alkmaarsche courant
En gouden leest van een iwl-iecl product
Jiadioptagumtma
No. 80
DONDERDAG 5 APRIL 1934
De oliefabriek Calvé-Delft zal Zaterdag
haar 50-jarig bestaan herdenken.
Een vaderlandsche onderneming.
LENTE IN BERLIJN.
ROME, 421 M. 8 05 Concert m.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1Hilversum.
We zijn Dinsdag in de olie geweest.
Dit is geen beeldspraak en daarom geen
bekentenis, het is eenvoudig een mededeeling.
Het wil niet anders zeggen dan dat wij, in
verband met het vijftigjarig bestaan van deze
vaderlandsche onderneming, een bezoek ge
bracht hebben aan de Calvé-fabriek te
Delft en dat wij in dit geboortehuis van de
echte Hollandsche slaolie den geheelen mor
gen door allerlei fabriekscomplexen geloojxn
hebben waar het min of meer „vet" was.
Niet dat het er minder zindelijk zou zijn,
want alles wat hier voor inwendig gebruik
geproduceerd wordt en waaraan dan ook de
hoogste eischen van hygiëne en zindelijkheid
worden gesteld, wordt machinaal behandeld,
zoodat geen menschelijke hand er mee in aan
raking komt. Maar in een fabriek die twee
duizend flesschen goudgele slaolie per uur
aflevert hebben in allerlei afdeelingen zoo
vele bewerkingen plaats die alle in het tee-
ken van de olie staan, dat we na den rond
gang onwillekeurig het gevoel hadden dat
we, ter vermijding van vetvlekken, even de
handen moesten wasschen alvorens we het
keurige drukwerk, dat de directie ons aam
bood in ontvangst konden nemen.
Het is niet de bedoeling van de directie
der Calvé-Delft-fabriek, dat wij aan haar be
drijf een uitvoerige beschouwing zouden wij
den. Zij heeft de Nederlandsche dagbladen
kort en bondig medegedeeld: wij vieren een
gouden feest en omdat we allemaal nog diep
jn de malaise zitten zullen we dat zoo een
voudig mogelijk doen. Kom eens kijken, dan
zullen we wat van de stichting en van den
levensloop van onze fabriek vertellen, dan
zullen we die fabriek meteen eens doorloo-
pen opdat jullie zelf kunt zien wat we hier
uitvoeren en op welke manier we dat uitvoe
ren. Daar knoopen we dan nog een paar
wenschen voor de toekomst aan vast en voor
de rest laten we het aan het gezonde ver
stand van onze landgenooten over om, voor
zoover ze nog geen afnemers van onze pro
ducten zijn, op het eerstvolgende bestel
briefje voor hun kruidenier een flesch Delft
sche slaolie, een pakje Delfia en een pakje
'Delfrite op te schrijven.
Een zestigtal Hollandsche journalisten hac
aan de uitnoodiging der oliefabriek gevolg
gegeven en toen de heeren door de monumen
tale hal van het kantoorgebouw naar de
directiekamer waren getogen en kennis ge
maakt hadden met de leiders van dit omvang
rijke bedrijf, heeft de president-directeur, de
heer A. C. Waller, in een korte rede de le
vensgeschiedenis van de fabriek gememo
reerd.
In 1869 leefde er een Delftsche ingenieur,
de heer J. C. van Marken, die niet alleen bij
zondere kwaliteiten als handelsman, maar
ook als industrieel had. Hij arbeidde in Wee-
nen als gewoon werkman in een fabriek, en
droeg steeds de gedachte met zich, dat het
toch mogelijk moest zijn ook in zijn vaderstad
iets dergelijks tot stand te brengen. Hij kreeg
een bescheiden kapitaaltje bij elkaar en
stichtte in 1870 de Gist- en Spiritusfabriek,
die we verder buiten beschouwing kunnen
laten.
