Bij hetverscheiden van Koningin Emma.
Een rijk en dienend leven.
Een geliefd vorstin is heengegaan.
Zij was een Koningin en Moeder...;
Het is een droeve taak den dood te moe
ten melden van een vorstin, die bijna zestig
jaren lief en leed met ons volk gedeeld
heeft en die door haar bijzondere karakter
eigenschappen in de harten van tallooze
landgenooten een plaats van beteekenis
heeft ingenomen
Eens was zij een prinses van Duitschen
bloede, een vreemdelinge van wie men
moest afwachten of zij haar moeilijke taak
zou kunnen vervullen, maar dank zij haar
groot aanpassingsvermogen, dank zij haar
algeheele toewijding, haar belangstelling in
alles wat haar omringde en de groote zelf
opoffering waarmede zij zich aan de voor
haar weggelegde taak heeft gegeven, is zij
een vorstin geworden, die zich aller toege
negenheid en liefde heeft verworven en die
het Nederlandsche volk in dankbaarheid en
vereering zal blijven herdenken.
Op een mooi slot in Arolsen woonden de
vorst van Waldeck Pyrmont en zijn vrouw,
die vijf dochters hadden. Arolsen was een
ouderwetsch plaatsje, waar het nog echt
gemoedelijk toeging. De vorstelijke familie
leefde er gelukkig en tevreden en de eenige
schaduw, die over het slot viel was, dat de
moeder van het gezin vaak lijdende was.
Plotseling kwam daar een officieel aan
zoek van Koning Willem III en de jonge
Prinses Emma, geboren op 2 Augustus 1858,
de lieveling van haar ouders om haar ga
ven van hart, geest en tact, Stond op even
twintigjarigen leeftijd voor een moeilijke
beslissing.
Koning Willem III, toen reeds een 62-
jarige, had een moeilijken tijd achter den
rug, het begin van den Atjeh-oorlog, de
groote oorlogen van 1859, 1866 en
1870'71. Hij had na de grondwetsherzie
ning onder Thorbecke met steeds wisselen
de ministeries geregeerd en stond midden
in den schoolstrijd, die een allesbehalve
onschuldig karakter heeft gedragen.
Twee zijner kinderen en zijn eerste vrouw
waren in 1880 al gestorven. Prins Maurits
Alexander overleed in 1850, prins Willem
in 1872 en hem was alleen prins Alexander
gebleven, die een zwakke gezondheid had
en wiens kansen op opvolging zeer twijfel
achtig konden genoemd worden.
Wie kan nagaan wat er in het hart van
het 20-jarige meisje is omgegaan bij het wel
vereerende maar haar in alle opzichten bin
dende aanzoek van den ouden koning? Wat
het ook geweest moge zijn, zij heeft wat zij
als haar plicht zag zonder aarzelen vervuld
en is op 7 Januari 1879 Koningin van Ne
derland geworden.
Zij heeft de laatste levensjaren van haar
koninklijken echtgenoot met haar zorgvolle
liefde omringd en zij werd de moeder van
het jonge prinsesje, dat na den dood van
Prins Alexander voorbestemd was om eens
de kroon van Nederland te dragen.
Zij was, zooals Arnold Spoel haar eens
zoo treffend bezongen heeft, „de bruid uit
het land waar de bergen zijn". Zij was voor
het Nederlandsche volk een vreemde, maar
zij had voor zich zelf de gelofte afgelegd,
niet alleen een trouwe gade en goede moe
der te zijn maar ook een vorstin, die haar
leven in dienst van haar volk zou stellen.
Op 23 November 1890 is Koning Willem
III gestorven, in 1884 was prins Alexander
hem voorgegaan en toen was er nog slechts
de vierjarige prinses Wilhelmina, op wie
heel Nederland als zijn toekomstige ko
ningin het oog had gevestigd.
Als koningin-regentes.
