ALKMAARSCHE COURANT
Afscheid burgemeester Wendelaar.
No. 12
HAANDAG 15 JANUARI 1934
Namens den Raad een oorkon
de aangeboden, vervaardigd door
den heer S. Koster, namens den
Raad en het gemeente-personeel
een te schilderen portret door
Oscar Mendlik.
De Burgemeesters der buiten
gemeenten boden een schilderij
aan, voorstellende een interieur
van de Groote kerk door Koos
Stikvoort.
Voorts tal van kleine cadeau*
en bloemen.
Een zeer druk
ceptie.
bezochte re-
Voor een uitverkocht huis (Een honderdtal
belangstellenden kon geen plaats bekomen)
heeft mr Wendelaar Zaterdagmiddag, in te
genwoordigheid van zijn famiiie, in 'n laatste
buitengewone raadsvergadering, afscheid van
de gemeente genomen. De raadszaal had
thans de indeeling van een tooneelvoorstel-
ling slechts de wethouders zaten achter de
groene tafel doch de raadsleden zaten tus-
schen de andere genoodigden te wachten op
de dingen, die zouden komen. Wij merkten
op de leden van de rechterlijke macht, tal
■van burgemeesters uit de omliggende gemeen
ten, ue nooiden van taksen van dienst, die
van de geestelijke en onderwijs-instelüngen,
de voorzitter en de secretaris van de Kamer
van Koophandel, alsmede deputaties van
plaatselijke en gewestelijke organisaties.
De afscheidsrede van mr. Wen
delaar.
Toen de burgemeester met zijn echtgenoote,
zijn dochter, zoon en schoondochter, door de
deputatie van ontvangst, bestaande uit mej.
Carels en den gemeente-secretaris, werd.bin
nengeleid, verhieven allen zich- van hun
zetels.
Mevrouw Wendelaar droeg een bouquet
in de Alkmaarsche kleuren en nadat de fami
lie een plaatsje op de eerste rij had ingeno
men, nam de burgemeester voor het laatst
naast wethouder Westerhof, den voorzitters
zetel in en na zich met de ambtsketen te heb
ben omhangen, klonk als gewoonlijk, na een
korten hamertik, zijn rustig woord: „Ik open
tieze buitengewone raadsvergadering en heet
mej. Carels en de heeren leden van den Raad
welkom in deze vergadering. Als ik mii een
enkele afwijking mag veroorloven (er zijn er
niet veel meer, die mij nu nog ter verant
woording kunnen roepen) dan zou ik bij uit
zondering in een vergadering van den Raad
willen welkom heeten de tallooze belangstel
lenden, die naar hier zijn gekomen".
Dat het hier iets zeer bizonders betrof,
kwam mede tot uiting door het feit, dat de
burgemeester, die steeds de raadsvergaderin
gen zittende leidt, thans staande het woord
voerde.
Als ik moet analyseeren de gevoelens op
dit oogenblik in mijn ziel, aldus spr.. dan is
daarvoor maar één woord: dankbaarheid. Ik
ben in hooge mate dankbaar voor de vele ze
geningen, die God mij en mijn gezin in de
belangrijke jaren in deze gemeente geschon
ken heeft, in den vorm van een innig familie
leven, van een groot geluk in dat huis aan
den Kennemerstraatweg. Maar ook ben ik
dankbaar voor den zegen, die mij is geschon
ken in mijn werk en in de liefde, die in de
harten klopt van heel de bevolking.
Hoewel het hier daarvoor eigenlijk de
plaats niet is, zou ik toch ook een woord
van grooten dank willen richten tot mijn
vrouw voor alles, wat zij voor mij in deze
jaren van ambtsvervulling is geweest. In de
bevolking heeft zij, zooals terecht in een der
couranten gisteravond werd opgemerkt, een
zeer bescheiden rol vervuld, maar zij heeft mij
gesteund door mij in moeilijkheden, die ook
mij niet gespaard zijn gebleven, te helpen. Ik
dank ook mijn kinderen en ook haar, die mij
pas voor kort den naam van vader heeft ge
geven, voor de wijze, waarop zij mij hebben
ondersteund. Burgemeesterskinderen hebben
geen goeden naam bij een bevolking, maar ik
geloof van mijn kinderen te mogen zeggen,
dat zij hun vader hebben geholpen om een
goeden indruk te vestigen.
