Alkmaarsche Courant.
WRK3LEY
DE ROODE VULPENHOUDER
Honoerfl ri/l en dertigste laargang.
HAANDAG 29 HEI
Jiadionieuws
Jeuilletcut
Stad en Omgeving,
RAPPORT RAADSCOMMISSIE
VAN ONDERZOEK MET
BETREKKING TOT HET
VERANDEREN VAN DEN
GEDENKSTEEN IN DE
GASFABRIEK. 1
„Ja"
No. 125 1933
Dinsdag 30 Mei.
Hilversum, 296 M. (Uitsluitend AVRO).
8— Gramofoonplaten. 10.— Morgenwij
ding. 10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Orgel
concert Jan Nieland, m. m. v. J. Felderhof,
viool. 11— Mevr. R. Lotgering—Htlle-
brand: Vischcroquetten. 11.30 Vervolg orgel-
concrt. 12.—2.15 Omroeporkest o.l.v. N.
Gerharz. 2.30 Pianorecital G. Wortman.
3 Knipcursus. 4.— Gramofoonpl. 4.30
Radio-kinderkoorzang o.l.v. J. Hamel. 5.
Verhalen voor kleinere kinderen door mevr.
A. van Dijk. 5.30 Orgelconcert P. Palla, m.
m v. P. Vanderbilt, zang en B. Lensky,
viool. 6.30 W. L. Boldingh—Goemans: De
Modr in de Lettrkunde". 7.— Vervolg con
cert 7.30 P. E. Peaux: Fietstochten door
Nedrland. 8.— Vaz Dias. 8.05 Omroep
orkest o.l.v. N. Gerharz, m. m. v. E. Miede-
ma, tenor. 9.— Hoorspel „De Moord in de
Fifth Avenue" van P. van 't Veer. Regie:
Kommer Kleijn. 9.15 Kovacs Lajos en zijn
orkest. Refreinzang: Bob Scholte Van 9.30
—9.50 Optreden Alex de Haas. 11— Vaz
Dias. 11.10—12.— Gramofoonplaten.
Huizen, 1875 Ai. (Uitsluitend KRO). 8.
§>.15 en 10— Gramofoonplaten. 11.30—
12.Godsd. halfuurtje. 12.151.45 Sextet
concert en gramofoonplaten. 2.Vrouwen
uur. 3.Solistenconcert. 5.Gramofoonpl
g.30 Schlagermuziek. In de pauze: Lezing
7.15 Causerie. 7.35 Gramofoonplaten. 7.45
Causerie. 8.Orkest- en solistenconcert
8.45 Vaz Dias. 8.50 Radiotooneel. 9.30 Or
kestconeert. In de pauze: Causerie en van
10.3010 35 Vaz Dias. 11.12.Gramo-
foonmuziek.
Daventry, 1554 M. 10.35 Morgenwijding.
10.50 Tijdsein en berichten. 11.3011.50
17de Jaarlijksche vergadering van de Nat
Federation of Women's Institutes. 12.20
Gramofoonplaten. 1.20 Shcpherd's Bush Pa
viljoenorkest o.l.v. H. Fryer. 2.20 Voor de
scholen. 4.45 R. Tapponnier en zijn orkest.
5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50
Brahms' liederen door H. Heyner, bariton.
7.10 Fransche conversatie. 7.40 BBC-
Theaterorkest o.l.v. S. Robinson. 8.30 Inter
nationale Volksliederen door Engel Lund.
8.50 Lezing. 9.20 Brichten. 9.40 BBC-orkest
o.l.v. E. Clark m. m. v. A. Whittaker, hobo.
10.50 Voordracht. 10.5512.20 Lew Stone
en zijn band.
Pari/s Radio-Paris1724 M. 8.05 Gra
mofoonplaten, 12.20 Concert door het
Krettly-orkest. 7.40 Dito. 8.20 Cabaretpro
gramma. 9.05 Symphonieconcert o.l v. Bigot.
Kalundborg, 1153 M. 12.20—2.20 Con
cert uit Bellevue-Strandhotel. 3.505.20
Concert uit rest. „Wivex". 8.20 Duitsche
volksliederen van Brahms door Margrit
Franke. 8.40 „Rose Bernd" spel van G.