De tweede periode van het leven van Ko
ningin Emma was op haar 32-jarigen leeftijd
aangebroken, de periode van opvoedster
van haar kind tot de vrouw die met haar
gaven van hart en verstand eenmaal aan
het hoofd van den Staat zou staan,
„Goddank", heeft Ds. van Koetsveld in
zijn lijkrede bij het graf van Willem III uit
geroepen, „niet geheel is ons koningshuis
uitgestorven. Wat in een hoogeren zin de
profeet van Davids huis zeide, is ook op het
onze van toepassing: een rijske zal voort
komen uit den afgehouwen stam en een
scheut uit zijn wortel zal vrucht dragen.
Ons blijft de jeugdige koningin, als prinses
reeds de oogappel van ons volk, dat nu met
dubbelen nadruk bidt:„God,bewaarenleidt
haar aan de hand eener vrome en wijze
moeder, dat eens de spruit een boom worde
als vroeger en sterk beiden in deze droeve
dagen".
Op 24 November 1890 zeide Koningin
Emma in een proclamatie tot haar volk:
„Moge de Almachtige God de gebeden ver-
hooren, die tot Hem opgezonden worden
voor onze Koningin Wilhelmina; Hij neme
Haar onder Zijn heilige hoede en bescher
ming. Krachtens de wet ben ik gedurende
Haar minderjarigheid geroepen als Regen
tes van het Koninkrijk het Koninklijk gezag
voor Haar waar te nemen. Vertrouwende
op Hem, in Wiens hand het lot der vorsten
en volkeren is, neem ik de mij toevertrouw
de regeeringstaak op mij met de bede, dat
hare vervulling in alle deelen moge strek
ken tot heil van Land en Volk en tot beves
tiging van het koninkrijk".
Het was een uiterst moeilijke tijd waarin
de jonge vorstin de teugels van het bewind
in handen moest nemen. De oorlogen in
Indië duurden voort, er was een strijd om
de Kieswet, er was een Kamerontbinding
en onder vier verschillende ministeries
heeft Koningin Emma in ons land met groo
te bedachtzaamheid en wijs beleid gere
geerd en daarbij altijd den tijd kunnen
vinden haar dochter met moederlijke zorgen
te omringen. Het wat verwaarloosde con
tact tusschen land en volk werd hersteld
en menigeen zal zich nog de vele reizen
herinneren welke de Koningin-regentes met
het jonge prinsesje naar alle deelen van het
land maakte, overal enthousiast begroet,
reizen, die den band tusschen volk en ko
ningshuis juist in die moeilijke jaren vast en
onverbreekbaar hebben gemaakt.
Met groote zorg heeft zij haar dochtertje
opgevoed. Zij zelf gaf haar godsdienstonder
wijs en leerde haar de eerste beginselen van
schilder- en teekenkunst en fraaie hand-
v erken. Zij omringde haar dochter met
karaktervolle mannen en vrouwen en heeft
er tevens voor gezorgd, dat de jeugd van
de prinses zoo vroolijk en onbezorgd moge
lijk geweest is.
Op 30 Augustus 1898 was haar taak als
r^entes ten einde.
„Landgenooten", zoo zegt hare
proclamatie uit die dagen, „de
taak,, die mij in 1890 werd toever
trouwd is weldra geëindigd. Mij
valt het onwaardeerbare voor
recht te beurt mijne beminde doch
ter den leeftijd te zien bereiken
waarop zij naar het voorschrift der
Grondwet tot de regeering wordt
geroepen. In de dagen van smart
en rouw trad ik op als de regentes
van het Koninkrijk, thans schaart
zich het geheele volk in vreugde
om den troon van zijn jonge ko
ningin. God heeft mij in deze jaren
gesteund, Mijn dierbaarste wensch
is vervuld. Aan allen, die mij met
raad en daad terzijde hebben ge
staan, die mij gesteund hebben
door hun liefde en gehechtheid,
breng ik mijnen dank. Moge het
ons land met zijn bezittingen en
koloniën onder de regeering van
Koningin Wilhelmina wel gaan.
