Bij hetverscheiden van Koningin Emma. Een rijk en dienend leven. Een geliefd vorstin is heengegaan. Zij was een Koningin en Moeder...; Het is een droeve taak den dood te moe ten melden van een vorstin, die bijna zestig jaren lief en leed met ons volk gedeeld heeft en die door haar bijzondere karakter eigenschappen in de harten van tallooze landgenooten een plaats van beteekenis heeft ingenomen Eens was zij een prinses van Duitschen bloede, een vreemdelinge van wie men moest afwachten of zij haar moeilijke taak zou kunnen vervullen, maar dank zij haar groot aanpassingsvermogen, dank zij haar algeheele toewijding, haar belangstelling in alles wat haar omringde en de groote zelf opoffering waarmede zij zich aan de voor haar weggelegde taak heeft gegeven, is zij een vorstin geworden, die zich aller toege negenheid en liefde heeft verworven en die het Nederlandsche volk in dankbaarheid en vereering zal blijven herdenken. Op een mooi slot in Arolsen woonden de vorst van Waldeck Pyrmont en zijn vrouw, die vijf dochters hadden. Arolsen was een ouderwetsch plaatsje, waar het nog echt gemoedelijk toeging. De vorstelijke familie leefde er gelukkig en tevreden en de eenige schaduw, die over het slot viel was, dat de moeder van het gezin vaak lijdende was. Plotseling kwam daar een officieel aan zoek van Koning Willem III en de jonge Prinses Emma, geboren op 2 Augustus 1858, de lieveling van haar ouders om haar ga ven van hart, geest en tact, Stond op even twintigjarigen leeftijd voor een moeilijke beslissing. Koning Willem III, toen reeds een 62- jarige, had een moeilijken tijd achter den rug, het begin van den Atjeh-oorlog, de groote oorlogen van 1859, 1866 en 1870'71. Hij had na de grondwetsherzie ning onder Thorbecke met steeds wisselen de ministeries geregeerd en stond midden in den schoolstrijd, die een allesbehalve onschuldig karakter heeft gedragen. Twee zijner kinderen en zijn eerste vrouw waren in 1880 al gestorven. Prins Maurits Alexander overleed in 1850, prins Willem in 1872 en hem was alleen prins Alexander gebleven, die een zwakke gezondheid had en wiens kansen op opvolging zeer twijfel achtig konden genoemd worden. Wie kan nagaan wat er in het hart van het 20-jarige meisje is omgegaan bij het wel vereerende maar haar in alle opzichten bin dende aanzoek van den ouden koning? Wat het ook geweest moge zijn, zij heeft wat zij als haar plicht zag zonder aarzelen vervuld en is op 7 Januari 1879 Koningin van Ne derland geworden. Zij heeft de laatste levensjaren van haar koninklijken echtgenoot met haar zorgvolle liefde omringd en zij werd de moeder van het jonge prinsesje, dat na den dood van Prins Alexander voorbestemd was om eens de kroon van Nederland te dragen. Zij was, zooals Arnold Spoel haar eens zoo treffend bezongen heeft, „de bruid uit het land waar de bergen zijn". Zij was voor het Nederlandsche volk een vreemde, maar zij had voor zich zelf de gelofte afgelegd, niet alleen een trouwe gade en goede moe der te zijn maar ook een vorstin, die haar leven in dienst van haar volk zou stellen. Op 23 November 1890 is Koning Willem III gestorven, in 1884 was prins Alexander hem voorgegaan en toen was er nog slechts de vierjarige prinses Wilhelmina, op wie heel Nederland als zijn toekomstige ko ningin het oog had gevestigd. Als koningin-regentes. De tweede periode van het leven van Ko ningin Emma was op haar 32-jarigen leeftijd aangebroken, de periode van opvoedster van haar kind tot de vrouw die met haar gaven van hart en verstand eenmaal aan het hoofd van den Staat zou staan, „Goddank", heeft Ds. van Koetsveld in zijn lijkrede bij het graf van Willem III uit geroepen, „niet geheel is ons koningshuis uitgestorven. Wat in een hoogeren zin de profeet van Davids huis zeide, is ook op het onze van