DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Volkenbondsvergadering
Het voortgezette proces te Leipzig.
No. 235
Donderdag 5 October 1933
135e Jaargang
Het Nederlandsche voorstel inzake de Duitsche
vluchtelingen in behandeling genomen en goed
gunstig ontvangen.
Duitsch wederwoord.
Uit Torgler's verdere verhoor blijkt
duidelijk, dat hij v. d. Linbe nooit
gekend heeft. Marinus zelf geeft nog
steeds verwarde antwoorden.
OOK DE BULGAREN ONTKENNEN.
Wat vandaag da
aandacht trekt,
De zitting van heden.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
irancr door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regei meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33.
Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
In de tweede commissie van de Volken
bondsvergadering is Woensdag het Neder
landsche voorstel inzake de Duitsche vluch
telingen in behandeling gekomen. De Neder
landsche minister van buitenlandsche zaken,
minister de Graeff, hield een uitvoerige rede,
en eindigde die met het denkbeeld in overwe
ging te geven, dat een sub-commissie zou
worden benoemd om het Nederlandsche
voorstel verder te bespreken en vooral aan
bevelingen aan den Volkenbondsraad op te
stellen over de wijze, waarop het Volken-
bondswerk zal moeten worden georganiseerd.
Onmiddellijk na de rede van onzen minis
ter legde de Duitsche gedelegeerde Ritter een
verklaring af. In deze verklaring wordt vol-
Sens het Hbld. er akte van genomen, dat de
ederlandsche minister thans heeft herhaald,
dat het voorstel geenszins bedoelt een critiek
op den tegenwoordigen toestand te oefenen
en uitsluitend ten doel heeft een technische
regeling van de door den minister aangedui
de vraagstukken. De Duitsche delegatie zou
zich sterk verzet hebben tegen iedere discus
sie van anderen aard, doch ook onder de door
den Nederlandschen minister gegeven beper
king is zij niet in staat aan de discussie over
het Nederlandsche voorstel deel te nemen.
De Duitsche gedelegeerde wees er op, dat
de vluchtelingen om de meest verschillende
redenen zijn uitgeweken. Sommigen hebben
het gedaan daar zij niet langer in Duitsch
land een onrechtmatigen overheerschenden
invloed konden uitoefenen, dien zij onder vo
rige regeeringsstelsels hadden gehad. Ande
ren zijn weggegaan omdat het nieuwe regee
ririgsstelsel niet meer aan hun egoïstische
wenschen beantwoordt en anderen vluchtten
uit 'een slecht geweten. Bovendien zijn vele
Oost-Europeesche personen na den wereld
oorlog naar Duitschland gekomen, waar zij,
ondanks den grooten nood, ondersteuning
hebben gevonden, en thans zoeken zij hun
troost weer in andere landen.
De Duitsche delegatie meent, dat als de
nabuurstaten van Duitschland internationale
maatregelen in verband met de vluchtelingen
noodig achten, zij onder elkaar maatregelen
zouden moeten treffen. De Duitsche delegatie
is van oordeel dat het niet een taak voor den
Volkenbond is zich met deze aangelegenheid
bezig te houden. In ieder geval, welke beslis
sing ook door de tweede commissie zal wor
den genomen, moet de Duitsche delegatie er
den nadruk op leggen dat onder geen om
standigheden de te treffen maatregelen op
een of andere wijze zouden mogen worden
tot een uitgangspunt van die elementen, die
ten doel hebben van het buitenland uit de
Duitsche regeering openlijk of in het geheim
te bestrijden.
De Duitsche delegatie meent, dat het alle
delegaties duidelijk zal zijn, dat er een onmo
gelijke toestand zou ontstaan, indien de vol
kenbondsinstelling zou worden misbruikt om
een regeering van een volkenbondsstaat te
bestrijden.
Na deze verklaringen volgden korte rede
voeringen van de gedelegeerden van Tsjecho-
Slowakije, Frankrijk, Polen, Spanje, Dene
marken en Portugal, die allen hun instem
ming met de Nederlandsche resolutie uitspra-
waarbij de gedelegeerden van Spanje,
n en Portugal nog vooral wezen op de
mogelijkheid van groote uitbreiding der emi
gratie naar Palestina.