Het zij groot in alles waarin een
klein volk groot kan zijn.
Ik treed af van de hooge plaats,
die ik in ons staatswezen heb be
kleed, met den diep gevoelden
wensch, dat op Koningin en volk,
door de nauwste banden ver-
eenigd, Gods zegen blijve rusten".
Haar taak als regeerend vorstin was
geëindigd en het teekent deze edele vrou
we, dat zij nimmer meer getracht heeft ter
vervulling van eigen wenschen, eenigen
invloed op de regeering van Haar dochter
uit te oefenen.
Toen haar taak verlicht was
De derde periode van haar leven, de
rustperiode ving aan en deze zou lang en
gezegend zijn.
In het hart van haar volk had de vorstin
zich een blijvende plaats veroverd. Er wa
ren te haren opzichte slechts gevoelens van
groote dankbaarheid en waardeering en het
typeert deze hoogstaande vrouw, dat zij
ook in haar rustperiode allereerst aan de
zulken gedacht heeft wier lijden zij op
eenigerlei wijze zou kunnen verlichten.
Het Nederlandsche volk heeft haar bij
haar aftreden als regentes een bedrag van
300.000 geschonken en in een daarbij aan
geboden album hebben 12000 commissie
leden hun naam gezet en komen de ge
kleurde wapens van 1000 gemeenten en
provinciën uit ons land voor.
Het in 1881 door Willem III aangekochte
lustslot Oranje Nassau-oord werd door Ko
ningin Emma als eerste sanatorium voor
longlijders aan ons volk geschonken en het
huldeblijk van 300.000 werd daarbij ge
heel voor de inrichting van dit sanatorium
afgedragen. Het typeert deze edele vrouw
wier naam onverbreekbaar aan het Em-
ma-bloempje is verbonden dat zij ook in
haar rustperiode steeds de grootst mogelijke
en daadwerkelijke belangstelling toonde
voor allen, die aan den schaduwkant van
het leven staan, voor zwakken en lijden
den, die door ziekte en ellende waren ge
troffen.
Nooit heeft men tevergeefs een beroep
op haar liefdadigheid gedaan. Zij was ook
altijd bereid jonge kunstenaars in moeilijke
tijden naar vermogen te steunen.
De koningin-moeder heeft een groote
liefde voor bloemen gehad en nam het
mooiste wat er in hare kassen gekweekt
werd steeds mede bij haar tallooze bezoe
ken aan ziekenhuizen, waar zij voor alle
lijders een vriendelijk woord had.
Een beminde vrouw.
Velen, die ons Oranjehuis beschreven,
hebben zich over Koningin Emma in woor
den van groote dankbaarheid en vereering
uitgelaten en wij kunnen niet nalaten uit de
werkjes welke ons bij het schrijven van
dit artikel ten dienste gestaan hebben, en
kele citaten te laten volgen.
In zijn boek „Zilver op Oranje" zegt de
heer G. G. van As o.a.: „Als Voogdes-
Regentes nam Koningin Emma de verant
woordelijkheid voor de verdere opvoeding
der Koningin en de regeering des lands op
zich. Het een zoowel als het andere deed
zij voortreffelijk en het volk beminde de
Koningin-Regentes zooals het een Koningin
uit het oude stamhuis der Oranjes bemind
zou hebben. Overal in den lande vindt
men nog herinneringen aan dien gezegenden
tijd: hospitalen, scholen en kerken, straten
en pleinen zijn naar Haar genoemd en mo
numenten zijn Haar ter eere opgericht om
ons volk nimmer te doen vergeten welke
een voortreffelijke Moeder, welk een toe
gewijde regeerster zij is geweest. En er is
zeker voor die zoo beminde vrouwe geen
heerlijker voldoening dan te zien hoe die
opvoeding gezegend is in de niet minder
voortreffelijke dochter".
