DF AVONTUREN VAN WO-WANG EN SIMMY PROCESSEN UIT HET VERLEDEN. JnqezmuLm Stukken 2e. Hebben B. en W. hiernaar een onder zoek ingesteld en zoo ja is het College bereid den uitslag hiervan den Raad mede te dee- len? 3e. Indien de mededeeling op waarheid be rust, welke maatregelen denken B. en W. dan tegen dien ambtenaar te nemen? Spr. motiveerde het stellen der vragen (de mededeeling in de Alkm. Crt. van Zaterdag j.l en vroeg nadere mededeeling. Weth. Bonsemahad de geschiedenis gelezen in de Alkm. Crt. De betrokken perso nen R. en B. hadden den heer Stoutjesdijk de betreffende mededeelingen gedaan en deze had toen de Alkm. Crt. de zaak verteld, die erover had geschreven. Het is intusschen on juist, dat de directeur of een ambtenaar ge adviseerd zou hebben geen huur te beta.en. Spr. deed meedeeling van een brief van de betrokkenen, dat dit onwaar was. Spr. hoop te, dat in het vervolg informatie bij een be trokken bedrijf zal worden ingewonnen als er weer een dergelijke mededelingen worden gedaan. De heer K e ij s p e r vroeg voor de pers inzage van den brief van R. en B aan licht- bedrijven. De heer Stoutjesdijk deelde mede, dat R. bij hem was gekomen met de gewraak te mededeeling. Later was gebleken, hij ver keerde mededeelingen had gegeven, op grond van zenuwachtigheid. Weth. B o n s e m a bleef de houding van den heer Stoutjesdijk verkeerd en onbe grijpelijk vinden, om zonder eenig nader be wijs allerlei mededeelingen wereldkundig te doen maken. De voorzitter sloot hierop de verga dering. Een kleine correctie op het persklaar ge schreven raadsverslag, voor zoover dat reeds in ons vorig nummer voorkwam is noodzake lijk. Er staat, dat de voorzitter, sprekende over de werkzaamheden van de pers t.o. van het bestuur der gemeente constateerde, dat alge meen voorbarig kan worden gevoeld zelfs voor de felste bestrijding mits die eerlijk gemeend is. Het woord „voorbarig" moet na tuurlijk waardeering zijn. Bij het voorstel om Dr. L. Kukenheim te benoemen tot tijdelijk leeraar aan het gym nasium moet gevolgd worden door de mede deeling. dat deze door den raad ook benoemd werd. Dit was tevens in het kort verslag uit gevallen. Ten slotte heeft de zetterij de discussie over het Kabelstraat-radiovraagstuk in twee stukken verdeeld. Het eerste staat op zijn plaats, het laatste staat onder het adres van ,,Hocares". Men zal bij het lezen wel reeds begrepen hebben dat beide stukken bij elkaar behooren. t De aanklacht tegen Lady Macbeth. De tragische geschiedenis van Lady 'Macbeth, die door Shakespeare wereldbe kend, om niet te zeggen wereldberoemd is geworden, speelt in het Schotland van den heel ouden tijd In het Schotland, dat nog een volkomen onafhankelijk rijk was, soms verbonden, soms in strijd met het naburig Engeland, dat destijds ook nog niet één was. met het toen zoo machtige .Wales. Speelt op de grauwe hoogvlakten en 'in de omgeving van de Schotsche meren in een periode, waarin geheel de menschheid nog nauwelijks van zich had geschud de angst, met welke het jaar 1000 werd tegemoet gezien. Im mers, voor het jaar 1000 was de ondergang Van deze zondige wereld voorspeld, en ge heel het jaar door zijn met een spanning, die wij ons thans wellicht nauwelijks kunnen indenken, de verschijnselen gadegeslagen, die konden wijzen op een vervulling van de profetie De invallen van de Noormannen waren nauwelijks geëindigd: Schotland hac, al evenzeer als Engeland, dat zich tijdelijk moest onderwerpen, te