In deze raadsvergadering gaat in de eerste
plaats mijn dank uit tot de leden van den
Raad en wel tot hen, die hier thans zitten en
tot hen, die hun zijn voorafgegaan voor "en
steun en medewerking, die zij mij hebben ge
geven. Er was wel eens een gebrek in toon
en waardeering, doch dat kwam voort uit
verschil van levensovertuiging. Nooit kreeg
ik den indruk van persoon'ijke plagerij of on
wil om met mij mede te werken. Ik ben dan
ootk de leden van den Raad van toen en thans
ia- hooge mate erkentelijk voor den steun en
de gevoelens van vriendschap, die ik zoo tal
looze malen heb mogen ondervinden.
Hierna sprak spr. een dankwoord tot de te
genwoordige en vroegere wethouders. De sa
menwerking met de wethouders is van zoo
veel inniger aard. Ze gaat zoo tot in details
van het gemeentebestuur en daardoor gaat
het daar dan ook wel eens scherper dan in
den Raad. Toch kan ik niet anders zeggen
dan dat ik aan de vergaderingen van het da-
gelijksch bestuur dezer gemeente de allerpret
tigste herinneringen behoud, ondanks het
feit, dat het wel eens is voorgekomen, dat
iemand met een verhitten kop deze vergade
ring verliet, nadat met groote felheid opinie-
tegenover opinie was geplaatst.
De heer W e s t e r h o fDat geldt het
oude College! (Gelach.)
De voorzitter: Deze beschouwing van
politieken aard kan ik niet overnemen, maar
ik herzeg, dat het wel eens is gebeurd, dat
iemand met een verhitten kop een vergade
ring verliet, doch dat de vriendschapsbanden
het gemakkelijk maakten, dergelijke kleine
geschillen weer te overbruggen.
Spr. noemde het hierna 'n voorrecht, den se
cretaris zijn vriend t» mogen noemen. De sa
menwerking met k eeft spr. zich niet be
ter kunnen denken. Hij wist zelfs mijn onuit
gesproken wenschen te vervullen, maar hij
deinsde er ook niet voor terug, om mij, als
er het een of ander was, waarvan hij meende,
dat het niet goed ging, op 't juiste moment te
waarschuwen. Ik zeg niet te veel, wanneer ik
zeg, dat de secretaris van het gezelschap van
den Raad de geleerdste, de knapste is en ik
verzeker hem, dat zijn nauwgezette en trouwe
samenwerking door mij in buitengewoon
dankbare herinnering zal blijven bewaard.
Hierna betuigde spr. zijn erkentelijkheid
voor den steeds ondervonden steun van het
hoogere gezag, zoowel van de Landsregee-
ring als van het Provinciaal bestuur. Slechts
bij hooge uitzondering werd mijn leiding niet
gevolgd, maar in het algemeen mag ik zeg
gen, dat ik in hooge mate den steun heb on
dervonden van hen, die boven mij zijn ge
ste'd.
Een bizonder woord' van dank richtte spr.
dan aan de vertegenwoordigers der buitenge
meenten, met wie het hem een genoegen was,
voor de be'angen van de geheele streek sa
men te werken. In de belangen van Alkmaar
en de buitengemeenten heb ik nooit een tegen
stelling gezien, omdat hun belang ook een
j be'ang van Alkmaar was en omgekeerd.
Vanmorgen, zoo vervolgde spr., heb ik af-
scheid genomen van de hoofden van takken
i van d'ienst, met wie ik een zeer nauwe samen-
werking gehad heb De raadsleden weten,
dat van hun werk buitengewoon veel af
hangt, al blijkt dat niet altijd naar buiten.
Wij verdedigen hier wel voorstellen, die den
indruk maken, of het onze voorste"en zijn,
maar de ingewijden weten wel goed, dat ze
van de hoofden van takken van dienst af
komstig zijn. Ik breng hun dank voor den
grooten steun, van hen ondervonden en voor
hun groote bereidheid om hier in het belang
van de gemeente Alkmaar werkzaam te zijn.