Hauptmann. 10.4011.10 Mandoline- en
guitaarconcert o.l.v. Larsen.
Langenberg, 473 M. 7.30 Gramofoonpl
12.20 Concert o.l.v. List, m. ra. v. Bogener
en cello. 1.20 Concert o.l.v. Wolf. 2.50 Gra
mofoonplaten. 4.50 Concert o.l.v. Eysoldt.
7.20 „Abu Hassan", opera van Weber. Mi
cro foonbew. en regie: Anheisser. Leiding:
Kühn. 8.25 Weragorkest o.l.v. Kühn. 9.20
Radiotooneel.
Rorw, 441 M. 9.05 „Bacco in Toscana"
ojrette van Brogi. Leiding: Paoltti.
Brussel, 338 en 508 M. 338 M 12 20
Gramofoonplaten. 1.30 Omroepkleinorkes;
o.l.v. Leemans. 5.20 Symphonieconcert o 1 v
Meulemans. 6.50 Gramofoonplaten 8 20
Omroeporkest o.l.v. Walpot. 9.20 Radiotoo
neel. 9.35 Symphonieconcert o.l.v. Meule
mans m. m. v. bas-bariton. 10.30 Gramo
foonplaten. 508 M.: 12 20 Omroepklein-
orkest o.l.v. Leemans. 1.30 Gramofoonplaten
5.20 Omroeporkest o.l.v. André. 6.35 Zang
voordracht. 6.50 Omroepkleinorkest o.l.v
Leemans. 8.20 Symphoniconcert o.l.v. Meu
lemans. 9.20 Omroeporkst o.l.v. André m. m
v. zangsoliste. 10.30 Gramofoonmuziek.
Zeesen, 1635 M. 8.30 Dansmuziek uit Ber
lijn m. m. v. Omroeporkst en Oscar Joost's
orkest. 9.05 Lezing. 9.30 Concert uit
„Schlüterhof" door het Philh. orkest o.l.v. E
Kleiber. 10.20 en 11.05 Berichten. 11.20—
12.20 Concert uit Hannover o.l.v. O. E. von
Sosen.
try 1050—11.50, Midi. Reg. 12.20—14 30,
Lond. Reg. 14.3015.20, Daventry 16.45—
24.—.
Pjn ™La!ï?enber£ 10.3017.20, War
schau 17.20—24.—.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Dinsdag.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Lond. Reg. 10.35—1050, Daven
Geautoriseerde vertaling
naar 'tEngelsch van Molly Thynne,
door A. W. v. E.v. R.
8,
„U woont hier zeker alleen?" vroeg hij.
Leslie knikte.
„Mrs. Grey, de vrouw van den vrachtrij
der, doet voor mij het huishouden. Zij komt
's morgens en gaat om ongeveer twee
weg".
„Zoodat het huis verlaten is als u
bent?"
„Absoluut, behalve als Grey in de buurt
is. Hij was vanavond naar het station ge
gaan om een vrachtje te halen en kwam niet
voor ongeveer negen uur terug. Gunnet was
hier toen
„Kan iemand gemakkelijk binnen komen
„Heel gemakkelijk. Er valt hier niets
•telen. Alleen nu en dan, als er geld in huis
is, doe ik de voordeur op slot.
De sergeant wilde weer iets zeggen, toen
Leslie hem voorkwam.
„Daar herinner ik me juist iets. Ik vergat
het tot nu toe. De deur stond wagenwijd
ppen, toen ik thuiskwam. Dat is nooit eerder
gsbewd»
uur
uit
In bijlage no. 60 hebben B. en W. het vol
gend rapport der commissie opgenomen,
waarna zij den Raad een prae-advies uit
brengen.
In uwe vergadering van 27 October 1932
werd een commissie, bestaande uit de heeren
A. Sietsma, H. van Drunen, S. J. A Keesom.
Mr. P. Langeveld en J. Ringers, benoemd tot
het instellen van een onderzoek der zaak van
het veranderen van den gedenksteen in de
gasfabriek.
