Een grootsche inzet.
De feesten in de Schermeer.
Reeds vroeg maakten honderden zich op
naar het feestterrein.
Begunstigd door prachtig zomerweer,
werd Schermeers derde eeuwfeest he
den plechtig ingeluid door bet gebeier
van de klokken van Schermeer s kerk
torens. Talrijke scharen, waaronder
ook vele niet-inwoners, hadden zich ter
kerke begeven om in wijdings-bijeen-
komsten, evenals dit in vorige eeuwen
geschied was, het groote scheppings
werk onzer vaderen te gedenken. In de
kerk te Stompetoren, waar vóór iuu
jaar Ds. L. C. van der Meulen de schare
een stichtelijk woord had toegesproken,
was het thans Ds. J. Heep, Ned. Her
vormd predikant te Stompetoren, die
deze taak vervulde. De kerk was met
groen en bloemen versierd en alvorens
de prediker het woord tot de aanwezi
gen richtte, speelde de oreanist op het
kerkorgel eenige gewijde liederen, ter
wijl de zangvereeniging, onder leiding
van den heer Saai, liederen van Bach
liet hooren.
Ds. Heep had tot tekstwoord geko
zen Spreuken 22, vers 28: „Zet de oude
palen niet terug, die Uwe vaderen ge
maakt hebben".
Spreker noemde het een loffelijke ge
woonte, om bij godsdienst-samenkom
sten een bijbelwoord tot uitgangspunt te
nemen. Het gehoor besrrijpt daardoor
gemakkelijker, waarvoor aandacht ge
vraagd wordt, terwijl de spreker daar
door weet, waar hij tenslotte zal landen
Biddagen bij overvloedigen regen of
bij buitengewone hitte, zelfs bid- en
dankdagen voor een overvloedigen
oogst, zijn hier, zoo vervolgde hij, in
deze omgeving de laatste eeuw wel niet
gehouden. Daarvoor was men ook thans
niet bijeen. Doel van deze godsdienst
bijeenkomst was, aan de feestdagen een
zekere wijding te geven, door tezamen
te getuigen van en onze bewondering
uit te spreken voor de groote mannen
die 300 jaar geleden, de wateren en
moerassen in deze provincie, herschapen
hebben in vruchtbare landouwen, alzoo
woning en voedsel gevende aan een nij
vere bevolking.
Wij vieren, zoo vervolgde de spreker,
straks feest, om uiting te geven aan
onze bewondering voor den moed en de
volharding onzer voorouders en voor
hun geloof in een betere toekomst. Een
volk, tot een nationaal feest onmachtig
is der ontbinding nabij en een natie, die
haar geschiedenis niet kan of durft ver
halen, heeft haar eigen bestaan vernie
tigd. De wereldgeschiedenis is het we
reldgericht.
En onze geschiedenis leert, dat 300
jaar geleden Hollandsche trouw, eerlijk
heid en werkzaamheid spreekwoordelijk
zijn geworden onder alle hemelstreken
Zetten wij daarom die oude palen niet
terug, die onze vaderen gemaakt heb
ben. Zij deden dit in den tijd van op
stand tegen den Koning van Spanje.
Om in den 80-jarigen oorlog nog den
moed te bezitten tot groote dingen, tot
zegen voor het nageslacht, daarvoor is
noodig een geloof en vertrouwen, zooals
wij ons dat nauwelijks kunnen voor
stellen. Bij al hunne fouten was dit hun
wezenlijke grootte, dat zij door trouw
en eerlijkheid hebben uitgemunt. Ge-
lo„; en vertrouwen in de recl tvardig-
heid van Hem, die het recht beschermt,
geloof, dat boven natuurmacht een hoo-
gere, zedelijk leiding staat, was de on
dergrond van hun leven. DU deed hen
pal staan en volharden in de moeilijkste
omstandigheden.
Ook al werden de wolken steeds don
kerder, toch behielden zij de vaste over
tuiging, dat geen blind noodlot, geen
toeval de wereld regeert, maar dat een
eeuwige, heilige wil der Almacht over
de lotgevallen van menschen en volke
ren zweeft en beslist. In die kracht
durfden zij elk stout stuk bestaan.
