Alkmaarsche Courant
Het ontwapeningsvraagstuk.
J^iMicaües
Hit het JUuCemettt
QMfetiiksch Oveczkht
^Buitenland
Honderd Zes en Dertigste leergang.
ZATERDAG 10 MAART.
AAN DE AARDAPPELTELERS.
Tot 15 Maart a.s. aanmelding voor
teeltvergunningen.
De termijn van aangifte wordt 15
Maart a.s. gesloten.
BEKENDMAKING.
De Directeur van het Gemeentelijk
Bureau voor Sociale Zaken maakt be
kend, dat voor de week 1217 Maart
1934 UITSLUITEND RUNDVLEESCH
IN BLIK wordt afgegeven op ORANJE
BONNEN vanaf no. 3700 en ONVER
MENGDE MARGARINE op ROODE
BONNEN nr. 989—2080.
Een verzameling documenten, betrekking
hebbende op de onderhandelingen, gister
middag gepubliceerd.
Het Duitsche en Amerikaansche
standpunt
TWEE ZEE-MONSTERS GEVONDEN
Bij Cherbourg in Frankrijk.
PRINS SIGWARD VERLIEST
ERFRECHT.
Hij mag zich voortaan
„Bernadotte" noemen.
1934
Blijkens ingekomen bericht van de ge
westelijke Aardappel-organisatie voor
Noordholland, gevestigd te 's-Graven-
hage, zullen in het jaar 1934 alleen die
genen aardappelen mogen verbouwen,
die lid zijn van de gewestelijke aardap
pelorganisatie (G.A.O.) en een teeltver
gunning bezitten, door of namens den
Minister van Economische Zaken uitge
reikt. Vrijgesteld daarvan zijn zij, die
ieder jaar en zoo ook in 1934 uitsluitend
voor eigen gezin en voor eigen rekening
en risico aardappelen verbouwen, tot een
oppervlakte van minder dan 5 Are.
Telers, die hunne in 1933 verbouwde
aardappelen geheel hebben opgegeven
bij de tuinbouw-telling, welke in Au
gustus/September 1933 via de veilingen
is gehouden en met hun aardappelen
van 1933 onder den tuinbouvvsteun zijn
gevallen, vallen buiten de regeling Ier
G. A. O. en zullen hunne teeltvergun
ning via de veilingen moeten aanvragen.
£)e gewestelijke aardappelorganüatie
zal zooveel mogelijk zitdagen houden,
waarop de telers een aanvraag zullen
kunnen invullen.
Den aardappeltelers, voor zoover zij
geen tuinders zijn als boven bedoeld,
wordt ten zeerste aangeraden bij kan
toorhouders, contro'eurs of vertrou
wensmannen der G. A. O. naar deze
zitdagen te informeeren.
Alkmaar, 10 Maart 1934.
De Burgemeester van Alkmaar,
F. H. VAN KINSCHOT.
De Directeur voornoemd,
Ed. v. d. HEUVEL.
Pas gisternamiddag ontvingen wij het Ka
mer-overzicht van Donderdag, dat des avonds
nog gepost werd en dus gistermorgen in ons
bezit had moeten zijn. Wij meenen het onzen
lezers, al is het wat laat, niet te mogen ont
houden.
Den Haag, 8 Maart.
Eerste Kamer.
Begrooting vanOnderwijs.
In tegenstelling met de begrooting van so
ciale zaken heeft heden de behandeling van
de begrooting van onderwijs, kunsten en
wetenschappen door de Eerste Kamer een
vlot verloop gehad, zoodat reeds om 5 uur
dit deel van het budget zonder stemming
kon worden goedgekeurd.
Toch heeft het niet aan besprekingen ont
broken, ze waren evenwel meerendeels aan
den korten kant. Een uitzondering daarop
maakte de rede van den heer de Zeeuw (s.d.
a.p.), die in een zeer wijdloopig betoog het
beleid van minister Marchant aan kritiek on
derwierp.
