Veilige havens
ALKMAARSCHE COURANT
No 98 DONDERDAG 26 APRIL 1934
Landbouw en Veeteelt.
Desteumaatregelerivoor de melkveehouderij
Lezing van den heer Bückman, Regeeringscommissaris.
De noodtoestand onder de veehouders is zoo groot, dat het
menggebod en de veebeperking aanvaard moeten worden.
Een gelukkig paar:
In de middagvergadering van de gis
ter in het „Gulden Vlies" gehouden al
gemeens vergadering van de vereeniging
tot ontwikkeling van den landbouw in
Hollands Noorderkwartier behandelde
de Regeeringscommissaris voor de hulp
verleening aan de Melkveehouderij, de
heer L. Bückmann „De steunmaatrege
len vöor de melkveehouderij".
De voorzitter, de heer Joh deVeer,
bracht den heer Bückmann dank voor
zijn bereidwilligheid.
Spr. ving zijn betoog aan met het vol
gende gedicht van den 17en eeuwschen
dichter Roemer Visscher:
De Schippers en de winden die daar
wayen,
De Landsknechten van oorlogh ende
y strijdt,
De Boeren van het landt te bezaeyen,
De Koopluy van winst en van profijt,
De Herders spreken van haar schapen,
Maar de Vrijers van in Liefs armen te
slapen,
dat naar zijn oordeel ieders eenzijdig
heid reeds in de 17e eeuw demonstreer
de.
Ieder spreekt het meest over datgene
wat hem ter harte gaat en toch kan de
producent den handel noch den consu
ment missen. Men heeft elkander noo-
dig. Het belang van den boer, aldus spre
ker, is een deel van het algemeen belang,
doch niet het algemeen belang, waarin
als het belang van-wie geen boer is, het
algemeen belang zich vormt. Het is de
taak van de regeering om den grootst
gemeenen deeler van de individueele be
langen te zoeken en dien als het alge
meen belang te zien.
Dit brengt mede, dat eigenlijk nooit
iemand recht tevreden kan zijn over de
daden van de regeering.
Het is daarom begrijpelijk dat zoowel
de boeren als de niet-boeren critiek uit
oefenen op de maatregelen voor den
landbouw genomen.
Nu de boer voor zijn levensbestaan
voor een deel afhankelijk is van de hulp
van de regeering, moest hij van zijn in
geworteld vrijheidsbesef afstand doen.
Dit vrijheidsbesef belet den boer echter
zich voetstoots neer te leggen bij voor
schriften, die bepalen, hoeveel tarwe hij
mag verbouwen, hoeveel vee hij mag
aanhouden, hoe en aan wien hij zijn pro
ducten moet inleveren, alsmede wat er
met zijn producten moet gebeuren.
Eveneens is het te begrijpen, dat de
niet-boeren, die gewoon waren alle pro
ducten tegen den wereldprijs te koopen,
met wrevel in hun hart ervaren, dat een
paar honderd millioen gulden per jaar
aan landbouwsteun moet worden opge
bracht. Hij krijgt het gevoel, dat geheel
zijn leven één stuk belasting is.
Zijn thee is belast met 75 ct. per K.G.,
zijn suiker met 800 pet. van de waarde,
terwijl in de melk een steun zit van 2%
ct. per L. Zijn brood is belast en op zijn
boter die hij gebruikt, rust boven 40 cent
productieprijs en 20 cent distributiekos-
ten 1.heffing. Op kaas en rook-
vleesch wordt eveneens een heffing ge
legd tengevolge van den landbouwsteun.
Toch behoeden al deze maatregelen
den landbouw slechts voor de allerbit
terste armoede en een ellende, erger dan
die van* een bedelaar. Wanneer de boer
zijn melk voor de helft van den voor-
oorlogsprijs moet leveren, dan zou zijn
arbeider f 4.per week moeten verdie
nen, de huishuur van dien arbeider
0.75 per week moeten bedragen, het
brood de helft goedkooper moeten zijn
als voor den oorlog, ja alles tot de helft
van voor den oorlog moeten zijn terug
gebracht, en arbeiders die thans 25.—
tot 30.per week verdienen, genoegen
moeten nemen met 5.per week.