Ik worstel en kom boven (Luctor et
emergol zoo luidt het devies der Zeeu
wen. Een leeuw, de woede der baren
te machtig, dat was hun schild, want zij
toonden en hadden getoond, dat, wie zóó
gelooft, sterk en moedig is als een
leeuw. En wanneer zij verlaten stonden
onder de volkeren en afgewezen werden
door de vorsten, dan vlogen zij tot den
strijd, omdat zij vast geloofden aan het
Verbond, met den Potentaat der poten
taten gesloten.
Onze Schermeer, zoo vervolgde de
spreker, is in moeilijke tijden, onder
veel tegenwerking en met groote opoffe
ringen, droog gemaakt. Wij brengen
gaarne hulde aan wat groot en lofwaar
dig is, omdat wij de prikkel tot bewon
deren niet kunnen missen. Reeds de
groote Engelsche geschiedschrijver Car-
lyle zeide: „Een meer verheven gevoel
bestaat er niet dan dat der bewonde
ring".
In dat woord ligt een diepe waarheid.
Wij kunnen niet buiten bewondering.
Wie zich niet vrijwillig buigt voor wat
mooi en hoog is, wordt zijns 0i danks
gedrongen om te verheerlijken wat laag
is. De Christelijke wereld is op bewon
dering gebouwd.
Dikwerf is er in ons leven strijd tus-
schen liefde en wijsheid. Wat het hart
beveelt, wordt maar al te vaak door het
verstand uitgewischt en wat de wijsheid
wil, wordt eveneens door de inspraak
van het gemoed weer licht te niet ge
daan.
In de worsteling om den voorrang
tusschen wijsheid en liefde vond ik een
weerspiegeling op de eerste samenkomst
van de bewoners der Schermeer. waar
gesproken werd en beslist zou worden
over onze al of niet feestviering.
De ouderen, de bestuurders van onzen
polder, bij wie zich de wijsheid reeds
lang met de liefde had gepaard, oordeel
den: „Het is geen tijd voor feestviering
De jongeren, in stemmental de groote
meerderheid der aanwezigen, begrepen
en waardeerden hunne uitspraak, maar
het bloed vloeide bij hen sneller door
de aderen en nog vol vertrouwen en ge
loof in een betere toekomst zij gaven
hunne liefde en belangstelling voor het
werk onzer voorvaderen zonder zwich
ten en onbetwistbaar verlangden een
eenvoudige, doch waardige feestviering
en tenslotte vereenigden allen zich met
het door den voorzitter uitgesproken
woord: „Eendracht maakt macht".
Dit was mogelijk, omdat ook bij de
ouderen stellig een liefde en belangstel
ling en eerbied voor het verleden aan
wezig was, zóó groot en goed, als die
van de jongeren maar wezen kon. De
jongeren hadden zóó gesproken, omdat
zij wisten, te mogen hopen en vertrou
wen op den steun en medewerking der
ouderen, welke onmisbaar zoude blijken
te zijn en dankbaar zou worden aan
vaard.
Feestvieren dusl
Er is nog hoop en vertrouwen. Het
machtige Romeinsche rijk is niet ver
nield door enkele benden Gothen en
Longobarden (ook al willen de ijdelheid
van Duitsche hoogleeraren en de decre
ten van Hitier deze benden herschenpen
in volksverhuizingen die nooit hebben
bestaan) Rome is gedood, omdat het had
opgehouden aan zichzelf te gelooven.
Voor eiken mensch, voor iedere natie,
die iets meer wil leiden dan een plan
tenleven, is geloof in de toekomst het
alles-omvattende. Het sluit in zich ge
loof in de menschheid en geloof in de
Goddelijke .kracht, die de menschheid
bezielt en voorwaarts drijft. Het onder
stelt liefde en eerbied voor het verleden,
waarin het hedep opgesloten ligt. Het is
een prikkel tot onvermoeide werkzaam
heid. Toch is het niet te doen om het
eeuwig voortbestaan van eenig volk.
Volkeren blijven leven zoolang zij iets
te doen en iets te zeggen hebben, zoo
lang zij blijven meewerken aan de
overwinning van de eeuwige beginselen
van waarheid en gerechtigheid.
