Alkmaarsche Courant Het ontwapeningsvraagstuk. J^iMicaües Hit het JUuCemettt QMfetiiksch Oveczkht ^Buitenland Honderd Zes en Dertigste leergang. ZATERDAG 10 MAART. AAN DE AARDAPPELTELERS. Tot 15 Maart a.s. aanmelding voor teeltvergunningen. De termijn van aangifte wordt 15 Maart a.s. gesloten. BEKENDMAKING. De Directeur van het Gemeentelijk Bureau voor Sociale Zaken maakt be kend, dat voor de week 1217 Maart 1934 UITSLUITEND RUNDVLEESCH IN BLIK wordt afgegeven op ORANJE BONNEN vanaf no. 3700 en ONVER MENGDE MARGARINE op ROODE BONNEN nr. 989—2080. Een verzameling documenten, betrekking hebbende op de onderhandelingen, gister middag gepubliceerd. Het Duitsche en Amerikaansche standpunt TWEE ZEE-MONSTERS GEVONDEN Bij Cherbourg in Frankrijk. PRINS SIGWARD VERLIEST ERFRECHT. Hij mag zich voortaan „Bernadotte" noemen. 1934 Blijkens ingekomen bericht van de ge westelijke Aardappel-organisatie voor Noordholland, gevestigd te 's-Graven- hage, zullen in het jaar 1934 alleen die genen aardappelen mogen verbouwen, die lid zijn van de gewestelijke aardap pelorganisatie (G.A.O.) en een teeltver gunning bezitten, door of namens den Minister van Economische Zaken uitge reikt. Vrijgesteld daarvan zijn zij, die ieder jaar en zoo ook in 1934 uitsluitend voor eigen gezin en voor eigen rekening en risico aardappelen verbouwen, tot een oppervlakte van minder dan 5 Are. Telers, die hunne in 1933 verbouwde aardappelen geheel hebben opgegeven bij de tuinbouw-telling, welke in Au gustus/September 1933 via de veilingen is gehouden en met hun aardappelen van 1933 onder den tuinbouvvsteun zijn gevallen, vallen buiten de regeling Ier G. A. O. en zullen hunne teeltvergun ning via de veilingen moeten aanvragen. £)e gewestelijke aardappelorganüatie zal zooveel mogelijk zitdagen houden, waarop de telers een aanvraag zullen kunnen invullen. Den aardappeltelers, voor zoover zij geen tuinders zijn als boven bedoeld, wordt ten zeerste aangeraden bij kan toorhouders, contro'eurs of vertrou wensmannen der G. A. O. naar deze zitdagen te informeeren. Alkmaar, 10 Maart 1934. De Burgemeester van Alkmaar, F. H. VAN KINSCHOT. De Directeur voornoemd, Ed. v. d. HEUVEL. Pas gisternamiddag ontvingen wij het Ka mer-overzicht van Donderdag, dat des avonds nog gepost werd en dus gistermorgen in ons bezit had moeten zijn. Wij meenen het onzen lezers, al is het wat laat, niet te mogen ont houden. Den Haag, 8 Maart. Eerste Kamer. Begrooting vanOnderwijs. In tegenstelling met de begrooting van so ciale zaken heeft heden de behandeling van de begrooting van onderwijs, kunsten en wetenschappen door de Eerste Kamer een vlot verloop gehad, zoodat reeds om 5 uur dit deel van het budget zonder stemming kon worden goedgekeurd. Toch heeft het niet aan besprekingen ont broken, ze waren evenwel meerendeels aan den korten kant. Een uitzondering daarop maakte de rede van den heer de Zeeuw (s.d. a.p.), die in een zeer wijdloopig betoog het beleid van minister Marchant aan kritiek on derwierp. Twee sprekers waren hem voorafgegaan De eerste spreker van den dag was de heer Heerkens Thijssen (r.k.), die het spelling vraagstuk behandelde en daarbij toonde een heilzame vrees te koesteren voor al te groote hervormingen op spellingsgebied. Intusschen achtte hij een dwingenden regel hoogst ge- wenscht ten einde aan de anarchie op dat ge bied een einde te maken en de toenemende slordigheid te bestrijden. Terecht wees hij er op, dat een goede regeling van de spelling gewenscht is niet enkel voor de Noord- maar ook voor de Zuid-Nederlanders, die met smart op een behoorlijke regeling uitzien. In de tweede plaats onderwierp de heer Thijssen de samensmelting van de inspectie op het middelbaar en het gymnasiaal onder wijs aan critiek. Met den oud-inspectcui van het gymnasiaal onderwijs, dr. Vinkesteyn, vreesde hij, dat hiermede de klassieke opvoe ding ernstig in