In zijn werkje „Prinses Juliana" zegt de
schrijver de heer D. Hans: „Op 't oogenblik,
dat de Hollandsche klokken beieren en de
Hollandsche torens zingen, gaan veler ge
dachten ook naar de grootmoeder van de
prinses uit. Naar de grootmoeder, die als
jonge en vreemde prinses in Holland is ge
komen, Haar dochter, onze tegenwoordige
koningin, heeft opgevoed met de zorgen van
een onvolprezen innigheid en daardoor het
hart van ons volk won".
En J. C. de Koning heeft in zijn gedenk
boek „De Klokken luiden" geschreven:
„Als wij feest vieren omdat onze Koningin
haar zilveren regeeringsjubileum viert, wil
len we met dankbaarheid terugdenken aan
Haar hooggeëerde Moeder, aan de onschat
bare diensten die Zij aan ons volk bewees.
Bovenal huldigen wij Haar, omdat Zij zulk
een trouwe, liefdevolle Moeder is geweest
voor onze vorstin".
„Deze koningsvrouw", zegt Dr. C. te Lin-
tum in zijn werk „Nederland en de Indiën
in de laatste kwart eeuw", „is inderdaad een
heerlijke verschijning in onze geschiedenis
geworden, we kunnen het gerust zeggen
zonder eenige vrees voor tegenspraak. Zij
bracht in al haar eenvoud als prinses uit
een klein vorstenhuis de schoonste eigen
schappen mee, die een vrouw kon bezitten,
in de eerste plaats de groote Liefde,
't eeuwig „weibliche" en verder den buiten-
gewonen tact, een onuitputtelijk geduld, een
ruim verstand en een warme belangstelling
voor alles en allen. Door de meesten met
weinig verwachting, door velen met wan
trouwen ontvangen, veroverde zij weldra de
harten van degenen, die Haar ontmoetten
en de faam van Haar beminnelijkheid en
lieftalligheid ging weldra door ons land. Als
Koningin-Regentes is Haar fijne tact nog
meer uitgekomen, die tact, die wel de aller-
noodigste eigenschap der constitutioneele
vorsten mag heeten, en in de vele politieke
en andere veranderingen van die dagen is
Haar persoon nooit op eenige wijze bedekt
of openlijk aangevallen. Hoe deze hooge en
edele vrouwe tegelijkertijd is blijven zorgen
voor de voltooiing der opvoeding van Hare
dochter en daarvoor geen moeite ontzag, is
algemeen bekend. Wij Hollanders critisee-
ren liever dan dat wij prijzen, maar wij
kennen ook een spreuk, aie zegt, „eere wie
eere toekomt". En wanneer die ergens toe
passelijk is, dan is ze het hier. Deze vrouw
is een bijzondere vrouw, zooals Nederland
er zelden een gezien heeft".
Het volk eerde haar.
Het is een groot voorrecht geweest aller
eerst voor deze edele vrouw zelve en daar
naast voor ons Koninklijk gezin en voor ge
heel ons volk, dat wij Koningin Emma zoo
vele jaren hebben mogen behouden, dat Zij
een zoo gezegenden rusttijd heeft gehad en
tot in hoogen ouderdom heeft kunnen erva
ren hoe de liefde en vereering van het Ne
derlandsche volk naar Haar uitgaan.
In 1928, toen zij den zeventigjarigen leef
tijd bereikte, heeft Nederland spontaan ge
toond hoezeer het deze vorstin gewaar
deerd heeft. Er zijn toen in het geheele
land bijdragen verzameld ook in Alk
maar is daar destijds een comité voor ge
vormd en de belangrijke gift welke, men
de zeventigjarige heeft kunnen aanbieden,
heeft zij opnieuw geheel ten goede doen ko
men aan zieken en lijdenden, voor wier lot
haar hart met medelijden vervuld was.