De commissie, als wier voorzitter de heer
A. Sietsma ingevolge artikel 34 van het Re
glement van orde voor de vergaderingen van
den Raad der gemeente Alkmaar (gemeente
blad nr. 1235) optrad, vergaderde in het ge
heel negenmaal. Zij nam inzage van alle
stukken, die op het ontwerpen en den bouw
van de gasfabriek aan den Helderscheweg
betrekking hebben, hoorde verschillende per
sonen, die op eenigerlei wijze bij de voorbe
reiding van de plannen en den bouw der gas
fabriek betrokken zijn geweest, o.m. de beide
oud-directeuren, de heeren Ir. W. K. M. de
Kat en Ir. A. M. van Deventer, een lid van
de commissie van bijstand voor de gasfa
briek in de jaren 19131917, opzichters en
teekenaars, die werkzaam zijn geweest bij
het ontwerpen en bouwen der nieuwe gasfa
briek en een enkelen ambtenaar en oud
ambtenaar van de lichtbedrijven.
Om zich een juist denkbeeld te vormen,
wat verstaan moet worden onder het ont
werpen van een gasfabriek en het bouwen
van een gasfabriek, stelde de commissie een
enquête in bij directeuren van gasfabrieken
en daarmede op een lijn te stellen deskundi
gen, prof. ir. Chr. K. Visser, hoogleeraar
aan de Technische Hoogeschool te Delft, de
Gas-Stichting, den B. N. A. en het Koninklijk
Instituut voor Ingenieurs. De ingekomen ant
woorden worden bij dit rapport overgelegd.
De commissie nam het antwoord van het
Bestuur van het Koninklijk Instituut van In
genieurs als zijnde het meest uitvoerige
en zakelijk gestelde relaas van de verschil
lende hoofdperioden, waarin het ontwerpen
en de bouw van een gasfabriek kan worden
onderscheiden als maatstaf. Na de over
gelegde stukken en de verschillende feiten
bij het hooren der verschillende personen
naar voren gekomen, aan het schema van het
Koninklijk Instituut van Ingenieurs te heb
ben gètoetst, kwam de commissie tot de slot
som, dat inderdaad ook de heer De Kat een
werkzaam aandeel heeft gehad in het ontwer
pen der gasfabriek aan den Helderscheweg.
De heeren De Kat en Van Deventer zijn,
nadat zij reeds op 21 November 1932 afzon
derlijk door de commissie waren gehoord,
nogmaals door de commissie in hare verga
dering van 23 Maart j.1. verschenen tot het
geven van inlichtingen, thans in tegenwoor
digheid van den secretaris van het Koninklijk
Instituut van Ingenieurs, den heer ir. Wou
ter Cool, die zich tevoren bereid had ver
klaard de commissie zonder eenige verplich
ting harerzijds van advies te dienen.
In deze vergadering kwamen zoowel de
heeren De Kat en Van Deventer, als de com
missie tot de conclusie, dat het bezwaar, dat
de heer De Kat tegen den oorspronkelijken
tekst had, wel gegrond was, zoodat inder
daad een verandering daarvan gewenscht
moest worden geacht.
De verandering, door B. en W. aange
bracht, kon echter niet de goedkeuring der
commissie wegdragen, omdat de heer Var.
Deventer een groot aandeel in het ontwer
pen der fabriek heeft gehad en door het weg
nemen der woorden „ontworpen en" naar de
meening der commissie de waardeering, die
het personeel, door de aanbieding van den
steen aan den heer Van Deventer, heeft wil
len uitdrukken, op een belangrijke wijze is
verkleind niet alleen, maar ook de verhou
ding van het aandeel van de werkzaamheden
van den heer Van Deventer tot die van den
n'e* >uist wordt weergegeven.
De commissie betreurt in verband hier
mede, dat B. en W. van te voren geen over
leg hebben gepleegd met het personeel, en is
van oordeel, dat een bespreking met de hee
ren De Kaf en Van Deventer ongetwijfeld tot
een bevredigend resultaat zou hebben geleid,
waardoor de uit de beslissing van B. en W.
voortgevloeide onaangenaamheden, voorko
men hadden kunnen worden.
