ALKMAARSCHE COURANT Afscheid burgemeester Wendelaar. No. 12 HAANDAG 15 JANUARI 1934 Namens den Raad een oorkon de aangeboden, vervaardigd door den heer S. Koster, namens den Raad en het gemeente-personeel een te schilderen portret door Oscar Mendlik. De Burgemeesters der buiten gemeenten boden een schilderij aan, voorstellende een interieur van de Groote kerk door Koos Stikvoort. Voorts tal van kleine cadeau* en bloemen. Een zeer druk ceptie. bezochte re- Voor een uitverkocht huis (Een honderdtal belangstellenden kon geen plaats bekomen) heeft mr Wendelaar Zaterdagmiddag, in te genwoordigheid van zijn famiiie, in 'n laatste buitengewone raadsvergadering, afscheid van de gemeente genomen. De raadszaal had thans de indeeling van een tooneelvoorstel- ling slechts de wethouders zaten achter de groene tafel doch de raadsleden zaten tus- schen de andere genoodigden te wachten op de dingen, die zouden komen. Wij merkten op de leden van de rechterlijke macht, tal ■van burgemeesters uit de omliggende gemeen ten, ue nooiden van taksen van dienst, die van de geestelijke en onderwijs-instelüngen, de voorzitter en de secretaris van de Kamer van Koophandel, alsmede deputaties van plaatselijke en gewestelijke organisaties. De afscheidsrede van mr. Wen delaar. Toen de burgemeester met zijn echtgenoote, zijn dochter, zoon en schoondochter, door de deputatie van ontvangst, bestaande uit mej. Carels en den gemeente-secretaris, werd.bin nengeleid, verhieven allen zich- van hun zetels. Mevrouw Wendelaar droeg een bouquet in de Alkmaarsche kleuren en nadat de fami lie een plaatsje op de eerste rij had ingeno men, nam de burgemeester voor het laatst naast wethouder Westerhof, den voorzitters zetel in en na zich met de ambtsketen te heb ben omhangen, klonk als gewoonlijk, na een korten hamertik, zijn rustig woord: „Ik open tieze buitengewone raadsvergadering en heet mej. Carels en de heeren leden van den Raad welkom in deze vergadering. Als ik mii een enkele afwijking mag veroorloven (er zijn er niet veel meer, die mij nu nog ter verant woording kunnen roepen) dan zou ik bij uit zondering in een vergadering van den Raad willen welkom heeten de tallooze belangstel lenden, die naar hier zijn gekomen". Dat het hier iets zeer bizonders betrof, kwam mede tot uiting door het feit, dat de burgemeester, die steeds de raadsvergaderin gen zittende leidt, thans staande het woord voerde. Als ik moet analyseeren de gevoelens op dit oogenblik in mijn ziel, aldus spr.. dan is daarvoor maar één woord: dankbaarheid. Ik ben in hooge mate dankbaar voor de vele ze geningen, die God mij en mijn gezin in de belangrijke jaren in deze gemeente geschon ken heeft, in den vorm van een innig familie leven, van een groot geluk in dat huis aan den Kennemerstraatweg. Maar ook ben ik dankbaar voor den zegen, die mij is geschon ken in mijn werk en in de liefde, die in de harten klopt van heel de bevolking. Hoewel het hier daarvoor eigenlijk de plaats niet is, zou ik toch ook een woord van grooten dank willen richten tot mijn vrouw voor alles, wat zij voor mij in deze jaren van ambtsvervulling is geweest. In de bevolking heeft zij, zooals terecht in een der couranten gisteravond werd opgemerkt, een zeer bescheiden rol vervuld, maar zij heeft mij gesteund door mij in moeilijkheden, die ook mij niet gespaard zijn gebleven, te helpen. Ik dank ook mijn kinderen en ook haar, die mij pas voor kort den naam van vader heeft ge geven, voor de