DF AVONTUREN VAN WO-WANG EN SIMMY
PROCESSEN UIT HET VERLEDEN.
JnqezmuLm Stukken
2e. Hebben B. en W. hiernaar een onder
zoek ingesteld en zoo ja is het College bereid
den uitslag hiervan den Raad mede te dee-
len?
3e. Indien de mededeeling op waarheid be
rust, welke maatregelen denken B. en W. dan
tegen dien ambtenaar te nemen?
Spr. motiveerde het stellen der vragen (de
mededeeling in de Alkm. Crt. van Zaterdag
j.l en vroeg nadere mededeeling.
Weth. Bonsemahad de geschiedenis
gelezen in de Alkm. Crt. De betrokken perso
nen R. en B. hadden den heer Stoutjesdijk
de betreffende mededeelingen gedaan en deze
had toen de Alkm. Crt. de zaak verteld, die
erover had geschreven. Het is intusschen on
juist, dat de directeur of een ambtenaar ge
adviseerd zou hebben geen huur te beta.en.
Spr. deed meedeeling van een brief van de
betrokkenen, dat dit onwaar was. Spr. hoop
te, dat in het vervolg informatie bij een be
trokken bedrijf zal worden ingewonnen als
er weer een dergelijke mededelingen worden
gedaan.
De heer K e ij s p e r vroeg voor de pers
inzage van den brief van R. en B aan licht-
bedrijven.
De heer Stoutjesdijk deelde mede,
dat R. bij hem was gekomen met de gewraak
te mededeeling. Later was gebleken, hij ver
keerde mededeelingen had gegeven, op grond
van zenuwachtigheid.
Weth. B o n s e m a bleef de houding
van den heer Stoutjesdijk verkeerd en onbe
grijpelijk vinden, om zonder eenig nader be
wijs allerlei mededeelingen wereldkundig te
doen maken.
De voorzitter sloot hierop de verga
dering.
Een kleine correctie op het persklaar ge
schreven raadsverslag, voor zoover dat reeds
in ons vorig nummer voorkwam is noodzake
lijk.
Er staat, dat de voorzitter, sprekende over
de werkzaamheden van de pers t.o. van het
bestuur der gemeente constateerde, dat alge
meen voorbarig kan worden gevoeld
zelfs voor de felste bestrijding mits die eerlijk
gemeend is. Het woord „voorbarig" moet na
tuurlijk waardeering zijn.
Bij het voorstel om Dr. L. Kukenheim te
benoemen tot tijdelijk leeraar aan het gym
nasium moet gevolgd worden door de mede
deeling. dat deze door den raad ook benoemd
werd. Dit was tevens in het kort verslag uit
gevallen.
Ten slotte heeft de zetterij de discussie
over het Kabelstraat-radiovraagstuk in twee
stukken verdeeld. Het eerste staat op zijn
plaats, het laatste staat onder het adres van
,,Hocares". Men zal bij het lezen wel reeds
begrepen hebben dat beide stukken bij elkaar
behooren.
t
De aanklacht tegen Lady Macbeth.
De tragische geschiedenis van Lady
'Macbeth, die door Shakespeare wereldbe
kend, om niet te zeggen wereldberoemd is
geworden, speelt in het Schotland van den
heel ouden tijd In het Schotland, dat nog
een volkomen onafhankelijk rijk was, soms
verbonden, soms in strijd met het naburig
Engeland, dat destijds ook nog niet één was.
