Alkmaarsche Courant.
MOORD OP ABBOTSHALL
Radionieuws
Recfdszaken,
$£uilletiM
HONIG'S BOUILLONBLOKJES bhans 6 voor IQcL
Bindern ttft
eo dertigste Jaargang.
WOENSDAG 22 NOVEMBER
BURGEWEESTER DE GROOT
DE RECHTBANK.
VOOR
No. 276
1933
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Lond. Reg. 10.3510.50, Daven
try 10.50—11.40, North Reg 12.20—12 50,
Lond. Reg. 12.50—1335, Midi. Reg. 13.35
—15.20, Daventry 15.20—24.—.
Lijn 4: Langenberg 10.35—19.50, Athlone
19.50—24.—.
Donderdag 23 November.
Hilversum, 296 M. (Uitsluitend AVRO).
8.Gramofoonpl. 10.Morgenwijding.
10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Pianorecital
E Veen. 11.Voordracht door W Hunsche.
11.30 Gramofoonplaten. 12.215 Ensemble
Rentmeester en gramofoonplaten. 2.30 Cor-
nelius Codolban en zijn orkest 3.Knipcur
6us. 3 45 Gramofoonplaten 4.— Voor zieken
en ouden-van-dagen. 4.30 Zang door Anne
Marie Boezaardt. Aan den vleugel Egb
Veen. 4.55 Gramofoonplaten. 5.— Radio-
iooneel voor de kinderen 5.30 Kovacs Lajos
en zijn orkest. 6.30 Sportpraatje H. Hollan
der. 7.— Vervolg Kovacs Lajos. 7 30 Engel-
sche les Fred Fry. 8 Vaz Dias. 8.05 „Het
meisje van Arles" van A. Daudet Vert.: B
Verhagen. Regie: Kommer Kleyn. Muziek
van G. Bizet, m. m v. het Omroeporkest en
koor v. d. Opera Vereen, o.l.v. A. v. Raalte.
10.45—12.— Verslag van de finale der Zes
daagsche te Amsterdam door H. Hollander
In de pauze om 11.Vaz Dias.
Huizen, 1875 M. (8 —9.15, 11—2.— en
8—12.—uur KRO, de NCRV van 10.—
11.—en 28—uur) 8—9.15 en 10.
Gramofoonpl 10.15 Morgendienst o.l.v. Ds.
G. J. Duyvendak. 10 45 Gramofoonplaten
11 30 Godsd. halfuur. 12.15 Orkestconcert
en gramofoonplaten. 2.Handwerkcursus.
3 —3 30 Gramofoonplaten. 4 Zeemans
uurtje 5 Cursur handenarbeid voor dc
jeugd.^5.30 NCRV-Klein-orkest o.l.v. P v. d
Hurk. 7 15 Gramofoonplaten 7 30 Journ.
Weekoverzicht door C. A. Crayé 8 Orkest
en Koorconcert. Ca. 10.Vaz Dias. 10.05
Gramofoonplaten 10.30 Orkest- en «klisten-
concert 11 30—12 Schlagermuziek
Daventry, 1554 M. 10 35 Morgenwijding
10.50 Tijdsein, berichten. 11.05 en 11 20—
11.40 Lezingen 12 20 Het Rutland Square
en New Victoria-orkest o 1 v. N Austin. 1.20
Gramofoonplaten. 2.20 Voor de scholen. 3.20
Vesper. 4.10 Duitsche les 4 25 Midi Studio
orkest o l.v. Cantell m m v F. Milbourn,
tenor. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50
Mozart's pianosonates door F Isaacs. 7.10
en 7 50 Lezingen 8 20 „Consequences", ge
varieerd programma. 9 20 Borichten en le
zing. 10 Concert H. Kux, sopraan en L
Pouishnoff, piano. 10 50 Korte Dierst.
1105—12 20 BBC Dansorkest o.l.v. H
Hall.
Parijs „Radio-Paris". 1724 M. 8 05. 12 50
en 7.40 Gramofoonplaten. 8.20 ,,Rose ma
voisine", operette van Chadel. 9.05 „George
Dandin", spel van Molière.
Kalundborg, 1153 Af. 11 20—1 20 Con
cert uit Rest „Ritz". 2.20—4 05 Concert uit
Rest. „Wivex" 7.30 Radio-svmnhonie-orkest
o.l.v. Fritz Busrh m. m. v R Serkin, piano
1015—1150 Dansmuziek uit „National
Scala".
