DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het overlijden van Loenatsjarski. ^Buitenland PELS u No. 306 Vrijdag 29 December 1933 135e Jaargang Hit het fxictemwt QxiQjdiiksch 0veizlcht Wie en wat de commissaris van onderwijs in de Sovjet-republiek was. Een persoonlijkheid. Ruslands buitenlandsche politiek. Wat vandaag de aandacht trekt p Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franc door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regei meer 0 25, groot* ccntracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, pos**>ro 37060. Telel. 3, redactie 33. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N ADEMA. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Den Haag, 28 December 1933. Het zal voor onze lezers wel geen al te groote verrassing zijn te vernemen, dat de Eerste Kamer heden haar goedkeuring heeft geschonken aan het wetsontwerp tot tijde lijke korting op de pensioenen van gewezen ■Indische landsdienaren Heeft de Tweede Kamer het voorstel aanvaard met, als we ons foed herinneren, 56 tegen 29 stemmen, in de erste Kamer was de verhouding nog gun stiger 29 tegen 9 stemmen. De beslissing over het zoo veelbesproken wetsvoorstel viel eerst toen het uur van vieren reeds dichtbij lag, zoodat er, begonnen om 11 uur, braaf over is gesproken. De eerste spreker, de heer V a n L a n s c h o t (r. k.) bleek al dadelijk een voorstander van het ontwerp te zijn. Het is niet, gelijk van meer dan één zijde is verzekerd, in strijd met art. 177 der Grondwet en er bestaat geen civiel rechtelijke verhouding tusschen staat en amb tenaar. Maar twee vragen lagen den spr. op (het hart. In de eerste plaats vroeg hij een on omwonden antwoord van den minister op de vraag, of Indië eigenlijk niet insovent zou zijn. In de tweede plaats wilde hij weten, of er mogelijkheid bestaat, dat eenmaal de Ne- derlandsche gepensioneerden ook gekort zullen worden. Aan het slot zijner rede ver klaart de heer Van Lanschot, dat hij, nu men van twee kwaden het minste moet kiezen, zijn stem aan het wetsvoorstel zou geven. De tweede spreker, de heer Ossendorp (s. d. a. p.) verklaarde zich tegenstander van het voorstel en hij betoogde in het bijzonder, dat pensioen moet worden beschouwd als uitgesteld pensioen, waaraan niet mag ge raakt worden. De heer De Savornin Lohman (c. h.) verklaarde zich voorstander van het ontwerp. Hij moge vroeger anders gedacht hebben over het karakter van pensioen, dat hij weleer als een soort van lijfrente be schouwde, nu was hij overtuigd, dat pen sioen een ander karakter draagt. De verhou ding tusschen staat en ambtenaar heeft een zuiver publiekrechtelijk karakter, zoodat zijn partijgenoot De Geer ten onrechte zijn mee ning van een tiental jaren geleden in de Tweede Kamer als wapen tegen het inge diende voorstel gebruikt heeft. Maar zelfs al ware zijn juridische opvatting van pen sioen niet gewijzigd dan zou hij thans nog zijn stem er aan geven omdat z. i. de rechts- dogmatiek moet wijken voor de politieke en zedelijke motieven waarop het voorstel be rust. Ten slotte verklaarde hij. dat de leden zijner fractie homogeen met hem zijn en dus voor het voorstel zullen stemmen. De heer N i v a r d (r. k.) zette uiteen, dat er aan de pensioenen niet geraakt mag wor den zonder de uiterste noodzaak en hij was niet overtuigd, dat niet langs den weg van bezuiniging nog veel zou zijn te bereiken; daarom bleef hij tegenstander van het voor- stel. De heer Kranenburg (v. d.) verdedig de de theorie van de verkregen rechten van de gepensioneerden, waaraan niet geraakt mag worden. Niettemin zou hij voor het voorstel stemmen, tenzij men hem kan be wijzen, dat er op andere wijze kan gehan deld worden tot dekking van het tekort op de Indische begrooting. De heer Michiels van Kessenich (r. k.) had