Zeuilleton
door BASIL KINO.
(Uit het Engelsch).
83)
Met een kort: „Goeden avond", nam hij
van den vriend afscheid, die beleefd even
eens „Goeden avond" zei.
Hij verwaardigde Tad noch met een bliK,
noch met een enkel woord. Zich omdraaien
de, ging hij pal tegen den wind in, die in
middels een sneeuwstorm was geworden.
Maar al voortloopend, herhaalde hn de
vraag, die hij Hildred had gesteld: „Waar
om schijnen ze toch zoo'n hekel aan me .e
hebben?"
Hij dacht aan Lily met haar slangenach-
tige bewegingen, en die altijd in de contra
mine was; hij dacht aan de moeder, zooais
hij- haar dien eenen keer gezien had: een
en al sidderende zielsangst; en ook aan den
vader, die zoo menschelijk, zoo sympathiek
was, den man, aan wiens ziel voortdurend
zoo'n hevig leed knaagde. Zijn hart ging
in een golf van medelijden en groot ver
langen om te beschermen naar hen allen uit.
Hij zag hen vóór zich, met al hun opgehoop
te geld, hun overmatige luxe, hun diep ge
wortelde trots, hun bazigen eigendunk. Hij
wist genoeg van de levenswijze van ieder
hunner, de vrijheid, die zij genoten, om
Honeybun's protest ten behoeve van hen. die
niets bezitten, te doorvoelen. Hij voelde het
even instinctmatig als Honeybun deed, even
De hulpverleening aan den
Landbouw.
De hulpverleeningeu aan den land
bouw bestaan den den eenen kant in het
omhoog brengen van de binnenlandsche
prijzen en het exporteeren van hetgeen
in het binnenland niet geplaatst wordt;
en aan den anderen kant in het regelen
van de productie.
Door het omhoog brengen van de prij
zen drukt men het verbruik hier te lan
de, met het gevolg dat een grootere hoe
veelheid tegen verlaagden prijs moet
worden opgeruimd en daarnaast pro
beert het publiek te vluchten naar goed-
koopere producten, door inplaats van de
duurdere boter de goedkoopere marga
rine te koopen.
Minister Verschuur heeft gepoogd bei
de nadeelen zooveel mogelijk te onder
vangen, door een bepaalde prijsverhou
ding tusschen boter en margarine in het
leven te roepen, door de margarine
duurder te maken en een belasting op
vetten te leggen.
Het gevolg was dat het gebruik van
vloeibare oliën met minstens 7.000.000
K.G. per jaar is omhoog gegaan, waarom
de Crisis-Zuivel-Centrale er bij den mi
nister op heeft aangedrongen om ook de
olie te belasten. Vlak voor zijn aftreden
heeft de minister toegezegd ook dit in
het reine te zullen brengen.
Voorts heeft de minister er naar ge
streefd het gebruik van boter in het bin
nenland kunstmatig te vergrooten, door
te bepalen dat een zeker percentage bo
ter in de margarine gemengd moet wor
den en door de vervaardiging van mar
garine aan een bepaald maximum te
binden.
Hierdoor is bereikt, dat bij een meng-
^.rcentage van 25 pet., in het binnen
land ongeveer 60.000.000 K.G. boter ge
plaatst wordt.
Nu is in de laatste jaren de groei van
onze veestapel ontstellend geweest.
In den zomer van 1933 heeft de Crisis-
Rundvee-Centrale een telling gehouden
van het vee en het bleek dat het jonge
ve_\ geboren in 1931, dus geboren voor
de steunmaatregelen, zoodat die op de
toeneming niet van invloed kunnen zijn
geweest, buitengewoon sterk was toege
nomen.