Langenberg, 473 Af. 5.25 en 6.35 Gramo
foonplaten 10 45 en 11 20 Dito 12 55 Con
eert o.l v W. Caspar. 2.05 Piano-recital
3.20 Gevarieerd concert m. m. v. ..Die fröh
liehen Fünf" 6 20 Zie Deutschlandserder
7.30 Orkest- en solis*enroncert o.l.v. Ros
baud. 10.05 Gramofnonplaten. 10.20—12 20
Dansmuziek o.l v Kühn
Rome, 441 M. 8.20 Concert m. m. v. L
Carlevarini, viool. R. Josi, piano en E Livi,
tenor 9 20 Rr.dio-tooneel Hierna gramofoon
muziek.
Brussel, 338 en 508 M. 338 M 12.20
Gramofoonplaten. 1.30 Omroepkleinorkest
o.l.v. Leemans. 5 50 Gramofoonplaten 8.20
10 20 Svmphonieconcert o.l.v Meulemans
508 M.: 12.20 Omroepkleinorkest o.l.v. Lee
mans 1 30 Gramofoonplaten. 5.20 Omroep
orkest o.l.v. Walpot. 6.35 Gramofoonpl. 8.20
Omroeporkest o.l.v. Walpot. 8.35 Cabaret
Q 2010 20 Vervolg concert
Deutschlandsender, 1635 M. 6.20 Rijks
zending: Auf geht's (Beiersche volksmu
ziek). 7 20 Gramofoonplaten. 8 20 Simpli
zissimus, radio-oratorium van H Leip. Mu
ziek van E. Roters. 9.20 Berichten sport
praatje, weerbericht. 10.20 Populair concert
uit Frankfurt. 11 20—11 50 Dansmuziek
(Zie Langenberg).
GEMEENTELIJKE RADIO-
liin
DISTR'BUTIE.
Donderdag 23 November.
Hi'.versum
Voortzetting verhoor getuige
Kuijn.
l>e president wees getuige op het ge
wicht van den eed, deelde hem de lezing van
verdachte mede en uitte de veronderstelling,
dat de lezing van verdachte juist is en dat ge
tuige, omdat hij te voren gewaarschuwd was
dat de burgemeester de rollen zou omkeeren,
een verkeerde conclusie heeft getrokken.
Getuige handhaafde echter zijn verklaring
Hij heeft ook harde woorden gebezigd.
De president: Verdachte had dus ook een
klacht kunnen uiten.
Na het verhaal van getuige Kuijn vroeg de
president waarom getuige zich niet heeft verzet
om het geld uit de kas te leenen. U maakte
zich daardoor schuldig aan een incorrectheid,
en waarom heeft u niet een contrabriefje laten
teekenen?
Getuige: Dat heb ik niet gedaan. Het was
de burgemeester en voorzitter van de vereeni-
ging.
De president: Waarom hebt u niet onder
geheimhouding aan dr. Koppen en den heer
Tenty, toen zij kwamen vragen, medegedeeld
hoe het zat. Dit is toch wel een tweede fout
Getuige; Ik had het de zuster al onder
geheimhouding verteld en wilde den burge
meester tegenover het bestuur sparen.
Verdachte zeide dat het een verhaal is,
waarvan zuster Tienstra de uitvoerster is.
De president: van belang kunnen zijn de
stukken. Wie heeft die?
Verdachte: de secretaris-penningmees
ter.
De verdediger, mr. de Groot, legde ver
schillende afschriften over en zeide, dat uit het
kasboek van getuige niet blijkt, dat hij 100
bij de boerenleenbank heeft gehaald. Toen
Kuijn de zuster 145 betaalde, had hij volgens
de boeken nog 223 in kas. 12 Juni heeft
Kuijn er 99.66 afgehaald.
De rechtbank beraadslaagde hierna een m -
ment met den verdediger over de afschriften.
Ook getuige nam deel aan het overleg en ver
klaarde zijn boekhouding nader.
Getuige zeide dat hij wel geld in kas had,
doch dat hij dit noodig had voor andere uit
gaven.