Over hun hoofden heen gaat miin dank uit
tot de talooze ambtenaren en werklieden der
gemeente, die, allen bezield met eenzelfde
geestesbereidheid, werkzaam zijn geweest in
het belang van onze schoone stad.
Een bizonder woord van dank richtte spr
tot de politie en tot het onderwijzend perso
neel. zoowel dat van de scho'en van voorbe
reidend Hooger Onderwiis, Middelbaar On
derwijs, Nüverheids Onderwijs als dat van
het Lager Onderwijs. Het was spr. een genoe
gen, te kunnen cons*ateeren. dat zij met
voortdurenden ijver in het belang van het
A"miaarsche kind werkzaam zijn geweest.
Eeri woord van erkentelijkheid sprak spr
hierna tot het Col'ege van den Armenraad,
tot de Coleges van het Curatorium van het
Gymnasium en tot dat van het Centraal Zie
kenhuis.
De Brandweer en de Kaasdragers noemd'e
spr organisaties van een karakteristieken
Alkmaarschen geest Hun studantikooze jool'
za' hij dankbaar blijven gedenken.
Hierna sprak hij een woord van dank tot
de pers al was er niet a'tijd gelijkheid
van inzicht vooral voor de vriendelijke
woorden van afscheid tot hem gericht.
De bevo'king van Alkmaar zou spr. met
groote dankbaarheid gedenken, omdat die
hem oneindig veel heeft gegeven.
De 8 October-vereeniging noemde hij de
typisch-karakterist'eke Alkmaarsche vereeni-
ging, die den feestdrm van het heugelijke ont
zet na het afschuwelijke beleg iaarlijks viert
op een zoodanige manier, dat de geheele be
volking er plez'er in schijnt te schepnen. Ik
zeg: de geheele bevolking, doch het zal in de
toekomst wel zoo worden.
Ook met de Oranje-vereeniging, alsmede
met de Mannenzangvereeniging Orpheus en
de Burger IJsclub, heeft spr. prettig samen
gewerkt. Ook dacht hii aan de heerlijke avon
den, die hij met de Tooneel-, Muziek- en
Sportverenigingen heeft gehad.
Dank bracht hij ook aan de Commissie, die
zijn ambtsjubileum voor zijn gezin onverge-
te'ijk heeft gemaakt.
Behalve van Alkmaar en zijn bevolking
scheid ik ook van mijn ambt en dat gaat mij
ter harte, omdat ik nog altijd geen schooner
ambt kan bedenken. Het is wel merkwaardig,
dat ook in deze moeilijke tijden, waarin alles
uit zijn voeden wmdt gelicht, iedereen van
dat eene ambt afblijft. Daarvan heeft nog
niemand kwaad gesproken. Men weet, dat de
burgemeesters rrwnschen zijn, die doen wat
zij kunnen voor hun bevo'king. Het burge
meestersambt is een typisch Nederlandsch in
stituut, waarmee ons geheele volk zich kan
vereenigen. Het kost mij dan ook enorme
moe'te, uit dat ambt te gaan, ook daarom,
omdat naar miin eigen meening de kwalttei
ten, die ik mee heb «ekregen, zich schijnen te
leenen voor dat ambt.
Op muzii'aal gebied zijn er bevoorrechte
menschen. die hun z'el kunnen uitleven in
het besrelen van epn instrument. Er zijn ook
muzikale mep«rhen die daartoe niet in staa
zijn en zich ciprM- finnen uitie"°n wanne i
hun een orkest ter beschikking wordt ge
steld. Zij moeten dan het kleine stokje han-
teeren. Wie deze vergelijking begrijpt, be
grijpt, wat ik zeggen wil, als ik zeg, dat wij
hier een corps specialiteiten hebben. De hoof
den van takken van dienst bezitten ieder het
talent om hun gaven uit te leven. Ik ben de
man, die niet in staat is, een gasfabriek te be
sturen, de reiniging gaande te houden, het
politiecorps te commandeeren of een andere
betrekking waar te nemen, waar die het ge
geven is, om het stokje te zwaaien en nu
ontneemt men mij de mogelijkheid om mij uit
te leven via anderen. Men zal zeggen: „Dat
doet gij zelf". Ja en neen. Natuurlijk doe ik
het zelf. Als ik niet wilde heengaan, zou nie
mand mij beletten, hier te blijven zitten.