met het toen zoo machtige .Wales. Speelt op
de grauwe hoogvlakten en 'in de omgeving
van de Schotsche meren in een periode,
waarin geheel de menschheid nog nauwelijks
van zich had geschud de angst, met welke
het jaar 1000 werd tegemoet gezien. Im
mers, voor het jaar 1000 was de ondergang
Van deze zondige wereld voorspeld, en ge
heel het jaar door zijn met een spanning,
die wij ons thans wellicht nauwelijks kunnen
indenken, de verschijnselen gadegeslagen,
die konden wijzen op een vervulling van de
profetie De invallen van de Noormannen
waren nauwelijks geëindigd: Schotland hac,
al evenzeer als Engeland, dat zich tijdelijk
moest onderwerpen, te lijden van de invallen
van de Denen onder den grooten Kanoet De
tijden waren ruw en hard, het waren tijden
van barren en barschen strijd, waarin slechts
de kracht gold en zwakheid gelijk werd g;
rekend met schande en misdaad Dat ook dit
drama van Shakespeare een zoo onvergan
kelijk lot heeft gehad, is zeker niet het minst
toe te schrijven aan het feit, dat geheel zijn
opzet ons plaatst in de atmosfeer van deze
ruwe dagen. Het drama van Lady Macbeth
is bloederig, gelijk meer drama's van Shake
speare doen denken aan de draken, waar
mede een halve eeuw geleden het Nederland
sche zoowel als het buitenlandsche tooneel
werd gevuld. Als het scherm voorgoed valt,
is het aantal dooden nauwelijks te tellen; de
Koning, zijn Raadsheeren, zijn soldaten, de
jaloersche mededinger van Macbeth en wie
al niet meer, zij zijn allen ter "aarde gezegen
En toch, evenmin als in het onvergankelijke
Hamlet, is er sprake van een draak; is er
neiging tot lachen om den overvloed van
tragiek en van bloed!
Wie Lady Macbeth heeft zien spelen, voor
treffelijk, gelijk wij het door Engelsche en
Hollandsche gezelschappen meer dan eens
hebben zien vertoonen, denkt met afschuw,
wellicht door een zeker medelijden getem
perd, terug aan de figuur van Lady Macbeth.
De bekende Parijsche advocaat Henri Ro
bert, die lid is van de Academie, die eens
Deken van de Parijsche orde van Advocaten
was, en die zich aan de beschrijving van
historische strafprocessen meer dan eens
heeft gewijd, heeft op geestige wijze getracht
de vraag te beantwoorden of deze veroor
deling van Lady Macbeth. welke dit gevoel
in zich sluit, juist is. In de Université des
Annales heeft het zoogenaamde proces van
Lady Macbeth, dat in werkelijkheid nooit is
gevoerd, een onderwerp van pro en contra
gevormd tusschen hem en Jean Richepin; de
laatste was de openbare aanklager van
Ladv. Macbeth; Henri Robert was de wel
sprekende verdediger, niet minder welspre
kend. al moest hij hier. gelijk tot de gewoon
ten behoorde, improviseeren.
Wie was Lady Macbeth, voordat zij haar
h'nd schonk aan Generaal Macbeth, den
bi kans steeds zegevierenden veldheer van
den toenmaligen Koning van Schotland,
Duncan geheeten? Lady Macbeth stamde uit
een der nobelste Schotsche geslachten van
dien tijd; Koninklijk bloed stroomde haar
<Joor de aderen maar gelukkig en zorgloos
was haar leven allerminst geweest. Lady
Macbeth's Grootvader Kenneth III was Ko
VT O rlieumaHelc. Jicht, griep, hoofd-, lrie»- xenuwpUn wordt rolgent BOOO Af
CPIT Cl Hl S tmewheeren op d« mntt afdoende wU«e beetreden door To« al tablet- I C JC B
lO 1 li* Z J ten. Tos al schaadt noch Uw Hart. noch Uw maag en kan dua worden in-
- - - J 1-■
afdoende wil re bestreden door T ogaltablet-
hart, noch Uw maag en kan dua worden in.
genomen door hen die andere middelen slecht verdragen. Toga) hielp waar andere middelen geen baat brachten. BS Apoth Drog. 10S0
ning van Schotland, maar werd onttroond
Vloor den Grootvader van Koning Duncan
Lady Macbeth's Vader was Prins of Maor-
mor van het belangrijke Graafschap Ross,
maar werd, uit wantrouwen en vrees, ver
moord door dienzelfden Grootvader van
Koning Duncan, die den naam van Maleolm
II droeg. Lady Macbeth, die den zeldzamen
voornaam van Gruoch droeg, huwde den
Prins van Moray, doch deze werd, in zijn
kasteel nog wel, en met 50 zijner partijge-
nooten, vermoord alweer door Maleolm II.