het gedrang zou geraken en hij vond daarin aanleiding om een geestdrif- tigen lofzang aan te heffen op het gymna siaal onderwijs, waarnaar alle dragers van academische titels met dankbaarheid luister- dei- Nadat de heer Van Sasse van IJsselt (r.k een klacht had doen hooren over onvoldoende voortvarendheid bij de verzorging van ge schiedkundige monumenten en weer eens had gepleit voor een algemeene wet op dat punt, verkeer de heer De Zeeuw (sda.p.) het woord voor een uitvoerige rede gericht tegen het optreden van den heer Marchant als mi nister in het algemeen en zijn onderwijspoli tiek in het bijzonder. Eigenlijk was de rede beter op haar plaats geweest bij de algemee ne beraadslagingen over de rijksbegrooting, doch de voorzitter had er blijkbaar geen be zwaar tegen, dat de spreker er den nadruk op legde, dat deze minister en zijn ambtge noot feitelijk, ten einde in het ministerie op genomen te worden, de beginselen van hun partij op zijde hadden geschoven. Hij zette uiteen en beriep zich daarbij op een verkie- zingsgeschrift van mr Oud, dat de leiders der vrijzinnig-democraten tal van hervormin gen op onderwijsgebied hadden in u.tzicht gesteld, maar hun beloften niet wildm nako men, nu zij in het kabinet zijn opgenomen. Minister Marchant is thans met vee! te groo- ten spoed aan het bezuinigen en heeft al zijn hervormingsplannen laten varen, terwijl zijn bezuinigingen slechts strekken tot verslech ting van het onderwijs. Hij noemde een aan tal punten, zooals de opheffing van openbare scholen zonder dat aan het bijzonder onder wijs wordt geraakt, de opvoering van de leerlingenschaal, de bezuiniging op het nij verheidsonderwijs enz. De heer Nivard (r k.) pleitte voor het ont slag van gehuwde onderwijzeressen, liefst in de wet vast te leggen. De heer Smeenge (lib.) had vertrouwen in den minister, vooral nu hij voornemens is de reorganisatie van de onderwijswet ter hand te nemen. Hij hoopte, dat bij het vaststellen van een spelling niet al te veel nieuwigheden zouden komen, maakte echter van de ge'egen- heid gebruik om tegen onleesbare handteeke- ningen te waarschuwen. Verder keurde hij de regeling der inspectie bij het middelbaar en het gymnasiaal onderwijs goed, pleitte voor een betere regeling van de schoolgelden voor buiten de gemeente woonachtige leerlin gen en voor handhaving van het vakonder wijs van meisjes en drong er op aan, dat de poorten van Deventer en Groningen, welke thans in den tuin van het Rijksmuseum staan, naar hun plaatsen van herkomst zullen wor den teruggebracht. Ten slotte drong hij er op aan op het onderwijs aan schipperskinde ren niet te bezuinigen en voor een betere or ganisatie er van zorg te dragen. De heer de Bruijn (r.k.) had bezwaar te gen het subsidieeren van de Nijverheids school van Philips te Eindhoven, omdat dit een instelling is, welke in de eerste plaats ten nutte van de fabriek van Philips zal ko men. De heer Slingenberg (v.d.) nam tegenover den heer de eeuw de partij op van den mi nister en wees daarbij op de veranderde om standigheden sedert de verkiezingen. Ook de sociaal-democraten zijn sedert van inzicht veranderd. Er moet nu bezuinigd worden doch de minister zal wel zorgen niet noode- loos schade te berokkenen. Tegenover den heer Heerkens Thijssen betoogde hij de ven- schelijkheid van een regionale organisatie van de inspectie van middelbaar en gymna siaal onderwijs. Kon, vroeg hij verder, de circulaire betreffende de opheffing van open bare scholen ook niet van toepassing ver klaard worden op de bijzondere scholen? En heeft de voorgenomen contingenteering van leerlingen op ae gymnasia ook betrekking op de hoogere klassen? Nadat de heer Wibaut (s.d.a.p.) een gemoe delijk speechje had gehouden over de moge lijkheid van steun aan tooneel en muziek, onder deze laatste ook de opera begrijpend, kwam minister Marchant aan het woord. Hij begon