Subcommissie samengesteld.
Op voorstel van den voorzitter der tweede
commissie Carton de Wiart werd het denk
beeld van onzen minister om een subcommis
sie te benoemen, aanvaard. Carton de Wiart
deelde mede dat hij had willen voorstellen
ook aan de Duitsche delegatie een plaats in
deze subcommissie te geven, doch na de ver
klaring van den Duitschen gedelegeerde
meende hij te moeten aannemen, dat deze de
legatie daarop geen prijs zou stellen. De
Duitsche gedelegeerde heeft hierop bevestigd,
dat Duitschland niet voor een plaats in de
sub-commissie wilde in aanmerking komen.
De sub-commissie is hierna samengesteld
uit de volgende delegaties: Nederland, Frank
rijk, Engeland, Italië, Tsjecho-Slowakije, Bel
gië, Uruguay en Zweden. De keus van Uru
guay is hierom gedaan omdat men ook be
spreken wil de mogelijkheid van emigratie
der vluchtelingen naar Zuid-Amerika.
De subcommissie zou gistermiddag bijeen
komen óm te trachten haar rapport aan de
tweede commissie op te stellen. Men neemt
algemeen aan dat het Nederlandsche voorstel
zonder verdere bestrijding zal worden aange
nomen.
Benoeming van een hoogen
commissaris?
De gistermorgen door de tweede commissie
benoemde subcommissie voor de bestudeering
van de Nederlandsche resolutie inzake de
Duitsche vluchtelingen heeft, naar de Hbld.-
correspondent te Genève gisteravond meldde,
gistermiddag beraadslaagd. Men schijnt het
vrijwel eens te zijn over de wenschelijkheid
den volkenbondsraad aan te bevelen een hoo
gen commissaris te benoemen, die zich in ver
binding zal stellen met de geïnteresseerde
landen. Er bestaat nog geen eenstemmigheid
over de vraag, wie de kosten zal möe*en dra.
gen.
De Fransche gedelegeerde meent, dat hier
voor een post op het volkenbondsbudgei uit
getrokken zal moeten worden, terwijl de En-
gelsche en de Italiaansche gedelegeerde van
oordeel zijn, dat de kosten door de belang
hebbende landen zelf gedragen zullen moeten
worden.
Hierover zal vandaag verder beraadslaagd
worden.
Het verdere verhoor van Torgler.
In de voortgezette zitting van gisteren van
het Staatsgerechtshof te Leipzig, welke voor
namelijk in beslag genomen werd door het
verhoor van verdachte Torgler, kwamen,
zooals reeds gemeld, de getuigenissen ter
sprake der drie getuigen Karwahne, Frey en
Kreyer, die verklaard hadden dat zij Torgler
in den middag van 27 Februari, dus op den
dag van den brand, ongeveer om 3 of 3 30
uur ontmoetten in de hall van de begroo-
tingscommissiekamer, waar Torgler in gezel
schap van Van der Lubbe zou zijn geweest.
Torgler gaf zijn lezing van het gebeurde die.
zooals ook reeds gemeld, nogal afweek van
de drie bovengenoemde getuigenissen. Hij
verklaarde dat hij met iemand op de sofa in
die kamer zat te praten en dat de drie heeren
binnenkwamen en de beide zittenden scherp
opnamen. Torgler verklaarde vervolgens:
„Ik zie nog heel duidelijk voor mij, dat de
laatste, n.1. de heer Frey, nog eens naar mij
omkeek. Dat viel mij dermate op, dat ik tegen
mijn gesprekgenoot zeide: „Groote hemel,
waarom kijken die mij zoo aan?''
Het was mij ook opgevallen, dat de heeren
groote insignes droegen. Maar in het half
donker van het voorvertrek kon ik niet onder
scheiden of het onderscheidingsteekenen van
den Stahlhelm of van de nationaal-socialisti-
sche partij waren.
Wat v. d. Lubbe betreft, zoo verklaar ik
nogmaals met beslistheid: Ik ben nooit In
mijn leven v. d. Lubbe ontmoet, ik heb hem
nooit gezien, gesproken of zeifs maar zijn
naam gekend. Ik zag hem voor het eerst
Dinsdag 28 Febr., des morgens om elf uur,
toen commissaris Heisig mij tegenover hem
plaatste.