Aanvankelijk werden de tarwebouw
en suikerbietenteelt gesteund, met als
gevolg, dat de groententeelt plaats maak
te voor de veehouderij.
Toen minister Verschuur de Crisis-
Zuivelwet in de Tweede Kamer verde
digde, rekende hij met een boterproduc-
tie van 80.000.000 K.G. per jaar, waarvan
hij 60 millioen K.G. in het binnenland
wilde plaatsen, waarvan 45.000.000 als-
zoodanig en 15 millioen verwerkt in de
margarine. Het restant 20 millioen K.G.
zou dus geëxporteerd moeten Worden.
In 1933 was de productie 10 millioen
K.G. hooger dan geschat was, voor een
deel een gevolg van de vergrooting van
de rundveestapel en voor een ander deel
een gevolg van de kunstmatige beper
king van de kaaseproductie. Bovendien
gingen de prijzen voor boter in het bui
tenland te bedingen steeds omlaag en
blijkt het op den duur, door de maatre
gelen van de buitenlandsche regeeringen
ter bescherming van eigen veestapel,
niet mogelijk het noodige kwantum naar
het buitenland te exporteeren.
Spreker ziet voor de toekomst geen
grootere exportmogelijkheid dan voor 10
tot 12K millioen K.G. boter per jaar.
Twee middelen waren daarom moge
lijk:
ten le. verkleining van den veestapel,
zoodanig, dat men bij behoud van het
menggebod van 25 pet. in 't binnenland
60 millioen K.G. plaatste en 12% milli
oen K.G. uitvoerde;
blindelings en hulpeloos maar hij voelde
het toch. J
Dicht bij een booglamp hield hij plotse
ling stil. De sneeuw bouwde hier in de lucht
als het ware een bedehuis voor hem, waar
niemand anders dan hij zelf in was. Toen hij
naar boven en om zich heen keek, warrelden
millioenen en millioenen zachte, witte
dingen geruischloos in alle richitngen om 't
licht. Uit het diepst van zijn hart welde het
gebed, dat hij door de behandeling bij de
Tollivants daar zoo dikwijls had uitgespro
ken, naar zijn lippen: „O, God, behoed mij
er voor om ooit te verlangen een der hunnen
te zijn."
HOOFDSTUK XXXIX.
In Januari 1917 begon het tot Tom door
te dringen, dat het wel eens kon gebeuren,
dat hij aan den oorlog zou moeten deelne
men, en dan misschien sneuvelen. Erger nog
Hij zou verminkt of blind of op andere wij
ze hulpeloos kunnen worden.
Tot nu toe had hij den oorlog gevolgd als
iemand die naar een treurspel kijkt, dat hem
zelf niet aangaat. Europa was voor hem lou
ter een aardrijkskundige naam. Wanneer het
zijn eigen oogmerken of plichten betrof, gaf
hij er zich met hart en ziel aan, maar daar
hij, wat dat betrof, niet genoeg verbeeldings
kracht had, was het hem nooit gelukt Enge
land, Frankrijk en Duitschland als wezen
lijkheden te beschouwen. De verschrik
kingen, waarvan hij in de couranten las,
ontroerden hem minder dan een mooi too-
neelstuk. Dat de worstelstrijd ook hem zou
kunnen opzuigen, hem neervellen als een
ten 2e. den veestapel handhaven en
het binnenlandsch verbruik van boter al
dan niet met behoud van het mengge
bod op b.v. 75 millioen K.G. te brengen.
Bij de behandeling van de Crisis-Zui-
velwet is bepaald dat de verhouding van
de prijzen van de boter en van de mar
garine zal zijn als van 3 2. Dit leidt er
toe, dat naarmate er meer boter in de
margarine komt, de boter steeds goed
kooper geleverd wordt, terwijl de speci
ale heffing op de margarine verdwijnt.