met afhandeling van een aantal speciale punten Hij antwoordde o.a. aan den heer Slingenberg dat een verlaging van de rente van voorschotten voor schoolbouw in overweging is. Wat de contingenteeringen van de gymnasiumleerlingen aangaat, om trent de verdere doorwerking van de circulai re van 8 Febr. wordt nog gedacht. De heer de Bruijn zette hij uiteen, dat de school van Philips te Eindhoven een algemeen belang dient en dus kan gesubsidieerd worden. Dat zij in het katholieke milieu neutraal is, mag een aanbeveling heeten. Den heer Smeenge verzekerde hij dat de door dezen genoemde poorten terug kunnen worden gehaald, wan ner de gemeentebesturen dit wenschen. Wat het schippersonderwijs betreft, zou dit er be ter op worden, wanneer de besturen onder ling meer harmonieerden. Den heer Wibaut kon hij slechts troosten met de verklaring, dat wanneer er betere tij den aanbreken, hij gaarne de toonkunst zal helpen. Met leedwezen zag hij vooral, hoe de orkesten onder zware zorgen gebukt gaan. De heer v. Sasse van IJssels verzekerde hij, dat er een monumentenwet in voorbereiding is. Op het oogenblik kan zijn zorg zich op het stuk van monumenten niet verder uitstrek ken. De nieuwe regeling van de inspectie van middelbaar en gymnasiaal onderwijs achtte hij veel beter omdat er nu gelegenheid bestaat tot samenwerking van de zeven in specteurs, deskundigen op onderwijsgebied. Wat de spelling aangaat, er moet aange stuurd worden niet op een spelling a la Kol- lewijn, maar op een compromis, waarmede ook de Vlamingen accoord kunnen gaan. Ten slotte de rede van den heer De Zeeuw, hij verklaarde met klimmende verbazing te hebben aangehoord als komende van een vertegenwoordiger van een partij, welke da gelijks van inzicht verandert. De minister zette uitvoerig uiteen, dat hij en zijn ambtge noot zoo gauw van meening zouden zijn ver anderd. Lang voor de verkiezingen heeft de heer Oud zijn door den heer De Zeeuw geci teerd werkje geschreven en lang voor de sa menstelling van het Kabinet hebben de Vrijz - Dem. op allerlei wijze betoogd, dat er bezui nigd moest worden, in de eerste plaats bij het onderwijs. Dat kan, helaas, slechts gelci- delijk gaan, maar wanneer we de politiek van den heer De Zeeuw volgden en er zelfs van opheffing van openbare scholen niet mocht worden gesproken (wat in strijd zou zijn met het socialistische onderwijsrapport van 1925), dan kwamen we er niet en zouden we ons onderwijs kapot maken en heel ons staatsbestel daarbij. Neen, wij moeten door tastend handelen, ook al zijn we er zeker van dat er slachtoffers zullen vallen en de minister wil zonder aanzien des persoons zijn plicht doen tot redding van het onder wijs en het land. Na deze rede heeft de heer De Zeeuw nog getracht zijn houding te verdedigen en daar- na is de begrooting zonder stemming goed- gekeurd. Den heer Van Citters is verlof verleend zijn bekende interpellatie te houden op een nader te bepalen dag. Morgen begrooting van waterstaat. Den Haag 9 Maart 1934 Wat de Eerste Kamer heden kon afdoen heeft zij in betrekkelijk korten tijd afgedaan we stonden niet lang na vieren reeds op straat en het wachten is nu nog slechts op minister Verschuur, die aan het ziekbed ligt gekluisterd, om het laatste stuk van de Rijksbegrooting, de Begrooting van Econo mische Zaken, af te handelen. Heden heeft de Kamer behandeld en goed gekeurd zonder er hoofdelijk over te stemmen de Begrooting van Waterstaat, die van het Wegenfonds, die van het Staatsvisschersbe- drijf te IJmuiden, die van de Staatsmijnen in Limburg en die van het Departement van Koloniën. Gelukkig zijn enkele dezer begroo ting onder den hamer des voorzitters doorge gaan. Het uitvoerigst is gesproken over het eerste der genoemde punten, de Begrooting van Waterstaat. De besprekingen werd engeopend door den heer Andriessen (r.k.), die aandrong op het verplichtend stellen van