den Grootvader van den man, die Koning
van Schotland is als het tooneelstuk aan
vangt te spelen. Zij zelve ontsnapt slechts
dank zij een snelle, maar tegelijk een in de
oogen van dien tijd smadelijke vlucht, welke
uitsluitend aan een vrouw, zeker niet aan een
krijgsman zou zijn toegestaan. Zij slaagt er
in haar zoon Lolach, dien zij aanbidt, met
zich te nemen. Een jaar na haar vlucht
wordt haar eenige broeder vermoord en weer
is het Maleolm II, die de schuldige is. Dit is
des Konings laatste tijdverdrijf van dien
aard. Lady Gruoch, gevlucht naar Ross,
wordt er door den nieuwen Gouverneur van
het Graafschap, Generaal Macbeth, opge
merkt. Zij is, ondanks wat achter haar ligt,
mooi en lieftallig; zij is nog jong, en zij is
voor de mannen van dien tijd betoverend
Kan het verbazen dat Macbeth dingt naar
de hand van deze edelvrouwe. en dat zij hem
haar toestemming geeft, dankbaar voor haar
zelf en voor haar kind een beschermer te
hebben gevonden. Maar den Koning Dun
can, wiens voornaamste veldheer Macbeth is,
kan het niet onbekend zijn, dat er bloed
en hoeveel bloed is tusschen hem en Lady
Macbeth. Vendetta was voor de zeden van
dien tijd een te zacht woord en een te zachte
gewoonte; gezien de liefde, die Macbeth aan
zijn vrouw toedroeg, had alles den Koning
kunnen waarschuwen, dat hij op zijn hoede
diende te zijn.
En dit te meer, omdat hij zich had af te
vragen wie Generaal Macbeth was en hoe
hij tegenover hem stond. De kroon van
Schotland was in die dagen slechts ten deele
erfelijk. Indien de Koning kwam te sterven,
voordat zijn wettige kinderen den meerder
jarigen leeftijd hadden bereikt, konden deze
niet bogen op den titel van Vorst van Cum-
berland, welke titel een bewijs voor de erfe
lijkheid inhield. Duncan beschikte slechts
over twee minderjarige zonen, ietwat zonder
linge figuren in het drama van Shakespeare,
omdat zij zich van den moord op hun vader
maar bitter weinig aantrekken en slechts be
zield zijn door één gedachte: die van te ont
vluchten, de een naar Engeland, de ander
naar Ierland, waar zij beiden er gemakkelijk
in zullen slagen om een partij rond zich te
vereenigen, die in den aanvoerder aanleiding
vindt om aanspraak te maken op de Schot
sche kroon en op al wat daarbij valt te ver
overen. Maar, wanneer Koning Duncan ge
volg geeft aan de uitnoodiging van Macbeth
om hem óp zijn kasteel te komen bezoeken,
dan is de tijding hem reeds voorafgegaan,
dat de Koning, tegen alle gebruik in, zijn
zoon tot Vorst van Cumberland heeft be
noemd; voordat deze den meerderjarigen
leeftijd heeft bereikt, en zoodoende aan Mac
beth, die het naast bij den troon stond, de op
volging heeft ontnomen Ongeschreven wet
ten hebben in oude tijden meer gegolden dan
in nieuwe, en er was voor Duncan nog de
ongeschreven wet der dankbaarheid. Toen hij
pas op den troon was, kwamen zijn onderda
nen om belastingredenen tegen hem in op
stand, en de aanvoerder der rebellen Mac-
Donald, zegevierde reeds over de geheele
linie. Maar Macbeth snelde hem te hulp en
bracht den opstand tot staan. Een tweede
keer redde Macbeth den troon als Scandina
vische zeeroovers in Schotland zijn geland
en Duncan deze zelf wil bestrijden. Hij valt,
vlucht naar Perth, waar men hem belegert.
De overgave schijnt nabij, als Kanoet zelf
optrekt om aan den strijd deel te nemen.
Maar nabij Fife ontmoet zijn leger dat van
Macbeth en wordt geslagen. Zoozeer gesla
gen, dat daarna Kanoet het niet meer waag
de Schotschen bodem te betreden.
