Veilige havens ALKMAARSCHE COURANT No 98 DONDERDAG 26 APRIL 1934 Landbouw en Veeteelt. Desteumaatregelerivoor de melkveehouderij Lezing van den heer Bückman, Regeeringscommissaris. De noodtoestand onder de veehouders is zoo groot, dat het menggebod en de veebeperking aanvaard moeten worden. Een gelukkig paar: In de middagvergadering van de gis ter in het „Gulden Vlies" gehouden al gemeens vergadering van de vereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier behandelde de Regeeringscommissaris voor de hulp verleening aan de Melkveehouderij, de heer L. Bückmann „De steunmaatrege len vöor de melkveehouderij". De voorzitter, de heer Joh deVeer, bracht den heer Bückmann dank voor zijn bereidwilligheid. Spr. ving zijn betoog aan met het vol gende gedicht van den 17en eeuwschen dichter Roemer Visscher: De Schippers en de winden die daar wayen, De Landsknechten van oorlogh ende y strijdt, De Boeren van het landt te bezaeyen, De Koopluy van winst en van profijt, De Herders spreken van haar schapen, Maar de Vrijers van in Liefs armen te slapen, dat naar zijn oordeel ieders eenzijdig heid reeds in de 17e eeuw demonstreer de. Ieder spreekt het meest over datgene wat hem ter harte gaat en toch kan de producent den handel noch den consu ment missen. Men heeft elkander noo- dig. Het belang van den boer, aldus spre ker, is een deel van het algemeen belang, doch niet het algemeen belang, waarin als het belang van-wie geen boer is, het algemeen belang zich vormt. Het is de taak van de regeering om den grootst gemeenen deeler van de individueele be langen te zoeken en dien als het alge meen belang te zien. Dit brengt mede, dat eigenlijk nooit iemand recht tevreden kan zijn over de daden van de regeering. Het is daarom begrijpelijk dat zoowel de boeren als de niet-boeren critiek uit oefenen op de maatregelen voor den landbouw genomen. Nu de boer voor zijn levensbestaan voor een deel afhankelijk is van de hulp van de regeering, moest hij van zijn in geworteld vrijheidsbesef afstand doen. Dit vrijheidsbesef belet den boer echter zich voetstoots neer te leggen bij voor schriften, die bepalen, hoeveel tarwe hij mag verbouwen, hoeveel vee hij mag aanhouden, hoe en aan wien hij zijn pro ducten moet inleveren, alsmede wat er met zijn producten moet gebeuren. Eveneens is het te begrijpen, dat de niet-boeren, die gewoon waren alle pro ducten tegen den wereldprijs te koopen, met wrevel in hun hart ervaren, dat een paar honderd millioen gulden per jaar aan landbouwsteun moet worden opge bracht. Hij krijgt het gevoel, dat geheel zijn leven één stuk belasting is. Zijn thee is belast met 75 ct. per K.G., zijn suiker met 800 pet. van de waarde, terwijl in de melk een steun zit van 2% ct. per L. Zijn brood is belast en op zijn boter die hij gebruikt, rust boven 40 cent productieprijs en 20 cent distributiekos- ten 1.heffing. Op kaas en rook- vleesch wordt eveneens een heffing ge legd tengevolge van den landbouwsteun. Toch behoeden al deze maatregelen den landbouw slechts voor de allerbit terste armoede en een ellende, erger dan die van* een bedelaar. Wanneer de boer zijn melk voor de helft van den voor- oorlogsprijs moet leveren, dan zou zijn arbeider f 4.per week moeten verdie nen, de huishuur van dien arbeider 0.75 per week moeten bedragen, het brood de helft goedkooper moeten zijn als voor den oorlog, ja alles tot de helft van voor den oorlog moeten zijn terug gebracht, en arbeiders die thans 25.— tot 30.per week verdienen, genoegen moeten nemen met 5.per week. Zeuilleton door BASIL KINO. (Uit het Engelsch). 