Maar het geldt hier een geval van zelfver
antwoordelijkheid. Dat ik heenga, is een ge
volg van de ontwikkeling van de omstandig
heden. Er is gezegd: „Gij doet dat, omdat
gij U financieel wilt verbeteren."
Men schijnt zich niet te ontzien om in de
stad het gerucht te verspreiden, dat ik in
Den Haag een mooie financieele positie heb
gekregen en dat het presidium van de Libe
rale Staatspartij De Vrijheidsbond mij
8000 zou opleveren. Ik zeg dat, omd^ ik
dat noodzakelijk vind in het belang vanTnijn
partij en ik verzeker U, dat ik daarvoor geen
cent ontvang. Als het anders was, zou ik nier
bereid zijn geweest, dit voorzitterschap te
aanvaarden. Meer daarover zal ik niet zeg
gen. (Applaus.)
Als wij op het punt staan om naar Den
Haag te vertrekken, dan kan ik U wel zeg
gen, dat het vooral mijn vrouw is, die dit
bizonder onaangenaam vindt. Even groote
moeite als het haar gaf, naar hier te komen,
kost het haar nu, nu zij tallooze vrienden ge
maakt heeft, om van hier te scheiden.
Er zijn er, die denken, dat wij in Den Haag
het mooie schitterende Hof-leven zullen bin
nenstappen. Dit kan ons niet trekken. Daarin
zit voor ons niet de bekoring, die dit voor an
deren schijnt te hebben. Als wij naar Den
Haag gaan, dan is het uit plichtsgevoel
Mijn vrouw blijft ook hier aan mijn zijde
staan, omdat ik meen, (ik aarzel het groote
woord te gebruiken, maar toch moeten wij
eerlijk tegenover elkander zijn) dat het mijn
roeping is. Wij gaan dus, ondanks dat Alk
maar en wij haast niet te scheiden zijn. Ik
heb mij al die jaren hier één met Alkmaar
gevoeld. Wij moeten ons losscheuren. Het is
niet anders. Het moet gebeuren. Laten wij
het dus met opgewektheid doen. Voor Alk
maar ligt een schoone toekomst gereed en
laten wij voor mij hopen, dat er iets goeds
komt.
Ik neem afscheid van de leden van den
raad met de beste wenschen voor hun per
soonlijk welzijn. Laat het hun persoonlijk en
hun gezinnen goed gaan, zooals ik ook
wensch, dat het Alkmaar goed mag blijven
gaan onder nieuwe leiding, onder de leiding
van burgemeester van Kinschot, die hier
Maandag zal worden geinstalleerd en die
voor U, als gij hem ontvangt, een even groot
vraagteeken is, als ik vóór 14 jaar was.
Ik kan begrijpen, dat gij aanvankelijk met
eenige reserve tegenover hem staat, maar
weest goed en steunt hem in zijn moeilijke
taak, die hij op zoo'n jeugdigen leeftijd op
zich heeft genomen. Helpt hem in de eerste
tijden over de moeilijkheden heen. Ik ben er
van overtuigd, (ik kende hem reeds en heb
ook nu reeds enkele malen met hem gespro
ken) dat binnen zeer korten tijd zal blijken,
dat de regeering een zeer gelukkige greep
met zijn benoeming heeft gedaan.
Ik eindig, waarmee ik ben begonnen, met
U te verzekeren, dat niets anders dan dank
baarheid mij op dit oogenblik bezielt. Ik
dank U allen voor alles, wat ik van U ge
noten heb. Het spijt mij, dat het noodig is.
dat de banden, die mij binden, verbroken
moeten worden. (Langdurig applaus.)
Gij hebt de belangen der ge
meente uitnemend gediend en ons
goed geleerd, onze stad te be
sturen.