Nog omstreeks 1880 werd hier te lande
veel olie ingevoerd, voornamelijk uit Frank
rijk en het was al weer diezelfde heer Van
Marken, die begreep dat een Hollandsche
oliefabriek hier zeker recht van bestaan zou
hebben. In 1883 werd met de heeren Tutein
Nolthenius en Thubé een vennootschap ge
sticht en op 8 April 1884, dus deze week,
precies vijftig jaar geleden, kon een aan
vang met het bedrijf worden gemaakt.
Het was de eerste Hollandsche fabriek en
men had dus zelf naar de beste en voordee-
ligste bereidingswijzen te zoeken. Men vond
die en men was juist bezig een uitnemend
fabrikaat af te leveren, toen op 17 Augustus
de geheele fabriek door brand vernield werd.
Dat was het eerste bedrijf en het zou mis
schien ook het laatste geweest zijn als een
man als Van Marken er zich niet zoo sterk
voor geïnteresseerd had. Op 1 Januari 1885
werkte men weer in een nieuw opgebouwde
fabriek alsof er niets gebeurd was, maar hoe
wel het vast stond, dat de Hollandsche olie
evengoed en zelfs nog beter dan de Fransche
was, bleek de leuze „koopt Nederlandsch fa
brikaat" nog zoo weinig ingeburgerd, dat
zelfs belangrijke verbruikers niet te bewegen
waren met ons vaderlandsch product eens
een proef te nemen.
Als een fabriek alleen maar produceert en
niet verkoopt, komt er een tijd, dat men over
weegt de machines maar stil te zetten, maar
het was alweer de heer Van Marken, die de
leiding op zich nam en er ten slotte met zijn
bekwame medewerkers in slaagde de verbrui
kers van de voortreffelijkheid van zijn pro
duct te overtuigen.
Op 1 Januari 1898 «werd een Fransch
Nederlandsch verbond gesloten in zooverre,
dat men een overeenkomst aanging met de
Fransche Calvé-fabrieken en er een nieuwe
vennootschap de N.V. FranschHollandsche
Oliefabrieken Calvé-Delft gesticht werd.
Dat men toen reeds aardig vertrouwen in
de bestaansmogelijkheid der fabriek had kan
blijken uit het feit, dat het maatschappelijk
kapitaal van 500.000 tot 1.800.000 was
gestegen en dat er direct een obligatieleening
van 60.000 geplaats werd.
In 1912 werd de fabriek uitgebreid en be
gon men, naast de fabricage van olie uit
grondnoten, uit Indië copra aan te voeren,
die weldra een afzonderlijk en niet minder
gevraagd product zou leveren.
Steeds grooter werd de productie en toen
brak de wereldoorlog uit, dat wil zeggen, dat
de fabriek de grootste moeite had haar
grondstoffen in voldoende hoeveelheden aan
te voeren. Vele ladingen kwamen ongehin
derd te Rotterdam aan, sommige booten wer
den getorpedeerd, maar ten slotte was men
toch door de voorraden heen en moest de
fabriek enkele maanden gesloten worden.
Zoodra mogelijk werkte men op bescheiden
schaal weer door en dat men toen meer dan
ooit het Nederlandsche product gewaardeerd
heeft bleek zeker uit het feit, dat toen de re
geering toestond dat ieder op schriftelijke
aanvrage door zijn kruidenier aan de fabriek
uit de opgeslagen voorraden een flesch Delft
sche slaolie kon verkrijgen er den eersten dag
reeds 36.000 brieven van naar deze olie so'
liciteerende landgenooten binnenkwamen.
De oorlog belemmerde den export en men
trachtte daarom een grooteren afzet in het
binnenland te vinden waarbij men er zich in
het bijzonder op toelegde van de gemalen en
uitgeperste grondstoffen een voedzaam en
goedkoop vee- en pluimveevoeder te fabri
ceeren.
Toen kwamen de na-oorlogsjaren, die politie
en economisch in het teeken van groote onze
kerheid stonden. De exporthandel herstelde
zich, maar het malaise-tijdperk brak aan, het
vrijhandelsbeginsel werd in de geheele we
reld voor een groot deel prijs gegeven en de
uitvoer werd daardoor weer ten zeerste be
lemmerd.
