DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Volkenbondsvergadering Het voortgezette proces te Leipzig. No. 235 Donderdag 5 October 1933 135e Jaargang Het Nederlandsche voorstel inzake de Duitsche vluchtelingen in behandeling genomen en goed gunstig ontvangen. Duitsch wederwoord. Uit Torgler's verdere verhoor blijkt duidelijk, dat hij v. d. Linbe nooit gekend heeft. Marinus zelf geeft nog steeds verwarde antwoorden. OOK DE BULGAREN ONTKENNEN. Wat vandaag da aandacht trekt, De zitting van heden. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. irancr door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN Van 15 regels 1.25, elke regei meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Dit nummer bestaat uit drie bladen. In de tweede commissie van de Volken bondsvergadering is Woensdag het Neder landsche voorstel inzake de Duitsche vluch telingen in behandeling gekomen. De Neder landsche minister van buitenlandsche zaken, minister de Graeff, hield een uitvoerige rede, en eindigde die met het denkbeeld in overwe ging te geven, dat een sub-commissie zou worden benoemd om het Nederlandsche voorstel verder te bespreken en vooral aan bevelingen aan den Volkenbondsraad op te stellen over de wijze, waarop het Volken- bondswerk zal moeten worden georganiseerd. Onmiddellijk na de rede van onzen minis ter legde de Duitsche gedelegeerde Ritter een verklaring af. In deze verklaring wordt vol- Sens het Hbld. er akte van genomen, dat de ederlandsche minister thans heeft herhaald, dat het voorstel geenszins bedoelt een critiek op den tegenwoordigen toestand te oefenen en uitsluitend ten doel heeft een technische regeling van de door den minister aangedui de vraagstukken. De Duitsche delegatie zou zich sterk verzet hebben tegen iedere discus sie van anderen aard, doch ook onder de door den Nederlandschen minister gegeven beper king is zij niet in staat aan de discussie over het Nederlandsche voorstel deel te nemen. De Duitsche gedelegeerde wees er op, dat de vluchtelingen om de meest verschillende redenen zijn uitgeweken. Sommigen hebben het gedaan daar zij niet langer in Duitsch land een onrechtmatigen overheerschenden invloed konden uitoefenen, dien zij onder vo rige regeeringsstelsels hadden gehad. Ande ren zijn weggegaan omdat het nieuwe regee ririgsstelsel niet meer aan hun egoïstische wenschen beantwoordt en anderen vluchtten uit 'een slecht geweten. Bovendien zijn vele Oost-Europeesche personen na den wereld oorlog naar Duitschland gekomen, waar zij, ondanks den grooten nood, ondersteuning hebben gevonden, en thans zoeken zij hun troost weer in andere landen. De Duitsche delegatie meent, dat als de nabuurstaten van Duitschland internationale maatregelen in verband met de vluchtelingen noodig achten, zij onder elkaar maatregelen zouden moeten treffen. De Duitsche delegatie is van oordeel dat het niet een taak voor den Volkenbond is zich met deze aangelegenheid bezig te houden. In ieder geval, welke beslis sing ook door de tweede commissie zal wor den genomen, moet de Duitsche delegatie er den nadruk op leggen dat onder geen om standigheden de te treffen maatregelen op een of andere wijze zouden mogen worden tot een uitgangspunt van die elementen, die ten doel hebben van het buitenland uit de Duitsche regeering openlijk of in het geheim te bestrijden. De Duitsche delegatie meent, dat het alle delegaties duidelijk zal zijn, dat er een onmo gelijke toestand zou ontstaan, indien de vol kenbondsinstelling zou worden misbruikt om een regeering