83) Met een kort: „Goeden avond", nam hij van den vriend afscheid, die beleefd even eens „Goeden avond" zei. Hij verwaardigde Tad noch met een bliK, noch met een enkel woord. Zich omdraaien de, ging hij pal tegen den wind in, die in middels een sneeuwstorm was geworden. Maar al voortloopend, herhaalde hn de vraag, die hij Hildred had gesteld: „Waar om schijnen ze toch zoo'n hekel aan me .e hebben?" Hij dacht aan Lily met haar slangenach- tige bewegingen, en die altijd in de contra mine was; hij dacht aan de moeder, zooais hij- haar dien eenen keer gezien had: een en al sidderende zielsangst; en ook aan den vader, die zoo menschelijk, zoo sympathiek was, den man, aan wiens ziel voortdurend zoo'n hevig leed knaagde. Zijn hart ging in een golf van medelijden en groot ver langen om te beschermen naar hen allen uit. Hij zag hen vóór zich, met al hun opgehoop te geld, hun overmatige luxe, hun diep ge wortelde trots, hun bazigen eigendunk. Hij wist genoeg van de levenswijze van ieder hunner, de vrijheid, die zij genoten, om Honeybun's protest ten behoeve van hen. die niets bezitten, te doorvoelen. Hij voelde het even instinctmatig als Honeybun deed, even De hulpverleening aan den Landbouw. De hulpverleeningeu aan den land bouw bestaan den den eenen kant in het omhoog brengen van de binnenlandsche prijzen en het exporteeren van hetgeen in het binnenland niet geplaatst wordt; en aan den anderen kant in het regelen van de productie. Door het omhoog brengen van de prij zen drukt men het verbruik hier te lan de, met het gevolg dat een grootere hoe veelheid tegen verlaagden prijs moet worden opgeruimd en daarnaast pro beert het publiek te vluchten naar goed- koopere producten, door inplaats van de duurdere boter de goedkoopere marga rine te koopen. Minister Verschuur heeft gepoogd bei de nadeelen zooveel mogelijk te onder vangen, door een bepaalde prijsverhou ding tusschen boter en margarine in het leven te roepen, door de margarine duurder te maken en een belasting op vetten te leggen. Het gevolg was dat het gebruik van vloeibare oliën met minstens 7.000.000 K.G. per jaar is omhoog gegaan, waarom de Crisis-Zuivel-Centrale er bij den mi nister op heeft aangedrongen om ook de olie te belasten. Vlak voor zijn aftreden heeft de minister toegezegd ook dit in het reine te zullen brengen. Voorts heeft de minister er naar ge streefd het gebruik van boter in het bin nenland kunstmatig te vergrooten, door te bepalen dat een zeker percentage bo ter in de margarine gemengd moet wor den en door de vervaardiging van mar garine aan een bepaald maximum te binden. Hierdoor is bereikt, dat bij een meng- ^.rcentage van 25 pet., in het binnen land ongeveer 60.000.000 K.G. boter ge plaatst wordt. Nu is in de laatste jaren de groei van onze veestapel ontstellend geweest. In den zomer van 1933 heeft de Crisis- Rundvee-Centrale een telling gehouden van het vee en het bleek dat het jonge ve_\ geboren in 1931, dus geboren voor de steunmaatregelen, zoodat die op de toeneming niet van invloed kunnen zijn geweest, buitengewoon sterk was toege nomen. Aanvankelijk werden de tarwebouw en suikerbietenteelt gesteund, met als gevolg, dat de groententeelt plaats maak te voor de veehouderij. Toen minister Verschuur de Crisis- Zuivelwet in de Tweede Kamer verde digde, rekende hij met een boterproduc- tie van 80.000.000 K.G. per jaar, waarvan hij 60 millioen K.G. in het binnenland wilde plaatsen, waarvan 45.000.000 als- zoodanig en 15 millioen verwerkt in de margarine. Het restant 20 millioen K.G. zou dus geëxporteerd moeten Worden. In 1933 was de productie 10 millioen K.G. hooger dan geschat was, voor een deel een gevolg van de vergrooting van de rundveestapel en voor een ander deel een gevolg van de kunstmatige beper king van de kaaseproductie. Bovendien gingen de prijzen voor boter in het bui tenland te bedingen steeds omlaag en blijkt het op den duur, door de maatre gelen van de buitenlandsche regeeringen ter bescherming van eigen veestapel, niet mogelijk het noodige kwantum naar het buitenland te exporteeren. Spreker ziet voor de toekomst geen grootere exportmogelijkheid