Wethouder W e s t e r h o f sprak daarna
als volgt: Mijnheer de voorzitter, het is voor
het eerst, dat ik een vergadering uitschreef,
die gij presideert. Hieraan is iets verbonden
dat onaangenaam aan doet, want dit ge
beurt maar één keer, n.1. bij vertrek. De ver
gadering, waarin wij U huldigden, was ook
door mij uitgeschreven, maar ik bleef dien
dag voorzitter. In die vergadering was een
stemming van dankbaarheid. Wel hing er
iets van uw naderend vertrek, maar wij wa
ren van groot geloof en dachten: „Hij blijft
nog wel."
En nu vandaag zijn wij hier om afscheid
van U te nemen. Wij begrijpen, dat deze dag
voor U moeilijk is, maar hij is toch ook weer
lichtend. Ik heb in mijn leven meermalen af
scheid moeten nemen, ook daar, waar banden
van vriendschap mij bonden. Het is smarte
lijk vriendschapsbanden te moeten verbre
ken of onvervuld verlangen te moeten achter
laten of nijd of afgunst. Geen van deze din
gen blijven hier achter tegenover U. De ge
meente leeft mee met U. Honderde menschen
moesten voor deze bijeenkomst worden afge
wezen. Men heeft U leeren waardeeren als
de burgemeester, die de eerste onder ons,
toch aller dienaar heeft willen zijn.
Het eenige bezit, dat niemand ons kan af
nemen, is het gevoel van voldoening, zijn
plicht te hebben gedaan en bij hebt die ten
volle vervuld. Natuurlijk hebt gij het naar de
meening van velen niet zoo gedaan, zooals
zij het wilden. Een der bladen merkte op, dat
er menschen waren, die uw vertrek niet zoo
buitengewoon vonden. Gij hebt nu eenmaal
niet iedereen persoonlijk kunnen dienen en er
blijven er dus altijd met het gevoel, dat ze
achteruit gezet zijn. Maar bij het scheiden
van de markt leert men z'n menschen ken
nen. Wij hebben leeren waardeeren uw toe
wijding, uw leiding, uw goed inzicht en uw
persoonlijke welwillendheid, eigenschappen
zoo onmisbaar voor een burgemeester. Gij
hebt ons leeren recipieeren, maar gij hebt ons
ook geleerd, hoe men een stad kan besturen
en soms in enkele dagen, hoe men kan pro-
beeren, U dat na te doen. Dezen keer behoeft
dat niet, want met een ongekende voortva
rendheid komt de nieuwe. Gij hebt der.
wensch geuit, dat wij den nieuwen burge
meester welwillend zullen tegemoet komen.
Wij zullen hem vriendelijker ontvangen dan
gij ontvangen zijt, omdat wij weten, daar
mee te handelen is uwen geest.
Wij hebben geprobeerd bij alle Verschil en
voor zoover dit met dezen vaak onbereken-
baren raad mogelijk is, het goed te doen Het
dienen van de belangen der gemeente zien
wij nu eenmaal niet gelijk en wij willen nu
eenmaal niet gelijkgeschakeld worden. Wij
hebben altijd het beste met de gemeente voor
gehad en gij hebt dit wel het allerbest ge
daan. Uw vrouw is U daarbij tot een wonder
lijken steun geweest van onberekenbare
waarde. Vooraanstaande menschen hebben
geen gemakkelijk leven. Zij worden soms be
nijd, maar daarvoor is geen reden, tenzij om
het eene, dat zij door het doen van hun
plicht, het hoogste geluk hebben gevonden
Wij moeten probeeren, dat men ons daarom
gaat benijden.
Meer nog dan met de 8 Octoberfeesten het
geval is, nam daarom 1 Juni 1932 de ge
heele bevolking deel aan uw jubileum. Sinds
dien zijn er nog vele dingen in het belang
van de stad gebeurd. Spr. noemde de Lv-
ceumbrug, de Rochdalebrug, de 24 gemeen
telijke arbeiderswoningen, de 28 woningen
van Volkshuisvesting, de 62 woningen van
Rochdale en de vastlegging van nieuwe toe
komstplannen voor de zich uitbreidende ge
meente. Belangrijk was ook de financieele
steun aan het Lyceum, de uitbreiding van de
U.L.O. school, de verbouwing van de school
voor Buitengewoon Lager Onderwijs, die be
wijzen, zoo vervolgde spr., dat gij de eerste
dienaar van het onderwijs zijt geweest en dat
gij het zelfs hebt verstaan, uit bezuiniging
winst te smeden. Dit is gebleken door de cen
tralisatie van het zevende en achtste leer
jaar. Ook de volkomen afbouw van het Cen
traal Ziekenhuis, de verbouwing van het
zenuwpaviljoen tot Zusterhuis en het bouwen
van een nieuw Zenuwpaviljoen mag als de
vervulling van één der liefste wenschen van
den burgemeester worden aangemerkt.