Toen zij in 1879 in het huwelijk trad en
te 's Gravenhage in het Gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen werd toege
sproken, heeft de feestredenaar Dr. Beynen
o.a. gezegd: „Daar zijn wetten die geschre
ven staan, daar zijn er ook, die niet ge
schreven staan, maar met vlammende let
ters zijn gegrift in de harten. Op die wetten
beroepen wij ons, o Koningin, ze zijn ook
in Uw gemoed gegriffeld en zc heeten: ge
loof, liefde, opoffering, toewijding, zelfver
loochening, al die gaven en krachten die
den mensch den engelen gelijk maken. Deze
dingen leven* in Uw hart Uwe Majesteit.
Wij doen daarop een beroep en bevelen U
onze armen, onze lijdenden, onze verdruk
ten aan, alles wat ons nog een eervolle
plaats doet innenjen onder de beschaafde
volken. Wij mogen dit alles van U ver
wachten, omdat wij weten hoe Gij het
goeue, het schoone, het hoogste liefhebt en
vereert. O, dat Hollands eer en Hollands
glorie U dierbaar zij".
Sindsdien zijn 55 jaren verloopen en de
karaktereigenschappen die Dr. Beynen een
maal genoemd heeft, zijn op zoodanige wij
ze tot uiting gekomen, dat heel ons volk,
hoe verdeeld het ook moge schijnen, één is
in den rouw om de beste en edelste ko
ningin van niet-Nederlandsche geboorte,
die ons vorstenhuis ooit gekend heeft.
Nuchterheid, zuiver gevoel voor realiteit
en critische zin zijn de drie voornaamste
eigenschappen, die het Nederlandsche volk
kenmerken. Een volkomen uit de grillige
lijn van zijn bewogen geschiedenis ver
klaarbaar wantrouwen tegenover buiten-
landsche invloeden deed het begrijpelijk
zijn, dat, toen de Prinses van Waldeck
Pyrmont ook al had zij van moeder's
zijde Nassausch bloed in de aderen als
jonge gemalin van den ouderen Koning
Willem III in de residentie kwam, ook in de
gevoelens van hen, die uit hoofde van rang
of geboorte tot de hoogste kringen behoor
den, scepticisme domineerde.
Hoe snel heeft deze Duitsche prinses,
door haar groote eigenschappen van geest
en gemoed, den weg weten te vinden naar
het ondanks uiterlijke onbewogenheid toch
zoo warm kloppend hart van onze natie, die
als geen andere valschen schijn van echt
heid weet te onderscheiden! Vrouw in de
hoogste beteekenis van dit woord, miste
zij, in de dagen van zorg en leed, welke
haar in haar rijke leven niet bespaard zijn
gebleven, allerminst den moed en het zelf
vertrouwen, die zij behoefde om te volhar
den in wat zij tot haar hoogsten plicht
rekende.
Maar juist de echt-vrouwelijke gaven,
die in zoo rijke mate haar deel waren, en
waarvan zij, door den drang van haar na
tuurlijken eenvoud, zoo talloos vele malen
onbewust heeft doen blijken, zullen haar
in de herinnering van het volk doen voort
leven als de Koningin -M o e d e r, met
welke betiteling haar persoon en per
soonlijkheid tevens op de beste wijze
wordt gekenschetst en geëerd.
In Augustus van het vorige jaar heeft,
ter gelegenheid van den 75sten verjaardag
der Koningin-Moeder, het overgroote deel
der Nederlandsche pers, in hooggestemde
artikelen, die geinspireerd waren door het
geen er leeft in de breede lagen van het
volk, de loftrompet over deze nobele vrouw
gestoken en het is in dit verband wel een
zeer droeve gedachte, dat de feiten en bij
zonderheden, welke wij ook thans hebben
te releveeren uit het leven van haar, wie
dit artikel is gewijd, het sombere karakter
hebben van een necrologie.