wijze, waarop zij mij hebben ondersteund. Burgemeesterskinderen hebben geen goeden naam bij een bevolking, maar ik geloof van mijn kinderen te mogen zeggen, dat zij hun vader hebben geholpen om een goeden indruk te vestigen. In deze raadsvergadering gaat in de eerste plaats mijn dank uit tot de leden van den Raad en wel tot hen, die hier thans zitten en tot hen, die hun zijn voorafgegaan voor "en steun en medewerking, die zij mij hebben ge geven. Er was wel eens een gebrek in toon en waardeering, doch dat kwam voort uit verschil van levensovertuiging. Nooit kreeg ik den indruk van persoon'ijke plagerij of on wil om met mij mede te werken. Ik ben dan ootk de leden van den Raad van toen en thans ia- hooge mate erkentelijk voor den steun en de gevoelens van vriendschap, die ik zoo tal looze malen heb mogen ondervinden. Hierna sprak spr. een dankwoord tot de te genwoordige en vroegere wethouders. De sa menwerking met de wethouders is van zoo veel inniger aard. Ze gaat zoo tot in details van het gemeentebestuur en daardoor gaat het daar dan ook wel eens scherper dan in den Raad. Toch kan ik niet anders zeggen dan dat ik aan de vergaderingen van het da- gelijksch bestuur dezer gemeente de allerpret tigste herinneringen behoud, ondanks het feit, dat het wel eens is voorgekomen, dat iemand met een verhitten kop deze vergade ring verliet, nadat met groote felheid opinie- tegenover opinie was geplaatst. De heer W e s t e r h o fDat geldt het oude College! (Gelach.) De voorzitter: Deze beschouwing van politieken aard kan ik niet overnemen, maar ik herzeg, dat het wel eens is gebeurd, dat iemand met een verhitten kop een vergade ring verliet, doch dat de vriendschapsbanden het gemakkelijk maakten, dergelijke kleine geschillen weer te overbruggen. Spr. noemde het hierna 'n voorrecht, den se cretaris zijn vriend t» mogen noemen. De sa menwerking met k eeft spr. zich niet be ter kunnen denken. Hij wist zelfs mijn onuit gesproken wenschen te vervullen, maar hij deinsde er ook niet voor terug, om mij, als er het een of ander was, waarvan hij meende, dat het niet goed ging, op 't juiste moment te waarschuwen. Ik zeg niet te veel, wanneer ik zeg, dat de secretaris van het gezelschap van den Raad de geleerdste, de knapste is en ik verzeker hem, dat zijn nauwgezette en trouwe samenwerking door mij in buitengewoon dankbare herinnering zal blijven bewaard. Hierna betuigde spr. zijn erkentelijkheid voor den steeds ondervonden steun van het hoogere gezag, zoowel van de Landsregee- ring als van het Provinciaal bestuur. Slechts bij hooge uitzondering werd mijn leiding niet gevolgd, maar in het algemeen mag ik zeg gen, dat ik in hooge mate den steun heb on dervonden van hen, die boven mij zijn ge ste'd. Een bizonder woord' van dank richtte spr. dan aan de vertegenwoordigers der buitenge meenten, met wie het hem een genoegen was, voor de be'angen van de geheele streek sa men te werken. In de belangen van Alkmaar en de buitengemeenten heb ik nooit een tegen stelling gezien, omdat hun belang ook een j be'ang van Alkmaar was en omgekeerd. Vanmorgen, zoo vervolgde spr., heb ik af- scheid genomen van de hoofden van takken i van d'ienst, met wie ik een zeer nauwe samen- werking gehad heb De raadsleden weten, dat van hun werk buitengewoon veel af hangt, al blijkt dat niet altijd naar buiten. Wij verdedigen hier wel voorstellen, die den indruk maken, of het onze voorste"en zijn, maar de ingewijden weten wel goed, dat ze van