dan voor 10 tot 12K millioen K.G. boter per jaar. Twee middelen waren daarom moge lijk: ten le. verkleining van den veestapel, zoodanig, dat men bij behoud van het menggebod van 25 pet. in 't binnenland 60 millioen K.G. plaatste en 12% milli oen K.G. uitvoerde; blindelings en hulpeloos maar hij voelde het toch. J Dicht bij een booglamp hield hij plotse ling stil. De sneeuw bouwde hier in de lucht als het ware een bedehuis voor hem, waar niemand anders dan hij zelf in was. Toen hij naar boven en om zich heen keek, warrelden millioenen en millioenen zachte, witte dingen geruischloos in alle richitngen om 't licht. Uit het diepst van zijn hart welde het gebed, dat hij door de behandeling bij de Tollivants daar zoo dikwijls had uitgespro ken, naar zijn lippen: „O, God, behoed mij er voor om ooit te verlangen een der hunnen te zijn." HOOFDSTUK XXXIX. In Januari 1917 begon het tot Tom door te dringen, dat het wel eens kon gebeuren, dat hij aan den oorlog zou moeten deelne men, en dan misschien sneuvelen. Erger nog Hij zou verminkt of blind of op andere wij ze hulpeloos kunnen worden. Tot nu toe had hij den oorlog gevolgd als iemand die naar een treurspel kijkt, dat hem zelf niet aangaat. Europa was voor hem lou ter een aardrijkskundige naam. Wanneer het zijn eigen oogmerken of plichten betrof, gaf hij er zich met hart en ziel aan, maar daar hij, wat dat betrof, niet genoeg verbeeldings kracht had, was het hem nooit gelukt Enge land, Frankrijk en Duitschland als wezen lijkheden te beschouwen. De verschrik kingen, waarvan hij in de couranten las, ontroerden hem minder dan een mooi too- neelstuk. Dat de worstelstrijd ook hem zou kunnen opzuigen, hem neervellen als een ten 2e. den veestapel handhaven en het binnenlandsch verbruik van boter al dan niet met behoud van het mengge bod op b.v. 75 millioen K.G. te brengen. Bij de behandeling van de Crisis-Zui- velwet is bepaald dat de verhouding van de prijzen van de boter en van de mar garine zal zijn als van 3 2. Dit leidt er toe, dat naarmate er meer boter in de margarine komt, de boter steeds goed kooper geleverd wordt, terwijl de speci ale heffing op de margarine verdwijnt. Bij een verhooging van het mengpercen- tage tot b.v. 50 pet. brengt de meerdere boter ongeveer een kwartje per K.G. op in de kas van het Crisis-Zuivelfonds, en het is dus alleronvoordeeligst voor den boer, als het mengpercentage te hoog wordt Toch is een plaatsing van 75 millioen K.G. boter in het binnenland zonder menggebod alleen mogelijk, als de boter- prijs veel lager wordt. Eisch is, dat wan neer er minder margarine gemaakt mag worden, de consument voor de boter niet meer mag betalen dan nu voor de beste margarine. In geld is deze regeling voor den boer veel nadeeliger dan een hoog mengpercentage. De eenige uitweg is dan ook inkrimping van den veesta pel met 60.000 pinken en met 150.000 vaarzen. Wanneer spr. op het tijdstip van zijn be cijfering bekend was geweest met de resul taten van de veetelling door de Crisis-Rund vee-Centrale, dan zou hij op dat oogenblik niet geconcludeerd hebben tot de noodzake lijkheid van afslachting van 210.000 stuks, maar tot ten naastebij iets van het dubbele van dit aantal. Het cijfer van 210.000 stuks beschouwt spr. ook nu nog als het absolute minimum, dat opgeruimd moet worden, wanneer men niet een politiek van zuivere dobbelaars wil volgen. Naast de inkrimping met 210.000 stuks is ook een teeltregeling noodig, die ten hoogste een aanfok van 350.000 stuks vaarskalveren toelaat, zoodat men op den duur komt tot geen grootere melkveestapel dan circa 1.250.000 melkkoeien en 1.100.000 vaarskal veren en jongere. Dit stemt ook overeen met het normale vleeschverbruik, in het algemeen wordt de veestapel in 6 jaar vernieuwd. Het aantal slachtingen van 375.000 stuks eischf een veestapel van 2 250.000 stuks. Indien 1.250.000 