Zwaar drukt de looden hand der crisis op
dit bedrijf, dat zijn arbeiders in weinige
jaren tot een derde deel zag verminderen.
Steeds worden alle krachten ingespannen om
een afzetgebied te vinden en als door de
exportmaatregelen de uitvoer wordt belem
merd wordt dubbele aandacht aan den ver
koop in het binnenland geschonken. Maar
ook hier wordt door de accijnsheffing de re
gelmatig productie zeer moeilijk. Reeds
wordt op cocosvet een accijns van 35 per
100 K.G. geheven en dat de fabriek er des
ondanks in slaagt het verloren gebied lang
zaam maar zeker te herwinnen is het beste
bewijs voor de degelijkheid van haar pro
ducten. Nu hoopt men slechts, dat de olie
voor die accijnsen verder gespaard zal mogen
blijven en dat is op het oogenblik, voor zoo
ver wij het kunnen bekijken, de beste wensch,
die men op het gouden feest van deze jubi-
leerende onderneming zal kunnen uitspreken
Het is wij hebben dat reeds in den aan
vang gezegd niet de bedoeling, dat wij bij
deze gelegenheid een uitvoerige fabrieksbe-
schrijving zullen geven. Maar een journalist,
die men door een interessant bedrijf voert is
een tijger die bloed geproefd heeft en omdat
men ons ten slotte toch het geheele bedrijf
getoond en verklaard heeft, stellen we er
prijs op hier ten slotte een korte en in de
groote lijnen gehouden beschrijving te laten
volgen.
We beginnen dan met het begin, dat wil
zeggen met de grondstof zonder welke er
geen fabriek en geen olie zou zijn.
Dat is de aardnoot of olienoot, die in al
lerlei deelen van de wereld in allerlei vormen
en kwaliteiten wordt aangetroffen en waar
van deze fabriek door ondervinding ge
leerd slechts de allerbeste soort gebruikt,
namelijk een noot uit Senegal.
Ofschoon dit 25 pCt. noodelooze vracht
oplevert, laat men de noten in de schil aan
voeren omdat zij hierdoor in prima conditie
blijven en niet het gevaar loopen ransig fe
worden.
Die noten worden machinaal van schil en
vlies ontdaan en daarna gemalen.
Zij komen in ruimten met stalen mantels
onder persen, die achtereenvolgens een druk
van 60, van 200 en van 250 atmosfeeren ge
ven. Men drukt de olie er uit en het is deze olie,
die na het raffineeren, dat is na het daaruit
halen van de zetzuren, tot de fijnste kwaliteit
slaolie is geworden. Men kan dan weer op-
malen en opnieuw verhitten om na nieuwe
persing de goedkoopere soorten te verkrij
gen.
Wij verdiepen ons niet in de zeepfabricage
en gaan dus het raffineeren en alles wat op
het terrein van den scheikundig ingenieur be
hoort verder voorbij.
We zien ten slotte de zuivere, goudgele olie
zooals die in de etalage van eiken kruide
nierswinkel te bewonderen valt en we zien
daarnaast wat we het afvalproduct zouden
kunnen noemen, de gemalen en uitgeperste
notenmassa welke evenwel groote waarde als
veevoeder bezit.
Een geweldige ruimte waar het een klein
beetje schijnt te sneeuwen en waar men min
of meer den indruk krijgt in een meelfabriek
beland te zijn, staat tot den nok toe volgesta-
peld met dichtgebonden zakken.
Er is misschien een tijd geweest, dat men
dat alles zoo maar aan den boer afieverde,
maar die tijd als hij er geweest is is al
lang voorbij.
Hier resideert een ingenieur van de Land
bouwhoogeschool uit Wageningen, een Iand-
b°uwkundig ingenieur of we zouden hem in
dit bedrijf eigenlijk beter kunnen noemen een
veevoederkundig ingenieur, een man, die weet,
dat de boeren wat veevoeder betreft altijd te
cort komen, zoo niet in hoeveelheid dan toch
in voedingswaarde. Hij kent de boeren want
lij houdt lezingen in alle deelen van ons
land, en hij kent dus ook de behoeften in
geographisch opzicht. Men zegt wel, dat de
natuur volmaakt is, maar wat de natuur aan
veevoeder beschikbaar stelt heeft vaak te veel
osforzuuren en te weinig kalk en toont in
elk gebied weer kenmerkende verschillen.