lijden van de invallen van de Denen onder den grooten Kanoet De tijden waren ruw en hard, het waren tijden van barren en barschen strijd, waarin slechts de kracht gold en zwakheid gelijk werd g; rekend met schande en misdaad Dat ook dit drama van Shakespeare een zoo onvergan kelijk lot heeft gehad, is zeker niet het minst toe te schrijven aan het feit, dat geheel zijn opzet ons plaatst in de atmosfeer van deze ruwe dagen. Het drama van Lady Macbeth is bloederig, gelijk meer drama's van Shake speare doen denken aan de draken, waar mede een halve eeuw geleden het Nederland sche zoowel als het buitenlandsche tooneel werd gevuld. Als het scherm voorgoed valt, is het aantal dooden nauwelijks te tellen; de Koning, zijn Raadsheeren, zijn soldaten, de jaloersche mededinger van Macbeth en wie al niet meer, zij zijn allen ter "aarde gezegen En toch, evenmin als in het onvergankelijke Hamlet, is er sprake van een draak; is er neiging tot lachen om den overvloed van tragiek en van bloed! Wie Lady Macbeth heeft zien spelen, voor treffelijk, gelijk wij het door Engelsche en Hollandsche gezelschappen meer dan eens hebben zien vertoonen, denkt met afschuw, wellicht door een zeker medelijden getem perd, terug aan de figuur van Lady Macbeth. De bekende Parijsche advocaat Henri Ro bert, die lid is van de Academie, die eens Deken van de Parijsche orde van Advocaten was, en die zich aan de beschrijving van historische strafprocessen meer dan eens heeft gewijd, heeft op geestige wijze getracht de vraag te beantwoorden of deze veroor deling van Lady Macbeth. welke dit gevoel in zich sluit, juist is. In de Université des Annales heeft het zoogenaamde proces van Lady Macbeth, dat in werkelijkheid nooit is gevoerd, een onderwerp van pro en contra gevormd tusschen hem en Jean Richepin; de laatste was de openbare aanklager van Ladv. Macbeth; Henri Robert was de wel sprekende verdediger, niet minder welspre kend. al moest hij hier. gelijk tot de gewoon ten behoorde, improviseeren. Wie was Lady Macbeth, voordat zij haar h'nd schonk aan Generaal Macbeth, den bi kans steeds zegevierenden veldheer van den toenmaligen Koning van Schotland, Duncan geheeten? Lady Macbeth stamde uit een der nobelste Schotsche geslachten van dien tijd; Koninklijk bloed stroomde haar <Joor de aderen maar gelukkig en zorgloos was haar leven allerminst geweest. Lady Macbeth's Grootvader Kenneth III was Ko VT O rlieumaHelc. Jicht, griep, hoofd-, lrie»- xenuwpUn wordt rolgent BOOO Af CPIT Cl Hl S tmewheeren op d« mntt afdoende wU«e beetreden door To« al tablet- I C JC B lO 1 li* Z J ten. Tos al schaadt noch Uw Hart. noch Uw maag en kan dua worden in- - - - J 1-■ afdoende wil re bestreden door T ogaltablet- hart, noch Uw maag en kan dua worden in. genomen door hen die andere middelen slecht verdragen. Toga) hielp waar andere middelen geen baat brachten. BS Apoth Drog. 10S0 ning van Schotland, maar werd onttroond Vloor den Grootvader van Koning Duncan Lady Macbeth's Vader was Prins of Maor- mor van het belangrijke Graafschap Ross, maar werd, uit wantrouwen en vrees, ver moord door dienzelfden Grootvader van Koning Duncan, die den naam van Maleolm II droeg. Lady Macbeth, die den zeldzamen voornaam van Gruoch droeg, huwde den Prins van Moray, doch deze werd, in zijn kasteel nog wel, en met 50 zijner partijge- nooten, vermoord alweer door Maleolm II. den Grootvader van den man, die Koning van Schotland is als het tooneelstuk aan