Gelijkberechtigdheid is een juweel in de
kroon van elk gemeenebest. Gij hebt dit op
elk terrein in uw leven betracht. Gelijkbe
rechtigdheid zou als één van uw deugden in
uw familiewapen kunnen staan.
De nieuwe groenteloods voor de Epxort-
veiling, de steun aan de tuinders, de verla
ging van wik- en weegloonen noemde spr
maatregelen om eenieszins den nood ten
plattenlande te lenigen.
Terecht sprakt gij over de banden, die Alk
maar aan de buitengemeenten bindt. Wij
kunnen zonder het land rondom ons niet van
beteekenis zijn. Wij zijn op het platteland
aangewezen, zooals het platteland op ons is
aangewezen.
Ook voor het behoud van de rechtbank
hebt gij uw beste krachten gegeven. Gij en
uw secretaris waren de aanvoerders van de
actie om de rechtbank hier te behouden. Al
licht omdat gij van het recht houdt, maar
ook voor de standing van de stad, die uw
stad zal blijven.
Van het boschplan, dat nieuwe mogelijk
heden opent voor de stadsuitbreiding, waart
gij de vriend. De verbetering van de toe
gangswegen naar de stad vond onder uw be
leid krachtigen voortgang. De nieuwe hoofd
post voor de brandweer geldt als een bewijs
van uw inzicht, wat noodi? is voor de veilig
heid van deze gemeente. De veel bestreden
Krebbesteeg is eindelijk de Van der Bosch
straat geworden, waardoor de naam is vast
gelegd van een onzer sympathiekste oud
raadsleden, schoonheidskenner bij uitnemend
heid. Nieuwe plannen liggen ter uitvoering
omreed, als de raad, d:e "regeert, het wil.
Waardeering verdient de bevordering van de
Alkmaarsche telefoon-centra'e, het radio-
distributiebedrijf, schepping van de Benja
min uit ons college. Ook de afbouw van de
rechtspositie der gemeente-werklieden dient
genoemd. Tal van maatregelen werden ge
nomen ter opzichte van de werkverschaffing
en gij hebt daaraan met groote toewijding
meegewerkt.
Gij hebt gesproken over het scheiden van
de markt. Ik mag zeggen, het was met U een
goede markt. Het ambt van burgemeester
hangt bijna geheel af van den man, die het
vervult. Gij hebt er veel van gemaakt en het
was U een vreugde, dit te kunnen doen. omdat
gij een goed burgemeester waart. Namens
den geheelen raad betuig ik U daarvoor de
hoogachting, die er altijd zal b'ijven.
In mijn opposit:ejaren heb ik misschien
wel het vaakst den degen met U gekruist,
maar ook ik werd nu grijs en als men elkan
der leert kennen, verdwijnen de scherpe
kantjes. Thuis zult gij misschien wel eens
gezegd hebber: ..Die lastige Westerhof",
maar ik verzeker U, dat ik U ook in die
ocgenblikken. altijd hoog heb geacht. Wij
hebben het misschien beurt voor beurt wei
eens verkeerd gezien, maar omdat gij de
scheidende zijt, wil ik wel zeggen: „Ik het
mees;
De voorzitter: U 'behoudt toch een
zeWe reserve fGelach.)