wel een en ander op het voordel aan te merken Hij verdedigde daa-bij, dat het veelbesproken art. 177 der Grondwet wel degelijk ook op de tractementen en pensioenen der ambtenaren betrekking heeft Het invol- veert echter alleen de bepaling, -lat een ont slagen ambtenaar recht heeft op pensioen, maar in de bepaling van de grootte er van heeft de staat de vrije hand. Spr. verklaarde ten slotte zijn stem niet aan het voorstel te zullen onthouden. De heer V a n C i 11 e r s (a. r.) bleek een der warmste voorstanders van het voorstel te zijn. Hij zette uiteen, dat naast verzwaring van lasten nok inkrimping der uitgaven on vermijdelijk is om aan den noodtoestand van Indië een einde te maken en hij had geen enkel bezwaar om zijn stem aan het ontwerp te geven. Hij vroeg intusschen aan den minis ter, hoe het stond" met de mogelijkheid van converteering van de du rcdollarleeningen in een leenin gvan een lager rentetype. De heer F o c k (lib.j achtte de korting on vermijdelijk doch legde ei den nadruk op, dat deze maatregele geen antecedent mag worden. Indië is niet insolvent maar verkeert in tijdelijken nood. Intusschen meende hij. dat er meer aandacht kon gewijd worden aan de inkrimping van het bestuursapparaat en hij herinnerde in verband hiermede, hoe de vroegere gouverneur-generaal Van der Wijck zich met kracht heeft verzet tegen de op richting van een Departement van Landbouw als een te grooie weelde. De heer M o 11 m a k e r (s. d. a. p.) ver klaarde. in tegenstelling met zijn partijgenoot Ossendorp, voor het voorstel te zullen stem men, o.a. omdat hij vond dat er te veel cumu latie van Indische pensioenen voorkwam, de Indische pensioenen zoo hoog waren en er zooveel gepcnsioneeiden zijn die hun pen sioen in den vreemde verteren. Na deze ietwat kleingeestige redevoering kwam minister C o 1 ij n aan het woord en hij heeft in een als altijd knappe rede het voor stel verdedigd. Hij ontkende, dat de regeering den weg van het recht zou hebben verlaten en spotte wat met de bewering, dat dit geen democratische maatregel zou zijn. In de eerste plaats nu den heer Moltmaker beantwoordend, stelde hij in het vooruit zicht een wet tot bestrijding van de cumu latie van pensioenen. Wanneer die was te verwachten, durfde hij echter niet te zeggen. Wanneer het komt tot een herziening van de Indische pensioenen zullen de maxima ver laagd worden en de pensioenfahige leeftijd verhoogd worden. De pensioengerechtigden, die bij voorkeur hun pensioen verteren in den vreemde, zijn voor het meerendeel gepensio neerde militairen, Zwitsers, Franschen en Duitschers, die na hun dienst in Indië gaarne naar hun geboorteland terugkeeren. De af trek van kleine pensioeenen is werkelijk niet ernstig, gelijk de minister met een voorbeeld aantoonde. Evenals in de Tweede Kamer zette de mi nister vervolgens uiteen, dat het pensioen geen uitgesteld loon beteekent, doch enkel is een verhouding tusschen staat en ambtenaar. De staat heeft hiervan herhaaldelijk blijk gegeven door de oorspronkelijk toegelegde pensioenen te verhoogen; zou hij nu het recht missen ze weer eenigszins te verlagen? Zoo min als het civiele recht iets met de zaak heeft te maken, kan men art. 177 der Grondwet er bij halen. De minister zette nader uiteen, dat de zaak ook bij Ordonnahe had kunnen worden geregeld en hij ontkende- dat de Indische rechter de bevoegdheid zou bezitten om een dergelijke ordonnantie oo zijde te schuiven als in strijd met eenig artikel der Grondwet. Dan zou hij ook de Indische strafwet en het Indische burgerlijk recht op zijde kunnen schuiven. Immers ook zij zijn bij Ordonnantie in het leven geroepen. Komende tot een bespreking van den eco- nomischen toestand van Indië, herinnerde de Minister aan wat hij bij zijn dupliek in de Tweede Kamer had