Na ernstige overweging, getoetst aan de J
desbetreffende adviezen der aangehaalde
deskundigen is de commissie tot de conclusie
gekomen, dat het aandeel, dat ir. v. Deventer
in het ontwerpen en den bouw van de gas
fabriek heeft gehad, het best wordt weerge
geven door de inscriptie, welke de directeur
der gemeentegasfabrieken te Amsterdam, de
heer Ir. M. van der Horst, destijds de com
missie in zijn brief van 16 December 1932
aan de hand deed.
De inscriptie op den gedenksteen zou der
halve naar het oordeel der commissie aldus
behooren te luiden:
„Ter herinnering aan den bouwmeester
der gasfabriek Ir. A M. Van Deventer c.i.,
Directeur der gemeentelichtbedrijven van
Alkmaar van 1 October 1915 tot 1 Februari
1931 heeft het personeel dezen gedenksteen
aangebracht".
De commissie stelt uwe vergadering mits
dien voor, nadat daarover het gevoelen van
het personeel der gasfabriek is gevraagd,
voor rekening der gemeente den steen met
den gewijzigden tekst weg te nemen en te
vervangen door een anderen steen, voorzien
van de inscriptie overeenkomstig het voor
stel van Ir. M. van der Horst
De Commissie,
get. SIETSMA, Voorzitter; get. H. van
DRUNEN, get. S. J. A. KEESOM, get. P.
LANGEVELD, get. J. RINGERS, leden.
Bovenstaand rapport met voorstel werd
in uwe vergadering van 13 April j.1. in onze
handen gesteld om advies.
Naar aanleiding daarvan merken wij het
volgende op.
Uit het rapport blijkt, dat de commissie
met ons van oordeel is, dat de oorspronke
lijke tekst van den gedenksteen onjuist was.
Dit is, naar de commissie constateert, thans
ook doör den heer Ir. van Deventer erkend.
De gedachtenwisseling over deze aangele
genheid wordt daardoor zeer vereenvoudigd,
omdat thans alleen de vraag ter sprake kan
komen, of de fout op de juiste wijze is her
steld.
De commissie is van oordeel, dat deze
vraag ontkennend moet worden beantwoord.
Zij knoopt daaraan de opmerking vast, dat
een bespreking met de heeren De Kat en
Van Deventer ongetwijfeld tot een bevredi
gend resultaat zou hebben geleid, waardoor
de uit onze beslissing voortgevloeide onaan
genaamheden voorkomen hadden kunnen
worden.
Wij meenen goed te doen, in verband hier
mede de algemeene opmerking te maken, dat
het voor de beoordeeling van een aangele
genheid als deze groot verschil uitmaakt,
welk stadium van de zaak men te beoordee-
len krijgt. Men zal eerst dan een billijk oor
deel kunnen uitspreken, als men de omstan
digheden in aanmerking neemt zooals die
waren op het oogenblik, waarop de beslis
sing moest worden genomen Wij veroorloven
ons, dit aan de hand van het rapport der
commissie met een voorbeeld te illustreeren.
De commissie komt tot de slotsom, dat, na
overleg met het personeel (bedoeld zal zijn:
na verkregen toestemming van het perso
neel) de steen moet worden verwijderd en
vervangen door een anderen steen met ander
opschrift. Men herinnere zich nu de brieven,
die wij, toen de heer De Kat zich bij ons be
klaagde, aan den heer Van Deventer hebben
geschreven en de wijze, waarop de heer Van
Deventer, die de bewering, dat het opschrift
van den steen onjuist zou zijn, met groote
kracht bestreed, daarop heeft gereageerd.
Zou men zich nu inderdaad als een mogelijk
heid kunnen indenken, dat, zoolang nog geen
beslissing was genomen, de heer Van Deven
ter zou te vinden zijn geweest voor vervan
ging van den steen, die naar zijn meening
juist weergaf wat de bedoeling was? Zou
het personeel in dat stadium, wetende, wat
de opvatting van den heer Van Deventer
was, tot een vervanging zijn toestemming
hebben gegeven? Zou de heer De Kat in dat
stadium hebben toegestemd in een oplossing
als thans door de commissie wordt voorge-l
steld?