De verdachte zeide, dat het pertinent
onwaar is, dat getuige hem twee maal 100
heeft gegeven. In de bewuste vergadering heb
ik nog aangetoond, dat ik-een belangrijk bedrag
had staan bij de Twentsche Bank, dat wel niet
van mij was, maar waarover ik toch onmiddel
lijk kon beschikken. Ik wees erop, dat het
tcch logisch was, dat ik, wanneer ik om geld
verlegen was, niet naar een vreemde zou gaan
om mij uit een niet hem toebehoorende kas
200 te verschaffen, maar dat ik dan toch
eerder tijdelijk het geld zou hebben gebruikt,
dat onder mijn handen was.
De president: Maar u mocht er niet over
beschikken.
Verdachte: Moreel niet, maar moreel
mocht ik ook niet beschikken over het geld uit
de kas van de Wijkvereeniging. En als men in
nood zit, dan grijpt men toch eerst naar het
geld, dat men onder zich heeft.
Ik heb in de vergadering nog aangeboden, de
rekening-courant op te vragen om aan te too-
nen, dat ik als executeur-testamentair het
saldo veel vroeger had kunnen opvragen. Wan
neer ik dus om 200 verlegen had gezeten, dan
had ik mij die veel gemakkelijker kunnen ver
schaffen, zonder dat een ander zijn neus erin
kon steken. Ik heb dit alleen betoogd om aan
te toonen, hoe dwaas deze aantijging was.
De president: U zegt, dat u aan Kuijn
200 hebt gegeven.
Verdachte: Omstreeks St. Nicolaas is
Kuijn bij mij op het Raadhuis geweest en wel
eenige malen. Ik was eenige dagen afwezig
geweest, maar vernam dit van mijn familieleden,
die tegenover het Raadhuis wonen.
20 December is Kuijn bij mij geweest om mij
zijn nood te klagen over zijn particuliere finan
ciën en hij heeft mij om een paar honderd
gulden gevraagd om hem te helpen. Ik heb toen
gezegd: „Ik zal er wel eens over denken".
In den namiddag van 31 Dec. heb ik den veld
wachter naar Kuijn gestuurd met de mededee-
ling, dat ik niet geslaagd was en dat dit voor
Kuijn voldoende was. Vlak daarop is Kuijn bij
mij gekomen en hij heeft mij met nadruk om
het geld gevraagd. Ik heb dit afgewezen en
stond op het punt een bezoek te brengen aan
den heer de Geus. Kuijn vroeg mij. hoe lang
ik wegging en ik antwoordde, dat ik dit niet
wist, dat ik de gemeente niet uitging, maar dat
het geen zin had om terug te komen. Om
uur kwam hij toch weer en toen had ik toe
vallig geld in mijn zak van mijn salaris, dat ik
ontvangen had en ik had ook nog het geld van
de Geus in mijn zak. Ik heb Kuijn toen de
200 gegeven en wel de nieuwe bankjes, die
ik van den gemeente-ontvanger als salaris had
ontvangen.
De verdediger, mr. de Groot, wist niet, of
het zin had, alle finesses buiten de zaak om te
behandelen. Met het oog op Jan Publiek achtte
hij dit echter niet gewenscht en zal hij mis
schien veel overleggen in de kamer van den
r chter-commissaris.
Toch wilde hij aan Kuijn vragen, wat er met
het kasboek was gebeurd van het vorig jaar.
Getuige K u ij n: Dat heb ik begin Maart 1932
aan den burgemeester afgedragen, na de alge-
meene vergadering. Deze had mij e. verschil
lende malen om gevraagd, doch ik he^ gezegd:
„D: geef het niet af, voor het laatste geld voor
de autobus van den burgemeester erin ver
werkt is".
Mr. de Groot: Hoe is het dan mogelijk, dat
u aan dr. Koppen datzelfde kasboek daarna
hebt laten zien?
Getuige K u ij n: Ik kan het toch niet hebben
laten zien, toen ik het niet had. Ik heb het laten
zien, toen ik het wel had.
Mr. de Groot: Maar het kasboek was toen
al weg. Hoe kon u toen dr. Koppen inlichten?