stuks melkvee en 1.100.000 stuks jongvee is toegelaten, is er nog 100.000 stuks meer aanwezig dan met die slachtingen over een stemt. In Jan. heeft de Crisis-Rundvee-Centrale het vee op de stallen geteld, nadat er reeds een 70.000 stuks vee extra was afgeslacht. Toch hadden wij in Jan. 1934 ruim 100.000 melk- en kalfkoeien meer dan in luli 1933 Van Jan. tot heden werden nog ruim 40.000 stuks kalfkoeien afgeslacht, toch hebben wij nog ca. 1.600.000 melk- en kalfkoeien tegen 1.450.000 in des zomer van 1933, 1.300.000 in den zomer van 1930 en 1.100.000 in den zomer van 1921. Als de veestapel steeds zoo groot bleef, moest de zaak wel mis loopen. In het cijfer van 1.600.000 stuks zijn ech ter begrepen het afvalvee, dat voor mesting in aanmerking komt en dat op natuurlijke wijze verdwijnt, maar in dit cijfer neemt het aantal stuks vee, dat voor de eerste maal ge kalfd heeft, ook een zeer ruime plaats in en alle deskundigen weten, dat vaarzen en schotten nog niet tot de groote melkgeefsters behooren, de eigenlijke groote melkstroom be gint pas na het 3e kalf en dus is de volle pro ductie van wat nu nog jong vee is eerst in 1936 te verwachten; juist het jaar, dat de teeltregeling voor het eerst hare uitwerking zal doen gevoelen. Dat is één lichtpunt. Een tweede lichtpunt is, dat zeer vermoe delijk voor de productie van dit jaar en het volgend jaar nog wel een afzetgebied is te vinden. Wij hebben dus een paar jaar spe ling om voor te bereiden, wat noodig is. Dit is de oorzaak, dat op spr. advies de regeering deed besluiten om de inkrimping van de veestapel met ingang van 12 Mei as. stop te zetten, al zijn er nog een 90.000 stuks beneden 210.000 opgeruimd. Voor oogen moet echter worden gehouden, dat voor de lente van 1936 aanvangt, er niet meer mogen zijn. Deze nazomer zal met de opruiming weer een aanvang moeten worden gemaakt en dan komen voor de opruiming allereest in aan merking die dieren, wier productie wij in 1934 en 1935 nog wel kwijt kunnen, omdat zij nog niet tot de groote melkproducenten behooren, dus de pinken en de vaarsen. Men kan dan voor het geld meer stuks vee aan- koopen en men zal dan in 1936 en 1937 heel wat minder melkkoeien en kalfkoeien hebben dan thans. Men kan ook den weg opgaan van ver grooting van het binnenlandsch verbruik van jonge sla en Saladine! Eindelijk de allerfijnste slaolie, waar malsche voorjaars-sla recht op heeft: Saladine! Saladine maakt Uw sla zacht en geeft haar een bijzonder fijn aroma. Voor verrukkelijke sla, voor overheerlijke mayonnaise, kortom voor alles waarvoor slaolie gebruikt wordt, is Saladine onovertrefbaar. OOUDZEOEL 80 CENT - OROENZEGEL 65 CENT - ROODZEGEL 50 CENT wervelorkaan een boom deed, besefte hij pas een Zondagavond, toen hij bij de Ansley's soupeerde. „Als 't eenmaal zoover komt", zei Philip Ansley doodkalm, „dan zullen heel war jongelui zooals jullie, erheen moeten, en doodgeschoten worden." „Ik sta klaar," verklaarde Guy onmiddel lijk. „Als ik 't niet voor jullie had gelaten, dan zou ik me al lang in Canada hebben la ten aanwerven." Zijn moeder nam dit als ernst op. „God dank zal dat ons niet overkomen. Schat, jij met je „Ja, ja, ik weet 't al. Ik met al mijn vet! 't Gewone, ouwe liedje! Maar moeder, ik verlies tegenwoordig aan gewicht als een sneeuwpop in April, 't Stroomt gewoon weg Ik doe aan sport, neem Turksche baden, eet bijna niets meet. Een paar weken geleden woog ik nog ruim 114 kilo, en nu nog maai ruim 110." „Daar zou ik maar niet over tobben", stelde zijn vader hem gerust. „Je zult een prachtschijf voor de Dikke Bertha zijn. Die zal jou net zoo makkelijk treffen als een heel peleton." „Philip, hoe kun je in 's hemelsnaam zoo iets over je lippen krijgen!" „Och, kom; ze zijn er allemaal even tuk op om te gaan." En zich tot Tom wendend: „Jij zeker ook. Juist zulke stevige kerels als jij hebben ze graag om er hachée van te ma ken.'