gezegd. Maar hij vroeg de aandacht der twijfelaars voor nog enkele cijfers en hij las een staatje voor van de ge zamenlijke inkomsten van alk in Indië ge vestigde ondernemingen. In 1928 behaalden deze nog een winst van 287 millioen. Se dert zijn die winsten voortdurend gedaald en in 1932 bedroegen zij.... 31 millioen. (En in 1933 niemendal! riep én der leden.) Spr. gaf den heer Fock toe, dat er op de bestuurs organisatie nog meer moet worden bezui nigd. Maar wat er thans is bereikt, een be zuiniging van 123 millioen, noemde de Mi nister een reuze-prestatie. Maar ér wordt in die richting voortgegaan en we zullen sla gen. Den heer Van Lanschot verklaarde hij dan ook, dat Indië niet insolvent is, daar Nederland achter Indië staat. Op de tweede vraag van den heer Van Lanschot ant woordde de Minister, dat het zeer onwaar schijnlijk is, dat er ooit op Nederlandsche pensioenen zal worden gekort, daar zij be langrijk lager zijn dan de Indische en niet boven een maximum van 4000 mogen stij- gen. Den heer Van Citters deelde hij mede, dat er binnenkort een communiqué zal verschij nen (het is intusschen reeds verschenen) be treffende de conversie van de dollarleenin- gen in een 4 percents leening op Nederland sche basis. Hij hoopte dat de houders der Indische obligaties in Nederland de Regee ring zullen steunen in haar poging om op deze wijze Indië te helpen. Er werden geen replieken gehouden en het wetsvoorstel werd hierna aangenomen met 29 tegen 9 stemmen. Tegenstemmers waren de aanwezige sociaal-democraten en de heer Moltmaker, alsmede de beide katholieken Andriesse en De Bruijn. De Kamer ging hierop over tot de behan deling van de verliooging van den tabaks accijns. De heer de Jong (r.k.) zette het debat in met een lange rede, waarin hij o.a. pleitte voor een verhooging van het invoerrecht op de ruwe tabak, doch toen verdaagde de voor zitter de vergadering tot hedenavond. Blijk baar wilde hij nog heden de agenda geheel afhandelen. Wij durven voorspellen, dat de verhooging van den tabaksaccijns door de Kamer zal worden aanvaard evenals het laatste punt der agenda: de order curateele- stelling van de gemeente Beerta. Mocht onze voorspelling niet uitkomen, dan berichten we onze lezèrs nader. De Woensdag overleden oud-volkscommis saris van onderwijs in de Sovjet-republiek, Anatoli Wasiljewitsj Loenatsjarski, was een van de leidende figuren der republiek, welke het buitenland het best bij name gekend heeft. Dat kon niet zijn, omdat zijn plaats hem zoo bij uitstek in het licht stelde. Het volkscommissariaat, aan het hoofd waarvan hij twaalf jaren heeft gestaan, richtte zijn werkzaamheden geheel naar bin nen. Weliswaar was hij een groot propagan dist en hij, die het verstond achter elkaar re devoeringen te houden in vier verschillende talen, was in staat, om het rechtstreeksche contact met zijn toehoorders te vinden, dat de herinnering verlevendigt. Talloos zijn de artikelen geweest, welke men in buitenland- sche tijdschriften van hem tegenkwam. Op de ontwapeningsconferenties mocht hij ver schijnen als voor zijn ambtgenoot van bui- tenlandsche zaken geen emplooi van belang aanwezig was, het woord, dat hij er voerde, droeg wellicht verder dan dat van Litwinof. Voor de laatste maal hoorde men zijn naam toen hij tot den eersten gezant van de Sovjet unie in Spanje werd benoemd. Maar dit a les verklaart wellicht toch min der de bekendheid, welke hij zich over de grenzen van zijn vaderland verwierf, dan kort en goed zijn persoonlijkheid. „De man heeft stevige beenderen; een beetje buikje, maar lenig. Aldus beschreef Luc Durtai.i hem in 1928, in zijn L'Autre Europe, zooals wij in de N.R.Crt. lezen. Hij houdt het mid den tusschen een dansmeester en een verhui zer: half-behendigheid, half-kracht Het ge laat is dat van