Getuige K u ij n: Ik had een kladje. Het is
wel eens meer voorgekomen, dat de burge
meester mij geld gaf voor de vereeniging, r-asr
tevens zei: „Ik neem het maar weer mee, want
mijn vriend heeft het noodig, en jij hebt er nog
geen behoefte aan
Op een vraag van mr. U b b e n s zeide ge
tuige nog, dat de gewraakte uitdrukking in de
bestuursvergadering doo- burgemeester de
Pmt is gebruikt, toen deze het presidium nog
niet aan dr. Koppen had overgedragen.
Verdachte ontkende dit.
Verhoor van mevr. Kuijn.
Hierop werd de echtgenoote van den heer
K u ij n gehoord, die zeide, dat de burgemeester
op bezoek was geweest en dat er in haar tegen
woordigheid niet over geld is gesproken. Wal
heeft zij gezien, dat haar man 100 had ge
haald en zij vernam van haar man, dat hij dit
aan den burgemeester had gegeven.
Ook weet zij, dat haar man verteld heeft, dat
de burgemeester hem om 200 had gevraagd
en dat hij hem 100 had gegeven. De burge
meester had nog gevraagd, als de subsidie van
West-Graftdijk afkwam, hem nog 100 te
geven.
De president vestigde er de aandacht
van verdachte op, dat deze verklaring volko
men klopt met die van haar man.
verdachte: Dat moet leugen zijn.
De president: Durft u als eerlijk man
zeggen dat deze vrouw liegt?
Verdachte: Het moet leugen zijn. Ik heb
Kuijn nimmer om geld gevraagd. Het kan zijn,
dat Kuijn het aan zijn vrouw verteld heeft,
maar dan is dit een leugen van Kuijn.
Op een vraag van mr. U b b e n s zeide de
echtgenoote van den heer Kuijn gezien te heb
ben, dat haar man 100 uit de kamer haalde.
Getuige D. de Geus.
De volgende getuige is de landbouwer D. de
Geus, die mededeelde, dat in Sept. 1929 de bur
gemeester van hem 3000 a 5)4 Pc'- leende,
onder voorwaarde dat in Dec. 1930 de eerste
aflossing moest plaats hebben van 600, die
ook heeft plaats gehad. Het vorig jaar ontving
getuige wel de rente en 100 aflossing. Nu is
alles in orde.
Getuige leende hem toen op 31 Dec. nog 50,
omdat de burgemeester niets had.
De verdachte: Wij hebben over de tijds
omstandigheden gesproken. Ik haalde mijn
portefeuille uit mijn zak en legde die op tafel.
Er zat 150 in en ik zeide, dat ik niet meer
had, omdat ik iemand geld geleend had. De
Geus zeide, dat hij niet wilde, dat ik niets over
hield en zeide: laat het maar bij 100 aflossing.
De president tot verdachte: Het was toen
uw plicht eerst uw schuldeischers te betalen
voor u anderen geld leende.
Verdachte: Ik wilde Kuijn helpen.
De president: Uw schuld aan de Geus
was een eereschuld en ging voor.
Verdachte: Ik rekende er op, dat de
Geus het goed zou vinden.
Getuige de Geus: Als ik wat zeggen mag,
tegenover mij heeft hij altijd aan zijn plicht
voldaan.
Getuige Brouwer gehoord.
Getuige Brouwer had de betreffende be- I
stuursvergadering bijgewoond en gehoord, da'
de burgemeester tot Kuijn gezegd had: „Jij hebt
het geld gebruikt, niet ik". De burgemeester
heeft toen ook nog over een bankrekening van
1700 bij de Twentsche Bank gesproken, wa r-
over hij de beschikking had, en ik heb toen nog j
gezegd: „dat zegt niets". De verklaring van
Kuijn kwam mij geloofwaardiger voor.
Voorts veronderstelde getuige, dat de notu-
le:die iets anders bevatten, niet door den
dooven secretaris gemaakt kunnen zijn. Mij
dunkt achteraf, dat de secretaris, die te Drie
huizen in een toevallig druk bezochte vergade
ring is gekozen, secretaris werd met een be-
doeling.
Verhoor van getuige Tentii.
Getuige T e n t ij deed als bestuurslid ook
mededeeling van de bewuste vergadering en
ook hij bevestigde, dat de burgemeester tot I
Kuijn op heftige wijze gezegd heeft: „niet ik.
maar jij hebt de 200 uit de kas gebruikt". Wij
stonden er anders tegenover, aldus getuige,
omdat te voren Kuijn ons gezegd had, toen wij
kwamen vragen of de burgemeester geld had
geleend, dat dit niet waar was. In de vergade
ring van 3 Jan. zeide Kuijn dat hij dit gedaan
had om den burgemeester te sparen.
