kantoor van D. Teer zullen loopen maar over dat van de heeren Kluft en Tervoort. Deze maatregel, aldus spr., is ook al weer een uitvloeisel van bezuiniging, welke ons zooals reeds eerder in dit verslag gemeld is, genoopt hebben gezien om over te gaan tot verhooging van het veilingspercentage. Aan 't slot der bijeenkomst vroeg de heer Docter den inbrengers wat hunne meening was over de a.s. aardbeienoogst. Algemeen was men van oordeel, dat de oogst overvloedig zal zijn, of deze overvloed een zegen voor den tuinder zal zijn of wel een ramp, moeten wij geduldig afwachten. Zoo was althans de gedachtengang der bij eenkomst welke na rondvraag met een woord van dank op geheven werd, doch niet voor de heer Rensenbrink uit naam der aanwezigen de heeren Kluft en Ter voort dank gebracht had voor het vele werk wat zij in het belang van den tuindersstand in dezen crisistijd gedaan hadden. (Van onzen eigen verslaggever.) Behandeling voor het Hof. Om half drie werd de zaak, na de behande ling van eenige andere zaken aan de orde gesteld. Onder de belangstellenden merkten wij ook op den heer van Vliet, den toenmaligen eigenaar van het duinterrein, en principaal van den verdachte. Het Hof was als volgt samengesteld: Mr. Jolles, president, jhr. van Leeuwe van Nyen- stein en mr. van Geers, raadsleden, proq.- gen. mr. A. baron van Harinxma thoe Slooten. Verdachte bleef bij zijn voor de rechtbank afgelegde verklaringen. Hij was doodmoe en had geschoten, omdat hij de stokslagen niet anders kon afwenden. Of hij toen had ge schoten, den hond nog bij zich had wist hij niet. De president! Het vermoeden ligt voor de hand, dat iemand die van achteren is geschoten, geschoten is geworden, toen 'hij vluchtte. Verdachte: Ik kan het niet verklaren. Depresident: Op vluchtende men- schen schiet men niet. Verdachte: Als ik overtuigd was ge weest, dat hij vluchtte, dan zou ik nooit heb ben geschoten. De president: Maar hij was toch vluchtende. Was die aanval van hem wel zoo erg? Verdachte: Jawel mijnheer. Vooral omdat hij, nadat ik tweemaal in de lucht had geschoten gezegd had: „Nu ga je er aan". De president, dei. stok bekijkende, waar mede het slachtoffer geslagen zou hebben, dat is toch niet zoon gevaarlijk wapen. De verdediger: De beide doktoren hebben voor de Alkmaarsche rechtbank ver klaard, dat een slag daarmede doodehjk kon zijn. De president: Voor die gewone din gen heb ik geen doktoren noodig. Hierna werd getuige Minnee, de rijksveld wachter, gehoord, die evenals voor de Alk maarsche rechtbank verklaarde, dat ver dachte, in strijd met de afspraak tusschen hen beide, een anderen kant was uitgeloopen. Verdachte had zijn hond bij zich aan een touw. Spoedig daarop hoorde ik drie schoten. Ik begaf mij naar de plek, ontmoette van den Berg, die zeide geslagen te zijn en over pijn klaagde. De strooper lag op zijn knieën. Hij kon niet opstaan en ik hielp nem, doch hij zakte in elkander. Toen ik bloed zag, dacht ik: er is meer gebeurd en stuurde ik v. d. Berg naar de wed. Valkering om hulp. Krijn Dekker zeide door den hond te zijn gebeten, doch ik antwoordde, dat dit niet kon en on derzocht hem met tegenzin van Krijn. Ik heb hem toen gedragen, zoover ik kon, doch bei den zijn wij gevallen. Toen Krijn over koude klaagde, heb ik hem mijn trui nog gegeven. Ik heb hem nog gezegd: „Krijn waarom sla je ook. Als je dat met gedaan had, was er niets gebeurd". Hij antwoordde alleen „ach ja" en „moeder ik ga dood". Voorts verhaalde deze getuige hoe het slachtoffer verder met de hulp van de zoons van de