een kunstenaar: een subtiele en gevoelige lip, een scha ksche blik, waarin soms die vonk van ijver verschiet, die daar ginds onder den wenkbrauw van alle leiders ontspringt. Van terzijde gezien, het verstan dig profiel van een goed ambtenaar, het ge brilde knaagdier: vasthoudend en vraatzuch tig bij zijn papieren karwei". Dat is de bui tenkant. De innerlijke mensch werd geken merkt door het begrip „cultuur". De rijkdom van den geest vertegenwoordigde voor hem een glans en schittering, waarin, althans in zijn vroegeren tijd. zijn „klassebewustzijn" welhaast verging. De natuur ging hem daar bij boven de leer. Theoretisch is hij nimmer zoover gegaan, dat hij, met Bogdanof, poli tiek en cultuur op één lijn stelde. Hij bleef den politieken strijd in het leven van de ar beidersklasse de leidende rol toekennen. Ook geloofde hij niet, dat de proletarische cultuur in het laboratorium van den enkeling kon ontstaan, maar zag de massa als haar draagster. Evenmin volgde hij Bogdanot daar, waar deze meende, dat het proletariaat de macht niet kon veroveren, vóórdat zich een breede proletarische cultuur ontwikkeld had. Maar in de practijk schreef hij enkele dagen, nadat de bolsjewiki in November 1917 de macht veroverd hadden, op het gerucht, dat te Meskou de kathedraal van den Heiligen Basilius beschoten werd: „Ik hoor zooeven van ooggetuigen, wat zich te Moskou afspeelt. De kathedraal van Wasili Blazjeny, de Oespenski kathedraal zijn op weg om ver nield te worden. Het Kreml, waar de kunst schatten van Moskou en Petersburg op ht. oógenblik vereenigd zijn, is gebombardeerd. De slachtoffers worden bij duizenden ge teld. De strijd loopt uit op een wilde beestach tigheid. Wat zal er nog komen? Waar gaat het naar toe? Ik kan dat niet uithouden. De maat is vol. Ik ben onmachtig een eind aan deze ver schrikking te maken. Men kan niet werken onder den last van deze radeloos makende gedachten. Dat is de reden, waarom ik mij terugtrek uit den raad van volkscommissarissen. Ik erken het volle gewicht van mijn beslis sing. Maar ik kan niet meer". De toon van dezen brief klonk door naar het Westen; niet uit den brief, die hier slechts een enkeling kent, maar uit het wezen van den volkscommissaris, zooals het zich voort durend kenbaar maakte, ook in de anecdo- te, volgens welke Loenatsjarski eenmaal een berisping van den raad van volkscommissa rissen heeft moeten aanhooren, omdat hij ter- wille van zijn vrouw, beroemd tooneelspeel- ster, een trein aan het station voor enkele mi nuten had opgehouden, om te voorkomen, dat zij hem miste. In de overbeschaving, welke Loenatsjarski kenmerkte, was ook een groote mate van individualisme blijven voortbe staan. Het een en het ander maakte hem voor het Westen vertrouwder figuur, dan menig een anders. Men hoeft slechts een vluchtigen blik te werpen over al wat Loenartsjarski geschre ven heeft, om te beseffen, hoe deze man leef de door en voor de cultuur, niet alleen de culuur van zijn eigen land, maar die van de heele wereld. Theoretisch, kritisch en schep pend ontvouwde zich zijn werkzaamheid. Theoretisch heeft hij zich in de eerste plaats rekenschap willen geven van den zin van zijn politieke werkzaamheid. Het is in deze richting, dat hij zich van Lenin verwij derde, toen hij (1908—1911, Religie en Socia lisme, 2 dln.) in het voetspoor van Mach en Avenarius tot zijn „religieus atheisme" kwam, dat door Lenin in zijn Materialisme en Empiro-critisme werd gewraakt. Daarnaast heeft Loenatsjarski van jongs af veel belangstelling getoond voor de theorie van de kunst, te beginnen met zijn in 1903 uitgekomen Grondslagen van een positieve aesthetica. Hij ging daarbij uit van een le vensideaal, een leven, dat zoo vrij en machtig mogelijk is, waarin alle waarnemingen rhyth- misch en harmonisch