de hoofden van takken van dienst af komstig zijn. Ik breng hun dank voor den grooten steun, van hen ondervonden en voor hun groote bereidheid om hier in het belang van de gemeente Alkmaar werkzaam te zijn. Over hun hoofden heen gaat miin dank uit tot de talooze ambtenaren en werklieden der gemeente, die, allen bezield met eenzelfde geestesbereidheid, werkzaam zijn geweest in het belang van onze schoone stad. Een bizonder woord van dank richtte spr tot de politie en tot het onderwijzend perso neel. zoowel dat van de scho'en van voorbe reidend Hooger Onderwiis, Middelbaar On derwijs, Nüverheids Onderwijs als dat van het Lager Onderwijs. Het was spr. een genoe gen, te kunnen cons*ateeren. dat zij met voortdurenden ijver in het belang van het A"miaarsche kind werkzaam zijn geweest. Eeri woord van erkentelijkheid sprak spr hierna tot het Col'ege van den Armenraad, tot de Coleges van het Curatorium van het Gymnasium en tot dat van het Centraal Zie kenhuis. De Brandweer en de Kaasdragers noemd'e spr organisaties van een karakteristieken Alkmaarschen geest Hun studantikooze jool' za' hij dankbaar blijven gedenken. Hierna sprak hij een woord van dank tot de pers al was er niet a'tijd gelijkheid van inzicht vooral voor de vriendelijke woorden van afscheid tot hem gericht. De bevo'king van Alkmaar zou spr. met groote dankbaarheid gedenken, omdat die hem oneindig veel heeft gegeven. De 8 October-vereeniging noemde hij de typisch-karakterist'eke Alkmaarsche vereeni- ging, die den feestdrm van het heugelijke ont zet na het afschuwelijke beleg iaarlijks viert op een zoodanige manier, dat de geheele be volking er plez'er in schijnt te schepnen. Ik zeg: de geheele bevolking, doch het zal in de toekomst wel zoo worden. Ook met de Oranje-vereeniging, alsmede met de Mannenzangvereeniging Orpheus en de Burger IJsclub, heeft spr. prettig samen gewerkt. Ook dacht hii aan de heerlijke avon den, die hij met de Tooneel-, Muziek- en Sportverenigingen heeft gehad. Dank bracht hij ook aan de Commissie, die zijn ambtsjubileum voor zijn gezin onverge- te'ijk heeft gemaakt. Behalve van Alkmaar en zijn bevolking scheid ik ook van mijn ambt en dat gaat mij ter harte, omdat ik nog altijd geen schooner ambt kan bedenken. Het is wel merkwaardig, dat ook in deze moeilijke tijden, waarin alles uit zijn voeden wmdt gelicht, iedereen van dat eene ambt afblijft. Daarvan heeft nog niemand kwaad gesproken. Men weet, dat de burgemeesters rrwnschen zijn, die doen wat zij kunnen voor hun bevo'king. Het burge meestersambt is een typisch Nederlandsch in stituut, waarmee ons geheele volk zich kan vereenigen. Het kost mij dan ook enorme moe'te, uit dat ambt te gaan, ook daarom, omdat naar miin eigen meening de kwalttei ten, die ik mee heb «ekregen, zich schijnen te leenen voor dat ambt. Op muzii'aal gebied zijn er bevoorrechte menschen. die hun z'el kunnen uitleven in het besrelen van epn instrument. Er zijn ook muzikale mep«rhen die daartoe niet in staa zijn en zich ciprM- finnen uitie"°n wanne i hun een orkest ter beschikking wordt ge steld. Zij moeten dan het kleine stokje han- teeren. Wie deze vergelijking begrijpt, be grijpt, wat ik zeggen wil, als ik zeg, dat wij hier een corps specialiteiten hebben. De hoof den van takken van dienst bezitten ieder het talent om hun gaven uit te leven. Ik ben de man, die niet in staat is, een gasfabriek te be sturen, de reiniging gaande te houden, het politiecorps te commandeeren of een andere