wed. Valkering naar de woning van deze is gebracht, waar hij bij aankomst bleek te zijn overleden. De president: Heeft hij nog zijn ont- stemming geuit tegen van den Berg? Getuige: Neen. Hij dacht eerst, dat hij door den hond was gebeten. Uit het op en neer gaan van de lamppn had ik den indruk gekregen, dat er iets ge beurd was, dat niet in den haak was De president tot verdachte: Brandden de lampen tijdens de schermutseling? Verdachte: Dat kan ik niet met zekerheid zeggen. De president: Hoe ging dat nu, U had een hond, een lantaarn en hoe kon U dan nog schieten? Verdachte: Alles ging door elkander. De president: Is de hond niet gedres seerd? Verdachte Neen. Die had ik alleen mede genomen om mij te trekken. De president: Hoe stond het met Uw verwonding? E>e verdachte: Mijn duim vertoonde een blauwe plek en ook mijn vingers deden Pijn. Jhr. Leeuwe van Nyenstein tot getuige Mannes: „Verdachte sprak dus wel over eigen pijn, maar niet over schieten". Getuige: Over het schieten heeft hij niet gesproken. Ik wist niet, dat hij Dekker had geschoten. De president tot verdachte: U hebt tweemaal in de lucht geschoten en de derde maal op hem gericht. U kon toch wel be grijpen. dat het raak was. Waarom heeft u Minné daar niets van gezegd. Verdachte: Ik had zoon pijn. Depresident: Als men iemand heeft neergeschoten, denk ik, dat men eigen pijn vergeet. De verdediger vroeg hierop getuige Minné of hij bij zijn verklaring bleef, dat hij een tijd lang de lichten in kruisende beweging heeft gezien. Getuige Minné: Zeker blijf ik daar bij. Voorts verklaarde getuige voor het schieten wel geschreeuw, doch geen woorden te heb ben gehoord. Bij den rechter-commissaris heb ik gezegd achter elkander de schoten te hebben gehoord. Voor de rechtbank heb ik toegegeven, dat het mogelijk is geweest, dat er tusschen het 2e en 3e schot een tusschen- ruimte kan zijn geweest. Als dit het geval is, dan is dat zeer kort geweest, maar dan is het mij niet opgevallen. Hierna werd overgegaan tot het hooren van den broeder van het slachtoffer, Cornelis Dekker Depresident:U was met uw broer in de duinen om konijnen te stroopen, wat niet mag, maar waarvoor je niet doodgeschoten behoeft te worden. Waarvoor had je den stok? Getuige: Om er de konijnen mee dood te slaan. De president: Jelui waren goed voor zien. Hoe stond het met de lichten? Getuige: Toen wij ontdekt werden waren ze uit Ik hoorde hijgen achter mij en zag, dat het Jopie was, die tot ons riep: blijf staan en tot zijn hond „vast! vast!" Wij heb ben toen de knippen van de lichten weer op gestoken en zijn aan den loop gegaan. Toen ik van een duintop naar mijn broer keek, zag ik twee lichten elkander volgen. Ik zag ook Minné komen. De lichten waren 3 a 4 M. achter elkander. Ik heb twee schoten gehoord en gezien, maar van een schermutseling heb ik absoluut niets bespeurd. Zij hebben niet eens bij elkander gestaan. Het is mogelijk, dat eir onmiddellijk na het tweede een derde schot gelost is, maar dan moet dit snel na het tweede zijn gegeven, anders had ik het moeten zien. Ik dacht, dat mijn broer vrij was, want ik kwam niet op de lage gedachte dat hij mijn broer zou dood schieten. Wij zijn dit niet gewoon. Zoo iets is op Egmond nooit gebeurd. Nooit heb ik ruzie met de menschen gehad en mijn broer even min. Snikkendec „Het was een nette oppassende jongen". Op een vraag van den president zei hij, dat zijn broer het mes had om de honden, waar hij bang voor was, op te vangen. Ik wist wel, dat Jopie en ontzettende lafaard was, maar nooit heb ik kunnen denken, dat