Het is een moeilijke maar toch ook dank
bare taak voornamelijk met granen en men
streeft er naar in den a.s. winter zooveel mo
gelijk de inlandsche granen te gebruiken
het gemalen veevoeder door menging voor
elk bedrijf precies zoo te maken, dat men,
rekening houdend met alle vitaminen van het
alphabet, een dierenmenu van de hoogste
voedingswaarde verkrijgt.
De aflevering daarvan men produceert
er 1.000.000 K G. per week van is een be
langrijk onderdeel van dit bedrijf geworden
Veevoeders voor koeien, kalveren en varkens
onder de merken Delfia en Vita en het spe
ciale pluimveevoeder Tok-Tok zijn door hun
voortreffelijke eigenschappen algemeen be
kend en gewaardeerd geworden.
Met de copra gedroogde cocosnoot uit
Indië gaat het als met de noten. Zij wor
den gemalen, uitgeperst, de olie wordt gezui
verd, de cocosnotensmaak wordt er afdoende
uit verwijderd en deze zuivere plantenolie
wordt in vormen gegoten, gaat langs een
koel tunnel of ondergaat een hardingsproces
en komt als Delfia-tabletten of Delfrite te
voorschijn waarna het als waterloos maar
daarom juist allesbehalve waardeloos pro
duct in den handel gebracht wordt.
Het is interessant het laatste stadium van
het fabrieksprooes na te gaan. Daar komen
als soldaten m het gelid een lange rij fles
schen aangewandeld. Zij gaan zonder eenig
commando in driedubbele rijen staan en krij
gen automatisch een heet bad, waarna zij,
blinkend als kristal, hun wandeling voort
zetten. Zij wandelen naar den buitenkant van
een groote schijf, die langzaam ronddraait
en zij zijn precies tot den hals met de goud
gele olie gevuld als zij aan de overzijde die
schijf weer verlaten. Een volgende machine
zet er de kurken op, weer een volgende drukt
de capsules aan en dan gaan al die flesschen
op hun rug liggen en passeeren een ma
chine, die er het bekende goud-witte N. O. F.-
etiket op drukt. Plotseling staan zij weer
overeind en passeeren de controleurs, die bij
het voorbijtrekken van deze olie-soldaten een
snelle maar uiterst nauwkeurige inspectie
houden. Zij krijgen een rieten jasje aan en
verdwijnen met 24 tegelijk in een der be
kende kisten, die automatisch worden dicht
gespijkerd en vliegensvlug in een liftkoker
verdwijnen waar de expeditle-afdeeling ze
beneden kant en klaar voor de verzending in
ontvangst neemt
In 1884 bouwde de heer Van Marken zijn
fabriekje op een terrein van anderhalve
Hectare. Nu beslaat de fabriek een opper
vlakte van 10 H.A. en heeft daarnaast nog
een reserveterrein van 15 H.A. dat op het
eeuwfeest ongetwijfeld geheel bebouwd zal
zijn.
Nu reeds is hier een onderneming, waar
op we als Nederlanders trotsch kunnen zijn,
een fabriek, die producten levert, welke aan
de hoogste eischen voldoen, een fabriek, die
een voorbeeld voor zeer vele bedrijven is
wat de zorg voor het personeel betreft, die
in het Agnetapark reeds vijftig jaren
geleden voor haar werklieden tehuizen en
ontspanni-n-gsgelegeriheden stichtte en die
door het vormen van belangen- en lief
hebberij-vereenigingen onder dat personeel
getoond heeft te begrijpen, dat directie en
commissarissen niet alleen een open oog
voor de financieel® resultaten dienen te heb
ben maar ook voor de belangen van hen uit
wier samenwerking die resultaten worden
verkregen.