Bij een verhooging van het mengpercen-
tage tot b.v. 50 pet. brengt de meerdere
boter ongeveer een kwartje per K.G. op
in de kas van het Crisis-Zuivelfonds, en
het is dus alleronvoordeeligst voor den
boer, als het mengpercentage te hoog
wordt
Toch is een plaatsing van 75 millioen
K.G. boter in het binnenland zonder
menggebod alleen mogelijk, als de boter-
prijs veel lager wordt. Eisch is, dat wan
neer er minder margarine gemaakt mag
worden, de consument voor de boter niet
meer mag betalen dan nu voor de beste
margarine. In geld is deze regeling voor
den boer veel nadeeliger dan een hoog
mengpercentage.
De eenige uitweg
is dan ook inkrimping van den veesta
pel met 60.000 pinken en met 150.000
vaarzen.
Wanneer spr. op het tijdstip van zijn be
cijfering bekend was geweest met de resul
taten van de veetelling door de Crisis-Rund
vee-Centrale, dan zou hij op dat oogenblik
niet geconcludeerd hebben tot de noodzake
lijkheid van afslachting van 210.000 stuks,
maar tot ten naastebij iets van het dubbele
van dit aantal.
Het cijfer van 210.000 stuks beschouwt
spr. ook nu nog als het absolute minimum,
dat opgeruimd moet worden, wanneer men
niet een politiek van zuivere dobbelaars wil
volgen.
Naast de inkrimping met 210.000 stuks is
ook een teeltregeling noodig, die ten hoogste
een aanfok van 350.000 stuks vaarskalveren
toelaat, zoodat men op den duur komt tot
geen grootere melkveestapel dan circa
1.250.000 melkkoeien en 1.100.000 vaarskal
veren en jongere. Dit stemt ook overeen met
het normale vleeschverbruik, in het algemeen
wordt de veestapel in 6 jaar vernieuwd. Het
aantal slachtingen van 375.000 stuks eischf
een veestapel van 2 250.000 stuks. Indien
1.250.000 stuks melkvee en 1.100.000 stuks
jongvee is toegelaten, is er nog 100.000 stuks
meer aanwezig dan met die slachtingen over
een stemt.
In Jan. heeft de Crisis-Rundvee-Centrale
het vee op de stallen geteld, nadat er reeds
een 70.000 stuks vee extra was afgeslacht.
Toch hadden wij in Jan. 1934 ruim 100.000
melk- en kalfkoeien meer dan in luli 1933
Van Jan. tot heden werden nog ruim 40.000
stuks kalfkoeien afgeslacht, toch hebben wij
nog ca. 1.600.000 melk- en kalfkoeien tegen
1.450.000 in des zomer van 1933, 1.300.000
in den zomer van 1930 en 1.100.000 in den
zomer van 1921.
Als de veestapel steeds zoo groot bleef,
moest de zaak wel mis loopen.
In het cijfer van 1.600.000 stuks zijn ech
ter begrepen het afvalvee, dat voor mesting
in aanmerking komt en dat op natuurlijke
wijze verdwijnt, maar in dit cijfer neemt het
aantal stuks vee, dat voor de eerste maal ge
kalfd heeft, ook een zeer ruime plaats in en
alle deskundigen weten, dat vaarzen en
schotten nog niet tot de groote melkgeefsters
behooren, de eigenlijke groote melkstroom be
gint pas na het 3e kalf en dus is de volle pro
ductie van wat nu nog jong vee is eerst in
1936 te verwachten; juist het jaar, dat de
teeltregeling voor het eerst hare uitwerking
zal doen gevoelen.
Dat is één lichtpunt.
Een tweede lichtpunt is, dat zeer vermoe
delijk voor de productie van dit jaar en het
volgend jaar nog wel een afzetgebied is te
vinden. Wij hebben dus een paar jaar spe
ling om voor te bereiden, wat noodig is.
Dit is de oorzaak, dat op spr. advies de
regeering deed besluiten om de inkrimping
van de veestapel met ingang van 12 Mei as.
stop te zetten, al zijn er nog een 90.000
stuks beneden 210.000 opgeruimd.
Voor oogen moet echter worden gehouden,
dat voor de lente van 1936 aanvangt, er niet
meer mogen zijn.