Wethouder W esterhof: Uw hooge
plichtsbetrachting heeft U 14 jaar ge
schraagd; 14 jaren zijn veel, als ze voor ons
liggen, maar a's ze voorbij ziin. vaak niet
meer dan een zucht, die verdwijnt. Gij zijt
gekomen als jonge man; ook ik was jong. De
14 jaren zijn spoedig voorbij gegaan. Voor
wie arbeidt, gaat de tijd snel voorbij en voor
al, als men daarbij vo^rzoover men als
kleine mensch iets kan doen. betracht heeft
oTicht, plicht. Arbeid en plicht zijn. a's ze
samengaan, van dubbele waarde in het men-
schenleven.
Mevrouw Wende'aar. ik zeg het u nog
eens, plicht en arbeid zijn de roem en de eer
van uw man. Gij kunt dit on dezen dag in
stille vreugde meedragen Uw man heeft in
deze stad zijn plicht goed en volledig ge
daan. Wij weten, dat <rij daarbij den burge
meester behulpzaam zijt geweest. Voor uw
kinderen zal daarvan het gevolg zijn, dat wij
tot hen als zij 'ater in Alkmaar komen, zul
len zegden: „Zet U neer aan onzen disch,
want wij hebben uw vader gekend
Kleine geschenken onderhouden de vriend
schap De raad besloot daarom, aan U, bur
gemeester. e°n oorkonde te geven, oeteekend
door één van de kunstenaars van deze stad,
den heer Koster, die het naar onze opvatting
goed heeft gedaan.
Daarnaast zal de raad en het gemetnte-
personeel U aanbieden een geschilderd
optret van U, wat wij hopen, in deze zaal te
mogen hangen. Ik hoop dat gij daarvoor
uw medewerking zud wil'en verleenen. door
te poseeren voor den kunstenaar Oscai
Mendlik.
En hiermede zoo eindigde spr., meen ik
de taak van tolk van onze dankbaarheid in
eenvoud te hebben betracht. (Langdurig
30013113.1
De redactie van de oorkonde is de volgen
de:
Teneinde uitdrukking te geven aan zijn ge
voelens van bijzondere erkentelijkheid en
waardeering voor het beleid, het goede in
zicht en de groote toewijding van Mr. W. C.
Wendelaar als Burgemeester van Alkmaar van
1 December 191915 Januari 1934 heeft de
Raad van Alkmaar, mede ter vertolking van
de hoogachting, welke de bevolking aan Mr.
Wendelaar om zijn hooge plichtsopvatting en
zijn welwillende persoonlijkheid heeft toege
dragen, aan zijn scheidenden voorzitter deze
oorkonde aangeboden.
De goede wenschen, die wij in
1919 tegenover u uitspreken zijn
in groote trekken vervuld.
Aldus de nestor van den Raad, de heer
D G o v e r s, die hierna het woord voer
de. Daar u zijt gezegend met vele bizon-
dere hoedanigheden van verstand cn
hart, viel het u wellicht niet zoo zwaar,
de functie van Burgemeester te vervul
len, maar daarnaast, in het bizonder als
voorzitter van den Raad, zijt gij met uw
aangeboren tact steeds meester van de
vergadering gebleven. In mijn 25-jarig
raadslidmaatschap zijn velen :e revue
gepasseerd en dikwijls hebt u voor moei
lijke poiitieke situaties gestaan, waarbij
groote stuurmanskunst werd vereischt.
Geen raadslid zal kunnen zeggen, dat u
er niet in zijt geslaagd, door een kwink
slag of een vermanend woord, den aan-
genamen toon in de vergaderingen, be
waard te hebben En dit is bij verhitte
gemoederen en heftige debatten het
grootste compliment, dat u als voorzit
ter van den Raad kan gebracht worden.
Namens de corporaties, waarvoor spr.
met den burgemeester in ontact kwam,
bracht, spr. een woord van dank voor de
door den burgemeester steeds betoonde
welwillendheid. Het had spr. niet ver
wonderd, dat de Vereeniging van Neder-
landsche gemeenten Mr. Wendelaar tot
voorzitter koos. Hij was ervan over
tuigd. dat velen in hem reeds toen den
man hebben gezien, die waardig zou
worden gekeurd, de Liberale Staatspartij
in de Kamer te vertegenwor digeu,
evenals daarbuiten als voorzitter der
partij.
Ik hoop, zoo vei volgde spr., dat u in
Den Haag veel genoegen zult beleven.