Wij weten niet in welke mate de Delftsche
slaolie in de den journalisten aangeboden
lunch een rol gespeeld heeft, noch welke
daarbij de bemoeiingen zijn geweest van den
specialen deskundige, die de verschillende vi
taminen op zoo oordeelkundige wijze weet
te verdeden. Wij ku'nnen alleen constateeren,
dat deze lunch niet alleen voortreffelijk was
maar zich bovendien kenmerkte door een
bijzonder aangenaam contact tusschen de
fabrieksautoriteiten en hun zoo vaak critisch
aangelegde gasten.
Zaterdagmorgen wordt er in de groote
hal een feestelijke bijeenkomst van het per
soneel gehouden en Zaterdagmiddag om half
drie zullen directie en commissarissen r-eci
pi-eeren.
Wij weten, dat deze industrieden gulle en
gezellige gastheeren zijn, wij verwachten,
dat het gouden feest van een zoo levens
krachtige onderneming alom in den lande
belangstelling zal wekken en wij durven dus
nu reeds voorspellen, dat deze gedenkdag in
de historie der fabriek als een zeer bij
zondere zal worden opgeteekend.
Moge de kleur der Delftsche slaolie het
symbool voor een gouden toekomst dezer
Nederlandsche onderneming zijn.
Tj.
De lente heeft in Berlijn haar intocht
gedaan. Paschen viel dit jaar wat vroeg,
en ofschoon de zon, die dezen winter
zoo weinig van de Duitsche hoofdstad
heeft willen weten, thans haar uiterste
best doet om de schade eenigszin-s goed
te maken, kan zij toch niet op tegen een
noordwestenwind, die on-s het verblijf in
de schaduw allesbehalve tot een genot
maakt. Berlijn is een koude stad, of slaat
over naar het andere uiterste. Men mag
hier nimmer vergeten, dat men op een
zandige hoogvlakte van enorme afme
tingen woont en dat men drie uur spo-
rens in oostelijke richting al in Polen
is, waar de oostelijke winden vandaan
komen, die de „Siberische koude" ple
gen mee te brengen.
Maar als 't morgen ook nog zoo heer
lijk zonnig blijft, dar, hebben de men-
schen, die op Zoun- en feestdagen aan
gewezen zijn, tenminste hun deel °e-
had. En voor den Berlijner in 't bijzon
der is de „Auslufg ins Jrüne" (de echte
Beruijner kent geen g, maar zegt daar
voor een dikke hartelijke j., gelijk die in
de „jutgebratene Jans" voorkomt) iets,
dat hij in het leven om den drommel
niet missen kan Bosch, water, uitspan
ningen met „Wiessbier", en 's avonds
enn „Eisbein mit Sauerkraut" moet bij
hebben En als 't er even af kan een
paddel- of een motorbootje, en als bruiu
Vrijdag 6 April.
HILVERSUM, 301 M. (8—12
4—8.— en 11.—12— VARA, de
AVRO van 12.—4.— en de VPRO
va-n 8.11.uur). 8.Gr.pl.
10.VPRO-morgenwijding. 10.15
Deel. Hetty Beek. 10.30 Orgelspel
Joh. Jong. 11.Onze keuken, door
P J. Kers. 11.30 Gr.pl. 12.— Lud-
wig Rüth en zijn orkest en gr.pl.
2.30 Kook- en bakp.-aatje d. mevr.
R. LotgeringHillebraud. 3.
Viool-recital J. FJde hof. Aan den
vleugel E. Veen. 3.30 en 4.Gr.pl.
4.30 Voor de kinderen. 5.Klein
VARA-Ensemble o.l.v. F. Bakels
5.45 De Flierefluiiers olv J. v. d.
Horst. 6.30 De Notenkrakers o.l.v.
D. Wins. 7.Muzikale causerie P.
Tiggers. 7.30 E. Boekman: Het
Neo-Socialisme. 7.50 Orgelspel Cor
Steyn. 8.Causerie door ds. W. J.
van Nieuwenhuyzen. 8.30 Concert
door de Zangver. „Polyhymnia" en
V. .Schoonderbeek, orgel. 9.Prof.
dr. J. Lindeboom: Het Vrijzinnig
Protestantisme in ons volk. 9.30
Verv. concert. 10.Vrijz. Godsd.