Konink Duncan is wantrouwend en on-
dankbaar. Slechts één ding heeft zijn volle
gedachte: het behoud van zijn koninklijke
macht met al de middelen waarover de toen
malige tijd hem de beschikking geeft. Midde
len, die slechts zelden van eerbiedwaardigen
aard zijn, maar in den regel hun resultaat
vinden in moord. Zoo is dan de Thane van
Cawdor, mede een der belangrijkste graaf
schappen van Schotland, aan de beurt om te
worden verdachte. Geheime boodschappers,
wellicht vijanden van den Thane, hebben
Duncan bericht, dat deze het op den kroon
van Schotland voorzien heeft. Duncan
vraagt niet naar bewijzen, vraagt niet naar
openlijken strijd, maar stuurt de sluipmoor
denaars af om den Thane om te brengen. De
toovenaarsters, die Macbeth, in gezelschap
van zijn strijdmakker Banco in het leger
kamp ontmoet, zijn van dit feit reeds op de
hoogte, want zij voortspellen Generaal
Macbeth, die ontevreden is over de weinige
belooning, welke hij heeft ontvangen, zijn
a.s. verheffing tot Thane, waartoe uiteraard
eerst de zetelende Thane moet vallen. En zij
gaan verder, want als hij ze weer ziet ver
schijnen, bewijzen ze hem reeds hulde als
Koning.
In den modernen tijd zou de gemiddelde
veldheer terugdeinzen voor de misdaad, die
daarmede, bijkans automatisch verbonden
moet zijn. In den ouden tijd was het anders.
Het was in de elfde eeuw een veelvul dig, zco
niet dagelijks voorkomend verschijnsel Het
was de zekerste manier om zich een weg '.ot
den troon te banen. De voorbeelden in andere
landen liggen voor het grijpen. In Frankrijk,
in Normandië, in Polen, in Bohemen, in Grie
kenland, waar al niet meer, overal grijpt een
ontevreden broeder, een opstandig generaal,
een opstandeling, die groote eischen st-H,
naar het zwaard. Soms in den open strijd,
maar heel dikwerf in het verborgen, dank zij
sluipmoord of overval, wordt de regeerend
vorst het slachtoffer, en zijn onderdanen
schikken er zich volkomen volgzaam in, dat
de moordenaar zijn plaats inneemt. _>h, ze
ker, de moderne geschiedenis is niet geheel
vrij van dergelijke voorbeelden; wij oehoe
ven slechts de oogen te wenden naar Belgra
do, de hoofdstad van wat vroeger Servië
heette en wij herinneren ons den schrikkelij-
ken nacht van 1903, waarin de betrekkelijk
jonge koning Alexander en zijn morganati
sche gemalin DTaga door een opstandige
troep officieren werden aangevallen en zoo
danig behandeld dat men beter van slachten
dan van vermoorden kon spreken Maar toen
rilde geheel Europa van afschuw, en slechts,
doordat men uit politieke overwegingen wil
de en kon aannemen, dat de oude Peter I uit
het vijandig Servisch geslacht, die daarop
den troon besteeg, niet aan deze misdaad
medeplichtig was, konden de groote mogend
heden hem, en zulks eerst na eenigen tijd, er
kennen. Een voorbeeld als dit staat i.: de
negentiende eeuw bijkans alleen, althans in
die landen, die een werkelijk deel v— be
schaafde samenleving der staten uitmaken.