betrekking waar te nemen, waar die het ge geven is, om het stokje te zwaaien en nu ontneemt men mij de mogelijkheid om mij uit te leven via anderen. Men zal zeggen: „Dat doet gij zelf". Ja en neen. Natuurlijk doe ik het zelf. Als ik niet wilde heengaan, zou nie mand mij beletten, hier te blijven zitten. Maar het geldt hier een geval van zelfver antwoordelijkheid. Dat ik heenga, is een ge volg van de ontwikkeling van de omstandig heden. Er is gezegd: „Gij doet dat, omdat gij U financieel wilt verbeteren." Men schijnt zich niet te ontzien om in de stad het gerucht te verspreiden, dat ik in Den Haag een mooie financieele positie heb gekregen en dat het presidium van de Libe rale Staatspartij De Vrijheidsbond mij 8000 zou opleveren. Ik zeg dat, omd^ ik dat noodzakelijk vind in het belang vanTnijn partij en ik verzeker U, dat ik daarvoor geen cent ontvang. Als het anders was, zou ik nier bereid zijn geweest, dit voorzitterschap te aanvaarden. Meer daarover zal ik niet zeg gen. (Applaus.) Als wij op het punt staan om naar Den Haag te vertrekken, dan kan ik U wel zeg gen, dat het vooral mijn vrouw is, die dit bizonder onaangenaam vindt. Even groote moeite als het haar gaf, naar hier te komen, kost het haar nu, nu zij tallooze vrienden ge maakt heeft, om van hier te scheiden. Er zijn er, die denken, dat wij in Den Haag het mooie schitterende Hof-leven zullen bin nenstappen. Dit kan ons niet trekken. Daarin zit voor ons niet de bekoring, die dit voor an deren schijnt te hebben. Als wij naar Den Haag gaan, dan is het uit plichtsgevoel Mijn vrouw blijft ook hier aan mijn zijde staan, omdat ik meen, (ik aarzel het groote woord te gebruiken, maar toch moeten wij eerlijk tegenover elkander zijn) dat het mijn roeping is. Wij gaan dus, ondanks dat Alk maar en wij haast niet te scheiden zijn. Ik heb mij al die jaren hier één met Alkmaar gevoeld. Wij moeten ons losscheuren. Het is niet anders. Het moet gebeuren. Laten wij het dus met opgewektheid doen. Voor Alk maar ligt een schoone toekomst gereed en laten wij voor mij hopen, dat er iets goeds komt. Ik neem afscheid van de leden van den raad met de beste wenschen voor hun per soonlijk welzijn. Laat het hun persoonlijk en hun gezinnen goed gaan, zooals ik ook wensch, dat het Alkmaar goed mag blijven gaan onder nieuwe leiding, onder de leiding van burgemeester van Kinschot, die hier Maandag zal worden geinstalleerd en die voor U, als gij hem ontvangt, een even groot vraagteeken is, als ik vóór 14 jaar was. Ik kan begrijpen, dat gij aanvankelijk met eenige reserve tegenover hem staat, maar weest goed en steunt hem in zijn moeilijke taak, die hij op zoo'n jeugdigen leeftijd op zich heeft genomen. Helpt hem in de eerste tijden over de moeilijkheden heen. Ik ben er van overtuigd, (ik kende hem reeds en heb ook nu reeds enkele malen met hem gespro ken) dat binnen zeer korten tijd zal blijken, dat de regeering een zeer gelukkige greep met zijn benoeming heeft gedaan. Ik eindig, waarmee ik ben begonnen, met U te verzekeren, dat niets anders dan dank baarheid mij op dit oogenblik bezielt. Ik dank U allen voor alles, wat ik van U ge noten heb. Het spijt mij, dat het noodig is. dat de banden, die mij binden, verbroken moeten worden. (Langdurig applaus.) Gij hebt de belangen der ge meente uitnemend gediend en ons goed geleerd, onze stad te be sturen. Wethouder W e s t e r h o f sprak daarna als volgt: Mijnheer de voorzitter, het is voor het eerst, dat ik een