van een volkenbondsstaat te bestrijden. Na deze verklaringen volgden korte rede voeringen van de gedelegeerden van Tsjecho- Slowakije, Frankrijk, Polen, Spanje, Dene marken en Portugal, die allen hun instem ming met de Nederlandsche resolutie uitspra- waarbij de gedelegeerden van Spanje, n en Portugal nog vooral wezen op de mogelijkheid van groote uitbreiding der emi gratie naar Palestina. Subcommissie samengesteld. Op voorstel van den voorzitter der tweede commissie Carton de Wiart werd het denk beeld van onzen minister om een subcommis sie te benoemen, aanvaard. Carton de Wiart deelde mede dat hij had willen voorstellen ook aan de Duitsche delegatie een plaats in deze subcommissie te geven, doch na de ver klaring van den Duitschen gedelegeerde meende hij te moeten aannemen, dat deze de legatie daarop geen prijs zou stellen. De Duitsche gedelegeerde heeft hierop bevestigd, dat Duitschland niet voor een plaats in de sub-commissie wilde in aanmerking komen. De sub-commissie is hierna samengesteld uit de volgende delegaties: Nederland, Frank rijk, Engeland, Italië, Tsjecho-Slowakije, Bel gië, Uruguay en Zweden. De keus van Uru guay is hierom gedaan omdat men ook be spreken wil de mogelijkheid van emigratie der vluchtelingen naar Zuid-Amerika. De subcommissie zou gistermiddag bijeen komen óm te trachten haar rapport aan de tweede commissie op te stellen. Men neemt algemeen aan dat het Nederlandsche voorstel zonder verdere bestrijding zal worden aange nomen. Benoeming van een hoogen commissaris? De gistermorgen door de tweede commissie benoemde subcommissie voor de bestudeering van de Nederlandsche resolutie inzake de Duitsche vluchtelingen heeft, naar de Hbld.- correspondent te Genève gisteravond meldde, gistermiddag beraadslaagd. Men schijnt het vrijwel eens te zijn over de wenschelijkheid den volkenbondsraad aan te bevelen een hoo gen commissaris te benoemen, die zich in ver binding zal stellen met de geïnteresseerde landen. Er bestaat nog geen eenstemmigheid over de vraag, wie de kosten zal möe*en dra. gen. De Fransche gedelegeerde meent, dat hier voor een post op het volkenbondsbudgei uit getrokken zal moeten worden, terwijl de En- gelsche en de Italiaansche gedelegeerde van oordeel zijn, dat de kosten door de belang hebbende landen zelf gedragen zullen moeten worden. Hierover zal vandaag verder beraadslaagd worden. Het verdere verhoor van Torgler. In de voortgezette zitting van gisteren van het Staatsgerechtshof te Leipzig, welke voor namelijk in beslag genomen werd door het verhoor van verdachte Torgler, kwamen, zooals reeds gemeld, de getuigenissen ter sprake der drie getuigen Karwahne, Frey en Kreyer, die verklaard hadden dat zij Torgler in den middag van 27 Februari, dus op den dag van den brand, ongeveer om 3 of 3 30 uur ontmoetten in de hall van de begroo- tingscommissiekamer, waar Torgler in gezel schap van Van der Lubbe zou zijn geweest. Torgler gaf zijn lezing van het gebeurde die. zooals ook reeds gemeld, nogal afweek van de drie bovengenoemde getuigenissen. Hij verklaarde dat hij met iemand op de sofa in die kamer zat te praten en dat de drie heeren binnenkwamen en de beide zittenden scherp opnamen. Torgler verklaarde vervolgens: „Ik zie nog heel duidelijk voor mij, dat de laatste, n.1. de heer Frey, nog eens naar mij omkeek. Dat viel mij dermate op, dat ik tegen mijn gesprekgenoot zeide: „Groote hemel, waarom kijken die mij zoo aan?'' Het was mij ook opgevallen, dat de heeren groote insignes droegen. Maar in het half donker van het