. Zich omdraaiend om van een schotel te nemen, dien Pilcher ronddiende, ontmoette Tom's blik de oogen van Hildred, die naast hem zat. Zij keek haar vader aan, toen zij hem die woorden hoorde spreken. De schrik, die op haar gezicht te lezen stond, was een bekentenis. „O, ik kan wachten", trachtte hij lachende te zeggen. „Als ik er heen moet, zal ik gaan maar ik ben heusch niet van plan over me zelf te struikelen om er zoo gauw mogelijk te komen." Een half uur later waren mevrouw Ansley en de drie jongelui in de muziekkamer, met Guy aan den vleugel. De moeder zat op een vergulde canapé en verontschuldigde zich dat zij Hildred naast zich hield. Tom was a beginnen te raden dat vriendschap tusschen Hildred en hem haar niet beviel. Steeds had zij hem beschouwd als de protégé van Guy, „van wien je op dat gebied alles kon ver wachten." Maar in den laatsten tijd had ze altijd zoo weten te manoeuvreeren. dat zi Hildred en hem nooit meer alleen liet. O Hildred het had opgemerkt, kon hij niet zeg gen, aangezien zij nooit een contra-manoeu vre had uitgevoerd. Maar indien zij haar moeder's tactiek wel doorzag, deed zij net alsof dat niet het geval was. Al den tijd, dat Guy le Carillon die Gy thére van den grooten Couperin speelde, klopte mevrouw Ansley op Hildred's hand en voelde zich gelukkig door haar beide kin deren. Guy's aanslag vond zij fluweelig, om dat het Guy's aanslag was; Couperin was een groot componist, omdat Guy dikwijl iets van hem speelde. Haar vormlooze lichaam deinde met de maat mee, nu eens met een licht gebibfcer, dan weer met een be weging als van een zich in zee bewegende kwal. Maar toen Guy klaar was met het stuk, boter door de margarine aan banden te leg gen en de productie er van te contingentee ren, maar wie meent, dat de boer er dan financieel gunstiger aan toe zal zijn, die ver gist zich schromelijk. De leniging van den nood brengt voor spr. oprechten meening met zich mede, dat de handhaving van het menggebod, omdat op deze wijze grooter geldelijke baten voor den veehouder verkregen worden dan bij elk an der systeem. Spr. toonde dit nader aan. Elk dubbeltje verlaging van den boter- prijs kost den geheelen veehoudersstand 6.000.000. De Crisis-Zuivel-Centrale rekent er op, dat dit jaar en het volgend jaar naar andere lan den dan Duitschland 15.000.000 K.G. boter kunnen worden uitgevoerd, die nog geen 6.000 000 opbrengen. Wanneer door verlaging van den boter- jrijs met 5 cent per pond het boterverbruik m het binnenland met 15.000.000 K G. zou stijgen, dan zou bij slot van rekening de vee- louder er toch nog geldelijk op achteruit gaan. Met nadruk betoogde spr, dat de boer met iet huidige stelsel minder verlies op zijn melk lijdt dan met eenig ander stelsel ook. De geldelijke opbrengst van 90 000.000 K.G. boter, waarvan 15 millioen K G. in de margarine gaat en 30 millioen K.G. wordt uitgeboerd, is 117.960.000. De opbrengst, die verkregen wordt, wanneer het menggebod wordt opgeheven en we van de 90.000.000 K.G. er 75 milioen in het binnenland wordt geplaats en 15 millioen wordt uitgevoerd, zou f 104.000.000 ebdragen en dit terwijl dan het boter- en margarineverbruik met 10 millioen K.G. zou zijn gestegen. Bij een productie van 80 millioen K.G., volgens het tegenwoordige stelsel en van 90 milioen KG. zonder menggebod, waarbij in het eerste geval 60 millioen K.G. boter en 13H millioen K.G. in de margarine wordt verwerkt er wordt dan 40H millioen K.G. margarine geplaatst, terwijl in het tweede jeval 70 millioen K.G. boter en 40 millioen K.G. in het binnc and wordt verkocht, zoo dat in beide gevallen het boter- en margari ne-verbruik met 10 millioen is gestegen, wordt in het eerste geval 113.960.000 ont vangen en in 't tweede geval 103.000.000. Met inbegrip van 16.000.000 belasting op margarine, wordt ondanks