Twee sprekers waren hem voorafgegaan
De eerste spreker van den dag was de heer
Heerkens Thijssen (r.k.), die het spelling
vraagstuk behandelde en daarbij toonde een
heilzame vrees te koesteren voor al te groote
hervormingen op spellingsgebied. Intusschen
achtte hij een dwingenden regel hoogst ge-
wenscht ten einde aan de anarchie op dat ge
bied een einde te maken en de toenemende
slordigheid te bestrijden. Terecht wees hij er
op, dat een goede regeling van de spelling
gewenscht is niet enkel voor de Noord- maar
ook voor de Zuid-Nederlanders, die met
smart op een behoorlijke regeling uitzien.
In de tweede plaats onderwierp de heer
Thijssen de samensmelting van de inspectie
op het middelbaar en het gymnasiaal onder
wijs aan critiek. Met den oud-inspectcui van
het gymnasiaal onderwijs, dr. Vinkesteyn,
vreesde hij, dat hiermede de klassieke opvoe
ding ernstig in het gedrang zou geraken en
hij vond daarin aanleiding om een geestdrif-
tigen lofzang aan te heffen op het gymna
siaal onderwijs, waarnaar alle dragers van
academische titels met dankbaarheid luister-
dei-
Nadat de heer Van Sasse van IJsselt (r.k
een klacht had doen hooren over onvoldoende
voortvarendheid bij de verzorging van ge
schiedkundige monumenten en weer eens had
gepleit voor een algemeene wet op dat punt,
verkeer de heer De Zeeuw (sda.p.) het
woord voor een uitvoerige rede gericht tegen
het optreden van den heer Marchant als mi
nister in het algemeen en zijn onderwijspoli
tiek in het bijzonder. Eigenlijk was de rede
beter op haar plaats geweest bij de algemee
ne beraadslagingen over de rijksbegrooting,
doch de voorzitter had er blijkbaar geen be
zwaar tegen, dat de spreker er den nadruk
op legde, dat deze minister en zijn ambtge
noot feitelijk, ten einde in het ministerie op
genomen te worden, de beginselen van hun
partij op zijde hadden geschoven. Hij zette
uiteen en beriep zich daarbij op een verkie-
zingsgeschrift van mr Oud, dat de leiders
der vrijzinnig-democraten tal van hervormin
gen op onderwijsgebied hadden in u.tzicht
gesteld, maar hun beloften niet wildm nako
men, nu zij in het kabinet zijn opgenomen.
Minister Marchant is thans met vee! te groo-
ten spoed aan het bezuinigen en heeft al zijn
hervormingsplannen laten varen, terwijl zijn
bezuinigingen slechts strekken tot verslech
ting van het onderwijs. Hij noemde een aan
tal punten, zooals de opheffing van openbare
scholen zonder dat aan het bijzonder onder
wijs wordt geraakt, de opvoering van de
leerlingenschaal, de bezuiniging op het nij
verheidsonderwijs enz.
De heer Nivard (r k.) pleitte voor het ont
slag van gehuwde onderwijzeressen, liefst in
de wet vast te leggen.
De heer Smeenge (lib.) had vertrouwen in
den minister, vooral nu hij voornemens is de
reorganisatie van de onderwijswet ter hand
te nemen. Hij hoopte, dat bij het vaststellen
van een spelling niet al te veel nieuwigheden
zouden komen, maakte echter van de ge'egen-
heid gebruik om tegen onleesbare handteeke-
ningen te waarschuwen. Verder keurde hij
de regeling der inspectie bij het middelbaar
en het gymnasiaal onderwijs goed, pleitte
voor een betere regeling van de schoolgelden
voor buiten de gemeente woonachtige leerlin
gen en voor handhaving van het vakonder
wijs van meisjes en drong er op aan, dat de
poorten van Deventer en Groningen, welke
thans in den tuin van het Rijksmuseum staan,
naar hun plaatsen van herkomst zullen wor
den teruggebracht. Ten slotte drong hij er
op aan op het onderwijs aan schipperskinde
ren niet te bezuinigen en voor een betere or
ganisatie er van zorg te dragen.