hij mijn broer zou vermoorden. De president: De woorden moorden en lafaard zijn hier niet op hun plaats. Hij heeft uw broer gedood, maar niet vermoord. Getuige vertelde verder, hoe hij thans aan nam, dat zijn broer was aangeschoten, waar op hij onmiddellijk naar de wed. Valke ring is gegaan. De president: Heeft uw broer wel eens iets met de justitie te doen gehad Getuige: Buiten het stroopen niet. De president besprak een geval van mishandeling in het jachtterrein. Getuige: Men heeft mij daarvan ten onrechte verdacht. Verdachte zei nooit persoonlijk last van de Dekkers te hebben gehad. Getuige Minné zei, dat hij nimmer last met hen heeft gehad, maar wel den indruk te hebben gekregen, dat ze in de jachtopzieners niet volwaardige politiemannen zien. In Egmond is een deel, dat zegt de Dekkers zijn min, maar getuige heeft nooit last met hen. De president: Dat zijn praaties ge weest, want er is nooit ieis ten laste van hen gebleken. Getuige Minné: Voor de rechtbank is in een verklaring vastgelegd, dat Krijn een anderen jachtopziener had bedreigd. De verdediger: Er is toch gedreigd met een mes te steken. Getuige D e k k e r ontkende dit. Verdediger: Kan men honden met een dolk afweren? Cornelis Dekker: Ja wel. Verdedige r: Ik vraag het Minné. De president: Ik denk dat de strooper het wel beter weet. Getuige M i n n is van oordeel, dat er in Egmond thans bij de jachtopzieners geen honden zijn, waarvoor men een dolk noodig heeft. Getuige Dekker: Ik kan u laten zien, dat ik in mijn arm door honden ben gebeten en niet gering. Hierop werd de wed. Valkering gehoord, een schuw vrouwtje, die verklaarde, dat de stervende Dekker in den bewusten nacht bij haar in huis is gebracht. De president las een brief voor van Cornelis Dekker, waarin verzocht werd ook de zoons en de wed. te hooren, omdat die meer licht in de zaak kunnen verschaffen Op een vraag van den president aan Cor nelis Dekker zei deze, dat een zoon van ge tuige bij zijn vader verteld heeft, dat verdach te na het gebeurde bij baar in de keuken heeft gezeten en gezegd had: „Laat er geen Eg- monders in, want dan schiet ik ze allemaal kapot". De president tot getuige: Is dat zoo? De g e t u i g e zweeg. De president: Vertelt u eens. u hebt met v. d. Berg in de keuken gezeten? Zei hij, dat hij iemand' geschoten had Getuige: Hij heeft wel gezegd geen Egmonders binnen te laten. Hij had wel de revolver bij zich, die de burgemeester heeft afgenomen, maar ik kan niet bevestigen, dat hij gezegd heeft: „als Egmonders binnen komen, schiet ik ze allemaal dood". Op een vraag van den verdediger zeide Cornelis Dekker nog, dat verdachte ook nog wel eens op hem heeft geschoten. Spr. kan daarvoor getuigen halen. De president tot verdachte: „Ze be schouwden de stroopers toch niet als jacht wild?" Verdachte: Ik heb wel eenige malen geschoten, maar om seinen te geven. De president: Zegt u wel eens dan schiet ik ze dit of dat? Verdachte: Nooit! Ik heb 15 jaar voor jachtopziener gefungeerd en nooit ben ik daarovor ter verantwoording geroepen. Getuige H. Holst, jachtopziener te Beekbergen, verklaarde, dat hij twee jaar met verdachte heeft gewerkt. Deze is fel op stroopers. Op een vraag van den president zeide hij, dat hij wel eens als sein een schot in de lucht lost. Getuige Dekker had verzocht dezen ge tuige te hooren, omdat hij van hem een brief over van den Berg had ontvangen, waarvan hij voorlezing verzocht. Uit den brief bleek, dat Holst schreef het feit geen werk te oordeelen en van meening te zijn, dat verdachte te gauw was met