collectieve arbeids overeenkomsten in bestekken van openbare werken. Hij knoopte daaraan vast een aan prijzing van het stelsel von collectieve ar beidscontracten, het liefst zou hij zien, dat de regeering voorstelde ze wettelijk bindend te verklaren. Daarna hebben we een maidenspeech mo gen aanhooren: de heer Janssen de Limpens (r.k.) las een weloverwogen rede voor, waar in hij de stijging van het aantal verkeerson gevallen als uitgangspunt nam en in verband daarmee de noodzakelijkheid van een goede verkeersregeling betoogde. Hij deed daarbij verschillende maatregelen aan de hand, kwam op tegen de verblindende verlichting, waaraan zoovele autobestuurders zich schul dig maken en pleitte voor den voorrang van het linker verkeer en daarnaast de prioriteit voor wat den hoofdweg berijdt, al zal niet altijd dadelijk zijn uit te maken, wat de hoofdweg is. De heer Ter Haar (ch.) pleitte in het bij zonder voor een behoorlijke regeling van het verkeer. Hij meende evenwel, dat daartoe ook behoort een goede opleiding voor chauf feurs en een behoorlijke regeling van hun werktijd. Onafwijsbaar achtte hij een wijzi ging van de Motor- en Rijwielwet, die nu al jaren in voorbereiding is. Waarom daar mede nu niet eens flink voortgemaakt? Laat het wijzigingsontwerp nog in dit zittings jaar worden ingediendNadat hij er op had aangedrongen om meer aandacht te wijden aan de onbewaakte overwegen, waar niet alle enten gevolge van roekeloosheid zoovaak ongelukken gebeuren, gaf hij de opstelling van automatisch-seinlichten in overweging, gelijk men onder meer in Zweden en sommige staten van N. Amerika aantreft. Ten slotte besprak hij enkele voorwegbelangen van Am sterdam. De heer Moltmaker, de sociaal-democrati sche spoorwegspecialiteit, heeft hierna over eenkomstig het gebruik, een requisitoir gehou den over het spoorwegbeleid der regeering. Heel veel vriendelijks deed hij er niet over hooren. Hij zette uiteen, dat het land snakt naar een degelijke oplossing van het ver keersprobleem. De regeering moet daarmede voortmaken. Zij moet ook ingrijpen in het tramwegvraagstuk. Naar zijn opvatting zijn de tekorten bij de spoorwegen voor een goed deel te wijten aan de tariefsverlaging. De personeelsbelangen bij de spoorwegen behan delend, heeft hij onder meer geprotesteerd tegen de afbrokkeling der loonen sinds 1921. Ook had hij ernstige klachten over langdurige diensttijden bij het personeel, terwijl hij tevens opmerkte, dat als er tekor ten blijven dit is toe te schrijven aan de hooge kosten van electrischen stroom, al is das ook in den laatsten tijd eenige verminde ring ingetreden. Het slot van zijn rede was de opsomming van eenige grieven van het personeel bij de tramwegen, die er inderdaad niet vroolijk aan toe zijn Evenals hij heeft de heer Nivard (r.k.) be zwaar geopperd tegen het optreden van den minister in zake de verslechting van de arbeidsvoorwaarden van het personeel. De taak van den minister is het personeel te be schermen, niet actief mede te werken om de arbeidsvoorwaarden slechter te maken. Voor al voor de tramondernemingen mag dit niet uit het oog worden verloren. Minister Kalff verklaarde in zijn antwoord in de eerte plaats aan den heer Andriessen, dat hij den eisch van collectieve contracten bij bestekken niet kon stellen met het oog op de kosten ten gevolge van de verstarring van de loonen. Wat aangaat de veiligheid verklaarde hij alle thans gemaakte opmerkingen wel te willen overwegen, doch hij wees daarbij ct op, dat al de geopperde vraagstukken bij de oehai deling van de Motor- en Rijwielwen we'ke thans gereed ligt m naar den Raac van State te worden gezonden, aan de orde zullen komen. Wat de onbewaakte overwegen netreft, wilde hij in en tegenwoordigen toe stand geen verandering brengen. Er moet gezorgd worden, dat bij dergelijke wegen het uitzicht volkomen vrij is, maar hij weigerde het aanbrengen