Verdachte handhaafde zijn verklaring Hij
hield zijn lezing van het geval vol, omdat hij
die te goed kent
Getuige T e n t ij: Het was in het heftigste
oogenblik, en de burgemeester heeft nog, met
een aschbakje op tafel slaande, om stilte ver
zocht
De secretaris kon geen juiste
notulen maken.
Getuige zuster Tienstra, wijkverpleegster
te Grootschermer, zeide, dat in Augustus Kuijn
haar onder geheimhouding verteld heeft, dat hij
aan den burgemeester geld uit de kas had ge
leend. Zij heeft daarop gezegd: „waarom ver
tel je dat juist mij?" Hij heeft daarop gezegd:
„och ik zit er zoo mee en als het verkeerd
loopt wil ik, dat iemand het weet". Ik heb toen
gezegd: „je hebt stom gehandeld". De man heeft
mij geheimhouding opgelegd en juist terwille
van Kuijn heb ik de geheimhouding verbroken,
omdat hij zich zeer zenuwachtig maakte en ik
dacht: „als het verkeerd loopt, dan loopt hij
er in".
Ook deze getuige had de bestuursvergadering
van 3 Januari bijgewoond, en deelde het con
flict mede, dat daar tusschen den voorzitter
den penningmeester had plaats géhad.
Op een heftig moment, toen de burgemeester
als voorzitter stilte verzocht en Kuijn zijn
mond niet hield, heeft de burgemeester gezegd:
„niet ik, maar jij hebt het geld gebruikt".
Op een vraag van den president zeide zij, dit
zeker te weten. Voorts zeide ze, dat de voor
zitter daarna het voorzitterschap aan dr. Kop
pen overgaf.
Volgens deze getuige is de secretaris, de
heer Slooten, zeer doof en niet in staat juiste
notulen te maken.
De president vraagt wat verdachte hier
op heeft te zeggen.
Verdachte: Het geheele dorp weet dit
verhaal.
De president (heftig): Wat heb ik met
het dorp te maken. Wij hebben te maken met
een getuige die onder eede staat en verder
niets.
Verdachte: Ik heb juist den dag te voren,
toen de zuster nog mij mededeelde waar het om
ging, den juisten kijk op de zaak gekregen.
Aanvankelijk dacht ik, dat dr. Koppen en
Tentij mijn naam wilden aanraden. Toen is mij
gebleken dat het Kuijn was.
De secretaris gehoord.
Hierop verschijnt de toenmalige secretaris
van de Wijkverpleging, de heer Slooten, met
een actetasch in de hand en een gehoorappa
raat aan het oor.
Op verzoek van den president doet hij het
apparaat af, doch het blijkt, dat het den presi
dent niet gelukt om met de grootste stemver
heffing zich bij dezen getuige verstaanbaar
maken en toch verklaarde deze getuige, nadat
hij het gehoorapparaat weer bad opgezet en in
staat was om de vragen te beantwoorden, dat
hij zelfstandig van de vergadering de notulen
heeft gemaakt, hoewel hij toen nog niet in
het bezit was van het gehoorapparaat.
De president kon dan ook niet nalaten
daarover zijn groote verwondering uit te spre
ken, doch met de dapperheid van een kriel
haantje verklaarde deze getuige, dat hij de no
tulen denzelfden avond gemaakt had en dat hij
ze goed had verstaan, omdat allen luid hadden
gesproken.
De president: Kunt u als doove wanneer
het rumoerig is, soms beter verstaan?
Getuige: Zooals u nu spreekt, kan ik het
goed verstaan. (Gelach.)
De president: Heeft de burgemeester,
t n hij zeer opgewonden was, tegen Kuijn ge
zegd: „Niet ik maar jij hebt de 200 ten eigen
bate gebruikt."
Getuige: Om dat zoo precies te zeggen
weet ik niet, mear zooals bet in de notulen
staat is het juist.
De president: Uw notulen kunnen mij
niets schelen. Vertelt u mij eens hoe het ge
beurd is. Heeft de burgemeester geen beschul
diging aan Kuijn geuit?
Getuige: Neen.
De voorzitter: weet u dat zeker?