Persbureau. 10.05 Vaz Dias. 1015
Causerie door mej. dr. N. A. Brui
ning. 10.45 Gr.pl. 11.— Muzikaal
allerlei 11.30—12— Gr.pl.
HUIZEN, 1875 M. (Alg. progr.
KRO). 8.—9.15 en 10.— Gr.pl.
11.30 Voor zieken en ouden van da
gen. 12.15 Orkestconcert en gr.pl.
3— Zang- en vioolrecital. 4.15
Gr.pl. 5.15 Causerie. 5.35 Schla-
germuziek en gr.pl. 7-15 Causerie.
7.35 Orkestconcert 8 10 Vaz Dias
8.15 Opera-concert. 9.15 Lezing.
9.35 Orkesconcert. 10.Populair
concert. 10.30 Vaz Dias, Gr.pl.
11.1512.Populair concert.
DAVENTRY, 1500 M. 10.35 Mor
genwijding. 10.50 Tijdsein en ber
il.05—11.20 Lezing. 12.20 Orgel
concert door Dom Gregory Mur-
ray. 12.50 BBC dansorkest o.l.v.
Hall. 1.35 Northern Scudio-orkest
olv. J. Bridge. 2.20 Concert door
M. Peck, sopraan. J. Bonner, cello
en N. Reed, piano. 3.20 Gr.pl. 3.50
Ch. Manning en zijn orkest. 4.50
E. Colombo en zijn orkest. 5.35
Kinderuur. 6.20 Ber. 6.50 Piano
recital H. Perkin. 7.30 en 7.50 Le-
zingen. 8.20 BBC-orkest o.l.v. St.
Chapple. 9.20 Ber. 9.40 „The Lilac
Domine operette met muziek van
Cuvillier. 10.55 Voordracht. 11.10
12.20 Dansmuziek door Harry
Roy en zijn Band.
PARIJS, (RADIO-PARIS) 1648 M.
7.20 en 8.20 Gr.pl. 12.20 Joodsch
concert. 12.50 Krettly-orkest. 7.40
Gr.pl. 9.05 „Falstaff", opera van
Verdi olv. E, Bigot
KALUNDBORG, 1261 M. 11.20
1.20 Concert uit Hotel d'Angle-
terre. 2.204 20 Omroeporkes olv.
Rees en. 7.05 Omroeporkest o.l.v.
Gröndahl. 7.50 Radio-tooneel. 9.35
Gev. Liefdadigheidsprogramma m.
m. v. solisten en dans-orkest
LANGENBERG, 456 M. 5.25,
6.20 en 10.50 Gr.pl. 11.20 Werag-
Kamer-orkest. 1.20 Gr.pl 3.20 Or
kestconcert olv. Kloss. 4.35 Con
cert. 6 20 Weragkleinorkest o. 1. v.
Eysoldt. 7.35 „Vom Ringen des
deutschen Handswerks", spel van
Wenezl en Kühn, muziek v. Wirth.
Dirigent: E. Prade. 8.35 Sketches.
9.35 Concert. 11.05—11.50 Kamer*
concert.
m. v. orkest en piano. 9— Radio-
tooneel. 9.35 Vervolg concert.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
12.20 Gr.pl. 1.30 Omroepklein-
orkest. 5.20 Dansmuziek. 7.05 en
8 20 Gr.pl. 8.35 Max Alexys' or
kest. 10.30—11.20 Dito. 484 M.:
12.20 Omroepkleinorkest. 1.30 Gr,
81. 5.20 Symphonieconcert o.l.v.
[umps. 6.35 Gr.pl. 6.50 Omroep
kleinorkest. 7.05 Pianorecital. 8.20
Symphonieconcert o. 1. v. Kumps.
10.30—11.20 Gr.pl.