voorvertrek kon ik niet onder scheiden of het onderscheidingsteekenen van den Stahlhelm of van de nationaal-socialisti- sche partij waren. Wat v. d. Lubbe betreft, zoo verklaar ik nogmaals met beslistheid: Ik ben nooit In mijn leven v. d. Lubbe ontmoet, ik heb hem nooit gezien, gesproken of zeifs maar zijn naam gekend. Ik zag hem voor het eerst Dinsdag 28 Febr., des morgens om elf uur, toen commissaris Heisig mij tegenover hem plaatste. Op diens vraag heb ik toen naar waarheid verklaard: Ik ken v. d. Lubbe niet en heb hem nooit in mijn leven gezien.'' De president constateert, dat de verklarin gen van de tgeuigen meerendeels wel over eenstemmen met die van beklaagde, behalve in het beslissende punt, n 1. dat de drie ge tuigen met beslistheid verzekeren, dat Torgler hen is tegengekomen. De president houdt den beklaagde verdei voor, dat dezelfde getuigen hem toen ztj nog eens terugkwamen, opnieuw hadden gezien Ditmaal zou een man met hem op de sota hebben gezeten, die zijn hoed over het ge zicht trok en volgens de bewering van de zelfde getuigen de beklaagde Popoff zou zijn geweest Hij kent de Bulgaren niet. Torgler verklaart, dat hij eerst op 12 Maart van de drie Bulgaren gehoord heeft Naar aanleiding van een vraag van den pre sident antwoordt Torgler, dat hij beklaagde Popoff voor het eerst op 24 April gezien heeft. President: De getuigen verklaren echter u met een persoon te hebben gezien, die zijn hoed in het gezicht had getrokken en die Popoff zou zijn geweest." Torgler: Dat is uitgesloten. De merkwaar dige man, met wien de getuigen mij gezien willen hebben en die zijn hoed in het gezicht trok, kan slechts het Rijksdaglid dr. Neu- bauer zijn geweest. Na een korte pauze houdt de president be klaagde Torgler voor, dat hij over de zeer belangrijke ontmoeting met de drie getuigen Karwahne, Frey en Kroyer gedurende het vooonderzoek elkaar tegensprekende verkla ringen heeft afgelegd. Bij het eerste verhoor voor de politie ver klaarde hij volgens het proces-verbaal, dat hij, beklaagde, van half elf v.m. tot 8 u 14 min. n.m. zich onafgebroken in de fractie kamer had opgehouden, welk vertrek hij slechts twee malen had verlaten, om zijn post te halen. Dat stemde toch niet overeen met verklaringen van verdachte van heden? Torgler: Bij mijn eerste verhoor in het hoofdbureau van politie is mij gevraagd, waar ik mij in den rijksdag had opgehouden. Ik vatte de vraag zóó op, dat men wilde weten of ik in het hoofdgebouw was ge weest, dus op de plaats van den brand. Daarop heb ik geantwoord: „Ik ben den geheelen dag boven geweest". Daarmede be doelde ik de bovenverdieping. Ik wilde daar mede in het geheel niet zeggen dat ik zon der onderbreking in de fractiekamer ben ge weest. Bij het tweede verhoor op 5 Maart heb ik mij vergist en ik moet mij er tegen ver zetten, dat de rechter van instructie daaruit een onwaarheid wil maken. Bij het verhoor van den commissaris heb ik mij niet herinnerd, dat ik ook Neubauer ont moet heb. Eerst later schoot mij dat te bin nen, ik heb dat dan ook in een brief aan de politie meegedeeld." De vorige processen-verbaal. Torgler worden dan de verschillende pro- cessen-verbaal voorgelegd, om de tegenstrij digheden in zijn verklaringen te constateeren. De president constateert, dat beklaagde op 9 Maart aan „Oberregierungsrat" Diehls in een brief heeft meegedeeld, dat hij de fractie kamer niet heeft verlaten. Torgler verklaart nog eens, dat hij steeds gemeend heeft, dat men slechts van hem wilde weten, hoe dik wijls en wanneer hij in het