toepassing: een rijske zal voort komen uit den afgehouwen stam en een scheut uit zijn wortel zal vrucht dragen. Ons blijft de jeugdige koningin, als prinses reeds de oogappel van ons volk, dat nu met dubbelen nadruk bidt:„God,bewaarenleidt haar aan de hand eener vrome en wijze moeder, dat eens de spruit een boom worde als vroeger en sterk beiden in deze droeve dagen". Op 24 November 1890 zeide Koningin Emma in een proclamatie tot haar volk: „Moge de Almachtige God de gebeden ver- hooren, die tot Hem opgezonden worden voor onze Koningin Wilhelmina; Hij neme Haar onder Zijn heilige hoede en bescher ming. Krachtens de wet ben ik gedurende Haar minderjarigheid geroepen als Regen tes van het Koninkrijk het Koninklijk gezag voor Haar waar te nemen. Vertrouwende op Hem, in Wiens hand het lot der vorsten en volkeren is, neem ik de mij toevertrouw de regeeringstaak op mij met de bede, dat hare vervulling in alle deelen moge strek ken tot heil van Land en Volk en tot beves tiging van het koninkrijk". Het was een uiterst moeilijke tijd waarin de jonge vorstin de teugels van het bewind in handen moest nemen. De oorlogen in Indië duurden voort, er was een strijd om de Kieswet, er was een Kamerontbinding en onder vier verschillende ministeries heeft Koningin Emma in ons land met groo te bedachtzaamheid en wijs beleid gere geerd en daarbij altijd den tijd kunnen vinden haar dochter met moederlijke zorgen te omringen. Het wat verwaarloosde con tact tusschen land en volk werd hersteld en menigeen zal zich nog de vele reizen herinneren welke de Koningin-regentes met het jonge prinsesje naar alle deelen van het land maakte, overal enthousiast begroet, reizen, die den band tusschen volk en ko ningshuis juist in die moeilijke jaren vast en onverbreekbaar hebben gemaakt. Met groote zorg heeft zij haar dochtertje opgevoed. Zij zelf gaf haar godsdienstonder wijs en leerde haar de eerste beginselen van schilder- en teekenkunst en fraaie hand- v erken. Zij omringde haar dochter met karaktervolle mannen en vrouwen en heeft er tevens voor gezorgd, dat de jeugd van de prinses zoo vroolijk en onbezorgd moge lijk geweest is. Op 30 Augustus 1898 was haar taak als r^entes ten einde. „Landgenooten", zoo zegt hare proclamatie uit die dagen, „de taak,, die mij in 1890 werd toever trouwd is weldra geëindigd. Mij valt het onwaardeerbare voor recht te beurt mijne beminde doch ter den leeftijd te zien bereiken waarop zij naar het voorschrift der Grondwet tot de regeering wordt geroepen. In de dagen van smart en rouw trad ik op als de regentes van het Koninkrijk, thans schaart zich het geheele volk in vreugde om den troon van zijn jonge ko ningin. God heeft mij in deze jaren gesteund, Mijn dierbaarste wensch is vervuld. Aan allen, die mij met raad en daad terzijde hebben ge staan, die mij gesteund hebben door hun liefde en gehechtheid, breng ik mijnen dank. Moge het ons land met zijn bezittingen en koloniën onder de regeering van Koningin Wilhelmina wel gaan. Het zij groot in alles waarin een klein volk groot kan zijn. Ik treed af van de hooge plaats, die ik in ons staatswezen heb be kleed, met den diep gevoelden wensch, dat op Koningin en volk, door de nauwste banden ver- eenigd, Gods zegen blijve rusten". Haar taak als regeerend vorstin was geëindigd en het teekent deze edele vrou we, dat zij nimmer meer getracht heeft ter vervulling van eigen wenschen, eenigen invloed op de regeering van Haar dochter uit te oefenen. Toen haar taak verlicht was De derde periode van haar leven, de rustperiode ving aan en deze zou lang en gezegend zijn. In het hart van haar volk had de vorstin zich een blijvende plaats veroverd. Er wa ren te haren opzichte slechts gevoelens van groote dankbaarheid en waardeering en het typeert deze hoogstaande vrouw, dat