van automatische signalen, al ware het slechts wegens de kosten van zeker anderhalf millioen per jaar In antwoord aan den heer Moltmaker be toogde hij geen beschermer van het perso neel te zijn en niets meer. Hij moet zich wel degelijk actief mengen in de personeelszaken, daar hiermede 75 rocent van de inkomsten zijn gemoeid. Zijn taak is de dekking van de tekorten te bevorderen, maar men fantaseere nu niet, dat hij daardoor de positie van het personeel onhoudbaar zou maken. Zoolang de minst bezoldigde op het platteland nog 24 per week verdient, bestaat er geen wan hoopstoestand. Met het trampersoneel is het slechter gesteld, maar het gaat den trams dan ook bar slecht. Wanneer nu de minister poogt een tram in leven te houden, ook al moet dan een loon van 15 worden vastge steld, bewijst hij daarmede het personeel een dienst. Want als de tram ophoudt, valt er heelemaal niets te verdienen. Op het oogen blik keert geen enkele tramonderneming een cent dividend uit. De prijs van den electri schen stroom is in redelijkheid gedaald, dank zij de handige politiek der directie. Aan een herziening van het reglement op de dienst en werktijden mocht hij niet denken met het oog op de hoogere kosten. Nadat hij een en ander had medegedeeld omtrent den stand van zaken van de spoor wegtoestanden te Amsterdam en te Rotter dam, werd de begrooting zwijgend goedge keurd. De behandeling van de begrooting van het wegenfonds heeft ons eenige pleidooien doen hooren ten gunste van het gebruik van klin kers voor de bestrating onzer wegen De heer Visser (r.k.) sprak er met een toe lichting met vele cijfers over, de heer Ter Haar (c.h.) bleek er ook een groot voorstan der van evenals de heer de Jong (r.k.). Van den heer Smeenge (lib.), den trouwen vriend van Drente, hoorden we, dat de weg van Assen naar Rolde hard verbetering van noode heeft. Hij deed de klacht hooren, dat deze weg, de mooiste niet alleen van Neder land maar van heel Europa, nog steeds geen rijwielpad heeft en ter wille van de voetgan gers zou de aanleg daarvan reeds een groote verbetering zijn. Minister Kalf heeft den grijzen senator be loofd te bevorderen, dat de weg spoedig in rijksbeheer al worden genomen en dan voor de arme voetgangers zal worden gezorgd. Wat de klinkerbestrating betreft, wilde de bewindsman niet verheelen, dat deze duurder is dan eenige andere wegbedekking. Maar er is een goede zijde aan verbonden, dat er zulk een belangrijk bedrag aan arbeidsloon bij gemoeid is. Daarom zal hij waar het eenigs- zins mogelijk is, medewerken tot het leggen van klinkerbestrating. Nadat deze begrooting was aangenomen en die van het Staatsvisscherijbedrijf te IJmuiden en van de Staatsmijnen in Lim burg onder den hamer des voorzitters waren doorgegaan, heeft de Kamer ten slotte ook de begrooting van het departement van ko loniën aangenomen, nadat minister Colijn naar aanleiding van een vraag van den heer Fock (lib.) had medegedeeld, dat de ontwer pen tot herziening van de regeeringsregle- menten van Suriname en Curagao gereed lig gen doch dat hij met de indiening had ge wacht tot hij een jaar aan het bewind was geweest en in dien tijd gelegenheid had ge had zijn werkkracht aan andere belangen te wijden. De Kamer is daarop tot nadere bij eenroeping gescheiden. Gistermiddag, precies om 12 uur, is te Geneve en tegelijker tijd in de voornaamste Europeesche hoofdsteden op initiatief van het Presidium der Ontwapenings-conferen- tie de verzameling gepubliceerd, betrekking hebbende op de onderhandelingen der groo te mogendheden, die de laatste maanden in plaats van de Ontwapenings-conferentie zijn gehouden. De vorm der publicatie maakt den indruk, alsof deze onderhandelingen in zekeren zin slechts in opdracht van en in voortdurend contcat met het Presidium der ontwapenings conferentie zijn gevoerd, terwijl in werkelijk heid de meeste besprekingen