De heer de Bruijn (r.k.) had bezwaar te
gen het subsidieeren van de Nijverheids
school van Philips te Eindhoven, omdat dit
een instelling is, welke in de eerste plaats
ten nutte van de fabriek van Philips zal ko
men.
De heer Slingenberg (v.d.) nam tegenover
den heer de eeuw de partij op van den mi
nister en wees daarbij op de veranderde om
standigheden sedert de verkiezingen. Ook de
sociaal-democraten zijn sedert van inzicht
veranderd. Er moet nu bezuinigd worden
doch de minister zal wel zorgen niet noode-
loos schade te berokkenen. Tegenover den
heer Heerkens Thijssen betoogde hij de ven-
schelijkheid van een regionale organisatie
van de inspectie van middelbaar en gymna
siaal onderwijs. Kon, vroeg hij verder, de
circulaire betreffende de opheffing van open
bare scholen ook niet van toepassing ver
klaard worden op de bijzondere scholen? En
heeft de voorgenomen contingenteering van
leerlingen op ae gymnasia ook betrekking op
de hoogere klassen?
Nadat de heer Wibaut (s.d.a.p.) een gemoe
delijk speechje had gehouden over de moge
lijkheid van steun aan tooneel en muziek,
onder deze laatste ook de opera begrijpend,
kwam minister Marchant aan het woord.
Hij begon met afhandeling van een aantal
speciale punten Hij antwoordde o.a. aan
den heer Slingenberg dat een verlaging van
de rente van voorschotten voor schoolbouw
in overweging is. Wat de contingenteeringen
van de gymnasiumleerlingen aangaat, om
trent de verdere doorwerking van de circulai
re van 8 Febr. wordt nog gedacht. De heer
de Bruijn zette hij uiteen, dat de school van
Philips te Eindhoven een algemeen belang
dient en dus kan gesubsidieerd worden. Dat
zij in het katholieke milieu neutraal is, mag
een aanbeveling heeten. Den heer Smeenge
verzekerde hij dat de door dezen genoemde
poorten terug kunnen worden gehaald, wan
ner de gemeentebesturen dit wenschen. Wat
het schippersonderwijs betreft, zou dit er be
ter op worden, wanneer de besturen onder
ling meer harmonieerden.
Den heer Wibaut kon hij slechts troosten
met de verklaring, dat wanneer er betere tij
den aanbreken, hij gaarne de toonkunst zal
helpen. Met leedwezen zag hij vooral, hoe de
orkesten onder zware zorgen gebukt gaan.
De heer v. Sasse van IJssels verzekerde hij,
dat er een monumentenwet in voorbereiding
is. Op het oogenblik kan zijn zorg zich op het
stuk van monumenten niet verder uitstrek
ken. De nieuwe regeling van de inspectie
van middelbaar en gymnasiaal onderwijs
achtte hij veel beter omdat er nu gelegenheid
bestaat tot samenwerking van de zeven in
specteurs, deskundigen op onderwijsgebied.
Wat de spelling aangaat, er moet aange
stuurd worden niet op een spelling a la Kol-
lewijn, maar op een compromis, waarmede
ook de Vlamingen accoord kunnen gaan.