Het zijn vragen, die men toch billijkerwijs
zal moeten stellen, wil men tot een objectief
oordeel komen. Wij voor ons zijn overtuigd,
dat op af deze vragen een ontkennend ant
woord past. En wannier de commissie stelt,
dat al deze onaangenaamheden hadden kun
nen worden voorkomen door een bespreking
met de heeren De Kat en Van Deventer, dan
laat zij zich naar ons voorkomt te veel be-
invloeden door de omstandigheden zooals die
waren in het tweede stadium, n.1. toen onze
beslissing eenmaal was genomen en uitge
voerd. Eerst in dit tweede stadium bleek de
heer van Deventer bereid, de onjuistheid van
het oorspronkelijke opschrift toe te geven,
nadat wij hem, alvorens een beslissing te ne
men, tot tweemaal toe in een uitvoerigen
brief hadden doen blijken, hoe gaarne wij
met hem zouden samenwerken om in der
minne tot een oplossing te geraken. Tot
„Ze was niet op slot, toen u uitging?"
„Neen, maar de klink zat er op. Die doe ik
altijd dicht, en het is een goede klink ook"
„Was u den heelen middag en avond in de
buurt van het erf, mr. Leslie?"
Tot dusverre was de ondervraging, behal
ve wat den agent met zijn ijverig potlood be
trof, min of meer vriendschappelijk en infor
meel geweest. Nu was er een officieele klank
in de stem van den sergeant, die maakte, dat
Leslie zijn antwoord zorgvuldig overwook.
„Ik ging vanmiddags omstreeks vier uur
uit, en kwam niet terug voor even over ach
ten."
„Was u al dien tijd niet dicht genoeg in de
buurt om een schot te kunnen hooren? Dit is
namelijk door een schot gebeurd."
Leslie schudde het hoofd.
„Ik maakte een verre wandeling naar bui
ten. Behalve even na vieren of iets voor ach
ten had ik niets kunnen hooren."
„Een ongewone tijd voor een wandeling,
mr. Leslie!"
Uit de stem van den sergeant viel niets op
te maken, maar toch voelde Leslie, dat hij
een kleur kreeg.
„Ik had het te druk om eerder te gaan, en
ik had behoefte aan lichamelijke inspanning"
zei hij kortaf.
„Kunt u rekenschap geven van uw tijd?
Ik moet u verzoeken goed over uw antwoorc
na te denken
Leslie viel hem in de rede. Zijn zenuwen
hadden al heel wat geleden onder de rtebeur-
tweemaal toe hebben wij hem dus gelegen
heid gegeven, hetzelfde te zeggen, wat hij
thans aan de commissie heeft gezegd, blijk
baar onder den indruk van het feit, dat de
groote meerderheid der deskundigen zijn
aanvankelijke meening niet deelde en met ons
van meening was, dat het opschrift inder
daad onjuist was.
Ons kan alleen het verwijt treffen, dat wij
niet ook, evenals de commissie thans, een
groot aantal deskundige adviezen hebben in
gewonnen, alvorens tot wijziging van den
steen over te gaan. Wij moeten dit verwijt
aanvaarden, al moeten wij daarbij de opmer
king maken, in de eerste plaats, dat het be
sturen eener gemeente wel zeer omslachtig
zou worden, wanneer geen kwestie van eenig
belang tot oplossing zou kunnen worden ge
bracht zonder het inwinnen van adviezen
van talrijke deskundigen; in de tweede
plaats, dat het ons tot voldoening stemt, dat,
zoo wij deze adviezen hadden gevraagd, ons
oordeel over den oorspronkelijken tekst het
zelfde zou zijn geworden, wat het zonder die
adviezen was.
En daarin school het ook door ons be
treurde verschil met den heer Van Deventer.
Thans de vraag, of de door de commissie
voorgestelde oplossing de juiste is.