een meerdere productie van 10 millioen K.G. boter, in het tweede geval 11.000.000 minder ontvan gen dan in het eerste. In matige verhouding toegepast, is het menggebod dan ook de voordeeligste manier om onder de tegenwoordige omstandigheden zooveel mogelijk boter in Nederland onder dak te brengen. Het biedt ook d i t voordeel, dat, wanneer de omstandigheden grooter ex port mogelijk maken, de voor export benoo- digde boter onmiddellijk aanwezig is. Deze mogelijkheid heeft men niet, wanneer het menggebod is opgeheven en de margarine industrie sterk gecontingenteerd is. Bij de vraag: „Waar moeten wij mei on zen bodem heen, als er minder koeien zijn?" gaat spr. ook uitsluitend uit van de vraag: „Welk geld brengen de meerdere koeien aan den boer op?" Wanneer het voordeeliger is, vijf eieren te verkoopen a 5 cent, dan zes a 4 cent, dan moet men het zesde ei niet aan de markt brengen. Spr. breekt zich niet het hoofd over de vraag, of het zoo verschrikkelijk is, dat een stuk weiland onbegraasd zou blijven. Dat dit het gevolg zal zijn, daarvan gelooft hij trouwens niets. Spr. erkent dat er ook andere factoren dan alleen geld zijn, waarop gelet moet worden, doch er zijn oogenblikken, waarop niet het sociaal-wenschefijke, maar het economisch-mogelijke den doorslag moet geven. De regeering staat eiken dag voor de bittere keus, tusschen deze twee zaken te moten kiezen. Als zij de salarissen besnoeit, doet zij dat heusch niet voor haar plezier, maar omdat het onder de tegenwoordige omstandigheden niet anders kan. Wanneer ik behoud van het menggebod en inkrimping van den veestapel bepleit, doe ik dat alleen, omdat naar mijn meening, de noodtoestand onder de melkveehouders zoo groot is, dat het financieele nut, dat deze maatregelen bieden, het allerkleinste minimum is, waarmee genoegen kan worden genomen. Die financieele noodtoestand ver- eischt, dat meer ideëele oplossingen, die min der geld opbrengen, niet aanvaard moeten worden. Door de onnatuurlijke toestanden, waaronder wij leven is het nu eenmaal nood zakelijk, andere onnatuurlijke toestanden als tegenwicht in het leven te roepen. Alleen hierom meen ik, dat ik zoowel het mengge bod als de inkrimping van den veestapel en de teeltbeperking kan aanvaarden. Spr. erkent, dat de teeltregeling lang niet altijd billijk werkt, doch hij aanvaardt de onhil'iikheden voor dit iaar. omdat er zoo- stond zij op. „Schat, ik geloof niet dat ik je ooit zoo goed heb hooren spelen als dezen winter. Als je eens een piano-recital voor geinviteer- den gaf De rest van dit voorstel ontging Tom, maar wel hoorde hij haar een oogenblik later fluisteren: „Hildred, ik kan mijn corset niet langer meer aanhouden. Ik heb 't al aan vanaf 't oogenblik, dat ik me voor de kerk kleedde, 't Is Nellie's uitgaansavond Zou jij me daarom even willen helpen?" Maar terwijl haar moeder Guy een nacht kus gaf, zag Hildred kans Tom toe te fluis teren: „Niet heengaan. Ik zal probeeren te rug te komen. Er is iets, waarover ik je wil spreken." Toen Guy en Tom alleen in d° kamer wa ren, praatten zij over hoogeschoolaangele- genheden, terwijl Guy zich op den piano- stoel om en om draaide. Zij hadden elkaar veel te vertellen, aangezien zij elkaar min der ontmoetten dan in het jaar, toen zij bei den hun kamers in Gore Hall hadden. Guy woonde nu in Westmorley Court en Tom had ergens anders een goedkoopere kamer ge vonden. Daardoor zou allicht een verwijde ring tusschen hen zijn ontstaan, ware het niet dat Guy's behoefte aan moreelen steun, gezwegen nog v.m zijn trouw als dien van een hond, hem met ongeregelde tusschen- poozen telkens naar zijn ouden vriend had teruggevoerd. Af en toe, wanneer zijn moe der er op aandrong, dat hij zou deelnemen aan het Zondagsche souper, stelde Hildred voor, dat hij Tom zou meebrengen. (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 5