Getuige: Zeker.
Aschbakje als voorzittershamer,
Hierop verscheen dr. Koppen als getuige,
die vertelde, in December van Zr. Tienstra
vernomen te hebben, dat de penningmeester
200 uit de kas van de Wijkverpleging aan
den voorzitter had geleend. Met zijn medebe
stuurslid Tentij is getuige naar den penning
meester gegaan met de vraag of dit zoo was,
doch deze ontkende dit, en wij hebben de zaak
blauw-blauw gelaten.
2 Januari kregen wij een oproep voor een
spoed-bestuursvergadering. Er stond niets op de
agenda. Wij hebben daarom eerst aan den
secretaris gevraagd, wat de bedoeling van die
vergadering was, doch vernamen niet veel.
In de bestuursvergadering van 3 Jan. nam de
voorzitter het woord en hield een uiteenzetting,
waarin hij betoogde, dat hij 200 aan Kuyn had
geleend, omdat deze op Oudejaarsdag hem had
meegedeeld, dat er 200 aan de kas ontbrak.
Kuijn sprong telkens op en was heel boos,
maar telkens werd hem het woord ontnomen.
De president: Heeft de burgemeester
toen direct iets beleedigends gezegd?
Dr. Koppen: Dat weet ik niet goed, want
ik was direct verontwaardigd, omdat de voor
zitter was begonnen, ons een veeg uit de pau
te geven, omdat wij aan Kuijn gevraagd hadden
om inlichtingen. De voorzitter had gezegd, dat
hij als voorzitter nooit zou gedoogen, dat ach
ter zijn rug om, inlichtingen werden gevraagd.
De president: U oordeelde zich als be
stuurslid roet het oog op uw verantwoordelijk
heid gerechtigd, om u op de hoogte te stellen?
Dr. Koppen: Zeker president.
Hierna verklaarde dr. Koppen, dat de voor
zitter, met een aschbakje op tafel slaande,
Kuijn tot stilte had aangemaand en hem had
to-gevoegd: „Niet ik, maar jij hebt de 200
gebruikt".
Kuijn had een stoel in zijn hand en ik dacht,
dat het aschbakje voor Kuijn bedoeld was eo
daarom had ik er erg in.
(Gelach op de publieke tribune.)
Getuige zeide nog, dat hij op verzoek van
burgemeester de Groot, ter vergadering het
v orzitterschap had overgenomen.
Op een vraag van den president of de secre
taris, Slooten, de notulen kan maken, zeide ge
tuige altijd het gevoel te hebben gehad, dat de
bui gemeester als voorzitter hem daarbij hielp.
Als bestuurslid had getuige daar nooit bezwaar
tegen gehad; in zijn veronderstelling was hij
nog versterkt door een gesprek met mevr.
Slooten.
Ook deelde getuige mede, dat de secretaris
Sic ten op 3 Jan. nog niet in het bezit was van
zijn gehoortoestelletje. Z. L geven de notulen
geen juist beeld van de vergadering, omdat
b 'angrijke uitdrukkingen er niet in voor
komen.
Depresident wees verdachte erop, dat
ook uit deze verklaring blijkt, dat hij op een
gegeven moment de beschuldiging heeft geuit
De verdachte onkende, die te hebben
gebezigd.
De president: Is het dan niet merk
waardig, dat deze getuige het precies zóó
vertelt
De verdachte: De verhalen zijn zóó
algemeen gedaan, dat de meeste getuigen niet
weten, hoe het precies is. Spr. kan dit begrij
pen, doch hij weet, dat hij begonnen was met
te zeggen, dat hij het voorzitterschap aan dr.
Koppen overdroeg, omdat de anderen meen
den, dat ook hij eenigszins in beschuldiging
kwam. Toen heeft hij de conclusie getrokken,
dat hij óf Kuijn het moet hebben gedaan.
Dr. Koppen: De burgemeester was mis
schien kwaad, maar ik handhaaf mijn ver
klaring.
De verdachte: Ik was doodkalm. Het
is mijn gewoonte, dit op vergaderingen te
zijn.
Een getuige a décharge.
Hierop wordt als getuige a décharge nog
gehoord de heer P. K i e f t, die eveneens als
bestuurslid de bestuursvergadering van 3
Jan. had bijgewoond.