zijn, alle bewegingen vrij en gemakkelijk, waarin alle instincten van groei en schepping volledige voldoening vinden; het ideaal van de persoonlijkheid en van de maatschappij moeten daaraan beant woorden. Weliswaar drukt iedere klasse op de kunst haar stempel, overeenkomstig haar voorstellingen van het leven en zijn ideaal, maar al wordt zij ook in al haar lotgevallen door het lot van haar dragers bepaald, de kunst zelve ontwikkelt zich naar haar inner lijke wetten. Een metaphysisch humanisme dus, dat Loenatsjarski nog lang zou kenmer ken, nadat hij het theoretisch verloochend had. De subjectivistische leuze van Protago- ras: De mensch is de maat van alle dingen, maakte hij gaarne tot de zijne. Met breedheid van blik, veelzijdige belang stelling, eruditie en levendige, aantrekkelijke schrijftrant heeft Loenatsjarski te zelfder tijd een uitgebreide kritische werkzaamheid ont plooid, niet slechts op het gebied van de litte ratuur, maar ook op dat van tooneel, muziek en schilderkunst. In twee bundels zijn zijn opstellen vereenigd over Korolenko, Andrejef, Gorki, Nekrasof, Poesjkin, Hertsen, Dosto- jewski, Tsjechof, Brjoesof, Ibsen, Lenau, Spit- teler, Charles Louise Philippe e.a. Afzonder lijk verschenen zijn voorlezingen aan de Swerdlowsk universiteit: De geschiedenis van de West-Europeesche letterkunde in haar voornaamste verschijningen. Aan de proble men van het tooneel heeft hij een boek van 500 bladzijden gewijd. In den bundel in de wereld van de muziek zijn opstellen over Beethoven, Strauss, Moesorgski, Skrjabin e.a. vereenigd. Bij de Wagnerherdenking voerde Loenatsjarski evenzeer de pen. Als schrijver heeft Loenatsjarski zich voor namelijk dramaturg betoond. De koninklijke barbier schreef hij in 1906 tijdens zijn ver blijf in de gevangenis. Het jaar daarop ver schenen Vijf kluchten voor liefhebbers en in 912 een bundel toonee'stukken en vertellin gen, Gemaskerde ideeën. Later schreef hij eenige historische drama's, als Oliver Crom- well (1920), Foma Campanella (1922) en het ook in ons land vertaalde De bevrijde Don Quichotte (1923). waarin hij de rol van de Hein-burgerliike intel'ectueelen tusschen pro letariaat en bourgeoisie in teekent. Tenslotte heef hij in 1926 nog het tooneelstuk Vergif geschreven, waarin een modern thema be handeld werd. o Loenatsjarski was lid van de Academie van wetenschappen van de Sovjetunie en voorzit ter van verscheidene wetenschappelijke instel lingen. Op vele buitenlandsche congressen heeft hij zijn land vertegenwoordigd. On danks de ernstige hartkwaal, waaraan hij ten slotte bezweken is, heeft hij tot het laatst van zijn leven een groote werkzaamheid getoond. Exposé van Molotolf. Op de gisteren geopende zitting van hei Centrale Executieve Comité der Sovjet-Unie heeft de voorzitter van den Raad van Volks commissarissen, Molotoff, een rede gehouden over de buitenlandsche politiek en den eco- nomischen toestand der Sovjet-republiek. T.a.v. de buitenlandsche politiek zeide hij: „Het grootste succes der buitenlandsche politiek is in dit jaar geweest het herstel der diplomatieke betrekkingen met de Vereenig- de Staten. Verder heeft in het middelpunt van onze belangstelling nog altijd de beves tiging van den algemeenen vrede bestaan, hoewel de voorteekenen voor het uitbreken van nieuwe imperialistische oorlogen zich steeds meer opstapelen. Op de Ontwapeningsconferentie te Genève heeft de Russische delegatie den stoot ge geven tot de onderteekening van het pact over de definitie van den aanvaller. Over eenkomsten zijn gesloten met Polen, Fin land, Estland, Letland, Littauen, Roemenië, Tsjecho-Slowakije, Turkije, Perzië en Afgha nistan. In de betrekkingen tot de afzonder lijke staten heeft de Sovjet-regeeriog steeds vastgehouden aan de beproefde beginselen van haar