Macbeth is van het slagvdd, -ar hij
reeds voor den 20sten keer overwinnaar s
geweest, overwinnaar ten bate van zijn on
dankbaren koning, teruggekeerd naar zijn
kasteel te Inverness; hij vindt er zijn gema
lin. die, gelijk alle edeivrouwen dier dagen,
weinig afleiding had. Nauwelijks toch zijn
de ridders teruggekeerd en hebben zich van
het zwaarste deel der wapenrusting ont
daan, of met de gasten, die zij ia den regel
met zich brengen, gaan zij ter jacht. Van de
jacht teruggekeerd, zetten zij zich aan den
feestdisch in de groote zaal, bes -.eien het
overvloedige maal met overvloedige dran
ken, en verkeeren al spoedig in zoodanige
stemming, dat vrouwen in het gezelschap
niet op haar plaats zijn. En als zij den vol
genden dag hun roes hebben uit slapen,
trekken zij alweer op de jacht of in den krijg
en blijft de burchtvrouwe alleen achter. Lady
Macbeth heeft dit leven gekend als dochter
van haar vader, als echtgenoote van haar
eersten man; zij kent het opnieuw. Zij heeft
overvloedig tijd om aan haar gedachten den
loop te laten, en, al zouden de vyra: kzuchti-
ge plannen die tot Duncan's. dood hebben ge
leid, in haar brein zijn opgerezen. 1W zou
haar in de lijst dier tijd nauwelijks tot schu.d
zijn aan te rekenen.
Maar, zoo doet Henri Robert ons in zijn
pleidooi gevoelen, er is alle reden om aan te
nemen, dat het niet bij haar, maar bij Mac
beth zelf de oorspronkelijke gedachte aan
den moord is ontstaan. Hij moge dien
moord dan niet hebben volvoerd, hij heeft,
niettegenstaande hij, waren de plannen van
Lady Macbeth uitgegaan, deze zou moetwil
hebben gevoeld en begrepen, den koning op
zijn kasteel genoodigd en geen enkelen maat
regel genomen tot zijn beveiliging. Wat mag
verwonderen in de geschiedenis en in de le
gende, gelijk Shakespeare- ons deze heeft ver
haald, dat Duncan inderdaad komt binnen
de voor hem onveilige muren van dit slot,
vergezeld van slechs enkele soldaten en
raadsheeren. Men heeft weinig moeite met
hem; de overlevering wil, dat in zijn slaap
koning Duncan is getroffen, en dat men de
wakers zoodanig dronken heeft gevoerd, dat
er aan te denken viel, dat zij den m ord zou
den hebben volbracht. Het ging er meer om
om den schijn van zich aïite wenden dan on
schuld te bewijzen. JJte straffen, die in die
dagen stonden op mpoyd, waren werkelijk
niet hoog. Slechts daar waar men de wetten
van God overtrad, góTcLeen hoofd voor een
hoofd, een hand voor eén hand, een oog voor
een oog, een voet vöör een voet. Maar voor
het overige kwam men met boeten vrij. De
moord op den koning diende betaald met on-
veer 3000 shillings; die op een koningszoon
met slechts 450 shillings die op een graaf
voor gelijken prijs; die op den Thane op 300
shillings; die op een zoon of een neef van
den Thane slechts op 100 shillings. Dat dan
een moord op de lijfeigenen, lieden, wier le
ven zonder waarde werd geacht, niet meer
dan een 50 shilling ko6tte, kan niet verbazen,
mag eigenlijk naar het tarief van dien tijd
noghoog gerekend worden en houdt zeker
verband met de werkkracht, die van eiken
lijfeigene uitging.
Moord voert tot moord. Macbeth, held op
het slagveld, terugdeinzend voor elke moei
lijkheid in het gewone leven, wordt door
vrees bevangen Zoodanig, dat hij zelf zijn
vriend Banco, die meer kan weten dan hij
goed denkt, mede vermoord. Als hij dan te
genover de verzamelde edelen een soort van
deelneming aan den dag legt, wordt het zijn
vrouw te machtig, en maant zij hem, zij het
ook met zachte stem, aan om dit spel te sta
ken. De vraag is slechts deze of Shakespeare
terecht Lady Macbeth met het initiatief tot
den moord heeft bekleed dan wel, dat dit ini
tiatief van Macbeth moet zijn uitgegaan.
Vermoedelijk zal Lady Macbeth tegenover
haar echtgenoot niet hebben gezwegen van
de vernederingen, die zij tevoren van den
grootvader van Duncan heeft doorstaanvan
de bloedwraak, die er tusschen beider familie
is. Macbeth dankt aan bet huwelijk met zijn
vrouw, die immers kleindochter was van den
regeering koning, zijn aanspraak op den
troon, zoolang de kinderen van Duncan nog
minderjarig zijn. Die aanspraak wordt hem
ontnomen. En het is begrijpelijk, dat dit de
maat bij hem doet overloopen. Want wij zijn
niet in onzen tijd, waarin een moord voor
een moord geldt, maar wij zijn in het begin
der elfde eeuw, in het ruwe Schotland, waar
nog tradities heerschten van den oudsten
oertijd.