vangt te spelen. Zij zelve ontsnapt slechts dank zij een snelle, maar tegelijk een in de oogen van dien tijd smadelijke vlucht, welke uitsluitend aan een vrouw, zeker niet aan een krijgsman zou zijn toegestaan. Zij slaagt er in haar zoon Lolach, dien zij aanbidt, met zich te nemen. Een jaar na haar vlucht wordt haar eenige broeder vermoord en weer is het Maleolm II, die de schuldige is. Dit is des Konings laatste tijdverdrijf van dien aard. Lady Gruoch, gevlucht naar Ross, wordt er door den nieuwen Gouverneur van het Graafschap, Generaal Macbeth, opge merkt. Zij is, ondanks wat achter haar ligt, mooi en lieftallig; zij is nog jong, en zij is voor de mannen van dien tijd betoverend Kan het verbazen dat Macbeth dingt naar de hand van deze edelvrouwe. en dat zij hem haar toestemming geeft, dankbaar voor haar zelf en voor haar kind een beschermer te hebben gevonden. Maar den Koning Dun can, wiens voornaamste veldheer Macbeth is, kan het niet onbekend zijn, dat er bloed en hoeveel bloed is tusschen hem en Lady Macbeth. Vendetta was voor de zeden van dien tijd een te zacht woord en een te zachte gewoonte; gezien de liefde, die Macbeth aan zijn vrouw toedroeg, had alles den Koning kunnen waarschuwen, dat hij op zijn hoede diende te zijn. En dit te meer, omdat hij zich had af te vragen wie Generaal Macbeth was en hoe hij tegenover hem stond. De kroon van Schotland was in die dagen slechts ten deele erfelijk. Indien de Koning kwam te sterven, voordat zijn wettige kinderen den meerder jarigen leeftijd hadden bereikt, konden deze niet bogen op den titel van Vorst van Cum- berland, welke titel een bewijs voor de erfe lijkheid inhield. Duncan beschikte slechts over twee minderjarige zonen, ietwat zonder linge figuren in het drama van Shakespeare, omdat zij zich van den moord op hun vader maar bitter weinig aantrekken en slechts be zield zijn door één gedachte: die van te ont vluchten, de een naar Engeland, de ander naar Ierland, waar zij beiden er gemakkelijk in zullen slagen om een partij rond zich te vereenigen, die in den aanvoerder aanleiding vindt om aanspraak te maken op de Schot sche kroon en op al wat daarbij valt te ver overen. Maar, wanneer Koning Duncan ge volg geeft aan de uitnoodiging van Macbeth om hem óp zijn kasteel te komen bezoeken, dan is de tijding hem reeds voorafgegaan, dat de Koning, tegen alle gebruik in, zijn zoon tot Vorst van Cumberland heeft be noemd; voordat deze den meerderjarigen leeftijd heeft bereikt, en zoodoende aan Mac beth, die het naast bij den troon stond, de op volging heeft ontnomen Ongeschreven wet ten hebben in oude tijden meer gegolden dan in nieuwe, en er was voor Duncan nog de ongeschreven wet der dankbaarheid. Toen hij pas op den troon was, kwamen zijn onderda nen om belastingredenen tegen hem in op stand, en de aanvoerder der rebellen Mac- Donald, zegevierde reeds over de geheele linie. Maar Macbeth snelde hem te hulp en bracht den opstand tot staan. Een tweede keer redde Macbeth den troon als Scandina vische zeeroovers in Schotland zijn geland en Duncan deze zelf wil bestrijden. Hij valt, vlucht naar Perth, waar men hem belegert. De overgave schijnt nabij, als Kanoet zelf optrekt om aan den strijd deel te nemen. Maar nabij Fife ontmoet zijn leger dat van Macbeth en wordt geslagen. Zoozeer gesla gen, dat daarna Kanoet het niet meer waag de Schotschen bodem te betreden. Konink Duncan is wantrouwend en on- dankbaar. Slechts één ding heeft zijn