hoofdgebouw is geweest en wanneer hij den rijksdag verlaten heeft. De president wees er hem voorts op, dat hij den 5en Maart bij een verhoor heeft ge zegd, dat hij een ontmoeting met den journa list Ohne had gehad. Ohne heeft dit be streden. Torgler antwoordde dat het gesprek met Ohne heeft plaats gehad, maar vroeger dan hij destijds heeft gezegd. Het is hem pas later ingevallen dat hij zich in het tijdstip had vergist. Hij had zich toen herinnerd dat het gesprek, dat de drie getuigen hebben op gemerkt, met het rijksdaglid Florin had plaats gehad. Op de opmerking van den president dat ook Florin voortvluchtig is, verklaart Torgler dat hij dit niet wist. Uit de verdere voorlezing der processen- verbaal brengtdr. Sack, Torgler's verdedi ger, naar voren dat Torgler met dr. Neu bauer voor den volgenden dag, den dag na den brand dus, een afspraak had gemaakt om in het rijksdaggebouw besprekingen te voe ren met sociaal-democratische i afgevaardig den inzake het vormen van een links een heidsfront. De verdediger wijst voorts erop dat Torgler veel moeite heeft gedaan om de persoonsverwisseling op te helderen die naar zijn meening door de getuigen Karwahne, Kroyer en Frey is geschied. Torgier deelde in dit verband mede, dat een verwisseling van Florin en Van der Lubbe eenerzijds met Popoff en Neubauer anderzijds hem nauwelijks denkbaar voor- Procureur generaal dr. Werner: Deze ver klaring van Torgler is echter eerst afgelegd, nadat de rechter van instructie zulk een ver wisseling als ternauwernood mogelijk had gekenschetst. Eerst wilde Torgler ons doen gelooven, dat zulk een verwisseling wel mo gelijk was. De advocaat dr. oack wil daarop eerst later dieper ingaan. Op verdere vragen van den president ver klaart Torgler een verwisseling van Neu bauer met Pcpoff mogelijk te achten. Van der Lubbe verklaart den brand alleen te hebben gesticht. De president wendt zich dan tot den be klaagde Van der Lubbe en vraagt hem, of hij op den dag der rijksdagzitting des namid dags in den rijksdag is geweest en wel te sa men met Torgler. Van der Lubbe (na eenig dralen): Neen, dat geloof ik niet. President: Daarop kunt ge toch slechts met „ja'' of „neen" antwoorden. Ge zijt dus niet met Torgler te zamen geweest? Van der Lubbe: Neen. President: Kent u Torgler van vroeger? Van der Lubbe: Neen. President: Is hij u dus geheel onbekend? Van der Lubbe: Ja. President: Op verzoek van den verdediger vraag ik u, Van der Lubbe, uitdrukkelijk, of gij den rijksdagbrand zelf hebt gesticht, dan wel of eenige personen u daarbij hebben ge holpen. - Van der Lubbe aarzelt aanvankelijk, dan glijdt een glimlach over zijn gelaat en ant woordt hijNeen. President: Wat nu, ge moet ons de waar heid zeggen. Is het u bekend, dat te bewijzen is, dat gij alleen het niet kunt hebben ge daan? Van der Lubbe: Ja. President: Hebt ge den rijksdag alleen in brand gestoken of met de hulp van anderen? Van der Lubbe: Alleen. President: Niemand heeft iets voorafge- daan? Van der Lubbe: Neen. President: Hoe verklaart u het dan, dat deskundigen hebben geconstateerd, dat u al les niet alleen hebt kunnen doen? Dat weet ik niet, zeide v. d. Lubbe. Dr. Sack vraagt v. d. Lubbe of hij, toen hij de vuurmakers kocht, dit geheel op zich zelf heeft gedaan, of dat hij het op grond van een afspraak heeft gedaan met anderen, die hij niet wil noemen. Van der Lubbe ontkent dit laatste. Dr. Sack vraagt dan verder, of iemand hem van te voren de plaats om in het rijks daggebouw in te klimmen heeft aangew zen. Ook dit ontkent van der