vergadering uitschreef, die gij presideert. Hieraan is iets verbonden dat onaangenaam aan doet, want dit ge beurt maar één keer, n.1. bij vertrek. De ver gadering, waarin wij U huldigden, was ook door mij uitgeschreven, maar ik bleef dien dag voorzitter. In die vergadering was een stemming van dankbaarheid. Wel hing er iets van uw naderend vertrek, maar wij wa ren van groot geloof en dachten: „Hij blijft nog wel." En nu vandaag zijn wij hier om afscheid van U te nemen. Wij begrijpen, dat deze dag voor U moeilijk is, maar hij is toch ook weer lichtend. Ik heb in mijn leven meermalen af scheid moeten nemen, ook daar, waar banden van vriendschap mij bonden. Het is smarte lijk vriendschapsbanden te moeten verbre ken of onvervuld verlangen te moeten achter laten of nijd of afgunst. Geen van deze din gen blijven hier achter tegenover U. De ge meente leeft mee met U. Honderde menschen moesten voor deze bijeenkomst worden afge wezen. Men heeft U leeren waardeeren als de burgemeester, die de eerste onder ons, toch aller dienaar heeft willen zijn. Het eenige bezit, dat niemand ons kan af nemen, is het gevoel van voldoening, zijn plicht te hebben gedaan en bij hebt die ten volle vervuld. Natuurlijk hebt gij het naar de meening van velen niet zoo gedaan, zooals zij het wilden. Een der bladen merkte op, dat er menschen waren, die uw vertrek niet zoo buitengewoon vonden. Gij hebt nu eenmaal niet iedereen persoonlijk kunnen dienen en er blijven er dus altijd met het gevoel, dat ze achteruit gezet zijn. Maar bij het scheiden van de markt leert men z'n menschen ken nen. Wij hebben leeren waardeeren uw toe wijding, uw leiding, uw goed inzicht en uw persoonlijke welwillendheid, eigenschappen zoo onmisbaar voor een burgemeester. Gij hebt ons leeren recipieeren, maar gij hebt ons ook geleerd, hoe men een stad kan besturen en soms in enkele dagen, hoe men kan pro- beeren, U dat na te doen. Dezen keer behoeft dat niet, want met een ongekende voortva rendheid komt de nieuwe. Gij hebt der. wensch geuit, dat wij den nieuwen burge meester welwillend zullen tegemoet komen. Wij zullen hem vriendelijker ontvangen dan gij ontvangen zijt, omdat wij weten, daar mee te handelen is uwen geest. Wij hebben geprobeerd bij alle Verschil en voor zoover dit met dezen vaak onbereken- baren raad mogelijk is, het goed te doen Het dienen van de belangen der gemeente zien wij nu eenmaal niet gelijk en wij willen nu eenmaal niet gelijkgeschakeld worden. Wij hebben altijd het beste met de gemeente voor gehad en gij hebt dit wel het allerbest ge daan. Uw vrouw is U daarbij tot een wonder lijken steun geweest van onberekenbare waarde. Vooraanstaande menschen hebben geen gemakkelijk leven. Zij worden soms be nijd, maar daarvoor is geen reden, tenzij om het eene, dat zij door het doen van hun plicht, het hoogste geluk hebben gevonden Wij moeten probeeren, dat men ons daarom gaat benijden. Meer nog dan met de 8 Octoberfeesten het geval is, nam daarom 1 Juni 1932 de ge heele bevolking deel aan uw jubileum. Sinds dien zijn er nog vele dingen in het belang van de stad gebeurd. Spr. noemde de Lv- ceumbrug, de Rochdalebrug, de 24 gemeen telijke arbeiderswoningen, de 28 woningen van Volkshuisvesting, de 62 woningen van Rochdale en de vastlegging van nieuwe toe komstplannen voor de zich uitbreidende ge meente. Belangrijk was ook de financieele steun aan het Lyceum, de uitbreiding van de U.L.O. school, de verbouwing van de school voor Buitengewoon