De tijd, dien wij thans beleven, is
ernstig. Millioenen onzer medemen-
schen staat het water tot de borst, ja
zelfs tot de lippen. In het naburige en
weleer zoo machtige Duitschland, zelfs
in het rijke Amerika, is men bijna wan
hopig en radeloos, maar ook nabij, in
eigen provincie, is men meer dan moe
deloos. Men loopt reeds weg van z'n
akkers, vol van bijna waardelooze
oogsten en ook hier is of wordt voor
velen de toestand nijpend. Maar wan
neer wij de tanden op elkaar zetten, de
ruggen tegen elkander, en onze opge
wektheid en vertrouwen bewaren, dan
moeten en kunnen wij, .Goddank, nog
dankbaar zijn en feestvierende, het ge
loof in onszelf uitspreken en getuigen:
„Voorwaar wij het goed, geen strijd om
beuzelingen".
Moge het eeuwfeest worden zonder
eenige wanklank en tot aller tevre
denheid.
Van alle kerken, openbare gebouwen
en tal van particuliere woningen woei
hedenmorgen al vroeg de driekleur in
den heelen polder.
Om half elf stroomden reeds honder
den op het met vlaggen en wimpel ver
sierde feestterrein, waar om kwart voor
elf de ontvangst van het eere-comité en
verschillende autoriteiten plaats had.
Onder de aanwezigen merkten wij op de
burgemeesters van de aan den polder
grenzenden gemeenten, burgemeester en
twee wethouders der gemeente Alkmaar
en de Alkmaarsche gemeente-secretaris
benevens verschillende kamerleden.
De commissaris der koningin, Jhr. Mr.
Dr. A. Röell, arriveerde precies 11 uur
in gezelschap van den dijkgraaf, den
heer C. Kramer Glijnis. per auto en werd
bij het betreden van het terrein met
applaus begroet.
De opening.
De opening had plaats op het plankier
waar gedurende de drie feestdagen de
oud-Hollandsche Boerenbruiloft en het
operette-blijspel De Vrijstermarkt in 1696
of Tetjeroen te Schermerborn gespeeld
zal worden.
De tribune, plaats biedende voor 1500
bezoekers, was geheel me. belangstel
lenden bezet terwijl de microfoon met
behulp van luidsprekers er voor zorg
d-oeg, dat de redevoeringen ook door
hen die zich niet op dit gereserveerde
gedeelte bevonden, verstaan konden
worden.
In de R. K. Kerk aan de Zuidervaart
werd de plechtige Heilige Mis opgedra
gen door den deken A. Hollenbcrg uit
Purmerend, geassisteerd door pastoor
J van der Marck uit de Zuid-Schermer
en pastoor van Leipzig uit de Beemster.
Ook dit kerkgebouw was met bloemen
en planten versierd terwijl voor het
beeld van St. Michael een speciale ver
siering was aangebracht
De preek werd gehouden door pastoor
van der Marck met de tekst: St. Mici ael,
vorst der engelen, beschermt de scher
mer in tijdelijken en geestelijken nood.
De vroomheid van het voorgeslacht heeft
bij de drooglegging van de Schermeer
het nuttig gedacht, in het wapen op te
nemen St. Michael als de strijder Gods
Zij hebben daardoor uiting willen
geven, dat zij de bescherming willen in
roepen van een van Gods groote geesten
Vandaar, dat wij na 300 jaar zijn be
scherming op dit herdenkingsfeest in
roepen.
Ten eerste, om te komen uit den tijde
lijken nood, want van St. Michael is be
kend, dat hij bij Gods troon staat met
he* gouden wierookvat om de beden van
de heiligen in ontvangst te nemen. St
Michael zal zeker op dit oogenblik le
bede van de bewoners uit de Schermeer
in zijn wierookvat in ontvangst nemen
om ze aan God over te geven.
Ten tweede roepen wij St. Michaels be-
sc erming in in onzen geestelijken nood;
wij leven op dit oogenblik in verwar
rende tijden.
Lucifer, de tegenstrever van God
gaat ook rond om de menschen van
God te vervreemden en hen tot hoo-
vaardij te verleiden. Wij vragen St
Michael, die hellemacht te onderdruk
ken en de menschen te makm tot nede
rige dienaren van God. Wij hopen door te
gaan in de vrctome gezindheid der vade
ren en wenschen. dat St. Michael aan ons
geslacht de sterkte geve om als hun
trouwe voorvaderen hun leven in te
richten
Ook deze prediker eindigde met den
wensch, dat Schermeers derde eeuwfeest
in opgewekte eensgezindheid zal wor
den gevierd.