Ook in uw nieuwe fractie zult u onder
vinden. dat het moeilijk is, het iedereen
naar den zin te maken en op dit gebied
zullen ook daar zwarigheden uw deel
zijn. Het is mijn oprechte wensch, dat u
met het devies, dat zoc bij uitstek libe
raal is „Vrijheid, blijheid", ieder het zijne
van uw eigen persoonlijkheid,
zult kunnen geven, met behoud daarbij
Als nestor wenschte spr. Mr Wende
laar in opdracht van de raadsleden een
gelukkige toekomst. Moge in uw poli
tieke carrière evenveel geluk uw deel
zijn als dat te Alkmaar het geval was en
wanneer tegenslag dan op uw weg zal
karnen, moge het u dan gegeven zijn,
steeds de kracht te vinden, die moeilijk
heden te overwinnen, gesteund door de
toewijding, geput uit een gelukkig ge
zinsleven. (Applaus)
De Voorzitter: De heer Gevers
heeft wel enkele woorden gesproken, die
mij zeer sympathiek waren, maar waar
van ik het toch zou betreuren, dat ze
een politiek debat zouden uitlokken.
(Gelach).
De wijze, waarop u charme
wist te geven aan ambtsjubilea,
gaf een glans aan die feesten, die
ver boven het stoffelijke uitging.
Als derde van de drie leden uit den
Raad die vóór 14 jaar de ontvangs' van
den burgemeester hadden meegemaakt,
en als man, die 7 jaar bijna week aan
week van zeer nabij de werkkracht en
v erklust van den burgemeester had
gadegeslagen, sprak hierna de heer J.
R i n g e r s een woord van danx voor
de vriendschap, die hij .ok persoonlijk,
mocht ondervinden.
Spr. herinnerde aan de geestdriftige
vertoogen van den voorzitter bij de ont
vangst van Bonsdagen en Congressen
en zeide. dat de wijze, waarop burge
meester Wendelaar steeds weer charme
wist te geven aan jubilea, een glans aan
die feesten gaf, die ver boven het stof
felijke uitging.
In zijn terugblik over de afgeloopen 14
jaar, dacht spr. als geboren Alkmaarder
In de eerste plaats aan de viering van
Alkmaars Ontzet. Vanaf mijn prilste
jeugd is er geen 8 Octob-er voorbij ge
gaan, die niet in grooter of kleiner
kring werd herdacht, doch het is uw
verdienste, dat die dag. van zulk een
groote beteekenis voor onze stad, ge
maakt is tot een dag, die door ieder
medegevierd kon worden. Spr bracht
Mr. Wendelaar daarvoor een hartelijk
woord van dank en wees er op, dat an
de geschiedenis van de stad onaf chei-
dolijk verbonden is de naam van ons
Vorstenhuis. Het was hem daarom aan
genaam. er hier r.og eens de aandacht op
te kunnen vestigen, dat Alkmaar reeds
in het tweede jaar van het burgemeester
schap van Mr Wendelaar 11 Sept 1920,
het voorrecht had, dat H. M de Ko
ningin een bezoek aan de stad bracht,
welk voorrecht men eveneens genoot op
8 October 1923.
Het moet u, zoo vervolgde spr., toen
een voldoening geweest zijn, te ervaren,
dat die koele, kalme Noordhollanders
warm konden worden en te hebben kun
nen zien, hoeveel enthousiasme hier
heerscht voor ons Vorstenhuis en te
hebben mogen ervaren, dat door een zeer
groot deel is erkend, het drievoudig
snoer, God. Oranje en Nederland. Het
meest is dit wel uitgekomen op den
dag. die ons nog zoo versch in het ge-
heuger ligt. 9 Octo. 1933. toen H K. H.
Prinses Juliana in onze stad mocht zijn.
Spr wist zich de tolk van een groot
deel van den raad en de burgerij, als hij
daarvoor den burgemeester dank bracht
en hij uitte den wensch, dat het hem ge
geven mocht zijn. nog vele jaren te be-
hooren tot hen, die zich eendrachtig
scharen om ons Vorstenhuis.
Namens zijn fractie uitte hij den
wensch, dat Mr. Wendelaar in zijn ar-