Adelheid Emma Wilhelmina Theresia
werd 2 Augustus 1858 te Arolsen geboren
als, gerekend naar de volgorde van den
leeftijd, de derde der kinderen van vorst
George Victor van Waldeck Pyrmont en
prinses Helena van Nassau, een strenge
vrouw van groote intelligentie, die alles in
het werk stelde om haar kinderen onder
haar persoonlijke leiding met behulp van
bekwame leeraren een veelzijdige ontwik
keling deelachtig te doen worden. Prinses
Emma voelde zich, wat haar studies be
treft, vooral aangetrokken tot de geschie
denis; haar karaktereigenschappen deden
haar echter in nog grootere mate belang
stelling koe$teren voor sociaal werk. In het
lenigen van den nood van zieken en behoef-
tigen vond zij haar grootste voldoening en
ook op lateren leeftijd heeft zij, in haar
nieuw gekozen staat, meermalen gelegen
heid gevonden om daarvan te doen blijken.
Een extra-nummer van de Staatscourant
maakte op 1 Ofctober 1878 de verloving be
kend van Zijne Majesteit Koning Willem III,
wiens gade, Koningin Sophie, hem op 3
Juni 1877 ontvallen was, met Prinses
Emma. Op 19 October d.a.v. gaven de Sta-
ten-Generaal de bij de wet vereischte toe
stemming tot het huwelijk.
Op verzoek van den Koning belastte Dr.
Laurens Reynhart Beynen, die sinds kort
was afgetreden als rector van het Gym
nasium te Den Haag, zich met de eervolle
taak, de toen twintigjarige prinses van
voorlichting te dienen omtrent het land,
dat van nu af aan haar vaderland zou zijn
De hoogbejaarde doctor vertoefde te dien
einde enkele maanden te Arolsen en ook
zijn dochter, die hem in verband met zijn
leeftijd naar het Duitsche grondgebied had
vergezeld, werd spoedig toegelaten tot de
Prinses, die zich uiterst leergierig toonde en
in korten tijd de Nederlandsche taal
eenigermate leerde spreken.
De huwelijksvoltrekking.
Slechts kort was de tijd der verloving: in
den namiddag van 7 Januari 1879 had
nadat de daartoe vereischte formaliteiten
door den Opperkamerheer van den Koning,
Mr. C. Th. Baron van Lijnden van Sanden-
burg, waren verricht de huwelijksvol
trekking plaats, in tegenwoordigheid van
een vrij groot gezelschap vors'elijke perso
nen en hoogwaardigheidsbekleders, waar
toe o.m., behalve de vorstelijke familie Van
Waldeck, Prins Willem von Wied, schoon
zoon van Prins Frederik der Nederlanden,
Prins August von Wurtemberg, als verte
genwoordiger van Keizer Willem I, de
voorzitters der Eerste en Tweede Kamer
van Nederland, de vice-president van den
Raad van State, de minister van Buiten-
landsche Zaken en de directeur van het
Kabinet des Konings behoorden. Bij de
kerkelijke inzegening, in de kapel van het
slot van Arolsen, trad de hofprediker
Scipio als voorganger op.
Drie dagen na de huwelijksvoltrekking
vertrok het koninklijk echtpaar per extra-
trein naar Nederland; bij het passeeren van
de grens bij Oldenzaal geschiedde de eerste
begroeting door de Nederlandsche autori
teiten.
Het eerste bezoek aan de hoofdstad had
eerst 21 April plaats; de intocht te Den
Haag een week later, aangezien deze ver
traagd waren door het overlijden, in
Luxemburg, van Prins Hendrik, den broe
der des Konings. De residentie begroette
de jonge Koningin met warme geestdrift en
vooral aan dc ontvangst van het koninklijke
echtpaar in het Gebouw van Kunsten en
Wetenschappen hebben degenen, die daar
bij aanwezig mochten zijn, onvergetelijke
herinneringen bewaard.