Ten slotte de rede van den heer De Zeeuw,
hij verklaarde met klimmende verbazing te
hebben aangehoord als komende van een
vertegenwoordiger van een partij, welke da
gelijks van inzicht verandert. De minister
zette uitvoerig uiteen, dat hij en zijn ambtge
noot zoo gauw van meening zouden zijn ver
anderd. Lang voor de verkiezingen heeft de
heer Oud zijn door den heer De Zeeuw geci
teerd werkje geschreven en lang voor de sa
menstelling van het Kabinet hebben de Vrijz -
Dem. op allerlei wijze betoogd, dat er bezui
nigd moest worden, in de eerste plaats bij
het onderwijs. Dat kan, helaas, slechts gelci-
delijk gaan, maar wanneer we de politiek
van den heer De Zeeuw volgden en er zelfs
van opheffing van openbare scholen niet
mocht worden gesproken (wat in strijd zou
zijn met het socialistische onderwijsrapport
van 1925), dan kwamen we er niet en zouden
we ons onderwijs kapot maken en heel ons
staatsbestel daarbij. Neen, wij moeten door
tastend handelen, ook al zijn we er zeker
van dat er slachtoffers zullen vallen en de
minister wil zonder aanzien des persoons
zijn plicht doen tot redding van het onder
wijs en het land.
Na deze rede heeft de heer De Zeeuw nog
getracht zijn houding te verdedigen en daar-
na is de begrooting zonder stemming goed-
gekeurd.
Den heer Van Citters is verlof verleend
zijn bekende interpellatie te houden op een
nader te bepalen dag.
Morgen begrooting van waterstaat.
Den Haag 9 Maart 1934
Wat de Eerste Kamer heden kon afdoen
heeft zij in betrekkelijk korten tijd afgedaan
we stonden niet lang na vieren reeds op
straat en het wachten is nu nog slechts
op minister Verschuur, die aan het ziekbed
ligt gekluisterd, om het laatste stuk van de
Rijksbegrooting, de Begrooting van Econo
mische Zaken, af te handelen.
Heden heeft de Kamer behandeld en goed
gekeurd zonder er hoofdelijk over te stemmen
de Begrooting van Waterstaat, die van het
Wegenfonds, die van het Staatsvisschersbe-
drijf te IJmuiden, die van de Staatsmijnen in
Limburg en die van het Departement van
Koloniën. Gelukkig zijn enkele dezer begroo
ting onder den hamer des voorzitters doorge
gaan. Het uitvoerigst is gesproken over het
eerste der genoemde punten, de Begrooting
van Waterstaat.
De besprekingen werd engeopend door den
heer Andriessen (r.k.), die aandrong op het
verplichtend stellen van collectieve arbeids
overeenkomsten in bestekken van openbare
werken. Hij knoopte daaraan vast een aan
prijzing van het stelsel von collectieve ar
beidscontracten, het liefst zou hij zien, dat
de regeering voorstelde ze wettelijk bindend
te verklaren.
Daarna hebben we een maidenspeech mo
gen aanhooren: de heer Janssen de Limpens
(r.k.) las een weloverwogen rede voor, waar
in hij de stijging van het aantal verkeerson
gevallen als uitgangspunt nam en in verband
daarmee de noodzakelijkheid van een goede
verkeersregeling betoogde. Hij deed daarbij
verschillende maatregelen aan de hand,
kwam op tegen de verblindende verlichting,
waaraan zoovele autobestuurders zich schul
dig maken en pleitte voor den voorrang van
het linker verkeer en daarnaast de prioriteit
voor wat den hoofdweg berijdt, al zal niet
altijd dadelijk zijn uit te maken, wat de
hoofdweg is.
De heer Ter Haar (ch.) pleitte in het bij
zonder voor een behoorlijke regeling van
het verkeer. Hij meende evenwel, dat daartoe
ook behoort een goede opleiding voor chauf
feurs en een behoorlijke regeling van hun
werktijd. Onafwijsbaar achtte hij een wijzi
ging van de Motor- en Rijwielwet, die nu al
jaren in voorbereiding is. Waarom daar
mede nu niet eens flink voortgemaakt? Laat
het wijzigingsontwerp nog in dit zittings
jaar worden ingediendNadat hij er op had
aangedrongen om meer aandacht te wijden
aan de onbewaakte overwegen, waar niet
alle enten gevolge van roekeloosheid zoovaak
ongelukken gebeuren, gaf hij de opstelling
van automatisch-seinlichten in overweging,
gelijk men onder meer in Zweden en sommige
staten van N. Amerika aantreft. Ten slotte
besprak hij enkele voorwegbelangen van Am
sterdam.