Een woord van den voorzitter
van het comité, den heer
P. Spaan.
Excellentie, Dames en Heeren,
Namens het comité tot herdenking
van het driehonderd-jarig bestaan van
onzen polder roep ik u allen een harte
lijk welkom toe. In het bijzonder doe ik
dit tot onzen Coipmissaris der Ko
ningin, jhr. mr. dr. A. Röell, die zoo
vriendelijk was het eere-voorzitterschap
te aanvaarden; tot prof. Schermerhorn
die zich aanstonds als oud-inwoner van
onzen polder bereid verklaarde een her
denkingsrede te houden; tot den deken
van Purmerend, pastoor Hollenberg, die
eveneens als oud-inwoner onmiddellijk
bereid was in het eere-comité zitting te
nemen.
Een hartelijk woord van welkom richt
ik ook tot burgemeester en wethouders
der gemeente Alkmaar, eveneens tot
den heer Ridderikhoff, die ons voor de
oud-Hollandsche bruiloft en de opvoe
ring van Tetjeroen tot zoo'n grooten
steun is geweest.
Het is mij voorts aangenaam een
woord van welkom te kunnen richten tot
den oudsten inwoner van onzen polder,
de wed. Klaas Spaan, afstammelinge uit
een geslacht dat zich 175 jaar geleden
in onzen polder vestigde, en Klaas Blan-
kendaal en onze goeie Hartland
Een bijzonder woord van dank breng
ik bij deze aan onze geëerbiedige Ko
ningin, die voor onze tentoonstelling
een groote zilveren medaille beschik
baar stelde. Dank breng ik voorts in
het algemeen aan allen, die eveneens
medailles schonken en ons op andere
wijze tot steun zijn geweest.
Aan B. en W. en den raad van Alk
maar voorts een bijzqnder woord van
dank voor de inwilliging van ons ver
zoek om 1000.in ons garantiefonds
toe te staan, welk verzoek met alge-
meene stemmen werd genomen onder
het motto „beter een goede buur dan
een verre vriend".
Excellentie,
Wij stellen het op hoogen prijs, niet
alleen het comité maar ook de geheele
bevolking van de Schermeer, c'.at het U
heeft mogen behagen om als voorzitter
in het eere-comité zitting te willen ne
men, en straks onze tentoonstellingen
en herdenkingsfeesten te willen openen.
Zoowel de tentoonstelling als de her
denkingsfeesten zijn omvangrijker ge
worden dan wij ons dit aanvankelijk
hadden voorgesteld. De spontane mede
werking die het comité algemeen heeft
mogen ondervinden, is daaraan niet
vreemd. Wij hopen dat Gij, als Gij straks
van hier gaat de beste indrukken zult
medenemen van hetgeen in onzen pol
der wordt voortgebracht.
Hooggeachte burgemeester van
Alkmaar,
Ook tegenover de herdenking van het
driehonderdjarig bestaan van onzen
polder heeft Alkmaar zijn oude traditie
van 1573 hooggehouden. Alkmaar ging
ook ditmaal voor in het steunen van ons
feest, en ook de gemeenten Oudorp,
Zuid- en Noord-Schermer, Graft en
Akersloot volgden naar draagkracht dit
mooie voorbeeld.
Ons polderbestuur meende aanvanke
lijk, met het oog op de tijdsomstandig
heden, dat voor feestelijkheden geen
gelden gevoteerd mochten worden. Wij
begrepen dit, doch stelden ons op het
standpunt, dat die tijdsomstandigheden
niet rechtvaardigden om het derde
eeuwfeest onopgemerkt voorbij te laten
gaan. De crisis wordt er niet zwaarder
of lichter door en het grootsche werk
onzer vaderen maakte het voor ons o. i
tot plicht het derde eeuwfeest te vieren.
Gelukkig werd dit tenslotte ook door het
polderbostuur ingezien en verkregen wij
ook de krachtige steun van dit lichaam.
Wij mogen Gods water niet over Gods
akker laten loopen, doch moeten ook in
deze moeilijke tijden onze energie too-
nen. In de hoop dat economisch de za
ken spoedig weer in goede banen zullen
?aan, geef ik thans de leiding aan onzen
dijkgraaf, den heer Kramer Glijnis, die
allereerst een herdenkingsrede zal
houden.
De Dijkgraaf spreekt
Mijnheer de Commissaris van de
Koningin, Dames en Heeren,
Het zij mij vergund een enkel woord
spreken ter gelegenheid van de
te
opening van het nu hierdoor aangebro
ken driedaagsche feest ter herdenking
van het driehonderdjarig bestaan van
onzen polder van onze Schermeer.