Groot was, op 31 Augustus 1880,
de weerklank in het geheele land
van^de tijding, dat Koningin Emma
in het Paleis te 's-Gravenhage het
leven had geschonken aan een
dochter. De blijde mare verspreid
de zich door de bijzondere maat
regelen, welke de ook in dien tijd
reeds actieve persvertegenwoor
digers haden genomen, in een oog
wenk over geheel Europa. De dy
nastie der Oranje's, ernstig be
dreigd door de slagen, die dit Huis
getroffen hadden het overlij
densbericht van den Prins van
Oranje kwam een half jaar na den
dood van Prins Hendrik uit Parijs,
terwijl toen reeds vaststond, dat
ook de eenig overgebleven zoon
van den Koning, prins Alexander,
geen lang leven beschoren zou
zijn kon als gered worden be
schouwd.
Herinnerd moge hier worden aan de
boodschap van den Koning aan de Staten-
Generaal, bij welker lezing, op dien vreug
devollen dag, menigeen het hart is volge
schoten.
„Het is voor ons een groote vreugde"
aldus ving de boodschap aan U de blij
de tijding te kunnen mededeelen, dat Hare
Majesteit de Koningin, Onze beminde Ge
malin, hedenmiddag bevallen is van eene
Prinses.
Wij zijn overtuigd, dat de Eerste en
Tweede Kamer der Staten-Generaal van
vij
harte deelen in de dCvnei„
heuglijke gebeurtenis bij On^' die de,,
met Óns dankbaar den zedo ?Pw«kt
door den Allerhoogste aan (Ch^"' die
Vaderland is geschonken. Uls e
U in GoTs'tiRfe bevel*
's-Gravenhage, §1 Augtt^.
Voor Koningin Emma brak^111^1
zij zich gedragen wist door de
heid en aanhankelijkheid van het??,***»-
haar had leeren kennen en waar/ k' d*t
een vorstin, die rechtschapen^
eenvoud paarde moeilijke - d aaa
toen de gezondheidstoestand vani?11 aaa,
maal langzaam achteruit gintf ha.ar Ge.
zorgwekkend werd. Tot aan zi£ eindeUjk
den op 23 November 1890 h t Versckei.
zich de lieve gade en trouwe verninde zii
die door haar gestadige en opoffeS2^
gen, niet alleen de laatste daden z°r-
Koning verlichtte, maar zich tVan de°
zoo mogelijk nog diepere geneiw!"-een
het hart van het Nederlandsche v n ,n
te verwerven. De lijkdienst ot> hef T Wisl
leid door Nicolaas Beets 0p i n 2e"
van genoemd jaar, was een nnV.eCe®ber
plechtigheid. ontr°erende
Haar reetschap
Thans zag Koningin Emma zich deM.
voor een ontzagwekkende taak- on
gen leeftijd werd zij geroepen tot het" R
gentschap. Acht moeilijke jaren -
van partijstrijd in zijn felste schakeert"1
heeft zij zich, door haar groote 1
van geest en gemoed, van deze taak
ten op een wijze, die het best kan word™
weergegeven door het woord van
raad Mr. A. P. W. Cort van de" LinH
oud-premier tijdens de oorlogsjaren en onA
minister van justitie tijdens het redeni.l
van de Koningin-Moeder, neeï2£&
in het Gedenkboek, dat ter gefc-2
van haar zeventigsten verjaardagS
jarig Nederlanderschap is uitgegeven
De Koningin-Moederl" In den loop der
tijden heeft deze naam een eigen beteekeni.
gekregen.
Zij, die evenals ik het voorrecht hadden,
als minister samen te werken met de Ko
ningin-Moeder, toen zij Regentes was of
later Haar mochten benaderen in moeilijk*
omstandigheden en bewogen tijden, zij we
ten, wat zij geweest is voor Haar nieuw ge-
kozen vaderland.
De Koningin-Moeder heeft ons volk lief
gekregen, want zij zag in ons volk, zijn ze-
den en gewoonten, bijna alleen het waarde-
volle en het goede: spiegelbeeld van Haar
eigen moed. Zij heeft Haar liefde betoond
door Haar trouw medeleven met allen, die
Haar dienden, door Hare onvermoeide' be-
langstelling in ziekenverpleging, in weten-
schap en kunst en door Haar stille hulp in
nood. En ons volk heeft Hare liefde met
liefde vergolden.