Deze nazomer zal met de opruiming weer
een aanvang moeten worden gemaakt en dan
komen voor de opruiming allereest in aan
merking die dieren, wier productie wij in
1934 en 1935 nog wel kwijt kunnen, omdat
zij nog niet tot de groote melkproducenten
behooren, dus de pinken en de vaarsen. Men
kan dan voor het geld meer stuks vee aan-
koopen en men zal dan in 1936 en 1937 heel
wat minder melkkoeien en kalfkoeien hebben
dan thans.
Men kan ook den weg opgaan van ver
grooting van het binnenlandsch verbruik van
jonge sla en Saladine! Eindelijk de allerfijnste slaolie, waar malsche
voorjaars-sla recht op heeft: Saladine!
Saladine maakt Uw sla zacht en geeft haar een bijzonder fijn aroma.
Voor verrukkelijke sla, voor overheerlijke mayonnaise, kortom voor
alles waarvoor slaolie gebruikt wordt, is Saladine onovertrefbaar.
OOUDZEOEL 80 CENT - OROENZEGEL 65 CENT - ROODZEGEL 50 CENT
wervelorkaan een boom deed, besefte hij pas
een Zondagavond, toen hij bij de Ansley's
soupeerde.
„Als 't eenmaal zoover komt", zei Philip
Ansley doodkalm, „dan zullen heel war
jongelui zooals jullie, erheen moeten, en
doodgeschoten worden."
„Ik sta klaar," verklaarde Guy onmiddel
lijk. „Als ik 't niet voor jullie had gelaten,
dan zou ik me al lang in Canada hebben la
ten aanwerven."
Zijn moeder nam dit als ernst op. „God
dank zal dat ons niet overkomen. Schat, jij
met je
„Ja, ja, ik weet 't al. Ik met al mijn vet!
't Gewone, ouwe liedje! Maar moeder, ik
verlies tegenwoordig aan gewicht als een
sneeuwpop in April, 't Stroomt gewoon weg
Ik doe aan sport, neem Turksche baden, eet
bijna niets meet. Een paar weken geleden
woog ik nog ruim 114 kilo, en nu nog maai
ruim 110."
„Daar zou ik maar niet over tobben",
stelde zijn vader hem gerust. „Je zult een
prachtschijf voor de Dikke Bertha zijn. Die
zal jou net zoo makkelijk treffen als een
heel peleton."
„Philip, hoe kun je in 's hemelsnaam zoo
iets over je lippen krijgen!"
„Och, kom; ze zijn er allemaal even tuk
op om te gaan." En zich tot Tom wendend:
„Jij zeker ook. Juist zulke stevige kerels als
jij hebben ze graag om er hachée van te ma
ken.'.
Zich omdraaiend om van een schotel te
nemen, dien Pilcher ronddiende, ontmoette
Tom's blik de oogen van Hildred, die naast
hem zat. Zij keek haar vader aan, toen zij
hem die woorden hoorde spreken. De schrik,
die op haar gezicht te lezen stond, was een
bekentenis.
„O, ik kan wachten", trachtte hij lachende
te zeggen. „Als ik er heen moet, zal ik gaan
maar ik ben heusch niet van plan over me
zelf te struikelen om er zoo gauw mogelijk
te komen."
Een half uur later waren mevrouw Ansley
en de drie jongelui in de muziekkamer, met
Guy aan den vleugel. De moeder zat op een
vergulde canapé en verontschuldigde zich
dat zij Hildred naast zich hield. Tom was a
beginnen te raden dat vriendschap tusschen
Hildred en hem haar niet beviel. Steeds had
zij hem beschouwd als de protégé van Guy,
„van wien je op dat gebied alles kon ver
wachten." Maar in den laatsten tijd had ze
altijd zoo weten te manoeuvreeren. dat zi
Hildred en hem nooit meer alleen liet. O
Hildred het had opgemerkt, kon hij niet zeg
gen, aangezien zij nooit een contra-manoeu
vre had uitgevoerd. Maar indien zij haar
moeder's tactiek wel doorzag, deed zij net
alsof dat niet het geval was.