Het is dit jaar drie eeuwen her toen
de Schermeer door vérziende lieden be
dijkt werd, van dijken voorzien werd, en
eindelijk drooggemalen. Wij herdenken
den tijd, waarin door die oude regenten,
mannen met durf en ondernemingszin,
dit werk werd ondernomen, waarvan
wij thans de duidelijke vruchten pluk
ken. En wij herdenken daarmee tevens
de kundigheden van de uitvoerders van
weleer, die hun vernuft uiterst hebben
ingespannen om het bijna onmogelijke
te bereiken: te verkrijgen, dat een zóó
gevaarlijk diep water als het grijze
Schermeer indertijd was, tot land ge
maakt mocht worden. Ik behoef U in
dit verband slechts den naam van den
beroemden Leeghwater te noemen, de
ingenieur die in de werken van onzen
polder een werkzaam aandeel had, om
U duidelijk te maken wat hier in de
Schermeer gedaan moest worden aleer
men de resultaten, die wij thans
dagelijks voor oogen hebben, kon be
reiken.
Drie eeuwen zijn voorbijgegaan sedert
die grootsche onderneming tot een goed
einde werd gebracht, drie eeuwen, die
tijden van velerlei soort gekend hebben.
Daaronder waren perioden van armoe
de, b.v. in de 18e eeuw tengevolge van
een matelooze sterfte onder het vee door
de alom woedende veepest, waardoor de
lasten zoo hoog klommen, dat zij de
landpachten evenaarden. Daarnaast
heeft de Schermeer evenzeer haar vette
jaren doorgemaakt, die verblijdende tij
den van weelde van het product, waarin
uitstekende prijzen, opleving en grooten
voorspoed brachten.
Door gunst of ongunst van tijden heen
heeft de Schermeer niettemin inmiddels
steeds een naam vermogen op te hou
den, wij kunnen dit met trotse" verkla
ren: steeds heeft de Schermeer door die
drie eeuwen mede onder de eersten kun
nen gelden in de reeks van polders in
het Hollandsche land.
Wanneer wij hier dan ook bijeen zijn
onder de huidige omstandigheden, wan
neer wij hier samen zijn gekomen in tij
den van economische depressie als de
onze bij uitstek is, dan doen wij dit in
de eerste plaats niet om aan onze vreug
de uiting te geven over hetgeen wij
thans om ons zien geschieden of voor
onze oogen zien voltrekken, noch zelfs
omdat de tijden daartoe gereede aan
leiding zouden kunnen geven. Geenszins
is dat n.1. het geval, zeker zelfs ook niet
in dezen polder. Maar de reden van de
viering van dit feest, Mijnheer de Com
missaris, spruit voort 'uit anderen
hoofde.
De ingelanden van onzen polder
meenden hier in de eerste plaats een
herdenking te moeten vieren: zij ver
langen dat wij een poos lang erbij stil
zullen staan, dat de dag aangebroken is,
waarop de. polder, die ons allen lief is,
driehonderd jaren aaneen bestaan heeft
gehad en tot voedingsgrond heeft ge
strekt, tot bodem en woonplaats, tot
plek van lief en leed voor de ingezete
nen. Zij vragen ons aller aandacht en
medeleven in deze gebeurtenis, juist om
die redenen.
Het polderbestuur van de Schermeer
meende aanvankelijk deze gebeurtenis
weliswaar niet geheel onopgemerkt te
mogen laten passeeren, maar het toch
niet zoozeer tot een viering te mogen
laten komen. Toen evenwel jde drang
van de zijde van de inwoners eindelijk
zoo groot is geworden, dat vrijwel alge
meen een herdenking gewenscht werd
geacht, ja gevorderd werd, toen heeft
ons bestuur gemeend dat het gepast was
wanneer ook van zijn zijde binnen deze
beperking werd deelgenomen.
Waarom ook niet? In 1833 vierde de
Schermeer feest onder gunstige omstan-
dieheden met talrijke genoodigden: de
besturen van omliggende polders, afge
vaardigden van de naburige plaatsen en
wie niet al. De molens en de boerderijen
waren versierd met groen en bloemen
en de stemming was uitstekend. Onder
de meest gunstige weersgesteldheid (die
wij nu voor deze dagen ook van gan-
scher harte hopen) verliep het feest.