Oetuige had het niet juist geoordeeld, om
dat er 7 bestuursleden zijn, dat twee be
stuursleden na de mededeeling van de zuster
over de 200, naar den penningmeester wa
ren gegaan om de juistheid daarvan te on
derzoeken. Bij ons ging het er om, aldus ge
tuige, of de 200 in kas waren, ja dan
neen.
t en Detective verhaa l
door PHILIP MAC DONALD
Geautoriseerde vertaling door H A C S
15
„Ik ik begrijp niet, wat mij zoo zoo
dwaas deed zijn", zeide ze. En ditmaal had
zij haar stem, haar zilveren stem, in haar
macht. Anthony was wonderlijk geroerd
Zij werd zich plotseling bewust dat er een
vreemde in de kamer was. Anthony werd
voorgesteld. De aanraking van haar hand
gaf een trilling aan zijn arm en door zijn
geheele lichaam, een trilling, die eerst het
bloed op een dwaze manier naar zijn hoofd
deed stijgen, en hem daarna bleek deed wor
den Hij keerde zijn gelaat van het licht at
Hij verweet zichzelf, dat hij, al over de
dertig, plotseling emoties had als iemand
van zestien jaar. rv
De twee zusters trokken zich terug. De
lunch, zeiden ze, zou binnen vijf minuten
klaar zijn
Sir Arthur liet zich in een stoel vallen en
keek naar Anthony met opgetrokken wenk
brauwen.
Een beetje overstuur", zei Anthony.
„Ja. Zij moet niet wel zijn. Heel ongewoon
van Lucia om zich niet te beheerschen. Ik
denk, dat ze zich onlekker voe'de en toen
schrok van mijn grafstem." Hij zweeg een
oogenblik; daarna trok een glimlach over
de vermoeide treurigheid van zijn gezicht.
„En, welken indruk heeft zij op je gemaakt,
Gethryn?"
„Mijn gevoelens," antwoordde Anthony,
„hebben betrekking op mr. Lemesurier. Ik
vraag mij af of hij zijn geluk waard is?"
Sir Arthur glimlachte weer. „Je zult een
toer hebben om dat uit te vinden, mijn
jongen. Jack Lemuserier is al vier jaar dood
Een gong kionk voor de lunch. Beneden
aan de trap liep mevrouw Lemesurier tegen
haar zuster aan.
Dora was nog bezorgd. „Voel je je wat
beter, Loo, lieveling?" vroeg zij.
Lucia pakte haar zuster bij haar arm.
„Dot, wie wie was die man, die met sir
Arthur was?" Haar stem werd luider. „Wie
is dat? Dot, zeg 't toch!"
Dora keek verbaasd op. „Wat heb je toch,
lieveling? Ik ken je zoo niet!"
Lucie leunde tegen de trap. „Ik ik be
grijp het hee'emaal niet. Ik ik voel mij
niet goed. En dan die die moord
Weer greep zij haar zuster bij den arm „Dot
ie moet 't mij zeggen! Ze beweren dat mr
Hoode gisteravond vermoord werd. Maar
hoe gebeurde het? Wie wie schoot hem
neer?"
De deur van den salon ging open achter
haar; Anthony kwam er uit. Zijn 2a^e
zijn gevoelens te verbergen is beroema,
liet niets merken, dat hij de 'aa*s*'
king van zijn gastvrouw gehoord na
Maar hij bewonderde haar moed,
nier waarop zij zichzelf wist te beheerschen
en even zeer haar schoonheid.
Als deze lunch een succes was, was het te
danken aan Anthony Gethryn. Voordat hij
te hulp kwam, was er, met onderbrekingen,
een beetje gepraat, en veel zwijgen, zóó
pijnlijk, dat het een belemmering was om te
genieten van het uitstekende eten en den
goeden wijn. Sir Arthur dook diep onder in
de zorgen men kon het duidelijk zien
miss Masterson had angst over haar zuster
en haar afwezigen minnaar, en de gast
vrouw was heeiemaal uit haar doen.
Daarom nam Anthony de leiding. De si
tuatie werkte daartoe met hem mee Hij praat
te steeds door. Tegen hun zin interesseerde
hij hen Het was duidelijk, dat hij, zooals
men zegt, „het te pakken had". Al gauw
stelde hij vragen vragen, waarvan hij
een discussie maakte Van discussie tot
lachen was een gemakkelijke overgang. Sir
Arthur's gezicht raakte iets van zijn sober
heid kwijt Dora straalde ronduit.