Lager Onderwijs, die be wijzen, zoo vervolgde spr., dat gij de eerste dienaar van het onderwijs zijt geweest en dat gij het zelfs hebt verstaan, uit bezuiniging winst te smeden. Dit is gebleken door de cen tralisatie van het zevende en achtste leer jaar. Ook de volkomen afbouw van het Cen traal Ziekenhuis, de verbouwing van het zenuwpaviljoen tot Zusterhuis en het bouwen van een nieuw Zenuwpaviljoen mag als de vervulling van één der liefste wenschen van den burgemeester worden aangemerkt. Gelijkberechtigdheid is een juweel in de kroon van elk gemeenebest. Gij hebt dit op elk terrein in uw leven betracht. Gelijkbe rechtigdheid zou als één van uw deugden in uw familiewapen kunnen staan. De nieuwe groenteloods voor de Epxort- veiling, de steun aan de tuinders, de verla ging van wik- en weegloonen noemde spr maatregelen om eenieszins den nood ten plattenlande te lenigen. Terecht sprakt gij over de banden, die Alk maar aan de buitengemeenten bindt. Wij kunnen zonder het land rondom ons niet van beteekenis zijn. Wij zijn op het platteland aangewezen, zooals het platteland op ons is aangewezen. Ook voor het behoud van de rechtbank hebt gij uw beste krachten gegeven. Gij en uw secretaris waren de aanvoerders van de actie om de rechtbank hier te behouden. Al licht omdat gij van het recht houdt, maar ook voor de standing van de stad, die uw stad zal blijven. Van het boschplan, dat nieuwe mogelijk heden opent voor de stadsuitbreiding, waart gij de vriend. De verbetering van de toe gangswegen naar de stad vond onder uw be leid krachtigen voortgang. De nieuwe hoofd post voor de brandweer geldt als een bewijs van uw inzicht, wat noodi? is voor de veilig heid van deze gemeente. De veel bestreden Krebbesteeg is eindelijk de Van der Bosch straat geworden, waardoor de naam is vast gelegd van een onzer sympathiekste oud raadsleden, schoonheidskenner bij uitnemend heid. Nieuwe plannen liggen ter uitvoering omreed, als de raad, d:e "regeert, het wil. Waardeering verdient de bevordering van de Alkmaarsche telefoon-centra'e, het radio- distributiebedrijf, schepping van de Benja min uit ons college. Ook de afbouw van de rechtspositie der gemeente-werklieden dient genoemd. Tal van maatregelen werden ge nomen ter opzichte van de werkverschaffing en gij hebt daaraan met groote toewijding meegewerkt. Gij hebt gesproken over het scheiden van de markt. Ik mag zeggen, het was met U een goede markt. Het ambt van burgemeester hangt bijna geheel af van den man, die het vervult. Gij hebt er veel van gemaakt en het was U een vreugde, dit te kunnen doen. omdat gij een goed burgemeester waart. Namens den geheelen raad betuig ik U daarvoor de hoogachting, die er altijd zal b'ijven. In mijn opposit:ejaren heb ik misschien wel het vaakst den degen met U gekruist, maar ook ik werd nu grijs en als men elkan der leert kennen, verdwijnen de scherpe kantjes. Thuis zult gij misschien wel eens gezegd hebber: ..Die lastige Westerhof", maar ik verzeker U, dat ik U ook in die ocgenblikken. altijd hoog heb geacht. Wij hebben het misschien beurt voor beurt wei eens verkeerd gezien, maar omdat gij de scheidende zijt, wil ik wel zeggen: „Ik het mees; De voorzitter: U 'behoudt toch een zeWe reserve fGelach.) Wethouder W esterhof: Uw hooge plichtsbetrachting heeft U 14 jaar ge schraagd; 14 jaren zijn veel, als ze voor ons liggen, maar a's ze voorbij ziin. vaak niet meer dan een zucht, die verdwijnt. Gij zijt gekomen als jonge man; ook