M. 7.35 Zie Langenberg. 8.35
Piano-recital door H. Beltz. 9.20
Weer- en nieuwber. 9.35 Uitreiking
v. d. Adolf Hitler-prijs v. h. Duit
sche volkslied. 10.05 Weerber. 10.20
—11.20 Concert uit Königsberg
olv. W. Brückner.
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Lond. Reg. 10-35
17.35, Kalundborg 1735—24.—
Lijn 4: Deutschlandsender 10 35
19.20, Luxemburg 19.20—
24—
hot nog gladder trekken kan, een
„Klein-auto", waarmee hij tegenwoordig
den koning te rijk. is. Adolf Hitier kende
zijn Pappenheimers, toen hij eenige we
ken geleden het bevel gaf, volksauto's te
construeeren. Gelijk, eveneens op zijn
bevel, reeds volks radiotoestellen op de
markt geworpen werden, die in honderd
duizenden exemplaren afgezet zijn
De echte Berlijner of de daarheen
overgeplante, die met den echten geas
simileerd is, houdt van gemoedelijkheid,
is 'n beetje ruw-sentimenteel, kent geen
grooter liefde dan de natuur, die hij met
den verzamelnaam „Jejend" pleegt aan
te duiden, geniet van zijn slatuintje en
daarbij behoorend prieel, is desnoods
ook tevreden met zijn balcon dat aan
bijna geen Berlijnsche woning pleegt te
ontbreken mits er plaats voor een
batterij bloempotten is.
Deze echte Berlijner leeft pas op met
het eerste groen. De winter is niets voor
hem, hoogstens voor de kinderen, de
„Jören" (ditmaal een werkelijke j en
geen verbasterde gl). Hij, de volwassene,
moet bloemen en planten zien opkomen
en zijn eigen groente plukken. Hij moet
in hemdsmouwen met zijn giertertje
rondloopen en deskundige theorien ver
kondigen, van die zelfbewuste zinnetjes,
waarin tallooze malen: „det jibst nich
en „det kommt janicht in Frage" voor
komt.
Deze echte Berlijner houdt eigenlijk
heelemaal niet van politiek en denkt
als ras-echte tevreden burger, als hij
zich in de politiek mengt, alleen maar
aan het eigen belangetje, aan 't inko
men, aan êt sparen, aan een huisje „int
jfüne", aan een vischhengel en een
roeiboot. Daarmee is tevens gezegd, dat
de typische Pruis ten slotte van den
typischen Franschman rondom Parijs
niet zoo heel veel verschilt. En men kan
honderdduizendmaal vernemen, dat ie
het aan het front in den wereldoorlog
ten slotte volstrekt niet slecht met
elkaar hebben kunnen vinden. En dat
alleen die vermaledijde politiek hen
dwong, zulke leelijke dingen jegens
elkander te doen.
Neen, de echte Berlijner is geen politicus
Vroeger was hij uit familie-traditie monar
chist en oud-soldaat, om dan later, na den
oorlog, maar mee te doen met het nieuwe, het
roode, de vakbeweging, misschien wel in
hoofdzaak omdat daar ook zoo druk bij „ver-
eenigd en vergaderd" werd, omdat men daar
bestuursbaantjes kon krijgen en tegenover
moeder-de-vrouw, die in alle stilte vaak den
grooteren invloed in het Berlijnsche gezins
leven pleegt te hebben, een zeker tegenge
wicht te bezitten. Men moet dit alles weten,
om te begrijpen, hoe verrassend snel het
roode Berlijn nazi-Berlijn geworden is.
Want ook hier kenden Hitier en zijn man
nen hun Pappenheimers De civiele garde,
die zich S.S. en S A. noemt, bracht naast het
Arbeitsfront", den verplichten en den vrij-
willigen arbeidsdienst en de „luchtverdedi
ging" alles, wat de Duitsche, de Berlijnsche
Spieser" (kleine burgerman) verlangt;
discipline, deel zijn van een sterk geheel, uni
form, onderscheidingsteekenen, stamtafels
rangverschil met de mogelijkheid steeds hoo
ger te klimmen (een surrogaat voor de vroe
gere bestuursfuncties), veel feestgedoe, veel
vaandelgezwaai en ten slotte, vetl mogelijk
heid om het lieve eigenbelang te kittelen en
in de hand te werken.