Lubbe. De president verklaart, dat het noodig is nogmaals het verloop van de brandstichting nader door de verklaringen der deskundigen en getuigen te laten vaststellen, waarop dr Sack antwoordt, dat hem de stukken betref fende de kwestie bekend zijn en dat hij daar bij tegelijk wil opmerken, dat zij z.i. mank gaan aan een fout, n.1. dat niet onder dezelf de omstandigheid als de brand in de groote zaal is ontstaan, later proeven tot het doen ontstaan van brand zijn genomen. Deze had den niet de geweldige werking, welke de groote koepelbrand gehad heeft toen een ster ke luchtstrooming uit een k'ein venster kwam Dimitroff stelt weer vragen. Beklaagde Dimitroff: Aangezien thans vast staat dat van der Lubbe de zaak alleen aan kon, stel ik hem de vraag: Hoe kunt gij zelf het merkwaardige feit verklaren dat het u niet gelukte het kleine gebouwtje van maat- schapprtijken steun te Neuköi'.n in brand te steker., terwijl gij wilt beweren in het enorme, massieve, voortdurend bewaakte rijksdagge bouw alleen in een kwartier een geweldigen brand te hebben deen ontstaan? President: Kunt gij, v. d. Lubbe, terzake een nadere verklaring geven? Van der Lubbe: Neen. Dimitroff stelt dan nog enkele vragen die echter door den president niet worden toege staan. De president ziet zich dan verplicht Dimi troff voor de laatste maal te waarschuwen, hem bedreigende met uitsluiting van de zit ting'. Vervolgens houdt de president beklaag de een verklaring van getuige Frau Feldmann voor, welke laatste Torgler in het rijksdag gebouw heeft zien spreken met een onbeken de, om ongeveer 121^ uur v m., voor het ver trek der begrootings-commissie. Deze getuige deelde mede, dat tijdens haar voorbijloopen het gesprek werd onderbroken. Torgler ver klaart omstreeks dien tijd een gesprek te heb ben gevoerd met den communistischen leider Petersen. Voorts wordt beklaagde Torgler de mede deel ing van een getuige Geuschehl voorge houden, die beweert een geheimzinnig ge sprek te hebben gadegeslagen voor zaal 12, dat Torgler dadelijk afbrak toen getuige na derbij kwam. Beklaagde Torgler verklaart dat voor onmogelijk te houden en vraagt of getuige zich wellicht in den dag heeft ver gist, omdat zijn verhoor eerst einde Maart oi begin April plaats had. Tenslotte wordt beklaagde Torgler de ver klaring van een getuige Weberstedt voorge houden, die heeft medegedeeld, dat hij op den dag van den brand of een der beide voorafgaande dagen tegenover de fractieka mer der communisten twee mannen aantrof van wie de een Taneff en de ander Van der Lubbe was. De langste van dit tweetal droeg een kist op de schouders. Torgler verklaard met groote beslistheid, dat hij nooit iemand met een kist gezien heeft. Maar is er ook nog een andere verkla ring mogelijk: Vrijdag vóór den brand wa ren Bernstein, een koopman, en een zekere Wundersee in de fractiekamer geweest, om ruggespraak te houden wegens de inbeslag nemingen van het Liebknechthuis. Bernstein lijkt zeer op Taneff, en ook is mogelijk dat Van der Lubbe en Wundersee met elkaar verwisseld zijn. Was v. d. Lubbe reeds vroeger in den rijksdag geweest? PresidentVan der Lubbe, u hebt gehoord, dat u volgens verklaring van een getuige op den dag der brandstichting met Taneff in den rijksdag zoudt zijn geweest. Is dat juist? Van der Lubbe, na lang aarzelen: Neen. President: Bent u ooit vóór den brand in den rijksdag geweest? De Volkenbondsvergadering. (Dag, Overzicht.) De nieuwe Spaansche kabinets formateur. (Buitenland). Na den moordaanslag op Döllfuss. (Buitenland). Noorsch