ik was jong. De 14 jaren zijn spoedig voorbij gegaan. Voor wie arbeidt, gaat de tijd snel voorbij en voor al, als men daarbij vo^rzoover men als kleine mensch iets kan doen. betracht heeft oTicht, plicht. Arbeid en plicht zijn. a's ze samengaan, van dubbele waarde in het men- schenleven. Mevrouw Wende'aar. ik zeg het u nog eens, plicht en arbeid zijn de roem en de eer van uw man. Gij kunt dit on dezen dag in stille vreugde meedragen Uw man heeft in deze stad zijn plicht goed en volledig ge daan. Wij weten, dat <rij daarbij den burge meester behulpzaam zijt geweest. Voor uw kinderen zal daarvan het gevolg zijn, dat wij tot hen als zij 'ater in Alkmaar komen, zul len zegden: „Zet U neer aan onzen disch, want wij hebben uw vader gekend Kleine geschenken onderhouden de vriend schap De raad besloot daarom, aan U, bur gemeester. e°n oorkonde te geven, oeteekend door één van de kunstenaars van deze stad, den heer Koster, die het naar onze opvatting goed heeft gedaan. Daarnaast zal de raad en het gemetnte- personeel U aanbieden een geschilderd optret van U, wat wij hopen, in deze zaal te mogen hangen. Ik hoop dat gij daarvoor uw medewerking zud wil'en verleenen. door te poseeren voor den kunstenaar Oscai Mendlik. En hiermede zoo eindigde spr., meen ik de taak van tolk van onze dankbaarheid in eenvoud te hebben betracht. (Langdurig 30013113.1 De redactie van de oorkonde is de volgen de: Teneinde uitdrukking te geven aan zijn ge voelens van bijzondere erkentelijkheid en waardeering voor het beleid, het goede in zicht en de groote toewijding van Mr. W. C. Wendelaar als Burgemeester van Alkmaar van 1 December 191915 Januari 1934 heeft de Raad van Alkmaar, mede ter vertolking van de hoogachting, welke de bevolking aan Mr. Wendelaar om zijn hooge plichtsopvatting en zijn welwillende persoonlijkheid heeft toege dragen, aan zijn scheidenden voorzitter deze oorkonde aangeboden. De goede wenschen, die wij in 1919 tegenover u uitspreken zijn in groote trekken vervuld. Aldus de nestor van den Raad, de heer D G o v e r s, die hierna het woord voer de. Daar u zijt gezegend met vele bizon- dere hoedanigheden van verstand cn hart, viel het u wellicht niet zoo zwaar, de functie van Burgemeester te vervul len, maar daarnaast, in het bizonder als voorzitter van den Raad, zijt gij met uw aangeboren tact steeds meester van de vergadering gebleven. In mijn 25-jarig raadslidmaatschap zijn velen :e revue gepasseerd en dikwijls hebt u voor moei lijke poiitieke situaties gestaan, waarbij groote stuurmanskunst werd vereischt. Geen raadslid zal kunnen zeggen, dat u er niet in zijt geslaagd, door een kwink slag of een vermanend woord, den aan- genamen toon in de vergaderingen, be waard te hebben En dit is bij verhitte gemoederen en heftige debatten het grootste compliment, dat u als voorzit ter van den Raad kan gebracht worden. Namens de corporaties, waarvoor spr. met den burgemeester in ontact kwam, bracht, spr. een woord van dank voor de door den burgemeester steeds betoonde welwillendheid. Het had spr. niet ver wonderd, dat de Vereeniging van Neder- landsche gemeenten Mr. Wendelaar tot voorzitter koos. Hij was ervan over tuigd. dat velen in hem reeds toen den man hebben gezien, die waardig zou worden gekeurd, de Liberale Staatspartij in de Kamer te vertegenwor digeu, evenals daarbuiten als voorzitter der partij. Ik hoop, zoo vei volgde spr., dat u in Den Haag veel genoegen zult beleven. Ook in uw nieuwe fractie