Het merkwaardige is, dat de commissie
zich over die oplossing opzich zelf niet uit
spreekt. Zij volstaat met te constateeren, dat
de heeren Van Deventer en De Kat zich
thans beiden met deze inscriptie en met de
vervanging van den steen door een nieuwen
hebben vereenigd. Dit blijkt uit een voor
Uwe vergadering ter inzage gelegde brief
wisseling, die wij met de commissie na het
uitbrengen van haar rapport hebben ge
voerd. In verband n.1. met het verzet, dat
gerezen was tegen onze beslissing, die
slechts strekte tot wijziging van het op
schrift, bevreemdde ons eenigszins het zoo
veel verder gaande voorstel van de commis
sie, die algeheele vervanging van den steen
wil. Wij vroegen ons af, hoe de reactie zou
zijn geweest, wanneer wij reeds onmiddellijk
in den geest der commissie zouden hebben
gehandeld en den thans door alle betrokke
nen onjuist geachte inscriptie op zoo radi
cale wijze hadden doen verdwijnen. Naar
onze meening zou tot een verwijdering van
den steen eerst aanleiding zijn als het nieu
we opschrift zich duidelijk onderscheidde
van wat thans op den steen vermeld is en in
dat onderscheid duidelijk zou uitkomen wat
in het bestaande opschrift ontbreekt. De
woorden „bouwmeester der gasfabriek" zou
den, meenden wij, in wezen niets anders tot
uitdrukking brengen dan wat de steen thans
vermeldt, n.1. dat de fabriek is gebouwd
door Ir. Van Deventer. (Dat is het nieuwe
opschrift wordt gesproken van het aanbren
gen van den steen door het personeel, wat
niet tot uitdrukking kwam in het vroegere
opschrift, kan slechts van secundaire betee-
kenis zijn, omdat het personeel daarop zelf
blijkbaar destijds geen prijs heeft gesteld)
Wij vroegen daarom aan de commisie, of
zij wel verschil in feitelijk beteekenis aan
wezig acht en, indien ja, of dit verschil in
derdaad een zoo radicalen maatregel wet
tigt als zij voorstelt.
De commissie onthoudt zich van een ant
woord op die vraag. Zij beroept zich erop,
dat het hier geldt een compromis tusschen
de heeren De Kat en Van Deventer. Nu bei
den zich met het nieuwe opschrift konden
vereenigen, was, naar zij meende, het doel
bereikt.
Ook wij hechten, gelijk vanzelf spreekt,
groote beteekenis aan de thans bereikte be
vrediging. Maar wij zouden op het voor
name punt, waarover wij nadere inlichting
vroegen, gaarne een gemotiveerde uitspraak
der commissie hebben gezien, omdat wij er
uiteraard prijs op stellen, ons oordeel te
toetsen aan dat der commissie, die van deze
aangelegenheid een uitgebreide studie heeft
gemaakt. Wij blijven hierover thans in het
onzekere en kunnen dus niet beoordeelen, in
welk opzicht de door ons gegeven oplossing
in wezen onjuist is. Blijkbaar beteekenen de
woorden „bouwmeester der gasfabriek" niet
tevens, dat daarin ook het ontwerpen geheel
begrepen-is; immers ware dit wèl het geval,
dan zou de heer De Kat zich daarmede niet
hebben vereenigd en het zou eveneens niet
strooken met het laatstelijk door den heer
Van Deventer ingenomen standpunt. In hoe
ver het dan wèl meer ze;ri dan de vermel
ding van den bouw op den door het perso
neel aangeboden steen, ware belangwekkend
geweest te hooren.
Wij zouden, nu de commissie daarover
niet wenscht te spreken, geen enkele aanlei
ding hebben, onze oplossing prijs te geven,
ware het niet, dat ook wij er toe willen mede
werken, een andere oplossing te kiezen, wan
neer die meer bevrediging geeft, in het
bijzonder bij de onmiddellijk erbij betrokken
partijen. Het is om deze reden, dat wij U in
overweging geven, het voorstel der commis
sie aan te nemen, met deze wijziging
nochtans, dat in plaats van „nadat daarover
het gevoelen van het personeel der gas
M "f
teniscen van dien avond, en de manier van
doen van den man begon hem te vervelen.
„Hemel, man, je wilt toch niet zeggen, dat
alles, wat ik zeg tegen mij gebruikt kan wor
den? Wat ik kan vertellen, is tot je dienst,
maar het is niet veel. Ik v<ad deze dame nooit
van mijn leven eerder gezien, toen ik om acht
uur thans kwam en haar hier in mijn kamer
vond. Ik heb er geen flauw idee van hoe zij
hier kwam. Je denkt toch zeker niet, dat ik
haar vermoord heb?"