De sage van Macbeth is meer dan een
sage; zij is geschiedenis, al staat haar ver
loop niet vast. Toen Shakespaere haar ten
tooneele bracht, werd zij door velen als sage
beschouwd. Thans staat zij wel vast, waar
tegenover het eigenaardig verschijnsel te con-
stateeren valt, dat men omtrent de persoon
lijkheid van Shakespeare, omtrent het auteur
schap zijner drama's, ja zelfs omtrent het be
staan van den dichter, in twijfel is ^aan ver
keeren. In 1040 werd koning Duncan door
Macbeth verslagen. Óf het berouw hem heeft
gekweld, dan wel, dat politieke omstandig
heden hem daartoe dwongen, het schijnt vast
te staan, dat hij tien jaren later de gebruike
lijke bedevaart, die zich overigens slechts tot
Rome uitstrekte, heeft ondernomen. Vermoe
delijk hebben de zoons van Duncan in de
jaren, dat hij uit Schotland afwezig was,
niet stil gezeten. Een bedevaart naar Rome
duurde in dien tijd lang, en zoo zal hij zeker
niet voor na een paar jaren in Schotland
zijn teruggekeerd. Reeds in 1054 is Duncan's
zoon, Maleolm geheeten gelijk zijn over
grootvader, tegen Macbeth opgestaan. Hij
neemt hem dan een deel van Schotland af.
Maar niet tevreden daarmede, zet Maleolm
den strijd voort en in 1057 wordt Macbeth
geheel verslagen, en hij en Lady Macbeth
verdwijnen van het tooneel der gebeurtenis
sen. Nog langen tijd, bijkans evenlang als
ons thans scheidt, van de regeering van ko
ningin Elizabeth, za1 Schotland, zij het ook
ten deele, het onafhankelijk bestaan voort
zetten. Totdat de moderne Engelsche ge
schiedenis, die door het buitenland eerst de
moeite gerekend wordt om te worden ge
kend, de beide landen vereenigde, gelijk
reeds tevoren Engeland en Wales waren ver-
eenigd.
Het geding tegen Lady Macbeth, indien
het er een geweest is, heeft gespeeld in de
donkere tijden, toen een juridisch en psycho
logisch pleidooi, gelijk Henri Robert het te
haren voordeele heeft geleverd, nog niet werd
begrepen en noodzakelijk geacht!
Builen verantwoordelijkheid van de
Redactie. De opname in de rubriek, bewijst
geenszins dat de redactie er mede instemt).
Sint Pancras, Sept. 1933.
Zeer geachte heer redacteur!
Beleefd veroekt ondergeteekende nog een
maal een plaatsje in uw blad, waarvoor bij
voorbaat dank. Ik zou het niet willen hebben j zwijgend zoo oogenschijnlijk berustend in
vrouwen en ook kinderen. Aan beid
van den weg zien we akkers en swf 2lJden
teelt of heeft men geteeld aard7nneunHler
kool. De akker? waar nog kool o eu
zien er dor uit, ze blijken gebrek aanP
te hebben. Uit de gesprekke?7e?ke Tdsel
terloops opvang, maak ik op, dat de 200
naars van laatstgenoemde akkers ons r»S'
zijn voorgegaan. We gaan steeds verder
voor ons uit doemt een hoogte op On^
eerste gezicht schijnt dat een stuk duin
zijn, doch wanneer we naderbij komen hi;;u
het een kerkhof te zijn. Hier is namelijk t
aardappelkerkhof. Deze aardappelen b\i\vn
in verren staat van ontbinding te verkeer
en verspreiden dan ook een verschrikkelijk!!!
stank. We zien ook dat de verschillende koof
soorten hier rust hebben gevonden. Tussche
de rottende massa door zien we nog w
zweet parelen van de zwoegers die genoemd!
producten hebben gepoot, gerooid, ter markt
hebben gebracht en uiteindelijk op de»!
plaats hebben gelost. Hier rust echter vee!
meer. Hier rusten ook de credieten, die d»
winkeliers deze kweekers hebben gegeven.