Op diens vraag heb ik toen naar waarheid
verklaard:
Ik ken v. d. Lubbe niet en heb hem nooit in
mijn leven gezien.''
De president constateert, dat de verklarin
gen van de tgeuigen meerendeels wel over
eenstemmen met die van beklaagde, behalve
in het beslissende punt, n 1. dat de drie ge
tuigen met beslistheid verzekeren, dat
Torgler hen is tegengekomen.
De president houdt den beklaagde verdei
voor, dat dezelfde getuigen hem toen ztj nog
eens terugkwamen, opnieuw hadden gezien
Ditmaal zou een man met hem op de sota
hebben gezeten, die zijn hoed over het ge
zicht trok en volgens de bewering van de
zelfde getuigen de beklaagde Popoff zou zijn
geweest
Hij kent de Bulgaren niet.
Torgler verklaart, dat hij eerst op 12
Maart van de drie Bulgaren gehoord heeft
Naar aanleiding van een vraag van den pre
sident antwoordt Torgler, dat hij beklaagde
Popoff voor het eerst op 24 April gezien
heeft.
President: De getuigen verklaren echter u
met een persoon te hebben gezien, die zijn
hoed in het gezicht had getrokken en die
Popoff zou zijn geweest."
Torgler: Dat is uitgesloten. De merkwaar
dige man, met wien de getuigen mij gezien
willen hebben en die zijn hoed in het gezicht
trok, kan slechts het Rijksdaglid dr. Neu-
bauer zijn geweest.
Na een korte pauze houdt de president be
klaagde Torgler voor, dat hij over de zeer
belangrijke ontmoeting met de drie getuigen
Karwahne, Frey en Kroyer gedurende het
vooonderzoek elkaar tegensprekende verkla
ringen heeft afgelegd.
Bij het eerste verhoor voor de politie ver
klaarde hij volgens het proces-verbaal, dat
hij, beklaagde, van half elf v.m. tot 8 u 14
min. n.m. zich onafgebroken in de fractie
kamer had opgehouden, welk vertrek hij
slechts twee malen had verlaten, om zijn post
te halen. Dat stemde toch niet overeen met
verklaringen van verdachte van heden?
Torgler: Bij mijn eerste verhoor in het
hoofdbureau van politie is mij gevraagd,
waar ik mij in den rijksdag had opgehouden.
Ik vatte de vraag zóó op, dat men wilde
weten of ik in het hoofdgebouw was ge
weest, dus op de plaats van den brand.
Daarop heb ik geantwoord: „Ik ben den
geheelen dag boven geweest". Daarmede be
doelde ik de bovenverdieping. Ik wilde daar
mede in het geheel niet zeggen dat ik zon
der onderbreking in de fractiekamer ben ge
weest.
Bij het tweede verhoor op 5 Maart heb
ik mij vergist en ik moet mij er tegen ver
zetten, dat de rechter van instructie daaruit
een onwaarheid wil maken.
Bij het verhoor van den commissaris heb
ik mij niet herinnerd, dat ik ook Neubauer ont
moet heb. Eerst later schoot mij dat te bin
nen, ik heb dat dan ook in een brief aan de
politie meegedeeld."
De vorige processen-verbaal.
Torgler worden dan de verschillende pro-
cessen-verbaal voorgelegd, om de tegenstrij
digheden in zijn verklaringen te constateeren.
De president constateert, dat beklaagde op
9 Maart aan „Oberregierungsrat" Diehls in
een brief heeft meegedeeld, dat hij de fractie
kamer niet heeft verlaten. Torgler verklaart
nog eens, dat hij steeds gemeend heeft, dat
men slechts van hem wilde weten, hoe dik
wijls en wanneer hij in het hoofdgebouw is
geweest en wanneer hij den rijksdag verlaten
heeft.
De president wees er hem voorts op, dat
hij den 5en Maart bij een verhoor heeft ge
zegd, dat hij een ontmoeting met den journa
list Ohne had gehad. Ohne heeft dit be
streden.