Maar de sergeant verkoos zich daar niet
over uit te laten.
„Hoe het zij, wij wenschen te weten waar
u gedurende den avond was en of u in dien
tijd iemand gesproken hebt, die dat waar
kan maken".
„Hoe had ik iemand kunnen spreken? Ik
zei u toch, oat ik een lange wandeling naar
buiten heb gemaakt! Ik geloof niet, dat ik
een sterveling ontmoet heb, en zeker niet
iemand, die mij kende".
„Vier uur is heel lang! Wandelde u al dien
tijd?
Leslie sprak kortaf. Hij was vermoeid, -n
de heele zaak beggon op zijn zenuwen te
werken.
,Als dat alles is. wat u mijn kunt vertellen
mr. Leslie, zal ik hier eens rondkijken. Als u
zoolang in 'n andere kamer wilt gaan
Leslie opende den mond, alsof hij iets wil
de zeggen, doch blijkbaar bedacht hij zich.
„U kunt sui in teuten wiém, afe u
na en
te
mij noodig hebt", stemde hij toe, terwijl hij
de kamer uitging. „Er staat koffie op de
kachel, als iemand er soms trek in heeft".
De sergeant keek hem nadenkend
liep toen naar de deur.
„U zult me verplichten het huis niet
verlaten", riep hij hem na.
Leslie verloor zijn geduld.
„Beste man. ik zal heusch niet wegloo-
pen", barstte hij uit.
In de kleine keuken viel hij in een stoel bij
de kachel neer en streek zien met de vingers
door het haar. Hij was ontzettend moe, zelfs
te moe, om behoorlijk te kunnen denken, en
het begon tot hem door te dringen, dat hij in
een neteliger positie was, dan hij wel ge
dacht had. Het was dwaas van hem geweest
zijn geduld te verliezen. Het was dien man
tenslotte niet kwalijk te nemen, dat hij wat
achterdochtig was.
Zwaar zuchtend liet hij het hoofd in de
handen zinken en trachtte zijn toestand katm
te overdenken. Maar de gedachten dwarrel
den ongeregeld in een kringetje door zijn
vermoeid brein, en eindelijk gaf hij het in
wanhoop op en richtte zich op. Als de poli
tie maar wat voort wilde maken en de zaak
beëindigen!
Hij reikte naar den koffiepot en schonk
zich een groote. sterke kop koffie in.
„Verduiveld!" riep hij uit den grond van
zijn hart. „o verduiveld!"
Intusschen ging de sergeant voort met zijn
onderzoek- Met behqjp yan .Gunnet en den
WRIGIEY'S
KAUWGOM
IN DE MONO
IS LEKKER EN
GEZONDI
VIER STUKS
KR PAKJE
fabriek is gevraagd" worde gelezen „nadat
het personeel der gasfabriek zich in meer
derheid daarmede zal hebben vereenigd".
De door de heeren Ringers ca. in de ver
gadering van 27 October 1932 ingediende
motie zou, naar ons voorkomt, wanneer
Uwe vergadering zich met het voorstel der
commissie vereenigt, moeten worden verwor
pen, aangezien die motie constateert, dat er
geen reden was om de woorden „ontworpen
en" van den gedenksteen te doen verwijde
ren. Nu de commissie tot een tegenoverge.
stelde conclusie is gekomen, is deze moti«
met haar voorstel niet vereenigbaar.
(Het blijkt steeds meer hoe alwetend het
tegenwoordige college van B. en W. mag
worden genoemd. Immers, waar de be
trokken commissie het noodig oordeelde
verschillende deskundigen te hooren, waren
B. en W. destijds dadelijk met de oplossing
van het vraagstuk gereed. En wanneer men
nu in deze bijlage leest „dat de groote meer
derheid der deskundigen de aanvankelijke
meening van den heer Van Deventer niet
deelde en met B. en W. van meening was,
dat het opschrift inderdaad onjuist was,"
dan is dit niet alleen 'n demonstratie van al
wetendheid doordat men 't voorstelt alsof de
deskundigen zich na rijp beraad met de da
delijk door B. en W. gevonden oplossing heb
ben vereenigd, maar het is ook een opzette
lijk onjuiste voorstelling van zaken omdat de
eindconclusie der commissie een geheel ande
re dan die van B. en W. is geweest
Ten slotte komt het hierop neer, dat in de
laatst gehouden commissievergadering de
heer Ir. Wouter Cool, secretaris van het Ko
ninklijk Instituut van ingenieurs, een beroep
op de collegialiteit der betrokken partijen ge
daan heeft en dat ook de heer Van Deventer,
om tot een voor alle partijen aannemelijk
resultaat te kunnen komen, zich ten slotte
vereenigd heeft met een voorstel van Ir.