Alleen de vrouw aan het hoofd van de ta
fel hield zich afzijdig Anthonv keek telkens
heimelijk naar haar Hij kon het niet laten.
Haar bleekheid hinderde hem. Hij gaf zictr-
zelf de schuld er van. Hij zag, dat zij zich
zelf streng in bedwang hield, en merkte met
verwondering op, terwijl hij met de anderen
praatte, hoe veel mooier zij zou zijn, wan
neer zij verlost zou zijn van die vrees of
angst.
Maar was zij mooi? Hij wierp weer een
blik op haar. Neen, zij was het niet; tenmin
ste niet. indien schoonheid alleen volmaakte
gelaatstrekken beteekende. De oogen waren
te ver van elkaar af. De mond was te groot
Neen, zij was iets beters dan mooi. Zij was
zichzelf, en daarom
Anthony verweet zichzelf, dat die jeugdi
ge emoties telkens terugkwamen. Zijn ge
dachten werden soberder. Hij dacht aan die
sponsachtige hoop, die eens een menschelijk
hoofd geweest was. 't Was tijd, dat hij aan
het werk ging.
Hij ging over tot een nieuw verhaal. De
stilte, die heerschte, was voor hem vleiend
't Was een goed verhaal. Of het waar was,
deed er niet toe.
Het was een verhaal van Constantinopel,
dat Anthony kende, zooals zijn toehoorders
Londen. Hij was daar geweest, scheen het,
bijna zonder een cent op zak, in 1912. Het
was een verhaal van een welvarend koop
man, een man van den Geheimen Dienst,
een Bloem uit de Harem, en een Wereldrei
ziger. De verwikkelingen waren vermakelijk
spannend, pathetisch, en 't was in ieder ge
val betooverend. Het slot was treurig, want
de Bloem uit de Harem verdronk Zij kon
niet zoover zwemmen a's zij zich had voor
gesteld Een man van den Geheimen Dienst
keerde terug tot zijn Geheimde Diénst-plich
ten.
Sir Arthur schraapte zijn keel. In Dora
Masterson's oogen waren tranen. Aan het
hoofd van de tafel zat haar zuster, stijf, haar
witte handen om de armen van den stoel ge
klemd. Anthony merkte met spanning haar
houding op: zij had geen belangstelling ge
toond tot het slot van het verhaal.
„Natuurlijk", zei hij, „was ze een dwaas
om het te probeeren. Denk aan den afstand
En de stroom was sterk, 't Zou onmogelijk
zijn, zelfs voor een gespierde Engelsche
vrouw".
Hij verdiende een gelukwensch, dat hij een
zoo dwaze bewering kon uiten op zulk een
natuurlijken toon.
„O! mr Gethryn. zeker niet," riep Dora
opgewonden uit. „Wel, Loo
Het uitslaan van een vlam en het breken
van porselein kwamen haar woorden onder
breken. Mevrouw Lemesurier had het spiri-
tuslicht en de koffiekan omgegooid. Groote
schade aan kopjes en schoteltjes was er het
gevolg van. Het tafellaken brandde.
„Nog zoo kwaad niet," dacht Anthonv.
terwijl hij opstond om te helpen. „Maar je
komt er niet zoo gemakkelijk af."
De orde werd hersteld; versche koffie ge
zet en gedronken. Het gezelschap ging naar
den salon en vandaar in den tuin.
Anthony bleef nog even achter in de ge
zellige kamer vóór hij zich bij de an
deren op het grasveld voegde. De rieten stoe
len stonden in den schaduw van een der
groote cederboomen.
„Een prettige kamer, uw salon, als ik 't
zeggen mag." Zijn toon was argeloos en
minzaam.
Het antwoord was ijskoud „Ik ben blij,
dat hii u bevalt, mr. mr. Gethryn."
Anthony straalde. „Ja, allerliefst, aller
liefst. Hij heeft een atmosfeer, een bekoring,
die je tegenwoordig zelden vindt. Ik bewon
derde die kast buitengewoon; Chippendale.
geloof ik En wat laat het zilver van die
bekers den glans van het hout goed uitko
i»
(Wordt vervolxwUv
men!