zij ook in haar rustperiode allereerst aan de zulken gedacht heeft wier lijden zij op eenigerlei wijze zou kunnen verlichten. Het Nederlandsche volk heeft haar bij haar aftreden als regentes een bedrag van 300.000 geschonken en in een daarbij aan geboden album hebben 12000 commissie leden hun naam gezet en komen de ge kleurde wapens van 1000 gemeenten en provinciën uit ons land voor. Het in 1881 door Willem III aangekochte lustslot Oranje Nassau-oord werd door Ko ningin Emma als eerste sanatorium voor longlijders aan ons volk geschonken en het huldeblijk van 300.000 werd daarbij ge heel voor de inrichting van dit sanatorium afgedragen. Het typeert deze edele vrouw wier naam onverbreekbaar aan het Em- ma-bloempje is verbonden dat zij ook in haar rustperiode steeds de grootst mogelijke en daadwerkelijke belangstelling toonde voor allen, die aan den schaduwkant van het leven staan, voor zwakken en lijden den, die door ziekte en ellende waren ge troffen. Nooit heeft men tevergeefs een beroep op haar liefdadigheid gedaan. Zij was ook altijd bereid jonge kunstenaars in moeilijke tijden naar vermogen te steunen. De koningin-moeder heeft een groote liefde voor bloemen gehad en nam het mooiste wat er in hare kassen gekweekt werd steeds mede bij haar tallooze bezoe ken aan ziekenhuizen, waar zij voor alle lijders een vriendelijk woord had. Een beminde vrouw. Velen, die ons Oranjehuis beschreven, hebben zich over Koningin Emma in woor den van groote dankbaarheid en vereering uitgelaten en wij kunnen niet nalaten uit de werkjes welke ons bij het schrijven van dit artikel ten dienste gestaan hebben, en kele citaten te laten volgen. In zijn boek „Zilver op Oranje" zegt de heer G. G. van As o.a.: „Als Voogdes- Regentes nam Koningin Emma de verant woordelijkheid voor de verdere opvoeding der Koningin en de regeering des lands op zich. Het een zoowel als het andere deed zij voortreffelijk en het volk beminde de Koningin-Regentes zooals het een Koningin uit het oude stamhuis der Oranjes bemind zou hebben. Overal in den lande vindt men nog herinneringen aan dien gezegenden tijd: hospitalen, scholen en kerken, straten en pleinen zijn naar Haar genoemd en mo numenten zijn Haar ter eere opgericht om ons volk nimmer te doen vergeten welke een voortreffelijke Moeder, welk een toe gewijde regeerster zij is geweest. En er is zeker voor die zoo beminde vrouwe geen heerlijker voldoening dan te zien hoe die opvoeding gezegend is in de niet minder voortreffelijke dochter". In zijn werkje „Prinses Juliana" zegt de schrijver de heer D. Hans: „Op 't oogenblik, dat de Hollandsche klokken beieren en de Hollandsche torens zingen, gaan veler ge dachten ook naar de grootmoeder van de prinses uit. Naar de grootmoeder, die als jonge en vreemde prinses in Holland is ge komen, Haar dochter, onze tegenwoordige koningin, heeft opgevoed met de zorgen van een onvolprezen innigheid en daardoor het hart van ons volk won". En J. C. de Koning heeft in zijn gedenk boek „De Klokken luiden" geschreven: „Als wij feest vieren omdat onze Koningin haar zilveren regeeringsjubileum viert, wil len we met dankbaarheid terugdenken aan Haar hooggeëerde Moeder, aan de onschat bare diensten die Zij aan ons volk bewees. Bovenal huldigen wij Haar, omdat Zij zulk een trouwe, liefdevolle Moeder is geweest voor onze vorstin". „Deze koningsvrouw", zegt Dr. C. te Lin- tum in zijn werk „Nederland en de Indiën in de laatste kwart eeuw", „is inderdaad een heerlijke verschijning in onze geschiedenis geworden, we kunnen het gerust zeggen zonder eenige vrees voor tegenspraak. Zij bracht in al haar eenvoud als prinses uit een klein vorstenhuis de schoonste eigen schappen mee, die een vrouw kon bezitten, in de eerste plaats de groote Liefde, 't eeuwig „weibliche" en verder