De heer Moltmaker, de sociaal-democrati
sche spoorwegspecialiteit, heeft hierna over
eenkomstig het gebruik, een requisitoir gehou
den over het spoorwegbeleid der regeering.
Heel veel vriendelijks deed hij er niet over
hooren. Hij zette uiteen, dat het land snakt
naar een degelijke oplossing van het ver
keersprobleem. De regeering moet daarmede
voortmaken. Zij moet ook ingrijpen in het
tramwegvraagstuk. Naar zijn opvatting zijn
de tekorten bij de spoorwegen voor een goed
deel te wijten aan de tariefsverlaging. De
personeelsbelangen bij de spoorwegen behan
delend, heeft hij onder meer geprotesteerd
tegen de afbrokkeling der loonen sinds
1921. Ook had hij ernstige klachten over
langdurige diensttijden bij het personeel,
terwijl hij tevens opmerkte, dat als er tekor
ten blijven dit is toe te schrijven aan de
hooge kosten van electrischen stroom, al is
das ook in den laatsten tijd eenige verminde
ring ingetreden. Het slot van zijn rede was
de opsomming van eenige grieven van het
personeel bij de tramwegen, die er inderdaad
niet vroolijk aan toe zijn
Evenals hij heeft de heer Nivard (r.k.) be
zwaar geopperd tegen het optreden van den
minister in zake de verslechting van de
arbeidsvoorwaarden van het personeel. De
taak van den minister is het personeel te be
schermen, niet actief mede te werken om de
arbeidsvoorwaarden slechter te maken. Voor
al voor de tramondernemingen mag dit niet
uit het oog worden verloren.
Minister Kalff verklaarde in zijn antwoord
in de eerte plaats aan den heer Andriessen,
dat hij den eisch van collectieve contracten
bij bestekken niet kon stellen met het oog op
de kosten ten gevolge van de verstarring van
de loonen.
Wat aangaat de veiligheid verklaarde hij
alle thans gemaakte opmerkingen wel te
willen overwegen, doch hij wees daarbij ct
op, dat al de geopperde vraagstukken bij de
oehai deling van de Motor- en Rijwielwen
we'ke thans gereed ligt m naar den Raac
van State te worden gezonden, aan de orde
zullen komen. Wat de onbewaakte overwegen
netreft, wilde hij in en tegenwoordigen toe
stand geen verandering brengen. Er moet
gezorgd worden, dat bij dergelijke
wegen het uitzicht volkomen vrij is, maar hij
weigerde het aanbrengen van automatische
signalen, al ware het slechts wegens de
kosten van zeker anderhalf millioen per jaar
In antwoord aan den heer Moltmaker be
toogde hij geen beschermer van het perso
neel te zijn en niets meer. Hij moet zich wel
degelijk actief mengen in de personeelszaken,
daar hiermede 75 rocent van de inkomsten
zijn gemoeid. Zijn taak is de dekking van de
tekorten te bevorderen, maar men fantaseere
nu niet, dat hij daardoor de positie van het
personeel onhoudbaar zou maken. Zoolang
de minst bezoldigde op het platteland nog
24 per week verdient, bestaat er geen wan
hoopstoestand. Met het trampersoneel is het
slechter gesteld, maar het gaat den trams
dan ook bar slecht. Wanneer nu de minister
poogt een tram in leven te houden, ook al
moet dan een loon van 15 worden vastge
steld, bewijst hij daarmede het personeel een
dienst. Want als de tram ophoudt, valt er
heelemaal niets te verdienen. Op het oogen
blik keert geen enkele tramonderneming een
cent dividend uit. De prijs van den electri
schen stroom is in redelijkheid gedaald, dank
zij de handige politiek der directie. Aan een
herziening van het reglement op de dienst
en werktijden mocht hij niet denken met het
oog op de hoogere kosten.