Al den tijd, dat Guy le Carillon die Gy
thére van den grooten Couperin speelde,
klopte mevrouw Ansley op Hildred's hand
en voelde zich gelukkig door haar beide kin
deren. Guy's aanslag vond zij fluweelig, om
dat het Guy's aanslag was; Couperin was
een groot componist, omdat Guy dikwijl
iets van hem speelde. Haar vormlooze
lichaam deinde met de maat mee, nu eens
met een licht gebibfcer, dan weer met een be
weging als van een zich in zee bewegende
kwal.
Maar toen Guy klaar was met het stuk,
boter door de margarine aan banden te leg
gen en de productie er van te contingentee
ren, maar wie meent, dat de boer er dan
financieel gunstiger aan toe zal zijn, die ver
gist zich schromelijk.
De leniging van den nood brengt voor spr.
oprechten meening met zich mede, dat de
handhaving van het menggebod, omdat op
deze wijze grooter geldelijke baten voor den
veehouder verkregen worden dan bij elk an
der systeem. Spr. toonde dit nader aan.
Elk dubbeltje verlaging van den boter-
prijs kost den geheelen veehoudersstand
6.000.000.
De Crisis-Zuivel-Centrale rekent er op, dat
dit jaar en het volgend jaar naar andere lan
den dan Duitschland 15.000.000 K.G. boter
kunnen worden uitgevoerd, die nog geen
6.000 000 opbrengen.
Wanneer door verlaging van den boter-
jrijs met 5 cent per pond het boterverbruik
m het binnenland met 15.000.000 K G. zou
stijgen, dan zou bij slot van rekening de vee-
louder er toch nog geldelijk op achteruit
gaan.
Met nadruk betoogde spr, dat de boer met
iet huidige stelsel minder verlies op zijn melk
lijdt dan met eenig ander stelsel ook.
De geldelijke opbrengst van 90 000.000
K.G. boter, waarvan 15 millioen K G. in de
margarine gaat en 30 millioen K.G. wordt
uitgeboerd, is 117.960.000. De opbrengst,
die verkregen wordt, wanneer het menggebod
wordt opgeheven en we van de 90.000.000
K.G. er 75 milioen in het binnenland wordt
geplaats en 15 millioen wordt uitgevoerd,
zou f 104.000.000 ebdragen en dit terwijl
dan het boter- en margarineverbruik met 10
millioen K.G. zou zijn gestegen.
Bij een productie van 80 millioen K.G.,
volgens het tegenwoordige stelsel en van 90
milioen KG. zonder menggebod, waarbij in
het eerste geval 60 millioen K.G. boter en
13H millioen K.G. in de margarine wordt
verwerkt er wordt dan 40H millioen K.G.
margarine geplaatst, terwijl in het tweede
jeval 70 millioen K.G. boter en 40 millioen
K.G. in het binnc and wordt verkocht, zoo
dat in beide gevallen het boter- en margari
ne-verbruik met 10 millioen is gestegen,
wordt in het eerste geval 113.960.000 ont
vangen en in 't tweede geval 103.000.000.
Met inbegrip van 16.000.000 belasting
op margarine, wordt ondanks een meerdere
productie van 10 millioen K.G. boter, in het
tweede geval 11.000.000 minder ontvan
gen dan in het eerste.
In matige verhouding toegepast, is het
menggebod dan ook de voordeeligste manier
om onder de tegenwoordige omstandigheden
zooveel mogelijk boter in Nederland onder
dak te brengen. Het biedt ook d i t voordeel,
dat, wanneer de omstandigheden grooter ex
port mogelijk maken, de voor export benoo-
digde boter onmiddellijk aanwezig is. Deze
mogelijkheid heeft men niet, wanneer het
menggebod is opgeheven en de margarine
industrie sterk gecontingenteerd is.