den buiten- gewonen tact, een onuitputtelijk geduld, een ruim verstand en een warme belangstelling voor alles en allen. Door de meesten met weinig verwachting, door velen met wan trouwen ontvangen, veroverde zij weldra de harten van degenen, die Haar ontmoetten en de faam van Haar beminnelijkheid en lieftalligheid ging weldra door ons land. Als Koningin-Regentes is Haar fijne tact nog meer uitgekomen, die tact, die wel de aller- noodigste eigenschap der constitutioneele vorsten mag heeten, en in de vele politieke en andere veranderingen van die dagen is Haar persoon nooit op eenige wijze bedekt of openlijk aangevallen. Hoe deze hooge en edele vrouwe tegelijkertijd is blijven zorgen voor de voltooiing der opvoeding van Hare dochter en daarvoor geen moeite ontzag, is algemeen bekend. Wij Hollanders critisee- ren liever dan dat wij prijzen, maar wij kennen ook een spreuk, aie zegt, „eere wie eere toekomt". En wanneer die ergens toe passelijk is, dan is ze het hier. Deze vrouw is een bijzondere vrouw, zooals Nederland er zelden een gezien heeft". Het volk eerde haar. Het is een groot voorrecht geweest aller eerst voor deze edele vrouw zelve en daar naast voor ons Koninklijk gezin en voor ge heel ons volk, dat wij Koningin Emma zoo vele jaren hebben mogen behouden, dat Zij een zoo gezegenden rusttijd heeft gehad en tot in hoogen ouderdom heeft kunnen erva ren hoe de liefde en vereering van het Ne derlandsche volk naar Haar uitgaan. In 1928, toen zij den zeventigjarigen leef tijd bereikte, heeft Nederland spontaan ge toond hoezeer het deze vorstin gewaar deerd heeft. Er zijn toen in het geheele land bijdragen verzameld ook in Alk maar is daar destijds een comité voor ge vormd en de belangrijke gift welke, men de zeventigjarige heeft kunnen aanbieden, heeft zij opnieuw geheel ten goede doen ko men aan zieken en lijdenden, voor wier lot haar hart met medelijden vervuld was. Toen zij in 1879 in het huwelijk trad en te 's Gravenhage in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen werd toege sproken, heeft de feestredenaar Dr. Beynen o.a. gezegd: „Daar zijn wetten die geschre ven staan, daar zijn er ook, die niet ge schreven staan, maar met vlammende let ters zijn gegrift in de harten. Op die wetten beroepen wij ons, o Koningin, ze zijn ook in Uw gemoed gegriffeld en zc heeten: ge loof, liefde, opoffering, toewijding, zelfver loochening, al die gaven en krachten die den mensch den engelen gelijk maken. Deze dingen leven* in Uw hart Uwe Majesteit. Wij doen daarop een beroep en bevelen U onze armen, onze lijdenden, onze verdruk ten aan, alles wat ons nog een eervolle plaats doet innenjen onder de beschaafde volken. Wij mogen dit alles van U ver wachten, omdat wij weten hoe Gij het goeue, het schoone, het hoogste liefhebt en vereert. O, dat Hollands eer en Hollands glorie U dierbaar zij". Sindsdien zijn 55 jaren verloopen en de karaktereigenschappen die Dr. Beynen een maal genoemd heeft, zijn op zoodanige wij ze tot uiting gekomen, dat heel ons volk, hoe verdeeld het ook moge schijnen, één is in den rouw om de beste en edelste ko ningin van niet-Nederlandsche geboorte, die ons vorstenhuis ooit gekend heeft. Nuchterheid, zuiver gevoel voor realiteit en critische zin zijn de drie voornaamste eigenschappen, die het Nederlandsche volk kenmerken. Een volkomen uit de grillige lijn van zijn bewogen geschiedenis ver klaarbaar wantrouwen tegenover buiten- landsche invloeden deed het begrijpelijk zijn, dat, toen de Prinses van Waldeck Pyrmont ook al had zij van moeder's zijde Nassausch bloed in de aderen als jonge gemalin van den ouderen Koning Willem III in de residentie kwam, ook in de gevoelens van hen, die uit hoofde van rang of geboorte tot de hoogste kringen behoor den, scepticisme domineerde. Hoe