zijn revolver. Ook schreef hij te allen tijde te willen ver klaren, verdachte als een laffe kerel te ken nen, die alleen uit benauwdheid schiet en hij verklaarde voorts nimmer last met de Eg monders te hebben gehad. Ook kwam in het schrijven van dezen collega van den jachtop ziener voor, dat hij vatr oordeel was, dat v. d. Berg absoluut niet voor jachtopziener deug de, omdat hij was een groote praatjesmaker en niet betrouwbaar was. Geutige Holst zeide inderdaad dezen brief te hebben geschreven en dat die zijn meening over verdachte inhoudt? De verdediger: Was er geen gewel dige vijandschap tusschen u en verdachte? Verdachte: Neen. Wel vond ik hem een opruier, omdat hij er met praatjes naar gestreefd heeft mij er in te laten loopen en ge poogd heeft mij valstrikken te zetten. De verdediger triomfantelijk: Dus toch vijandschap. De president: Dat blijkt daaruit nog niet. De verdediger: Eerst na voorle zing van den brief, weet deze getuige iets. De president: Neen. Reeds dadelijk zeide hij, dat naar zijn meening verdachte te gauw is met schieten. Getuige Joh. D i e m e r, jachtopziener te Bakkum, neef van verdachte, had nimmer gezien, dat verdachte misbruik van zijn wa pens maakte. Wel herinnerde hij zich een ge vecht van verdachte met een strooper en toen maakte verdachte geen gebruik van zijn vuurwapen. Hij vond verdachte niet gauw met schieten. Op een vraag van den verdediger zeide getuige persoonlijk nooit last met de Dekkers te hebben gehad, doch wel was hij voor hen gewaarschuwd, dat ze gevaarlijk waren. Voorts zeide hij op een vraag van den verdediger, dat Holst z.i. fantastisch is aan gelegd. Getuige nam het niet nauw met zijn beweringen. President tot getuige: Gaat u nu maar zitten en tot den verdediger: „dat was toch de bedoeling zeker". De verdachte werd hierna nog eens gehoord en hield vol uit zelfverdediging te hebben gehandeld. Het requisitoir. De procureur-generaal ving aan met de mededeeling, dat hij bevestiging van he! vonnis zal vragen. Spreker was van oordeel, dat uit niets gebleken was, dat verdachte inderdaad dadelijk klaar stond met schieten. Als dit het geval was dan zou hij toch wel eens een strooper hebben getroffen. De oplossing van het raadsel is dat ver dachte wel eens heeft geschoten om seinen te geven. Voor zoover spreker kon oordeelen stelde hij verdachte zich niet voor als iemand met een mentaliteit dat hij maar raak schiet, ai kan1 hij zich vergissen in zijn persoon en al heeft de man zitten zwetsen. Hij heeft nooit op iemand geschoten, tot op dit ongelukkig oogenblik. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde, opzettelijk zwaar lichamelijk Doos 30 en 6(Vi letsel toebrengen, vroeg spr. vrii<tnr,i r, over mishandeling met doodelifk ,ljft Spr. oordeelde dat verd. daarvan e&Ü'01*- moet worden vrijgesproken. Het verkT?eetls verdachte wordt zooveel mogeliik vL va« door getuige Minnee. Spr. iaf dif aan. Spr. wees er op, dat getuige DetJ?®1, niet gehoord heeft het derde fchot zijn waarnemingen dus niet zoo vmL dat zijn. v°iKooen Spr. meende, dat wel vast staat rfm dachte door zijn slachtoffer is De aanval is van het slachtoffer £aIlen- en verdachte kon niet weten, dat de v^aan niet zou worden herhaald. Hij wa, Hnf5nva' kon niet meer, had al eenige slagen weerd en gebruikte ten slotte ziin v,„.