volle gedachte: het behoud van zijn koninklijke macht met al de middelen waarover de toen malige tijd hem de beschikking geeft. Midde len, die slechts zelden van eerbiedwaardigen aard zijn, maar in den regel hun resultaat vinden in moord. Zoo is dan de Thane van Cawdor, mede een der belangrijkste graaf schappen van Schotland, aan de beurt om te worden verdachte. Geheime boodschappers, wellicht vijanden van den Thane, hebben Duncan bericht, dat deze het op den kroon van Schotland voorzien heeft. Duncan vraagt niet naar bewijzen, vraagt niet naar openlijken strijd, maar stuurt de sluipmoor denaars af om den Thane om te brengen. De toovenaarsters, die Macbeth, in gezelschap van zijn strijdmakker Banco in het leger kamp ontmoet, zijn van dit feit reeds op de hoogte, want zij voortspellen Generaal Macbeth, die ontevreden is over de weinige belooning, welke hij heeft ontvangen, zijn a.s. verheffing tot Thane, waartoe uiteraard eerst de zetelende Thane moet vallen. En zij gaan verder, want als hij ze weer ziet ver schijnen, bewijzen ze hem reeds hulde als Koning. In den modernen tijd zou de gemiddelde veldheer terugdeinzen voor de misdaad, die daarmede, bijkans automatisch verbonden moet zijn. In den ouden tijd was het anders. Het was in de elfde eeuw een veelvul dig, zco niet dagelijks voorkomend verschijnsel Het was de zekerste manier om zich een weg '.ot den troon te banen. De voorbeelden in andere landen liggen voor het grijpen. In Frankrijk, in Normandië, in Polen, in Bohemen, in Grie kenland, waar al niet meer, overal grijpt een ontevreden broeder, een opstandig generaal, een opstandeling, die groote eischen st-H, naar het zwaard. Soms in den open strijd, maar heel dikwerf in het verborgen, dank zij sluipmoord of overval, wordt de regeerend vorst het slachtoffer, en zijn onderdanen schikken er zich volkomen volgzaam in, dat de moordenaar zijn plaats inneemt. _>h, ze ker, de moderne geschiedenis is niet geheel vrij van dergelijke voorbeelden; wij oehoe ven slechts de oogen te wenden naar Belgra do, de hoofdstad van wat vroeger Servië heette en wij herinneren ons den schrikkelij- ken nacht van 1903, waarin de betrekkelijk jonge koning Alexander en zijn morganati sche gemalin DTaga door een opstandige troep officieren werden aangevallen en zoo danig behandeld dat men beter van slachten dan van vermoorden kon spreken Maar toen rilde geheel Europa van afschuw, en slechts, doordat men uit politieke overwegingen wil de en kon aannemen, dat de oude Peter I uit het vijandig Servisch geslacht, die daarop den troon besteeg, niet aan deze misdaad medeplichtig was, konden de groote mogend heden hem, en zulks eerst na eenigen tijd, er kennen. Een voorbeeld als dit staat i.: de negentiende eeuw bijkans alleen, althans in die landen, die een werkelijk deel v— be schaafde samenleving der staten uitmaken. Macbeth is van het slagvdd, -ar hij reeds voor den 20sten keer overwinnaar s geweest, overwinnaar ten bate van zijn on dankbaren koning, teruggekeerd naar zijn kasteel te Inverness; hij vindt er zijn gema lin. die, gelijk alle edeivrouwen dier dagen, weinig afleiding had. Nauwelijks toch zijn de ridders teruggekeerd en hebben zich van het zwaarste deel der wapenrusting ont daan, of met de gasten, die zij ia den regel met zich brengen, gaan zij ter jacht. Van de jacht teruggekeerd, zetten zij zich aan den feestdisch in de groote zaal, bes -.eien het overvloedige maal met overvloedige dran