snel heeft deze Duitsche prinses, door haar groote eigenschappen van geest en gemoed, den weg weten te vinden naar het ondanks uiterlijke onbewogenheid toch zoo warm kloppend hart van onze natie, die als geen andere valschen schijn van echt heid weet te onderscheiden! Vrouw in de hoogste beteekenis van dit woord, miste zij, in de dagen van zorg en leed, welke haar in haar rijke leven niet bespaard zijn gebleven, allerminst den moed en het zelf vertrouwen, die zij behoefde om te volhar den in wat zij tot haar hoogsten plicht rekende. Maar juist de echt-vrouwelijke gaven, die in zoo rijke mate haar deel waren, en waarvan zij, door den drang van haar na tuurlijken eenvoud, zoo talloos vele malen onbewust heeft doen blijken, zullen haar in de herinnering van het volk doen voort leven als de Koningin -M o e d e r, met welke betiteling haar persoon en per soonlijkheid tevens op de beste wijze wordt gekenschetst en geëerd. In Augustus van het vorige jaar heeft, ter gelegenheid van den 75sten verjaardag der Koningin-Moeder, het overgroote deel der Nederlandsche pers, in hooggestemde artikelen, die geinspireerd waren door het geen er leeft in de breede lagen van het volk, de loftrompet over deze nobele vrouw gestoken en het is in dit verband wel een zeer droeve gedachte, dat de feiten en bij zonderheden, welke wij ook thans hebben te releveeren uit het leven van haar, wie dit artikel is gewijd, het sombere karakter hebben van een necrologie. Adelheid Emma Wilhelmina Theresia werd 2 Augustus 1858 te Arolsen geboren als, gerekend naar de volgorde van den leeftijd, de derde der kinderen van vorst George Victor van Waldeck Pyrmont en prinses Helena van Nassau, een strenge vrouw van groote intelligentie, die alles in het werk stelde om haar kinderen onder haar persoonlijke leiding met behulp van bekwame leeraren een veelzijdige ontwik keling deelachtig te doen worden. Prinses Emma voelde zich, wat haar studies be treft, vooral aangetrokken tot de geschie denis; haar karaktereigenschappen deden haar echter in nog grootere mate belang stelling koe$teren voor sociaal werk. In het lenigen van den nood van zieken en behoef- tigen vond zij haar grootste voldoening en ook op lateren leeftijd heeft zij, in haar nieuw gekozen staat, meermalen gelegen heid gevonden om daarvan te doen blijken. Een extra-nummer van de Staatscourant maakte op 1 Ofctober 1878 de verloving be kend van Zijne Majesteit Koning Willem III, wiens gade, Koningin Sophie, hem op 3 Juni 1877 ontvallen was, met Prinses Emma. Op 19 October d.a.v. gaven de Sta- ten-Generaal de bij de wet vereischte toe stemming tot het huwelijk. Op verzoek van den Koning belastte Dr. Laurens Reynhart Beynen, die sinds kort was afgetreden als rector van het Gym nasium te Den Haag, zich met de eervolle taak, de toen twintigjarige prinses van voorlichting te dienen omtrent het land, dat van nu af aan haar vaderland zou zijn De hoogbejaarde doctor vertoefde te dien einde enkele maanden te Arolsen en ook zijn dochter, die hem in verband met zijn leeftijd naar het Duitsche grondgebied had vergezeld, werd spoedig toegelaten tot de Prinses, die zich uiterst leergierig toonde en in korten tijd de Nederlandsche taal eenigermate leerde spreken. De huwelijksvoltrekking. Slechts kort was de tijd der verloving: in den namiddag van 7 Januari 1879 had nadat de daartoe vereischte formaliteiten door den Opperkamerheer van den Koning, Mr. C. Th. Baron van Lijnden van Sanden- burg, waren verricht de huwelijksvol trekking plaats, in tegenwoordigheid van een vrij groot gezelschap vors'elijke perso nen en hoogwaardigheidsbekleders, waar toe o.m., behalve de vorstelijke familie Van Waldeck, Prins Willem von Wied, schoon zoon van Prins Frederik der Nederlanden, Prins August von Wurtemberg, als