Hier rust de rente van de verschuldigde ka
pitalen, hier rust ook het geld dat de ploei
gers, de kunstmesthandelaren, de verpach-
ters van land en wie al niet meer hadden
moeten ontvangen. Hier rust een niet te noe-
men aantal tranen en op deze plaats heeft
menig gezond hersengestel plaats moeten
maken voor een afwijkenden afgematten ge-
dachteloozen schedel. Hier rust het loon van
den moeizamen arbeid van man, vrouw m
menig kind. Hier ligt het bewijsmateriaal
van men zou het barbarisme kunnen noe
men opgestapeld. Hier kan men zien lig.
gen rotten een massa producten, mensche-
lijk voedsel, welke eens geschikt waren, dui
zenden onzer medemenschen voor den'hon
gerdood te vrijwaren. Hier ligt het bewijs
wat de enkeling vermag tegenover de massa
En thans nu we deze plaats nog eenmaal be
treden, vloeien er wederom tranen Nog eens
zien we in deze massa rottende vruchten on
zen algeheelen ondergang. Hadden de kwee
kers van deze groote hoeveelheid aardappe-
len geen plannen gemaakt, wie ze van de op
brengst zouden betalen. Het heeft niet zoo
mogen zijn, geld is er niet voor terecht geko
men, alleen maar schrijnend leed en ondra
gelijke smart. We gaan echter verder en ver-
laten deze trieste plek. Het blijkt dat de
stoet steeds grooter wordt, mannen krom ge
bogen met angstig voor zich uitstarende
oogen, vrouwen op wier gelaat indrukken
zijn achtergebleven van bange zorgen. We
naderen echter een meer bebouwd gedeelte en
zien daar een groot gebouw. Voor de ruiten
ontwaren wij vroolijke heeren en lachende
juffies. Wat het beteekent weet ik niet, doch
op dit gebouw staat met groote leters „Raad
van Arbeid". Wederom passeeren we een
kerkhof en ginds verder weer één, doch stil-
over hoe het komt, dat b.v. de Belg 30 cent
betaald voor een pond Nederlandsche room
boter en de Hollander 90 cent en waarom
straks een heffing komt op 't varkensvleesch
enz. enz. De wegen trekken thans de aan
dacht en we mogen Tevreden zijn zooals die
tegenwoordig onder handen worden geno
men. Ze worden breed en mooi gelijk ge
maakt zonder gaten en kuilen met aan weers
zijden fietspaden en indien de ruimte het
eenigerniate tpelaat, komt daarnaast nog een
wandel- of aparte autoweg. Dit moeten wij
waardeëren en in 't belang der veiligheid
gaat dit zeer zeker de goede richting uit.
Waar een scherpe bocht is wordt die ruimer
gemaakt en waar een kronkeling is van niet
al te ernstigen aard wordt die geheel weg
genomen, dus er wordt gewerkt zooals dat
behoort. Alleen wilde ik er op wijzen dat
ok hier onbillijkheid in 't spel is. M.i. mag de
eene weg niet bij den ander achter komen,
dus wanneer de eene goed in orde wordt ge
bracht, behoort een andere ook een dergelijke
kuur te ondergaan. In Westfriesland bevindt
zich een weg waaraan geen aandacht wordt
geschonken, niettegenstaande deze weg zeer
slecht is en het verkeer er gestadig toe
neemt. De naam van dezen weg wordt weinig
genoemd, omdat deze alleen door Westfrie
zen wordt betreden en aangezien aan dezen
kronkelweg geen vermakelijkheden en gele
genheden voor ontspanning aanwezig zijn is
hier geen plaats voor toerisme of vreemde
lingenverkeer. De naam van dezen weg is
„Lijdensweg". Deze weg is bepaald breed en
enkele tientallen kilometers lang en voor
dengene, die dezen weg nog nooit heeft ge
gaan, maar dit toch spoedig zal doen,
wil ik trachten het één en ander weer te
geven, wat men hier te zien krijgt. Doch
voor ik hiertoe overga zou ik dengene die de
macht bezit dezen weg voor alle vèrkeer te
sluiten dit in overweging willen geven. Te
vens zou ik willen verzoeken, dat allen die
den weg betreden terug zouden worden ge
roepen en dat deze menschen weer naar hun
respectievelijke woningen werden gestuurd.