vredespolitiek en van practische samenwerking. Bewijzen daarvoor zijn den opbouw van de betrekkingen met Turkije en de gunstige ontwikkeling van de samenwer king met Frankrijk. De betrekkingen met Engeland zijn in dit jaar tijdelijk slecht geweest. Op begrijjpelijke gronden heeft de regeering geen genoegen kunnen nemen met het uitoefenen van pres- Het overlijden van den Russi- schen Volkscommissaris van on derwijs. (Dag. Overzicht.) Opzienbare wending in de Fin- sche spionnage-zaak. (Buitenland.) Opstand in Foekien. (Buitenland.) Simon gaat bij Mussolini op be zoek. (Buitenland.) De „Postjager" maakt goede vor deringen. (Luchtvaart.) De „Pelikaan" vervolgt zijn suc cesvolle terugtocht. (Luchtvaart) De Duitsche verdachten nog niet in vrijheid. (Buitenland.) Metaalvvarenfabriek De Merwede te Utrecht afgebrand (Binnenland Acht jaar gevangenisstraf ge- ëischt tegen een vrouw te Haarlem, die een harer kinderen zoo ernstig mishandelde, dat de dood er op volgde. (Rechtszaken.) Bij een inval bij een paar slagers te Noordwijk en Katwijk zijr. val- sche vleeschstempels ontdekt. (Bin nenland Het is den Rijksambtenaren ver boden lid te zijn van de NS B., leider ir. Mus.vert. (Binnemand). Een arbeider in een papierfabriek te Wapenveld (Geld.) in de machine gevallen en vermalen. (Binnen land.) Droevig ongeluk nabij Den Hel der. (Stad en Omgeving) (Zie voor nadere bijzonderheden eventneele laatste berichten). STEEDS VOORAAN EN BOVENAAN: N C H per flesch vanal f 2.10. KOORSTRAAT 49-51. EL. 207. „Kwaliteit wint altijd". sie door het buitenland op haar binnenland- sche politiek. Thans worden op normale ba sis met Engeland onderhandelingen gevoerd over het tot stand komen van een handels verdrag. Onze betrekkingen tot Duitschland heb ben in den internationalen toestand altijd een bijzondere rol gespeeld. De Sovjetregee- ring blijft trouw aan haar beginselen van bescherming van den algemeenen vrede en de onafhankelijkheid van het land. Harer zijds heeft zij geen reden tot verandering van haar politiek jegens Duitschland. Van de zijde der Duitsche regeeringen zijn ech- ter in de laatste jaren pogingen onderno men ter herziening van de verhouding tot Rusland. Het is niet moeilijk, dat waar te nemen. Eén ding is voor ons duidelijk: wij blijven trouw aan de principes van alge meenen vrede en bevordering der economi sche betrekkingen. Slechts in het doorzetten van deze beginselen zien wij de mogelijkheid van een politieke en economische samenwer king tusschen Duitschland en Rusland, een samenwerking in het belang der beide lan den en in dat van den algemeenen vrede. De verhouding tot Japan. Eenige Japansche bladen alsmede eenige Japansche autoriteiten verspreiden geruch ten over militaire voorbereidingen van Rus land, gericht tegen Japan. Dat alles ge schiedt natuurlijk slechts, om het opstoken van de eigen agenten tegen Rusland te ver hullen. Wij mogen onze oogen niet gesloten houden voor het gevaar van een aanval. Maar ook dan is het onze taak, voort te gaan met onze politiek van vrede in het Ver re Oosten en verbetering van onze betrek kingen tot Japan. Tegelijkertijd echter moe ten wij op een mogelijken overval voorbe reid zijn". Tenslotte sprak Molotoff nog over het uit treden van Japan en Duitschland uit den Volkenbond, en de onderteekening van het vriendschapsverdrag met Ialië, waarna hij nogmaals den nadruk legde op de vredelie vendheid van de Sovjet-republiek. COMPANYS OPVOLGER VAN MACIA? Met steeds grooter waarschijnlijkheid verwacht men, dat oud-minister Com- panys benoemd zal worden tot president van den Generaliteit als opvolger van wijlen kolonel Macia. Companys is can- didaat van de Esquierra, welke partij in het Catalaansche parlement de meerder heid heeft.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 1