Nadat hij een en ander had medegedeeld
omtrent den stand van zaken van de spoor
wegtoestanden te Amsterdam en te Rotter
dam, werd de begrooting zwijgend goedge
keurd.
De behandeling van de begrooting van het
wegenfonds heeft ons eenige pleidooien doen
hooren ten gunste van het gebruik van klin
kers voor de bestrating onzer wegen
De heer Visser (r.k.) sprak er met een toe
lichting met vele cijfers over, de heer Ter
Haar (c.h.) bleek er ook een groot voorstan
der van evenals de heer de Jong (r.k.).
Van den heer Smeenge (lib.), den trouwen
vriend van Drente, hoorden we, dat de weg
van Assen naar Rolde hard verbetering van
noode heeft. Hij deed de klacht hooren, dat
deze weg, de mooiste niet alleen van Neder
land maar van heel Europa, nog steeds geen
rijwielpad heeft en ter wille van de voetgan
gers zou de aanleg daarvan reeds een groote
verbetering zijn.
Minister Kalf heeft den grijzen senator be
loofd te bevorderen, dat de weg spoedig in
rijksbeheer al worden genomen en dan voor
de arme voetgangers zal worden gezorgd.
Wat de klinkerbestrating betreft, wilde de
bewindsman niet verheelen, dat deze duurder
is dan eenige andere wegbedekking. Maar er
is een goede zijde aan verbonden, dat er zulk
een belangrijk bedrag aan arbeidsloon bij
gemoeid is. Daarom zal hij waar het eenigs-
zins mogelijk is, medewerken tot het leggen
van klinkerbestrating.
Nadat deze begrooting was aangenomen
en die van het Staatsvisscherijbedrijf te
IJmuiden en van de Staatsmijnen in Lim
burg onder den hamer des voorzitters waren
doorgegaan, heeft de Kamer ten slotte ook
de begrooting van het departement van ko
loniën aangenomen, nadat minister Colijn
naar aanleiding van een vraag van den heer
Fock (lib.) had medegedeeld, dat de ontwer
pen tot herziening van de regeeringsregle-
menten van Suriname en Curagao gereed lig
gen doch dat hij met de indiening had ge
wacht tot hij een jaar aan het bewind was
geweest en in dien tijd gelegenheid had ge
had zijn werkkracht aan andere belangen te
wijden. De Kamer is daarop tot nadere bij
eenroeping gescheiden.
Gistermiddag, precies om 12 uur, is te
Geneve en tegelijker tijd in de voornaamste
Europeesche hoofdsteden op initiatief van
het Presidium der Ontwapenings-conferen-
tie de verzameling gepubliceerd, betrekking
hebbende op de onderhandelingen der groo
te mogendheden, die de laatste maanden in
plaats van de Ontwapenings-conferentie zijn
gehouden.
De vorm der publicatie maakt den indruk,
alsof deze onderhandelingen in zekeren zin
slechts in opdracht van en in voortdurend
contcat met het Presidium der ontwapenings
conferentie zijn gevoerd, terwijl in werkelijk
heid de meeste besprekingen over Hender-
son's hoofd heen zonder eenig contact met
Geneve zijn geschied.
De documenten bevatten allereerst een
voorrede en twee inleidende brieven van
Henderson. Als antwoord op het verzoek
van den president der ontwapeningsconfe
rentie om inlichtingen over de oderhande
lingen tusschen de staten volgt dan het op
7 Februari te Londen door Grandi aan Hen
derson overhandigde Italiaansche memoran
dum, verder het op 9 Februari met een brief
van den Britschen minister van buitenland-
sche zaken overhandigde Britsche ontwape
ningsmemorandum en de tekst van de ver
klaring van Sir John Simon op 6 Februari
j.1. voor het Lagerhuis.