Bij de vraag: „Waar moeten wij mei on
zen bodem heen, als er minder koeien zijn?"
gaat spr. ook uitsluitend uit van de vraag:
„Welk geld brengen de meerdere koeien aan
den boer op?"
Wanneer het voordeeliger is, vijf eieren te
verkoopen a 5 cent, dan zes a 4 cent, dan
moet men het zesde ei niet aan de markt
brengen.
Spr. breekt zich niet het hoofd over de
vraag, of het zoo verschrikkelijk is, dat een
stuk weiland onbegraasd zou blijven. Dat
dit het gevolg zal zijn, daarvan gelooft hij
trouwens niets. Spr. erkent dat er ook andere
factoren dan alleen geld zijn, waarop gelet
moet worden, doch er zijn oogenblikken,
waarop niet het sociaal-wenschefijke, maar
het economisch-mogelijke den doorslag moet
geven. De regeering staat eiken dag voor de
bittere keus, tusschen deze twee zaken te
moten kiezen. Als zij de salarissen besnoeit,
doet zij dat heusch niet voor haar plezier,
maar omdat het onder de tegenwoordige
omstandigheden niet anders kan.
Wanneer ik behoud van het menggebod
en inkrimping van den veestapel bepleit,
doe ik dat alleen, omdat naar mijn meening,
de noodtoestand onder de melkveehouders
zoo groot is, dat het financieele nut, dat
deze maatregelen bieden, het allerkleinste
minimum is, waarmee genoegen kan worden
genomen. Die financieele noodtoestand ver-
eischt, dat meer ideëele oplossingen, die min
der geld opbrengen, niet aanvaard moeten
worden. Door de onnatuurlijke toestanden,
waaronder wij leven is het nu eenmaal nood
zakelijk, andere onnatuurlijke toestanden als
tegenwicht in het leven te roepen. Alleen
hierom meen ik, dat ik zoowel het mengge
bod als de inkrimping van den veestapel en
de teeltbeperking kan aanvaarden.
Spr. erkent, dat de teeltregeling lang niet
altijd billijk werkt, doch hij aanvaardt de
onhil'iikheden voor dit iaar. omdat er zoo-
stond zij op.
„Schat, ik geloof niet dat ik je ooit zoo
goed heb hooren spelen als dezen winter.
Als je eens een piano-recital voor geinviteer-
den gaf
De rest van dit voorstel ontging Tom,
maar wel hoorde hij haar een oogenblik
later fluisteren: „Hildred, ik kan mijn corset
niet langer meer aanhouden. Ik heb 't al aan
vanaf 't oogenblik, dat ik me voor de kerk
kleedde, 't Is Nellie's uitgaansavond Zou jij
me daarom even willen helpen?"
Maar terwijl haar moeder Guy een nacht
kus gaf, zag Hildred kans Tom toe te fluis
teren: „Niet heengaan. Ik zal probeeren te
rug te komen. Er is iets, waarover ik je wil
spreken."
Toen Guy en Tom alleen in d° kamer wa
ren, praatten zij over hoogeschoolaangele-
genheden, terwijl Guy zich op den piano-
stoel om en om draaide. Zij hadden elkaar
veel te vertellen, aangezien zij elkaar min
der ontmoetten dan in het jaar, toen zij bei
den hun kamers in Gore Hall hadden. Guy
woonde nu in Westmorley Court en Tom had
ergens anders een goedkoopere kamer ge
vonden. Daardoor zou allicht een verwijde
ring tusschen hen zijn ontstaan, ware het
niet dat Guy's behoefte aan moreelen steun,
gezwegen nog v.m zijn trouw als dien van
een hond, hem met ongeregelde tusschen-
poozen telkens naar zijn ouden vriend had
teruggevoerd. Af en toe, wanneer zijn moe
der er op aandrong, dat hij zou deelnemen
aan het Zondagsche souper, stelde Hildred
voor, dat hij Tom zou meebrengen.
(Wordt vervolgd