verte genwoordiger van Keizer Willem I, de voorzitters der Eerste en Tweede Kamer van Nederland, de vice-president van den Raad van State, de minister van Buiten- landsche Zaken en de directeur van het Kabinet des Konings behoorden. Bij de kerkelijke inzegening, in de kapel van het slot van Arolsen, trad de hofprediker Scipio als voorganger op. Drie dagen na de huwelijksvoltrekking vertrok het koninklijk echtpaar per extra- trein naar Nederland; bij het passeeren van de grens bij Oldenzaal geschiedde de eerste begroeting door de Nederlandsche autori teiten. Het eerste bezoek aan de hoofdstad had eerst 21 April plaats; de intocht te Den Haag een week later, aangezien deze ver traagd waren door het overlijden, in Luxemburg, van Prins Hendrik, den broe der des Konings. De residentie begroette de jonge Koningin met warme geestdrift en vooral aan dc ontvangst van het koninklijke echtpaar in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen hebben degenen, die daar bij aanwezig mochten zijn, onvergetelijke herinneringen bewaard. Groot was, op 31 Augustus 1880, de weerklank in het geheele land van^de tijding, dat Koningin Emma in het Paleis te 's-Gravenhage het leven had geschonken aan een dochter. De blijde mare verspreid de zich door de bijzondere maat regelen, welke de ook in dien tijd reeds actieve persvertegenwoor digers haden genomen, in een oog wenk over geheel Europa. De dy nastie der Oranje's, ernstig be dreigd door de slagen, die dit Huis getroffen hadden het overlij densbericht van den Prins van Oranje kwam een half jaar na den dood van Prins Hendrik uit Parijs, terwijl toen reeds vaststond, dat ook de eenig overgebleven zoon van den Koning, prins Alexander, geen lang leven beschoren zou zijn kon als gered worden be schouwd. Herinnerd moge hier worden aan de boodschap van den Koning aan de Staten- Generaal, bij welker lezing, op dien vreug devollen dag, menigeen het hart is volge schoten. „Het is voor ons een groote vreugde" aldus ving de boodschap aan U de blij de tijding te kunnen mededeelen, dat Hare Majesteit de Koningin, Onze beminde Ge malin, hedenmiddag bevallen is van eene Prinses. Wij zijn overtuigd, dat de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal van vij harte deelen in de dCvnei„ heuglijke gebeurtenis bij On^' die de,, met Óns dankbaar den zedo ?Pw«kt door den Allerhoogste aan (Ch^"' die Vaderland is geschonken. Uls e U in GoTs'tiRfe bevel* 's-Gravenhage, §1 Augtt^. Voor Koningin Emma brak^111^1 zij zich gedragen wist door de heid en aanhankelijkheid van het??,***»- haar had leeren kennen en waar/ k' d*t een vorstin, die rechtschapen^ eenvoud paarde moeilijke - d aaa toen de gezondheidstoestand vani?11 aaa, maal langzaam achteruit gintf ha.ar Ge. zorgwekkend werd. Tot aan zi£ eindeUjk den op 23 November 1890 h t Versckei. zich de lieve gade en trouwe verninde zii die door haar gestadige en opoffeS2^ gen, niet alleen de laatste daden z°r- Koning verlichtte, maar zich tVan de° zoo mogelijk nog diepere geneiw!"-een het hart van het Nederlandsche v n ,n te verwerven. De lijkdienst ot> hef T Wisl leid door Nicolaas Beets 0p i n 2e" van genoemd jaar, was een nnV.eCe®ber plechtigheid. ontr°erende Haar reetschap Thans zag Koningin Emma zich deM. voor een ontzagwekkende taak- on gen leeftijd werd zij geroepen tot het" R gentschap. Acht moeilijke jaren - van partijstrijd in zijn felste schakeert"1 heeft zij zich, door haar groote 1 van geest en gemoed, van deze taak ten op een wijze, die het best kan word™ weergegeven door het woord van raad Mr. A. P. W. Cort van de" LinH oud-premier tijdens de oorlogsjaren en onA minister van justitie tijdens het redeni.l van de Koningin-Moeder, neeï2£& in het Gedenkboek, dat ter gefc-2 van haar zeventigsten verjaardagS jarig Nederlanderschap