Gelijksoortig waren de gebeurtenissen
van het twee en een halve eeuwfeest van
voor vijftig jaren, waaraan een enkele
onzer de herinnering nog levendig
houdt.
En nu? Zijn wij dan eigenlijk thans
verkeerd in wezenlijk ongunstiger om
standigheden dan voor 100 of voor 50
jaren? Dit kan toch dunkt mij bezwaar
lijk worden gezegd! Reeds bij een verge
lijking van enkele markante punten
springt de vooruitgang van onzen tijd
meer dan duidelijk in het oog. Wij
kunnen terug zien op een uitmuntend
werkende geëlectrificeerde bemalings
installatie, op verharde wegen, op alge
meen verkeer en verdwenen isolement
waar dit nog geweest mag zijn, wij ken
nen verbeterde drainage en hebben
nieuwe zuivelfabrieken, wij hebben de
toepassing van de electro-techniek door
het licht en de kracht tot onze beschik
king, van de moderne landbouwmachi
nes, tractoren en wat niet al.
Kortom, wij zijn in talrijke opzichten
verder gekomen, vooruit gegaan, en wi
zullen hierin met dit in het oog den
moed vinden om ook in de toekomst
weer nieuwen voorspoed te verwerven
als het moet te veroveren.
Mijnheer de Commissaris der Ko
ningin, Dames en Heeren, ik heet U dus
van harte welkom op. dez.e dagen van
herdenking. De inwoners en ingelan
den van de Schermeer stellen het ten
zeerste op prijs dat U hebt willen komen
om de heugelijke gebeurtenis van drie
eeywen, die achter ons liggen, te vieren
Moge deze feestelijkheden dan tot een
nieuwe mijlpaal strekken, ook voor een
nog betere toekomst.
Ik heb gezegd.
Herdenkingsrede Prnt T
W Schermerhorn h-
Spr. ving aan met erop te wijzen, dit hu
de herdenking van het 300-jarig bestaan va
de Schermeer van nature de vraag naar d
invloed van den tijd op het menschelijk leveü
naar voren dringt. Verleden, heden en
toekomst, de eeuwige keten van den tik?
waaraan ook door en in ons leven een klein
stukje wordt gesmeed. 11
Spr. wees erop, dat de duistere tijd van
ïeden vanzelf dringt om de plaats te
ïerdenken, waar men thans staat. Zou het
niet kunnen zijn, dat wij ondanks alles, toch
nog reden hadden om te vertrouwen in het
ïeden en te gelooven in de toekomst? Zou het
niet zoo kunnen uitvallen, dat wij ondanks
alles wat zwart is en somber toch het leven
ijeminnen en den bodem liefhebben, welke
ons van dag tot dag voedt. Ik voel dit alles
sterk in den algemeenen wensch, om heden
met elkander te gedenken, niet alleen, wat
voor drie eeuwen op deze plek werd
gewrocht, maar ook het leven, dat hier in
300 lange jaren onder voor- en tegenspoed is
bevochten, geleefd en ook genoten. Er schuilt
in dit feest in dezen tijd iets van de onweer-
staanbare dankbaarheid van den mensch, die
ondanks alles, toch feest wil vieren, al ware
het alleen, omdat hem dit land, deze bodem,
dit stuk natuur, dit stuk strijd op aarde is
geschonken als een erfdeel.
Laat de mensch met deze gevoelens maar
eens onverstandig zijn. Laat hem op dit eeuw-
1 eest de inspraak van zijn hart maar volgen,
ook al zegt het verstand, dat feest in deze
dagen van zorg en smart niet den toon en
klank kunnen bezitten, zooals in voor
spoedige dagen het geval is.
Geeft echter die ernst onzer tijden aan een
herdenking als deze niet bijna een heiliging,
die ons weldadig aandoet; klinkt in dit
verlangen niet „en toch", dat in staat kan
zijn de wereld te overwinnen?
Spr. herinnerde aan het gedenkboek van
[mr. Belonje en de moeilijkheden die vorige
geslachten wisten te overwinnen. Het was,
zoo vervolgde hij, een merkwaardige gene
ratie, en een grootsche tijd, die de grond
leggers van den bodem op welke wij thans
staan, beleefden.