stoomschip in brand. (Buitenland). Het proces te Leipzig. (Buitenland) Vergadering F. N. Z becritiseo- ring van de crisismaatregelen der regeering inzake zuivel en marga rine, door den voorzitter dr Post- huma. (Land- en Tuinbouw). Autobusdienst Alkmaar-Leeuwar den. (Stad en Omgeving). (Zie eventueel verder Laatste Berichten). De verdachte inzake de ontplof fing te Medemblik heeft bekend. (Stad en omgeving. Van der Lubbe: Ja. President: Wanneer dan? Van der Lubbe: Voor den brand. President: Op den dag van den brand of vroeger? Van der Lubbe: Op dienzelfden dag. President: Dienzelfden dag was u reeds in den rijksdag? Van der Lubbe: Neen. Na een lang heen- en weergepraat tus« schen den president en Van der Lubbe vraagt de president ten slotte: Was u in den rijks dag of b ij het gebouw Van der Lubbe: Bij den rijksdag. President: U hebt vroeger gezegd, dat u reeds eerder in den rijksdag geweest bent, om te zien waar u kon binnen komen. Was u vroeger reeds eens in den Rijksdag? Van der Lubbe: Neen. Verwarde antwoorden. President: Uw antwoord moet dus zoo opgevat worden, dat u buiten den Rijks dag was, ongeveer om 2 uur, toen getui ge Schmal u heeft gezien. Is dat zoo? v. d. Lubbe: Ja. President: Heeft u dat gemeend, toen u aanvankelijk ja zeide? Van der Lubbe: Ja. President: Binnen in den rijksdag zijt ge vooraf niet geweest? Van der Lubbe: Neen. President: Ge zijt slechts eenmaal met een kist in de nabijheid van den rijksdag geweest? Van der Lubbe: Neen. De president vraagt nu den beklaagde Taneff, of hij wel eens met Van der Lube in den rijksdag is geweest. Taneff: Ik heb Van der Lubbe voor de eerste maal in den rijksdag gezien, toen ik voor de eerste maal werd gehoord. Ook Torgler heb ik vóór mijn arrestatie niet gekend. Beklaagde Popoff wordt herinnerd aan de getuigenverklaring, volgens wel ke hij op den dag van den brand onge veer om half 4 tezamen met Torgler in de gang van de zaal der begrootingscom- missie zou zijn geweest. Popoff: Nimmer ben ik >ór mijn aan houding in den rijksdag geweest. Torgler heb ik voor het eerst na mijn arrestatie gezien. De zitting werd verdaagd tot heden. Onmiddellijk na de opening van vandaag van de zitting komt pres. dr. Bünger terug op de verschillende getuigen-verkianngen, volgens welke Torgler niet, zooals hij heeft verklaard, slechts met Ohne en later met Florian in de anti-Chambre 38 is geweest. Aangevoerd was o.a. de verklaring van de getuige mevr. Baumgarten, die had medege deeld, dat zij 's middags om 4 uur in de anti chambre was gekomen om te telefoneeren en gezien had, dat Torgler met dr. Neubauer op een leeren sofp zat. Torgler houdt vol, dat deze getuige zich moet hebben vergist. Kamer 38 heeft geen licht van buiten en is dan ook altijd met kunstlicht verlicht, zoodat vergissingen daar mogelijk zijn. Wat is hiervan waar? De president zegt, dat ook een andere ge tuige, de liftjongen van den rijksdag, heeft verklaard, op 27 Februari van der Lubbe met de lift naar boven zou hebben gebracht. Toen van der Lubbe weer naar beneden ging, had hij eenige papieren bij zich. Torgler acht deze verklaring zeer onwaar schijnlijk. Volgens zijn ervaring is het uit. gesloten, dat een man die zoo opvallend ge kleed was als van der Lubbe, op den dag van den brand zelfs maar in het rijksdaggebouw wordt toegelaten Weliswaar geeft Torgler toe, dat door de communistische fractie in grooten om vang introductios werden gegeven, doch daarvan werd door den secretaris der

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 1