ken, en verkeeren al spoedig in zoodanige stemming, dat vrouwen in het gezelschap niet op haar plaats zijn. En als zij den vol genden dag hun roes hebben uit slapen, trekken zij alweer op de jacht of in den krijg en blijft de burchtvrouwe alleen achter. Lady Macbeth heeft dit leven gekend als dochter van haar vader, als echtgenoote van haar eersten man; zij kent het opnieuw. Zij heeft overvloedig tijd om aan haar gedachten den loop te laten, en, al zouden de vyra: kzuchti- ge plannen die tot Duncan's. dood hebben ge leid, in haar brein zijn opgerezen. 1W zou haar in de lijst dier tijd nauwelijks tot schu.d zijn aan te rekenen. Maar, zoo doet Henri Robert ons in zijn pleidooi gevoelen, er is alle reden om aan te nemen, dat het niet bij haar, maar bij Mac beth zelf de oorspronkelijke gedachte aan den moord is ontstaan. Hij moge dien moord dan niet hebben volvoerd, hij heeft, niettegenstaande hij, waren de plannen van Lady Macbeth uitgegaan, deze zou moetwil hebben gevoeld en begrepen, den koning op zijn kasteel genoodigd en geen enkelen maat regel genomen tot zijn beveiliging. Wat mag verwonderen in de geschiedenis en in de le gende, gelijk Shakespeare- ons deze heeft ver haald, dat Duncan inderdaad komt binnen de voor hem onveilige muren van dit slot, vergezeld van slechs enkele soldaten en raadsheeren. Men heeft weinig moeite met hem; de overlevering wil, dat in zijn slaap koning Duncan is getroffen, en dat men de wakers zoodanig dronken heeft gevoerd, dat er aan te denken viel, dat zij den m ord zou den hebben volbracht. Het ging er meer om om den schijn van zich aïite wenden dan on schuld te bewijzen. JJte straffen, die in die dagen stonden op mpoyd, waren werkelijk niet hoog. Slechts daar waar men de wetten van God overtrad, góTcLeen hoofd voor een hoofd, een hand voor eén hand, een oog voor een oog, een voet vöör een voet. Maar voor het overige kwam men met boeten vrij. De moord op den koning diende betaald met on- veer 3000 shillings; die op een koningszoon met slechts 450 shillings die op een graaf voor gelijken prijs; die op den Thane op 300 shillings; die op een zoon of een neef van den Thane slechts op 100 shillings. Dat dan een moord op de lijfeigenen, lieden, wier le ven zonder waarde werd geacht, niet meer dan een 50 shilling ko6tte, kan niet verbazen, mag eigenlijk naar het tarief van dien tijd noghoog gerekend worden en houdt zeker verband met de werkkracht, die van eiken lijfeigene uitging. Moord voert tot moord. Macbeth, held op het slagveld, terugdeinzend voor elke moei lijkheid in het gewone leven, wordt door vrees bevangen Zoodanig, dat hij zelf zijn vriend Banco, die meer kan weten dan hij goed denkt, mede vermoord. Als hij dan te genover de verzamelde edelen een soort van deelneming aan den dag legt, wordt het zijn vrouw te machtig, en maant zij hem, zij het ook met zachte stem, aan om dit spel te sta ken. De vraag is slechts deze of Shakespeare terecht Lady Macbeth met het initiatief tot den moord heeft bekleed dan wel, dat dit ini tiatief van Macbeth moet zijn uitgegaan. Vermoedelijk zal Lady Macbeth tegenover haar echtgenoot niet hebben gezwegen van de vernederingen, die zij tevoren van den grootvader van Duncan heeft doorstaanvan de bloedwraak, die er tusschen beider familie is. Macbeth dankt aan bet huwelijk met zijn vrouw, die immers kleindochter was van den regeering koning, zijn aanspraak op den troon, zoolang de kinderen van Duncan nog minderjarig