Torgler antwoordde dat het gesprek met
Ohne heeft plaats gehad, maar vroeger dan
hij destijds heeft gezegd. Het is hem pas
later ingevallen dat hij zich in het tijdstip
had vergist. Hij had zich toen herinnerd dat
het gesprek, dat de drie getuigen hebben op
gemerkt, met het rijksdaglid Florin had plaats
gehad.
Op de opmerking van den president dat
ook Florin voortvluchtig is, verklaart Torgler
dat hij dit niet wist.
Uit de verdere voorlezing der processen-
verbaal brengtdr. Sack, Torgler's verdedi
ger, naar voren dat Torgler met dr. Neu
bauer voor den volgenden dag, den dag na
den brand dus, een afspraak had gemaakt om
in het rijksdaggebouw besprekingen te voe
ren met sociaal-democratische i afgevaardig
den inzake het vormen van een links een
heidsfront. De verdediger wijst voorts erop
dat Torgler veel moeite heeft gedaan om de
persoonsverwisseling op te helderen die naar
zijn meening door de getuigen Karwahne,
Kroyer en Frey is geschied.
Torgier deelde in dit verband mede, dat
een verwisseling van Florin en Van der
Lubbe eenerzijds met Popoff en Neubauer
anderzijds hem nauwelijks denkbaar voor-
Procureur generaal dr. Werner: Deze ver
klaring van Torgler is echter eerst afgelegd,
nadat de rechter van instructie zulk een ver
wisseling als ternauwernood mogelijk had
gekenschetst. Eerst wilde Torgler ons doen
gelooven, dat zulk een verwisseling wel mo
gelijk was.
De advocaat dr. oack wil daarop eerst
later dieper ingaan.
Op verdere vragen van den president ver
klaart Torgler een verwisseling van Neu
bauer met Pcpoff mogelijk te achten.
Van der Lubbe verklaart den
brand alleen te hebben gesticht.
De president wendt zich dan tot den be
klaagde Van der Lubbe en vraagt hem, of
hij op den dag der rijksdagzitting des namid
dags in den rijksdag is geweest en wel te sa
men met Torgler.
Van der Lubbe (na eenig dralen): Neen,
dat geloof ik niet.
President: Daarop kunt ge toch slechts met
„ja'' of „neen" antwoorden. Ge zijt dus niet
met Torgler te zamen geweest?
Van der Lubbe: Neen.
President: Kent u Torgler van vroeger?
Van der Lubbe: Neen.
President: Is hij u dus geheel onbekend?
Van der Lubbe: Ja.
President: Op verzoek van den verdediger
vraag ik u, Van der Lubbe, uitdrukkelijk, of
gij den rijksdagbrand zelf hebt gesticht, dan
wel of eenige personen u daarbij hebben ge
holpen. -
Van der Lubbe aarzelt aanvankelijk, dan
glijdt een glimlach over zijn gelaat en ant
woordt hijNeen.
President: Wat nu, ge moet ons de waar
heid zeggen. Is het u bekend, dat te bewijzen
is, dat gij alleen het niet kunt hebben ge
daan?
Van der Lubbe: Ja.
President: Hebt ge den rijksdag alleen in
brand gestoken of met de hulp van anderen?
Van der Lubbe: Alleen.
President: Niemand heeft iets voorafge-
daan?
Van der Lubbe: Neen.
President: Hoe verklaart u het dan, dat
deskundigen hebben geconstateerd, dat u al
les niet alleen hebt kunnen doen?
Dat weet ik niet, zeide v. d. Lubbe.
Dr. Sack vraagt v. d. Lubbe of hij, toen hij
de vuurmakers kocht, dit geheel op zich zelf
heeft gedaan, of dat hij het op grond van een
afspraak heeft gedaan met anderen, die hij
niet wil noemen.
Van der Lubbe ontkent dit laatste.
Dr. Sack vraagt dan verder, of iemand
hem van te voren de plaats om in het rijks
daggebouw in te klimmen heeft aangew zen.
Ook dit ontkent van der Lubbe.