Moge ons volk zijn Koningin-Moeder nog
lang behouden en steeds met dankbaarheid
gedenken den zegen, dat deze hooge vrouw
uit den vreemde tot ons kwam".
Naast haar regentschap wijdde de Ko
ningin-Moeder zich in volle overgave en
met groote bekwaamheid aan de vorming,
van haar dochter; het geringste bad in de
opvoeding van Koningin Wilhelmina, die
eenmaal tot de hoogste plaats in den Staat
geroepen zou worden, haar toegewijde aan
dacht. Zij was het zelf, die haar dochter
tien jaren lang onderwees in Bijbelsche ge
schiedenis en vaardigheid met den
naald!
De reizen naar de hoofdsteden der pro
vincies, opdat deze haar dochter zouden
kunnen begroeten, werden even zoovele
spontane demonstraties van Oranjeliefde
van de zijde der bevolking; zij deed ook
haar kind kennis maken met de vreemde
hoven en liet haar tegenwoordig zijn bij de
ontvangst van buitenlandsche vorsten.
Was het te verwonderen, dat hetNeder
landsche volk, toen Koningin Wilhelmina
meerderjarig was geworden, van zijn gro°
dankbaarheid voor hetgeen Koningin Lm®*
tijdens haar regentschap gedaan had, ge u-
genis wilde afleggen? Het deed dit in
vorm van een geldelijk geschenk en
moge een bewijs te meer zijn van °e/r0rr
sympathie en genegenheid, die van de
ningin-Moeder uitging naar de zieken
misdeelden, dat zij het haar geschonken
drag ter beschikking stelde voo^ h®
richten van het Sanatorium „Oranje-
Oord" bij Renkum, waar tuberculoselijder»
worden opgenomen en verpleegd. De i
nering aan het regentschap wordt
levendig gehouden door de plechtig
hulling op 23 September 1905, door
ningin Wilhelmina van een mon"m5>
het Regentesseplein te 's-Gravenhag
Eerlijk, groot en oprecht w" dge-
van waardeering en sympathie, di (4
werd, toen zij in 1898 in de ya«
Amsterdam de grootsche inhuldig
h*ar dochter bijwoonde. 0 re(,r,
Totdat Koningin Wilhelmina °P ufg jj
"1 met Prins Hendrik van Mcc uoe<
huwelijk trad, bleef de 2 naarn»
bij haar dochter verblijf hou e
zij het Paleis aan het Lang
hra
T.
1901
het
der
betrok
hout,
heeft
zij
ten
ut, waar zij thans de oogenM
eft. Zij bewoonde dit des win 1 raCit
de zomermaanden meestal
Paleize Soestdijk.
Een grootsche huldiging
1, op 2 Augustus 1928, haarrjaardag
jnheid van haar <0stcn_
hot eigen land en uit alle g^te,
•«ld tal van gelukwenschen hU|-
plannen voor een groo
g op touw waren gezet, H jj,
aanleiding van het feiL huvV«li>^
innuari 1929 door haar ".bo
en er
Toen
legenheid
uit
wereld
diging
naar
op
vijftig
ven
toen
dam
trouw
deel
Het
Januari ltK» aow yers^
jaren Nederlandsche was, jaar,
,aar de maand Juni va AnflSter-
haar o.m. op hul^.
naar o.m- "y u^". ,ron huiuv„
een groote betooging king teo
sv van de zijde der n® Jj
viel. j.et vo'
„„Je. Ui de drofaj"» ,ljjj
gevoelt, nu deze beminde hgl <jat
eengegaan, tot troost str ,ewe
Koningin-Moeder besch?r ten
jaren na haar regentschap^
ervaren, hoe ook K rCize»
die zij op binnenlan.dicM
is h
der
in de
mogen
mina,