Van der Horst, om op den gedenksteen te
vermelden, dat Ir. van Deventer de bouw
meester der gasfabriek is geweest. Wij ge-
looven, dat buiten B. en W. waar bleef
n u hun alwetendheid? iedereen wel zal
begrijpen, dat er een groot verschil is tus
schen de verklaring, dat men iets gebouwd
heeft of dat men de bouwmeester geweest is.
Er zijn heel wat aannemers, die een monu
mentaal werk bouwden zonder dat zij daar
van de eigenlijke bouwmeesters zijn geweest.
Dat de comm. er niet op ingaat de nieuwsgie
righeid van B. en W. te bevredigen voor hoe
veel procent het woord „bouwmeester" ook
het begrip „ontwerper" inhoudt, kunnen wij
niets anders dan verstandig noemen. Derge
lijke vragen kunnen slechts de thans met
moeite verkregen bevrediging van alle be
trokken partijen weer verstoren.
Ten slotte treft ons in de beschouwing van
B. en W. nog een voornaam punt, namelijk
de groote zorg welke zij blijken te hebben of
het personeel van de gasfabriek wel met de
door de commissie bereikte oplossing accoord
zal kunnen gaan. Juist B. en W., die dat
personeel bij de willekeurige verandering
van den steen volkomen genegeerd hebben,
toonen zich nu uiterst bezorgd of het perso
neel zich wel met de thans voorgestelde op
lossing zal kunnen vereenigen en zij stellen
dan ook voor, niet alleen het gevoelen van
dat personeel te vragen, maar vast te stellen,
dat het zich in meerderheid met de oplossing
moet kunnen vereenigen.
Wij gelooven al vinden wij dit gewij
zigde voorstel onnoodig dat de commis
sieleden daartegen geen bezwaar zullen ma
ken, wanneer vanzelfsprekend vaststaat, dat
deze groep gemeentepersoneel zonder eenige
pressie noch van B. en W., noch van ae
zijde der directie in volle vrijheid zal
kunnen beslissen.
Wij voor ons zijn er van overtuigd, dat het
personeel, dat dit huldeblijk heeft geschon
ken niets liever zal willen, dan dat de man
te wiens eere deze gedenksteen werd aange
bracht, zich ook met de inscriptie daarop zal
kunnen vereenigen. Er is geen enkele reden
waarom het personeel zich met de thans door
allen aanvaarde oplossing niet accoord zou
kunnen verklaren.
Red. Alkm. Crt.)
man, dien hij had megenomen, tilde hij het
lijk van de tafel en legde het op den grond.
Toen het hoofd achterover tegen zijn schou
der viel, uitte Gunnet een kreet.
„Zij is het, van miss Alen! Haar zuster,
geloof ik, dat zij is! Ik zag haar vanmorgen
in het dorp!"
„Miss Allen van Greycross?"
„Juist. Die woont hier zoowat vijf iaar. Ik
hoorde hier of daar vertellen, dat zij haar
zuster verwachtte, en die kwam gisteren.
Een mevrouw Zus of Zoo is zij. Mijn vrouw
zal het wel weten. Die heeft een zeldzaam
talent om nieuwtjes op te pikken."
De sergeant onderzocht de wond, die on
der het zware blonde haai verborgen lag.
„Het is ongetwijfeld een kogel wond en van
heel dichtbij afeschoten. Is er ergens een
wapen?"
Maar er was geen spoor te bekennen van
het wapen, waarmee de ongelukkige vrouw
was gedood.
iWordJ yetxojjs:^