~ pen in zijn ambt tot verdediging o-p^3' Zelfs als hier burgers tegenover ellw1" hadden gestaan, dan was spr. van onrH dat hier niet mag worden veroordeeld dat hier het beroep op zelf verdediging „üm' Verd. had het O. M. het bewijs ontzJSÜi moeilijk "kunnen maken, doch heeft dit gedaan. Hij heeft bekend, doch zich onmi* dellijk beroepen op zelfverdediging Spr. is vast overtuigd, dat verdachte d waarheid heeft gesproken en vorderde te slotte bevestiging van het vonnis De president voelde verdachte nog nader aan den tand en uitte de veronderstel ling, dat het slachtoffer den hond met rtn stok heeft afgeweerd. Verdachte zeide dat hij den hond al- leen had meegenomen om hem te trekken doch dit achtten zoowel de president als mr' de Geer niet aannemelijk. Het woord aan den verdediger. De verdedige r, mr. v. Löben Seis' bracht den procureur-generaal dank voor den krachtigen steun bij zijn verdediging on dervonden. Reeds in len aanleg had de openbare mee- ning zich sterk laten gelden. Mén is komen aandragen met van alles om maar te vervol gen en daarom hejfi de verdediger ook ge schriften in het geding gebracht, als tegen- hang., tegen de fantastische verhalen in „Het Leven". Overigens herhaalde pleiter zijn pleidooi voor de Alkmaarsche rechtbank afgelegd, waaraan hij nog toevoegde, dat verdaente niet gehandeld heeft in opdracht van zijn patroon, den heer v. Vliet, maar als gezags drager. Wanneer men straks tegen den heer van Vliet een civiele vordering zal instellen dan zal dit wel duidelijk worden gemaakt. Pleiter eindigde met de hoop uit te spreken dat het hof zich zal aansluiten bij het requi sitoir. Het liefst had hij boven ontslag van rechtsvervolging, vrijspraak. De procureur-genera! zeide nog niet te weten waarom de officier van justitie in Alkmaar in hooger beroep is gegaan. Spr, heeft dit niet gelast, doch nu het was ge schied vond hij de zaak te belangrijk ow bet hooger beroep in te trekken. Hierna werd de uitspraak bepaald op l Juni a.s. des morgens 10 uur. VOOR DEN ALKMAARSCHEN POLITIERECHT ER. Strafzitting op Maandag 22 Mei. EEN GEANIMEERDE FAMILIE- Het certificaat van broederliefde kon fflK worden uitgereikt aan de heeren Klaas, Aru en Klaas K., respectievelijk vader en twee volwassen zoons, waarvan Klaas junior marinier en zijn broeder Arie metselaar, v illustre trio toch verwekte in den tot vr aan het mensdhdom opwekkenden Kers nacht een door overmatig gebruik van sp tualiën geïnspireerde vechtpartij, *o° half Schagen uitliep om van dit familietafreel getuige te zijn. Ook ®aj Moleman behoorde tot de sresradigden, hij bleef niet werkeloos en trad kracn'a op om de vechtende gezinsleden te scne Zijn pogingen genoten echter weinig w deering aan. Zelfs trachtte men den se rechter, die er flink op los timmeruc, geweld vast te grijpen en in de naP Sloot te duwen. Maar de mal®°'vtr. meester van de situatie en op 21 Maa deü scheen het edele driemanschap om a politierechter berecht te worden. De officier was niet geneigd tot 55_m;ddel optreden, doch schreef een paard voor in den vorm van 6 maanden g nisstraf voor ieder, het maximum r j politierechter vermag 00 te leggem 257. Maar nu zag Jan op zijn horloge dat het al laat was en dat het spoedig donker zou zijn. Hij dacht er dus over om een plekje uit te zoeken, waar ze veilig den nacht konden doorbrengen. Het dorp dat daar in de verte lag leek nog wat te ver, en daarom koos Jan in het bosch een plaatsje en maakte daar eerst een vuurtje van droge takken. 258. Toen haalde hij uit de oog lijke rommelzak een paar st jj0p* matten en maakte die tufsC zefceT men vast, want de grond z v00r zoo'n bosch wel vochtig zijn ^et oo* wilde beesten en de slangen „it e6 maar beter zoo. Je kon toch A weten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 6