Een plan, als de droogmaking van de
Schermeer met de hulpmiddelen van dien tijd
doet denken aan de •schijnbare roekeloosheid
van den Oost-Indië-vaarder uit die dagen. In
hun wereldreizen en landaanwinningen van
onze voorouders zag spr. voorbeelden van
geloof in eigen mogelijkheden en eigen
kracht. In ons volk leeft nog veel van deze
oude trotsche ondernemingsgeest; velen zijn
nog bezield door het mooie woord: werk en
bid. Onze tijd vraagt ook nog om de
menschen, die de scheppende constructieve
arbeid willen verrichten. Het oude geslacht
van -rijl.e kooplieden en deftige magistraten
der handelssteden is verdwenen uit de sfeer
van het Hollandsche* polderlandschap. Wan
neer men de lijst der namen van hen die de
Schermeer bestuurden, leest, dan proeft men
een stuk Nederlandsche cultuurgeschiedenis.
Vroeger was de boer de onmondige ploete
raar op het landgoed van zijn heer. Thans is
dit alles veranderd; een zelfstandige boeren
stand heeft zich ontwikkeld. Deze ontwikke
ling is voor het platteland van zeer recenter
datum. Voor 100 jaar was het bestuur van
de Schermeer nog volledig in handen van de
burgerij uit de steden. De geschiedenis van
de Schermeer is de geschiedenis van de be
volking, die erin heeft geleefd, gestreden en
geleden.
Het beeld van de menschelijke samenleving
in den polder heeft thans weinig meer
gemeen met dat van de jaren na de droog
making. Een der belangrijkste geschillen is
gelegen in het veroveren van een zelfstandige
positie door den boerenstand als zoodanig.
De moderne verkeersmiddelen brachten de
bewoners van het platteland in directe aan
raking met de stadsgenoegenszij gaven
den plattelanders de mogelijkheid werk te
vinden in de industrie, die in zijn snelle
ontwikkeling der laatste 50 jaren een hooger
levenspeil kon bieden dan dit in sommige
opzichten met den boerenstand het geval
was.
Dit vervult spr. met eenige zorg, omdat hij
ziet, hoeveel zuivere levensstijl daardoor op
het platteland verloren gaat. Toch staat voor
hem vast dat de stadscultuur nooit verder
dan op zeer bepaalde hoogte op het land zal
kunnen doordringen, zonder directe ver
woestingen aan te richten. De boer, die leeft
in en uit de natuur, die zijn bestaan hierbij
ten nauwste heeft aan te sluiten, zal nu
eenmaal niet gemakkelijk zijn leven zoo
kunnen inrichten, dat hij 's morgens om 9
uur zijn taak op de manier van een kantoor
man aanpakt. Er zijn er misschien ook ih
deze 300 jaar geweest, die dit geprobeerd
hebben, maar het boerenleven is hard ge
noeg, om het dezulken op den duur onmoge
lijk te maken. Toch wil spr. op het platteland
niet alles bij het oude laten. De boerenstand
kan zijn volle zelfstandigheid bewaren, ook
indien in het leven op het platteland de
resultaten van de moderne techniek aan het
leven van den mensch ten goede komen
Daarbij zal men echter onder alle omstam
digheden erop bedacht dienen te zijn, dat dil
leven zich naar zijn eigen aard nooit zo®
laat afvijlen of verwerken, als dit in Jl?"
stadsleven door de moderne techniek mogeljj*
is. De natuur, de aard van den arbeid en ah#
omstandigheden tezamen, houden in het lev®
van 't boerenvolk iets, dat niets gemeen heei
met het speculatieve, maar dat in hun zi
altijd weer iets wekt, van de gedachte v
het „werk en bid", ook al wordt dit niet in
den mond beleden. In het boerenleven ze
liggen de elementen besloten, die een natu
lijk halt toeroepen aan de zuigende krach
die de stad als zoodanig op het leven
oefent. Er is genoeg zelfbewustheid, gf11^,®
karakter in het Hollandsche boerenvolk
geheel, om eigen levenssfeer in den gTfflj®.
bewaren, ook al wordt die door de
der moderne techniek nog zoo sterk V
zi£d- herit
Waar boer en stedeling slechts in he
en het genot zijn van dezelfde teen
voortbrengselen en technische cu'tuU Lwjeü
zijn ze nog niet dezelfde menschen ReW
Onder de boeren zijn er ook nog dwaz^>
hun eigen menschel ijkheid meenen te
afmeten naar de mate hunner gelijkv^
heid ten opzichte van den stedeling- |j,
zulke ligt zeker niet de kracht van ois
omdat zij de kracht missen zichzeit