zijn. Die aanspraak wordt hem ontnomen. En het is begrijpelijk, dat dit de maat bij hem doet overloopen. Want wij zijn niet in onzen tijd, waarin een moord voor een moord geldt, maar wij zijn in het begin der elfde eeuw, in het ruwe Schotland, waar nog tradities heerschten van den oudsten oertijd. De sage van Macbeth is meer dan een sage; zij is geschiedenis, al staat haar ver loop niet vast. Toen Shakespaere haar ten tooneele bracht, werd zij door velen als sage beschouwd. Thans staat zij wel vast, waar tegenover het eigenaardig verschijnsel te con- stateeren valt, dat men omtrent de persoon lijkheid van Shakespeare, omtrent het auteur schap zijner drama's, ja zelfs omtrent het be staan van den dichter, in twijfel is ^aan ver keeren. In 1040 werd koning Duncan door Macbeth verslagen. Óf het berouw hem heeft gekweld, dan wel, dat politieke omstandig heden hem daartoe dwongen, het schijnt vast te staan, dat hij tien jaren later de gebruike lijke bedevaart, die zich overigens slechts tot Rome uitstrekte, heeft ondernomen. Vermoe delijk hebben de zoons van Duncan in de jaren, dat hij uit Schotland afwezig was, niet stil gezeten. Een bedevaart naar Rome duurde in dien tijd lang, en zoo zal hij zeker niet voor na een paar jaren in Schotland zijn teruggekeerd. Reeds in 1054 is Duncan's zoon, Maleolm geheeten gelijk zijn over grootvader, tegen Macbeth opgestaan. Hij neemt hem dan een deel van Schotland af. Maar niet tevreden daarmede, zet Maleolm den strijd voort en in 1057 wordt Macbeth geheel verslagen, en hij en Lady Macbeth verdwijnen van het tooneel der gebeurtenis sen. Nog langen tijd, bijkans evenlang als ons thans scheidt, van de regeering van ko ningin Elizabeth, za1 Schotland, zij het ook ten deele, het onafhankelijk bestaan voort zetten. Totdat de moderne Engelsche ge schiedenis, die door het buitenland eerst de moeite gerekend wordt om te worden ge kend, de beide landen vereenigde, gelijk reeds tevoren Engeland en Wales waren ver- eenigd. Het geding tegen Lady Macbeth, indien het er een geweest is, heeft gespeeld in de donkere tijden, toen een juridisch en psycho logisch pleidooi, gelijk Henri Robert het te haren voordeele heeft geleverd, nog niet werd begrepen en noodzakelijk geacht! Builen verantwoordelijkheid van de Redactie. De opname in de rubriek, bewijst geenszins dat de redactie er mede instemt). Sint Pancras, Sept. 1933. Zeer geachte heer redacteur! Beleefd veroekt ondergeteekende nog een maal een plaatsje in uw blad, waarvoor bij voorbaat dank. Ik zou het niet willen hebben j zwijgend zoo oogenschijnlijk berustend in vrouwen en ook kinderen. Aan beid van den weg zien we akkers en swf 2lJden teelt of heeft men geteeld aard7nneunHler kool. De akker? waar nog kool o eu zien er dor uit, ze blijken gebrek aanP te hebben. Uit de gesprekke?7e?ke Tdsel terloops opvang, maak ik op, dat de 200 naars van laatstgenoemde akkers ons r»S' zijn voorgegaan. We gaan steeds verder voor ons uit doemt een hoogte op On^ eerste gezicht schijnt dat een stuk duin zijn, doch wanneer we naderbij komen hi;;u het een kerkhof te zijn. Hier is namelijk t aardappelkerkhof. Deze aardappelen b\i\vn in verren staat van ontbinding te verkeer en verspreiden dan ook een verschrikkelijk!!! stank. We zien ook dat de verschillende koof soorten hier rust hebben gevonden. Tussche de rottende massa door zien we nog w zweet parelen van de zwoegers die genoemd! producten hebben gepoot, gerooid, ter