zult u onder vinden. dat het moeilijk is, het iedereen naar den zin te maken en op dit gebied zullen ook daar zwarigheden uw deel zijn. Het is mijn oprechte wensch, dat u met het devies, dat zoc bij uitstek libe raal is „Vrijheid, blijheid", ieder het zijne van uw eigen persoonlijkheid, zult kunnen geven, met behoud daarbij Als nestor wenschte spr. Mr Wende laar in opdracht van de raadsleden een gelukkige toekomst. Moge in uw poli tieke carrière evenveel geluk uw deel zijn als dat te Alkmaar het geval was en wanneer tegenslag dan op uw weg zal karnen, moge het u dan gegeven zijn, steeds de kracht te vinden, die moeilijk heden te overwinnen, gesteund door de toewijding, geput uit een gelukkig ge zinsleven. (Applaus) De Voorzitter: De heer Gevers heeft wel enkele woorden gesproken, die mij zeer sympathiek waren, maar waar van ik het toch zou betreuren, dat ze een politiek debat zouden uitlokken. (Gelach). De wijze, waarop u charme wist te geven aan ambtsjubilea, gaf een glans aan die feesten, die ver boven het stoffelijke uitging. Als derde van de drie leden uit den Raad die vóór 14 jaar de ontvangs' van den burgemeester hadden meegemaakt, en als man, die 7 jaar bijna week aan week van zeer nabij de werkkracht en v erklust van den burgemeester had gadegeslagen, sprak hierna de heer J. R i n g e r s een woord van danx voor de vriendschap, die hij .ok persoonlijk, mocht ondervinden. Spr. herinnerde aan de geestdriftige vertoogen van den voorzitter bij de ont vangst van Bonsdagen en Congressen en zeide. dat de wijze, waarop burge meester Wendelaar steeds weer charme wist te geven aan jubilea, een glans aan die feesten gaf, die ver boven het stof felijke uitging. In zijn terugblik over de afgeloopen 14 jaar, dacht spr. als geboren Alkmaarder In de eerste plaats aan de viering van Alkmaars Ontzet. Vanaf mijn prilste jeugd is er geen 8 Octob-er voorbij ge gaan, die niet in grooter of kleiner kring werd herdacht, doch het is uw verdienste, dat die dag. van zulk een groote beteekenis voor onze stad, ge maakt is tot een dag, die door ieder medegevierd kon worden. Spr bracht Mr. Wendelaar daarvoor een hartelijk woord van dank en wees er op, dat an de geschiedenis van de stad onaf chei- dolijk verbonden is de naam van ons Vorstenhuis. Het was hem daarom aan genaam. er hier r.og eens de aandacht op te kunnen vestigen, dat Alkmaar reeds in het tweede jaar van het burgemeester schap van Mr Wendelaar 11 Sept 1920, het voorrecht had, dat H. M de Ko ningin een bezoek aan de stad bracht, welk voorrecht men eveneens genoot op 8 October 1923. Het moet u, zoo vervolgde spr., toen een voldoening geweest zijn, te ervaren, dat die koele, kalme Noordhollanders warm konden worden en te hebben kun nen zien, hoeveel enthousiasme hier heerscht voor ons Vorstenhuis en te hebben mogen ervaren, dat door een zeer groot deel is erkend, het drievoudig snoer, God. Oranje en Nederland. Het meest is dit wel uitgekomen op den dag. die ons nog zoo versch in het ge- heuger ligt. 9 Octo. 1933. toen H K. H. Prinses Juliana in onze stad mocht zijn. Spr wist zich de tolk van een groot deel van den raad en de burgerij, als hij daarvoor den burgemeester dank bracht en hij uitte den wensch, dat het hem ge geven mocht zijn. nog vele jaren te be- hooren tot hen, die zich eendrachtig scharen om ons Vorstenhuis. Namens zijn fractie uitte hij den wensch, dat Mr. Wendelaar in zijn ar-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 6