Dat heet hier „het nut van 't algemeen
gaat boven het nu van den enkeling". En dat
is eigenlijk een grappig geval.
En toch zegt men, dat het Duitsche vol)
sinds eenige jaren volkomen verpolitiekt is?,
Ja, dat is absoluut juist en ook heel gemak
kelijk te verklaren. Maar dat beteekent nog
niet, dat dit alles van harte gaat en dat
vooral de Berlijner niet gelukkig zou zijn,
als men hem van morgen af nu eens met ruat
liet met die eeuwige en alles van hem op-
eischende politiek.
Kijk, als men met echte, geestdriftige
„Nazi's" spreekt of de Duitsche dagbladen
leest, dan krijgt men den indruk, alsof heel
het Duitsche volk geen den indruk, alsof heel
het Du'tsche volk geen grooter genot kent
dan den staatsburger te spelen, „Het Hitier"
te roepe'i, figurant voor volksdemonstraties
te zijn, of met tranen in de oogen aan den
radio-luidspreker te zitten als een der kop
stukken van de regeering een daverende rede
loslaat, die begint met „veertien jaren lang
hebben de November-misdadigers Duitsch-
land in den modder gereden en ons daarna
een afschuwelijke ergernis nagelaten; veer
tien jaren lang hebben die schurken van
Marxisten Neen, lang niet alle Duit-
schers, lang niet alle Berlijners hebben nog
voldoende geduld om zooiets aan te hooren.
Ze worden ook al gemelijk, als ze in de radio
altijd wetr militaire mars: hen vernemen, al
tijd weer meneeren en juffrouwen moeten
aanhooren, die verzekeren, dat nu alles go°d
is en eeuwen lang zoo blijven zal (van ie
Sovjet-Russische zenders kan men al jaren
lang hetzelfde vernemen!), altijd weer in de
bladen lezen, dat ze de vlag moeten uitste
ken en op dit of dat plein om zoo en zoo
laat ter demonstratie aanwezig moeten zijn.
Nog onlangs viel mij in een zeer druk
bezet koffiehuis, dat onafgebroken een krach-
tigen luidspreker op zijn bezoekers pleegt
los te laten, bijzonder op, dat tijdens een
groote rede van Hitier, die in Zuid-Duitsch-
land gehouden werd, letterlijk niemand
luisterde, maar in tegendeel alle gesprek-
ken overluid gevoerd werden om die toch
wat opdringerige hooge politiek zoo moge
lijk te overstemmen. En dat groeten met
„Heil Hitier" en opgeheven arm wordt oök
eerder minder dan meer in Duitschland. Ja,
men kan in de bladen al ingezonden stukken
lezen van menschen, die vinden, dat het toch
'n beetje onbeleefd is als kinderen en jonge
menschen ouderen van dagen en vooral
viouwen zoo onverschillig met 'n armge
baar groeten zonder het hoofddeksel af te
nemen. Waartegen dan natuurlijk weer an
deren schrijven, dat een groet, die in de eer
ste plaats als hulde voor Hitier zelf be
doeld is, toch zeker goed genoeg is voor
ieder van zijn geregeerde landgenooten!
Een feit is, dat men reeds veel meer
„Heil!" dan „heil Hitier!" hoort, wat wel
licht toe te schrijven is aan de omstandig
heid, dat vele menschen, vooral de vroom
godsdienstige, er innerlijk iets tegen heb
ben, in een dagelijks honderden malen her
haalden groet niet hetopperwezen (Grüss
Gott!" in Zuid-Duitschland) maar een
minister te huldigen, geheel afgezien van de
vraag, of deze minister voor zijn volk ook
bijzonder verdienstelijke dingen gedaan
heeft. Wat ten slotte pas een latere genera
tie naar waarde en met de noodige objectivi
teit beoordeelen kan.
Het is ten slotte ook teekenend voor de