markt hebben gebracht en uiteindelijk op de»! plaats hebben gelost. Hier rust echter vee! meer. Hier rusten ook de credieten, die d» winkeliers deze kweekers hebben gegeven. Hier rust de rente van de verschuldigde ka pitalen, hier rust ook het geld dat de ploei gers, de kunstmesthandelaren, de verpach- ters van land en wie al niet meer hadden moeten ontvangen. Hier rust een niet te noe- men aantal tranen en op deze plaats heeft menig gezond hersengestel plaats moeten maken voor een afwijkenden afgematten ge- dachteloozen schedel. Hier rust het loon van den moeizamen arbeid van man, vrouw m menig kind. Hier ligt het bewijsmateriaal van men zou het barbarisme kunnen noe men opgestapeld. Hier kan men zien lig. gen rotten een massa producten, mensche- lijk voedsel, welke eens geschikt waren, dui zenden onzer medemenschen voor den'hon gerdood te vrijwaren. Hier ligt het bewijs wat de enkeling vermag tegenover de massa En thans nu we deze plaats nog eenmaal be treden, vloeien er wederom tranen Nog eens zien we in deze massa rottende vruchten on zen algeheelen ondergang. Hadden de kwee kers van deze groote hoeveelheid aardappe- len geen plannen gemaakt, wie ze van de op brengst zouden betalen. Het heeft niet zoo mogen zijn, geld is er niet voor terecht geko men, alleen maar schrijnend leed en ondra gelijke smart. We gaan echter verder en ver- laten deze trieste plek. Het blijkt dat de stoet steeds grooter wordt, mannen krom ge bogen met angstig voor zich uitstarende oogen, vrouwen op wier gelaat indrukken zijn achtergebleven van bange zorgen. We naderen echter een meer bebouwd gedeelte en zien daar een groot gebouw. Voor de ruiten ontwaren wij vroolijke heeren en lachende juffies. Wat het beteekent weet ik niet, doch op dit gebouw staat met groote leters „Raad van Arbeid". Wederom passeeren we een kerkhof en ginds verder weer één, doch stil- over hoe het komt, dat b.v. de Belg 30 cent betaald voor een pond Nederlandsche room boter en de Hollander 90 cent en waarom straks een heffing komt op 't varkensvleesch enz. enz. De wegen trekken thans de aan dacht en we mogen Tevreden zijn zooals die tegenwoordig onder handen worden geno men. Ze worden breed en mooi gelijk ge maakt zonder gaten en kuilen met aan weers zijden fietspaden en indien de ruimte het eenigerniate tpelaat, komt daarnaast nog een wandel- of aparte autoweg. Dit moeten wij waardeëren en in 't belang der veiligheid gaat dit zeer zeker de goede richting uit. Waar een scherpe bocht is wordt die ruimer gemaakt en waar een kronkeling is van niet al te ernstigen aard wordt die geheel weg genomen, dus er wordt gewerkt zooals dat behoort. Alleen wilde ik er op wijzen dat ok hier onbillijkheid in 't spel is. M.i. mag de eene weg niet bij den ander achter komen, dus wanneer de eene goed in orde wordt ge bracht, behoort een andere ook een dergelijke kuur te ondergaan. In Westfriesland bevindt zich een weg waaraan geen aandacht wordt geschonken, niettegenstaande deze weg zeer slecht is en het verkeer er gestadig toe neemt. De naam van dezen weg wordt weinig genoemd, omdat deze alleen door Westfrie zen wordt betreden en aangezien aan dezen kronkelweg geen vermakelijkheden en gele genheden voor ontspanning aanwezig zijn is hier geen plaats voor toerisme of vreemde lingenverkeer. De naam van dezen weg is „Lijdensweg". Deze weg is bepaald breed en enkele tientallen kilometers lang en voor dengene, die dezen weg nog nooit heeft ge gaan, maar