over Hender- son's hoofd heen zonder eenig contact met Geneve zijn geschied. De documenten bevatten allereerst een voorrede en twee inleidende brieven van Henderson. Als antwoord op het verzoek van den president der ontwapeningsconfe rentie om inlichtingen over de oderhande lingen tusschen de staten volgt dan het op 7 Februari te Londen door Grandi aan Hen derson overhandigde Italiaansche memoran dum, verder het op 9 Februari met een brief van den Britschen minister van buitenland- sche zaken overhandigde Britsche ontwape ningsmemorandum en de tekst van de ver klaring van Sir John Simon op 6 Februari j.1. voor het Lagerhuis. In aansluiting hierop blijkt, dat de Fran- sche minister van buitenlandsche zaken Barhou op 10 Februari Henderson behalve het Fransche ontwapeningsmemorandum van 1 Februari 1934 ook de beide verkla ringen inzake het Duitsche rtandpunt van 18 December 1933 en van 19 Januari 193» heeft toegezonden. In een begeleidend schrijven vat Barthou het Fransche standpunt nogmaals kort samen. Deze samenvatting bevat weinig nieuws. Er wordt nogmaals in verklaard, dat de Fran sche regeering niet tot onmiddellijke vermin dering harer bewapening kan overgaan, die vertoonden zou zij aan een gelijktijdige weder bewapening van kwalitatieven aard der door de vredesverdragen gebonden staten. Bart hou wijst er verder op, dat Frankrijk bijzon dere waarde hecht aan practische waarbor gen in geval van schending der te sluiten overeenkomst. De bestaande omstandigheden en vooral het snelle tempo, waarmee zekere staten in strijd met de verdragen hun bewa pening opvoeren, eischen naar de meening van Barthou een snellle beslissing over de aan de ontwapeningsconferentie voorgelegde stukken. Ten slotte verklaart Barthou nog, dat een vergelijking van de leger-efffecten slechts mogelijk is, wanneer men rekening houdt met de organisaties die een militair karak ter dragen. In de publicatie van Henderson wordt ver der geconstateerd dat het presidium der ont wapeningsconferentie op 13 Februari te Lon den van de documenten heeft kennis genomen. Men kwam. zooalt reeds bekend is tot de conclusie, dat weder-bijeenroeping van het presidium voor'.oopig niei gerechtvaardigd is en dat men de uitslagen van verdere po gingen. met name de onderhandelingen van Eden, ter overwinning van de bestaande tegenstellingen, diende af te wachten Uit deze overweging is de volgende bijeenkomst van het presidium der ontwapeningsconfe rentie vastgesteld tegen 10 April a s Het Duitsche memorandum Onder de gepubliceerde on'wap-.ningsdo cumenten bevindt zich ook het Duitsch-3 me morandum van 18 December 1933, waarin Duitschland, na geconstateerd te hebben dat van werkelijke ontwapening thans niet meer kan women gesproken, de volgende voor stellen doet; 1. Duitschland verkrijgt volle rechts gelijkheid 2 De zwaar gewapende mogendheden verplichten zich hun tegenwoordigen bewa peningsstand met te overschrijden. 3. Duitschland verplicht zich, van zijn rechtsgelijkheid slechts een zoo matig ge bruik te maken, dat geen staat zich er door bedreigd kan voelen. 4. Alle staten verplichten zich wederzijds tot een humane wijze van oorlogvoeren en tot het niet gebruiken van bepaalde tegen de burgerbevolking gerichte wapenen. 5. Alle staten aanvaarden een gelijke en algemeene controle. 