In aansluiting hierop blijkt, dat de Fran-
sche minister van buitenlandsche zaken
Barhou op 10 Februari Henderson behalve
het Fransche ontwapeningsmemorandum
van 1 Februari 1934 ook de beide verkla
ringen inzake het Duitsche rtandpunt van 18
December 1933 en van 19 Januari 193»
heeft toegezonden.
In een begeleidend schrijven vat Barthou het
Fransche standpunt nogmaals kort samen.
Deze samenvatting bevat weinig nieuws. Er
wordt nogmaals in verklaard, dat de Fran
sche regeering niet tot onmiddellijke vermin
dering harer bewapening kan overgaan, die
vertoonden zou zij aan een gelijktijdige weder
bewapening van kwalitatieven aard der door
de vredesverdragen gebonden staten. Bart
hou wijst er verder op, dat Frankrijk bijzon
dere waarde hecht aan practische waarbor
gen in geval van schending der te sluiten
overeenkomst. De bestaande omstandigheden
en vooral het snelle tempo, waarmee zekere
staten in strijd met de verdragen hun bewa
pening opvoeren, eischen naar de meening
van Barthou een snellle beslissing over de
aan de ontwapeningsconferentie voorgelegde
stukken.
Ten slotte verklaart Barthou nog, dat een
vergelijking van de leger-efffecten slechts
mogelijk is, wanneer men rekening houdt
met de organisaties die een militair karak
ter dragen.
In de publicatie van Henderson wordt ver
der geconstateerd dat het presidium der ont
wapeningsconferentie op 13 Februari te Lon
den van de documenten heeft kennis genomen.
Men kwam. zooalt reeds bekend is tot de
conclusie, dat weder-bijeenroeping van het
presidium voor'.oopig niei gerechtvaardigd
is en dat men de uitslagen van verdere po
gingen. met name de onderhandelingen van
Eden, ter overwinning van de bestaande
tegenstellingen, diende af te wachten Uit
deze overweging is de volgende bijeenkomst
van het presidium der ontwapeningsconfe
rentie vastgesteld tegen 10 April a s
Het Duitsche memorandum
Onder de gepubliceerde on'wap-.ningsdo
cumenten bevindt zich ook het Duitsch-3 me
morandum van 18 December 1933, waarin
Duitschland, na geconstateerd te hebben dat
van werkelijke ontwapening thans niet meer
kan women gesproken, de volgende voor
stellen doet;
1. Duitschland verkrijgt volle rechts
gelijkheid
2 De zwaar gewapende mogendheden
verplichten zich hun tegenwoordigen bewa
peningsstand met te overschrijden.
3. Duitschland verplicht zich, van zijn
rechtsgelijkheid slechts een zoo matig ge
bruik te maken, dat geen staat zich er door
bedreigd kan voelen.
4. Alle staten verplichten zich wederzijds
tot een humane wijze van oorlogvoeren en
tot het niet gebruiken van bepaalde tegen de
burgerbevolking gerichte wapenen.
5. Alle staten aanvaarden een gelijke en
algemeene controle.
6. Alle staten garandeeren de handhaving
van den vrede, door het sluiten van non-
agressiepacten.
Duitschland eischt vervolgens een leger-
sterkte van '<00.000 man en een aantal jaren
voor reorganisatie van de Rijksweer, die van
moderner bewapening moet worden voor
zien. Het karakter van S.A. en S.S., die geen
militaire formaties zijn, wordt daardoor niet
aangetast.
Het Amerikaansche memorandum.
Het Amerikaansche memorandum, welks
tekst nog niet bekend was, houdt zich bezig
met het Britsche memorandum van 29 Jan.