dit toch spoedig zal doen, wil ik trachten het één en ander weer te geven, wat men hier te zien krijgt. Doch voor ik hiertoe overga zou ik dengene die de macht bezit dezen weg voor alle vèrkeer te sluiten dit in overweging willen geven. Te vens zou ik willen verzoeken, dat allen die den weg betreden terug zouden worden ge roepen en dat deze menschen weer naar hun respectievelijke woningen werden gestuurd. Helpt genoemde lieden aan contanten voor noodzakelijk levensonderhoud en ze zullen U dankbaar zijn. Thans gaan we op reis en we doen pre cies als alle anderen, we gaan te voet. Reeds bij het begin van den weg is het zeer druk, van alle kanten komen ze opdagen, mannen, ons lot gaat het verder steeds weer akkers en slooten. Hier en daar staat nog een zwoe ger op den akker, die de menigte voortsjou- wende, uitgeputte wezens nastaart en er al licht over nadenkt; wanneer zou ik volgen? Het begint ons achter in den stoet op te val len, dat het vlugger begint te gaan. Wat is 't geval, we gaan hier naar omlaag dus die afwaartsche beweging versnelt het temp. Steeds sneller en sneller gaat het, tot we bet einde van dezen zoo langen kronkelweg heb ben bereikt. De plaats waar we zijn aange komen heet „afgrond". Hier worden de men schen in groepen verdeeld. De eene groep wordt op transport gesteld naar den Wierin* germeerpolder, de andere naar de duinen enz. enz. Tevens vernemen we hier nog, dat een groep boeren, melkveehouders, ook reeds dezen „Lijdensweg" volgt en ook zal trachten het einde te bereiken. Tot zoover in 't kort de gang langs meergenoemden weg. Doch hen die nog thuis in hun bedrijf zijn, zou ik toe willen roepen, ga dezen weg niet. Waag nog een laatste poging, klop nog eenmaal aan doovemansdeur, doch klop hard, doe dat met honderden of nog beter met duizenden knuisten tegelijk, dan zal hij het moeten hooren. Tot slot zou ik willen zeggen tot alle schrijvers, die dit misschien lezen, weet u niet wat u moet schrijven? Welk onderwerp u denkt te kiezen? Niets is gemakkelijker". Trek Westfriesland in, kies als onderwerp „de lijdensgeschiedenis der Westfriesche tuinders" en ge zult binnen en kele dagen tientallen bladzijden hebben ge vuld en uw moeite zal beloond worden. Nog maals na mijn hartelijken dank geacht» redactie, verblijf ik Hoogachtend, Uw dw. dnr. Tj. KOELE MEI J Jr., St. Pancras KORTE BERICHTEN. Gistermiddag is in de Dintelstraat Amsterdam het nieuwe schoolgebouw Amsterdamsche grafische school £e0Pe"v« tegenwoordigheid van talrijke genoodigdep Het departement van koloniën bekend, dat van een belangstellend Nede^ lander, woonachtig in België, een bedf* van 500 is ontvangen ten behoeve van Ned.-Indische schatkist. 137. Ze haalden er 2 stuks uit. „Ik weet geen weg in die wirwar van riemen", mopperde Wo-Wang. „Zanik niet en maak liever^ voort, haastte Simmy hem, anders gelukt hun overval nog En na veel passen en meten hadden ze zich ein delijk beide een valscherm omgebonden. Daarna bevestigden ze elk een stevig touwtje om hun hals, waaraan ze een pakje bonden en onder hun kleeren verborgen. 138. De zaak was nu om eerst die bom te bemachtigen over gesproken was. Doch hoe zag zooiets er uit? Waars lijk was het ding in het bezit van den bandiet, dus moes maar weer onder handen genomen worden. Na voe e tasten vonden ze eindelijk tusschen eenige inbrekers* gen, die in hun parachute verborgen zaten, een soort lont.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 6