6. Alle staten garandeeren de handhaving van den vrede, door het sluiten van non- agressiepacten. Duitschland eischt vervolgens een leger- sterkte van '<00.000 man en een aantal jaren voor reorganisatie van de Rijksweer, die van moderner bewapening moet worden voor zien. Het karakter van S.A. en S.S., die geen militaire formaties zijn, wordt daardoor niet aangetast. Het Amerikaansche memorandum. Het Amerikaansche memorandum, welks tekst nog niet bekend was, houdt zich bezig met het Britsche memorandum van 29 Jan. De Ver. Staten gaan op vele punten met de Britsche voorstellen accoord. Op andere pun ten zijn zij van meening, dat de Engelsche voorstellen met het oog op de werkelijke ont wapening niet zoover gaan als aanvankelijk de bedoeling was. De Amerikaansche regee ring verklaart, dat zij het 't voornaamste acht, dat de defensieve kracht van eiken staat wordt versterkt en tegelijkertijd de aanvals- kracht vermindert. Dit doel kan langs ver schillende wegen bereikt worden: door af schaffing der voornaamste aanvalswapenen, door automatische en permanente controle en ten slotte, in verband met een algemeene ont wapeningsconferentie, door een de geheele wereld omvattend non-agressiepact, dat de verplichting inhoudt geen grondgebied van andere staten door legers te doen betreden. De Amerikaansche regeeang erkent in haar nota, dat de Bitsche regeering, die met haar voorstellen niet zoo ver ging, rekening wilde houden met den toestand in Europa, waarmee de Vereenigde Staten niets te maken hebben. Niettemin heeft ook Amerika het grootste be lang bij de handhaving van den vrede en juicht het de Britsche voorstellen tot vermin dering der bewapening en politieke ontspan, ning ten zeerste toe. DE FRANSCHE VERDEDIGING. Niieuwe legercredieten. Voor de verbetering van de landsverdedi ging heeft de regeering een wetsontwerp ingediend, waarbij het beschikbaar stellen van bijzondere middelen wordt gevraagd De minister van Oorlog wordt door deze wet gemachtigd ter voltooing van de grens- versterkingen en ter volmaking van de af- weermaatregelen tegen luchtaanvallen voor het dienstjaar 1934-'35 1175 millioen frs. uit te geven. Den minister van Marine worden voor de jaren 1934-'38 825 millioen franker ter be schikking gesteld, welke bestemd zijn voor den aanleg van opslagplaatsen vooro brand stoffen, de organisatie der kustverdediging en de versterk,ng van de marineluchtmacht. Ten slotte krijgt de minister van lucht vaart voor het jaar 1934 een crediet van 980 millioen franken voor de uitrusting en bemanning der luchtvloot, welke qualitatief „eerste klasse" moet zijn. In de motiveering word er de nadruk op gelegd, dat de Fran sche luchtvloot zoodanig moet worden ge organiseerd dat zij overal direct kan optre den. Nadat ongeveer een week geleden een onbekende visch van enorme afmetin gen (het dier mat ba. 7b meter) op de Fransche kust is aangespoeld, zijn deze week weer twee van deze monsters na bij Cherbourg gevonden De geleerden zijn het over de classifi ceering nog niet eens en ook de her komst van deze girantische visschen ligt i neen geheimzinnigen nevel ver borgen. Sommigen beweren, dat de zee monsters van uitputting gestorven zijn, doch orvaren zeelui en walvischvaarders geven als hun meening te kennen, dat de visschen door een .nderzeeschen aard schok, welke in November van het vori ge jaar in Baffin-baai plaats had, zijn gedood en over een afstand van 4800 K M. dwars over het Noordelijk deel van denAtlantischen Oceaan door verschil lende zeestroomingen zijn meegevoerd. Een van de monsters werd gevonden it. een grot te midden van de rotsen van Gréville en het andere op de kust van Urville. ten deele onder het zand be- dol ven Een professor in de natuurlijke histo rie, die de aangespoelde visschen onder zocht gaf als zijn meening te kennen, dat deze in alle opzichten verschillen van het monster, da' verleden week Woensdag in Querqueville is gevonden. In den Zweedschen ministerraad van gisteren heeft de kroonprins, die bij af wezigheid van zijn vader het regent schap utoefent,- medegedeeld, dat prins Sigvard door zijn huwelijk zijn erfrecht heeft verbeurd en vervallen is verklaard van zijn titels en voorrechten, welke hij als erfprins heeft genoten De minister raad heeft dezen maatregel goedge keurd De kroanprins verklaarde dat prins Sigvard in het vervolg Bernadotte ais familienaam mag voeren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 7