De Ver. Staten gaan op vele punten met de
Britsche voorstellen accoord. Op andere pun
ten zijn zij van meening, dat de Engelsche
voorstellen met het oog op de werkelijke ont
wapening niet zoover gaan als aanvankelijk
de bedoeling was. De Amerikaansche regee
ring verklaart, dat zij het 't voornaamste
acht, dat de defensieve kracht van eiken staat
wordt versterkt en tegelijkertijd de aanvals-
kracht vermindert. Dit doel kan langs ver
schillende wegen bereikt worden: door af
schaffing der voornaamste aanvalswapenen,
door automatische en permanente controle en
ten slotte, in verband met een algemeene ont
wapeningsconferentie, door een de geheele
wereld omvattend non-agressiepact, dat de
verplichting inhoudt geen grondgebied van
andere staten door legers te doen betreden.
De Amerikaansche regeeang erkent in haar
nota, dat de Bitsche regeering, die met haar
voorstellen niet zoo ver ging, rekening wilde
houden met den toestand in Europa, waarmee
de Vereenigde Staten niets te maken hebben.
Niettemin heeft ook Amerika het grootste be
lang bij de handhaving van den vrede en
juicht het de Britsche voorstellen tot vermin
dering der bewapening en politieke ontspan,
ning ten zeerste toe.
DE FRANSCHE VERDEDIGING.
Niieuwe legercredieten.
Voor de verbetering van de landsverdedi
ging heeft de regeering een wetsontwerp
ingediend, waarbij het beschikbaar stellen
van bijzondere middelen wordt gevraagd
De minister van Oorlog wordt door deze
wet gemachtigd ter voltooing van de grens-
versterkingen en ter volmaking van de af-
weermaatregelen tegen luchtaanvallen voor
het dienstjaar 1934-'35 1175 millioen frs.
uit te geven.
Den minister van Marine worden voor de
jaren 1934-'38 825 millioen franker ter be
schikking gesteld, welke bestemd zijn voor
den aanleg van opslagplaatsen vooro brand
stoffen, de organisatie der kustverdediging
en de versterk,ng van de marineluchtmacht.
Ten slotte krijgt de minister van lucht
vaart voor het jaar 1934 een crediet van
980 millioen franken voor de uitrusting en
bemanning der luchtvloot, welke qualitatief
„eerste klasse" moet zijn. In de motiveering
word er de nadruk op gelegd, dat de Fran
sche luchtvloot zoodanig moet worden ge
organiseerd dat zij overal direct kan optre
den.
Nadat ongeveer een week geleden een
onbekende visch van enorme afmetin
gen (het dier mat ba. 7b meter) op de
Fransche kust is aangespoeld, zijn deze
week weer twee van deze monsters na
bij Cherbourg gevonden
De geleerden zijn het over de classifi
ceering nog niet eens en ook de her
komst van deze girantische visschen
ligt i neen geheimzinnigen nevel ver
borgen. Sommigen beweren, dat de zee
monsters van uitputting gestorven zijn,
doch orvaren zeelui en walvischvaarders
geven als hun meening te kennen, dat de
visschen door een .nderzeeschen aard
schok, welke in November van het vori
ge jaar in Baffin-baai plaats had, zijn
gedood en over een afstand van 4800
K M. dwars over het Noordelijk deel van
denAtlantischen Oceaan door verschil
lende zeestroomingen zijn meegevoerd.
Een van de monsters werd gevonden
it. een grot te midden van de rotsen van
Gréville en het andere op de kust van
Urville. ten deele onder het zand be-
dol ven
Een professor in de natuurlijke histo
rie, die de aangespoelde visschen onder
zocht gaf als zijn meening te kennen,
dat deze in alle opzichten verschillen
van het monster, da' verleden week
Woensdag in Querqueville is gevonden.
In den Zweedschen ministerraad van
gisteren heeft de kroonprins, die bij af
wezigheid van zijn vader het regent
schap utoefent,- medegedeeld, dat prins
Sigvard door zijn huwelijk zijn erfrecht
heeft verbeurd en vervallen is verklaard
van zijn titels en voorrechten, welke hij
als erfprins heeft genoten De minister
raad heeft dezen maatregel goedge
keurd De kroanprins verklaarde dat
prins Sigvard in het vervolg Bernadotte
ais familienaam mag voeren.