is uitgegeven De Koningin-Moederl" In den loop der tijden heeft deze naam een eigen beteekeni. gekregen. Zij, die evenals ik het voorrecht hadden, als minister samen te werken met de Ko ningin-Moeder, toen zij Regentes was of later Haar mochten benaderen in moeilijk* omstandigheden en bewogen tijden, zij we ten, wat zij geweest is voor Haar nieuw ge- kozen vaderland. De Koningin-Moeder heeft ons volk lief gekregen, want zij zag in ons volk, zijn ze- den en gewoonten, bijna alleen het waarde- volle en het goede: spiegelbeeld van Haar eigen moed. Zij heeft Haar liefde betoond door Haar trouw medeleven met allen, die Haar dienden, door Hare onvermoeide' be- langstelling in ziekenverpleging, in weten- schap en kunst en door Haar stille hulp in nood. En ons volk heeft Hare liefde met liefde vergolden. Moge ons volk zijn Koningin-Moeder nog lang behouden en steeds met dankbaarheid gedenken den zegen, dat deze hooge vrouw uit den vreemde tot ons kwam". Naast haar regentschap wijdde de Ko ningin-Moeder zich in volle overgave en met groote bekwaamheid aan de vorming, van haar dochter; het geringste bad in de opvoeding van Koningin Wilhelmina, die eenmaal tot de hoogste plaats in den Staat geroepen zou worden, haar toegewijde aan dacht. Zij was het zelf, die haar dochter tien jaren lang onderwees in Bijbelsche ge schiedenis en vaardigheid met den naald! De reizen naar de hoofdsteden der pro vincies, opdat deze haar dochter zouden kunnen begroeten, werden even zoovele spontane demonstraties van Oranjeliefde van de zijde der bevolking; zij deed ook haar kind kennis maken met de vreemde hoven en liet haar tegenwoordig zijn bij de ontvangst van buitenlandsche vorsten. Was het te verwonderen, dat hetNeder landsche volk, toen Koningin Wilhelmina meerderjarig was geworden, van zijn gro° dankbaarheid voor hetgeen Koningin Lm®* tijdens haar regentschap gedaan had, ge u- genis wilde afleggen? Het deed dit in vorm van een geldelijk geschenk en moge een bewijs te meer zijn van °e/r0rr sympathie en genegenheid, die van de ningin-Moeder uitging naar de zieken misdeelden, dat zij het haar geschonken drag ter beschikking stelde voo^ h® richten van het Sanatorium „Oranje- Oord" bij Renkum, waar tuberculoselijder» worden opgenomen en verpleegd. De i nering aan het regentschap wordt levendig gehouden door de plechtig hulling op 23 September 1905, door ningin Wilhelmina van een mon"m5> het Regentesseplein te 's-Gravenhag Eerlijk, groot en oprecht w" dge- van waardeering en sympathie, di (4 werd, toen zij in 1898 in de ya« Amsterdam de grootsche inhuldig h*ar dochter bijwoonde. 0 re(,r, Totdat Koningin Wilhelmina °P ufg jj "1 met Prins Hendrik van Mcc uoe< huwelijk trad, bleef de 2 naarn» bij haar dochter verblijf hou e zij het Paleis aan het Lang hra T. 1901 het der betrok hout, heeft zij ten ut, waar zij thans de oogenM eft. Zij bewoonde dit des win 1 raCit de zomermaanden meestal Paleize Soestdijk. Een grootsche huldiging 1, op 2 Augustus 1928, haarrjaardag jnheid van haar <0stcn_ hot eigen land en uit alle g^te, •«ld tal van gelukwenschen hU|- plannen voor een groo g op touw waren gezet, H jj, aanleiding van het feiL huvV«li>^ innuari 1929 door haar ".bo en er Toen legenheid uit wereld diging naar op vijftig ven toen dam trouw deel Het Januari ltK» aow yers^ jaren Nederlandsche was, jaar, ,aar de maand Juni va AnflSter- haar o.m. op hul^. naar o.m- "y u^". ,ron huiuv„ een groote betooging king teo sv van de zijde der n® Jj viel. j.et vo' „„Je. Ui de drofaj"» ,ljjj gevoelt, nu deze beminde hgl <jat eengegaan, tot troost str ,ewe Koningin-Moeder besch?r ten jaren na haar regentschap^ ervaren, hoe ook K rCize» die zij op binnenlan.dicM is h der in de mogen mina,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 4