Helpt genoemde lieden aan contanten voor
noodzakelijk levensonderhoud en ze zullen U
dankbaar zijn.
Thans gaan we op reis en we doen pre
cies als alle anderen, we gaan te voet. Reeds
bij het begin van den weg is het zeer druk,
van alle kanten komen ze opdagen, mannen,
ons lot gaat het verder steeds weer akkers
en slooten. Hier en daar staat nog een zwoe
ger op den akker, die de menigte voortsjou-
wende, uitgeputte wezens nastaart en er al
licht over nadenkt; wanneer zou ik volgen?
Het begint ons achter in den stoet op te val
len, dat het vlugger begint te gaan. Wat is
't geval, we gaan hier naar omlaag dus die
afwaartsche beweging versnelt het temp.
Steeds sneller en sneller gaat het, tot we bet
einde van dezen zoo langen kronkelweg heb
ben bereikt. De plaats waar we zijn aange
komen heet „afgrond". Hier worden de men
schen in groepen verdeeld. De eene groep
wordt op transport gesteld naar den Wierin*
germeerpolder, de andere naar de duinen enz.
enz. Tevens vernemen we hier nog, dat een
groep boeren, melkveehouders, ook reeds
dezen „Lijdensweg" volgt en ook zal trachten
het einde te bereiken. Tot zoover in 't kort
de gang langs meergenoemden weg. Doch
hen die nog thuis in hun bedrijf zijn, zou
ik toe willen roepen, ga dezen weg niet.
Waag nog een laatste poging, klop nog
eenmaal aan doovemansdeur, doch klop
hard, doe dat met honderden of nog beter
met duizenden knuisten tegelijk, dan zal hij
het moeten hooren. Tot slot zou ik willen
zeggen tot alle schrijvers, die dit misschien
lezen, weet u niet wat u moet schrijven?
Welk onderwerp u denkt te kiezen? Niets is
gemakkelijker". Trek Westfriesland in, kies
als onderwerp „de lijdensgeschiedenis der
Westfriesche tuinders" en ge zult binnen en
kele dagen tientallen bladzijden hebben ge
vuld en uw moeite zal beloond worden. Nog
maals na mijn hartelijken dank geacht»
redactie, verblijf ik
Hoogachtend,
Uw dw. dnr.
Tj. KOELE MEI J Jr.,
St. Pancras
KORTE BERICHTEN.
Gistermiddag is in de Dintelstraat
Amsterdam het nieuwe schoolgebouw
Amsterdamsche grafische school £e0Pe"v«
tegenwoordigheid van talrijke genoodigdep
Het departement van koloniën
bekend, dat van een belangstellend Nede^
lander, woonachtig in België, een bedf*
van 500 is ontvangen ten behoeve van
Ned.-Indische schatkist.
137. Ze haalden er 2 stuks uit. „Ik weet geen weg in die
wirwar van riemen", mopperde Wo-Wang. „Zanik niet en
maak liever^ voort, haastte Simmy hem, anders gelukt hun
overval nog En na veel passen en meten hadden ze zich ein
delijk beide een valscherm omgebonden. Daarna bevestigden
ze elk een stevig touwtje om hun hals, waaraan ze een pakje
bonden en onder hun kleeren verborgen.
138. De zaak was nu om eerst die bom te bemachtigen
over gesproken was. Doch hoe zag zooiets er uit? Waars
lijk was het ding in het bezit van den bandiet, dus moes
maar weer onder handen genomen worden. Na voe e
tasten vonden ze eindelijk tusschen eenige inbrekers*
gen, die in hun parachute verborgen zaten, een soort
lont.