De president verklaart, dat het noodig is
nogmaals het verloop van de brandstichting
nader door de verklaringen der deskundigen
en getuigen te laten vaststellen, waarop dr
Sack antwoordt, dat hem de stukken betref
fende de kwestie bekend zijn en dat hij daar
bij tegelijk wil opmerken, dat zij z.i. mank
gaan aan een fout, n.1. dat niet onder dezelf
de omstandigheid als de brand in de groote
zaal is ontstaan, later proeven tot het doen
ontstaan van brand zijn genomen. Deze had
den niet de geweldige werking, welke de
groote koepelbrand gehad heeft toen een ster
ke luchtstrooming uit een k'ein venster kwam
Dimitroff stelt weer vragen.
Beklaagde Dimitroff: Aangezien thans
vast staat dat van der Lubbe de zaak alleen
aan kon, stel ik hem de vraag: Hoe kunt gij
zelf het merkwaardige feit verklaren dat het
u niet gelukte het kleine gebouwtje van maat-
schapprtijken steun te Neuköi'.n in brand te
steker., terwijl gij wilt beweren in het enorme,
massieve, voortdurend bewaakte rijksdagge
bouw alleen in een kwartier een geweldigen
brand te hebben deen ontstaan?
President: Kunt gij, v. d. Lubbe, terzake
een nadere verklaring geven?
Van der Lubbe: Neen.
Dimitroff stelt dan nog enkele vragen die
echter door den president niet worden toege
staan.
De president ziet zich dan verplicht Dimi
troff voor de laatste maal te waarschuwen,
hem bedreigende met uitsluiting van de zit
ting'. Vervolgens houdt de president beklaag
de een verklaring van getuige Frau Feldmann
voor, welke laatste Torgler in het rijksdag
gebouw heeft zien spreken met een onbeken
de, om ongeveer 121^ uur v m., voor het ver
trek der begrootings-commissie. Deze getuige
deelde mede, dat tijdens haar voorbijloopen
het gesprek werd onderbroken. Torgler ver
klaart omstreeks dien tijd een gesprek te heb
ben gevoerd met den communistischen leider
Petersen.
Voorts wordt beklaagde Torgler de mede
deel ing van een getuige Geuschehl voorge
houden, die beweert een geheimzinnig ge
sprek te hebben gadegeslagen voor zaal 12,
dat Torgler dadelijk afbrak toen getuige na
derbij kwam. Beklaagde Torgler verklaart
dat voor onmogelijk te houden en vraagt of
getuige zich wellicht in den dag heeft ver
gist, omdat zijn verhoor eerst einde Maart oi
begin April plaats had.
Tenslotte wordt beklaagde Torgler de ver
klaring van een getuige Weberstedt voorge
houden, die heeft medegedeeld, dat hij op
den dag van den brand of een der beide
voorafgaande dagen tegenover de fractieka
mer der communisten twee mannen aantrof
van wie de een Taneff en de ander Van der
Lubbe was. De langste van dit tweetal droeg
een kist op de schouders.
Torgler verklaard met groote beslistheid,
dat hij nooit iemand met een kist gezien
heeft. Maar is er ook nog een andere verkla
ring mogelijk: Vrijdag vóór den brand wa
ren Bernstein, een koopman, en een zekere
Wundersee in de fractiekamer geweest, om
ruggespraak te houden wegens de inbeslag
nemingen van het Liebknechthuis. Bernstein
lijkt zeer op Taneff, en ook is mogelijk dat
Van der Lubbe en Wundersee met elkaar
verwisseld zijn.
Was v. d. Lubbe reeds vroeger in
den rijksdag geweest?
PresidentVan der Lubbe, u hebt gehoord,
dat u volgens verklaring van een getuige op
den dag der brandstichting met Taneff in
den rijksdag zoudt zijn geweest. Is dat juist?
Van der Lubbe, na lang aarzelen: Neen.
President: Bent u ooit vóór den brand in
den rijksdag geweest?
De Volkenbondsvergadering. (Dag,
Overzicht.)
De nieuwe Spaansche kabinets
formateur. (Buitenland).
Na den moordaanslag op Döllfuss.
(Buitenland).
Noorsch stoomschip in brand.
(Buitenland).
Het proces te Leipzig. (Buitenland)
Vergadering F. N. Z becritiseo-
ring van de crisismaatregelen der
regeering inzake zuivel en marga
rine, door den voorzitter dr Post-
huma. (Land- en Tuinbouw).
Autobusdienst Alkmaar-Leeuwar
den. (Stad en Omgeving).
(Zie eventueel verder Laatste
Berichten).
De verdachte inzake de ontplof
fing te Medemblik heeft bekend.
(Stad en omgeving.
Van der Lubbe: Ja.
President: Wanneer dan?
Van der Lubbe: Voor den brand.
President: Op den dag van den brand of
vroeger?
Van der Lubbe: Op dienzelfden dag.
President: Dienzelfden dag was u reeds in
den rijksdag?
Van der Lubbe: Neen.
Na een lang heen- en weergepraat tus«
schen den president en Van der Lubbe vraagt
de president ten slotte: Was u in den rijks
dag of b ij het gebouw
Van der Lubbe: Bij den rijksdag.
President: U hebt vroeger gezegd, dat u
reeds eerder in den rijksdag geweest bent, om
te zien waar u kon binnen komen. Was u
vroeger reeds eens in den Rijksdag?
Van der Lubbe: Neen.
Verwarde antwoorden.
President: Uw antwoord moet dus zoo
opgevat worden, dat u buiten den Rijks
dag was, ongeveer om 2 uur, toen getui
ge Schmal u heeft gezien. Is dat zoo?
v. d. Lubbe: Ja.
President: Heeft u dat gemeend, toen
u aanvankelijk ja zeide?
Van der Lubbe: Ja.
President: Binnen in den rijksdag zijt
ge vooraf niet geweest?
Van der Lubbe: Neen.
President: Ge zijt slechts eenmaal met
een kist in de nabijheid van den rijksdag
geweest?
Van der Lubbe: Neen.
De president vraagt nu den beklaagde
Taneff, of hij wel eens met Van der
Lube in den rijksdag is geweest.
Taneff: Ik heb Van der Lubbe voor de
eerste maal in den rijksdag gezien, toen
ik voor de eerste maal werd gehoord.
Ook Torgler heb ik vóór mijn arrestatie
niet gekend.
Beklaagde Popoff wordt herinnerd
aan de getuigenverklaring, volgens wel
ke hij op den dag van den brand onge
veer om half 4 tezamen met Torgler in
de gang van de zaal der begrootingscom-
missie zou zijn geweest.
Popoff: Nimmer ben ik >ór mijn aan
houding in den rijksdag geweest.
Torgler heb ik voor het eerst na mijn
arrestatie gezien.
De zitting werd verdaagd tot heden.
Onmiddellijk na de opening van vandaag
van de zitting komt pres. dr. Bünger terug
op de verschillende getuigen-verkianngen,
volgens welke Torgler niet, zooals hij heeft
verklaard, slechts met Ohne en later met
Florian in de anti-Chambre 38 is geweest.
Aangevoerd was o.a. de verklaring van de
getuige mevr. Baumgarten, die had medege
deeld, dat zij 's middags om 4 uur in de anti
chambre was gekomen om te telefoneeren en
gezien had, dat Torgler met dr. Neubauer
op een leeren sofp zat. Torgler houdt vol,
dat deze getuige zich moet hebben vergist.
Kamer 38 heeft geen licht van buiten en is
dan ook altijd met kunstlicht verlicht, zoodat
vergissingen daar mogelijk zijn.
Wat is hiervan waar?
De president zegt, dat ook een andere ge
tuige, de liftjongen van den rijksdag, heeft
verklaard, op 27 Februari van der Lubbe
met de lift naar boven zou hebben gebracht.
Toen van der Lubbe weer naar beneden ging,
had hij eenige papieren bij zich.
Torgler acht deze verklaring zeer onwaar
schijnlijk. Volgens zijn ervaring is het uit.
gesloten, dat een man die zoo opvallend ge
kleed was als van der Lubbe, op den dag van
den brand zelfs maar in het rijksdaggebouw
wordt toegelaten
Weliswaar geeft Torgler toe, dat door de
communistische fractie in grooten om
vang introductios werden gegeven, doch
daarvan werd door den secretaris der