Alkmaarsche Courant
s
8
Haar avonturier.
HeuilCeUm
yftomidaal Tlieuws
!.o®®©©® Jiadiopcoqtamma
No. 146 1934
Honderd Zes en Dertigste Jaargang.
HAANDAG 25 JUNI
Geneeskundige brieven
DE ZIEKTE VAN WEIL.
Nu wederom in ons waterrijke land
het tijdstip is aangebroken waarop de
zwemsport ook buiten de overdekte zwem
inrichtingen kan worden beoefend, is het be
grijpelijk dat er tevens weer meer belangstel
ling komt voor de vraagstukken welke sa
menhangen met het optreden van de ziekte
van Weil.
De Duitsche geneeskundige A. Weil be
schreef reeds in 1886 een eigenaardige in
fectieziekte, waarvan de voornaamste ver
schijnselen bestonden uit geelzucht met
koorts, een gezwollen milt en ontsteking
van de nieren. Vier jonge mannen waren er
gelijktijdig door aangetast. Wel waren ook
vóór dien tijd reeds mededeelingen over
soortgelijke ziektetoestanden in de genees
kundige tijdschriften verschenen, b.v. reeds
in 1866 door M. Weisz en in 1883 door
Landouzy (onder den naam van typhus
hépatique, d.i. „levertyphus)", maar nh de
genoemde mededeeling heeft dit ziektebeeld
toch den naam van Weilsche ziekte verkre
gen en behouden. De pioriteit voor de eerste
beschrijving van deze ziekte wordt intus
schen toch weer door de Franschen opge-
ëïscht voor Larrey, eersten chirurg van de
Garde, die reeds in 1800 tijdens den veld
tocht van Napoleon in Egypte dezelfde
ziekteverschijnselen heeft waargenomen.
Langen tijd bleef de oorzaak even duister
als raadselachtig. Soms doken ineens ver
scheidene gevallen gelijktijdig op, b.v. bij
soldaten; soms bleef de ziekte tot een enkel
feval beperkt. De wijze van verbreiding
ield de gemoederen bezig, omdat juist in
dien tijd de leer der levende ziektekiemen
als oorzaak voor besmettelijke ziekten in glo
rieuze opkomst was. Met de beperkte hulp
middelen van dien tijd zocht men ook voor
deze ziekte naar bacteriën, maar men vond
ze in het algemeen niet. Wel vond Jaeger bij
twee gevallen, welke doodelijk verliepen, be
paalde levende ziektekiemen, door hem
Bacillus genoemd. Deze beide patiënten wa
ren waarschijnlijk besmet door het water
van de Donau en inderdaad werden dezelf
de levende ziektekiemen ook hierin gevonden.
Zelfs werd een zelfde infectieziekte onder
het gevogelte ter plaatse geconstateerd en
men vond ook bij deze vogels dezelfde bacil
len.
Maar bij andere ziektegevallen werd deze
vondst niet bevestigd en zoo bleef lange
jaren de oorzaak onopgehelderd. Wel bleef
men in hoofdzaak de gedachte vasthouden,
dat de ziekte vooral ontstond na en dus
ook door het baden of vallen in verontrei
nigd vuil water. Zoo kon men soms ook zulk
een ziektegeval ineens zien optreden nadat
een kind in een moddersloot was gevallen en
hierin vindt men dan de verklaring voor de
opvatting, dat volgens sommigen uit dien
tijd geelzucht zou kunnen ontstaan als ge
volg van schrik.
Langzamerhand is in de 20e eeuw ook op
dit gebied van de geneeskunde een belang
rijke verrijking van kennis en verruiming
van inzicht opgetreden, zoodat thans vrij
wel alle factoren, welke voor het ontstaan
aansprakelijk gesteld kunnen worden, be
kend zijn. De ziekte blijkt te worden veroor
zaakt door een bepaalde schimmelsoort, be-
hoorende tot de leptospirea en luisterende
naar den naam van spirochaeta ictero-hae-
morrhagica. Ook de verspreiding door en de
samenhang met het water is opgehelderd.
De leptospirea wordt namelijk waargenomen
bij bepaalde zieke en gezonde ratten, welke
déze schimmels vooral met de urine naar
buiten brengen.
Tot voor korten tijd bleef de ziekte in
Nederland tot enkele gevallen beperkt. Voor
zoover ik heb kunnen nagaan verscheen in
het Nederlandsch Tijdschrift voor Genees
kunde in 1908 voor het eerst een beschrij
ving van een geval van de ziekte van Weil
in ons eigen land waargenomen. De ziekte
kwam in dit geval voor bij een slager maar
de oorzaak van de besmetting werd niet op
gehelderd. De ziekte was toen in Nederland
nog zóó zeldzaam, dat de Amsteidamsche
hoogleeraar Pel in zijn leerboek over „Le
verziekten" in 1909 hieraan nog slechts zeer
weinig aandacht schenkt. Professor Pel her
innert zich niet meer dan hoogstens één ge
val te hebben waargenomen en durft niet met
Een episode uit den Dertigenjarigen Oorlog
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
„Kathe", zei hij, „nu moeten we voorloo-
pig afscheid nemen. Ik ben van plan met
Melchior den heuvel te beklimmen om een
blik te werpen op het verwoeste Maagden
burg. Tot ziens".
Met een hoffelijke, maar ietwat stijve
buiging, wilde hij afscheid nemen en zich
verwijderen.
„Melchior, wil je Wolf loslaten!"
„Ik zou gaarne met je meegaan", zei ze
zacht.
Saxon keerde zich om.
„De tocht zal te vermoeiend zijn'ant
woordde hij. „Meer dan een uur stijgen en
dan den terugweg. Het is beter na de vele
avonturen, je nog niet te veel in te spannen.
Bovendien zal het schouwspel niet vroolijk
Zij begreep heel goed, dat hij nu liever
alleen wilde zijn, dat hij wenschte hun om
gang tot het strikt noodzakelijke te beperken.
Zijn stem had heel beleefd geklonken, maar
koel, alsof hij tegen een vreemde sprak.
Waarom had ze dat zoo even ook gezegd?
Ze wist heel goed dat ze niet verliefd was
op haar avonturier. Stel je voor verliefd oip
haar avonturier! Maar dat hij verdriet had,
deed haar pijn en met bedioefde oogen keek
zekerheid te beweren dat de ziekte van Weil
werkelijk als een apaprte, zelfstandige ziekte
moet worden beschouwd.
Op Zondag 13 Mei 1917 demonstreert
Kuenen op een vergadering van de Neder-
landsche Vereeniging voor Tropische Ge
neeskunde voor het eerst praeparaten van
den ziekteverwekker. Ze zijn hem toegezon
den uit Japan, waar Inodo in 191? het be
wijs heeft geleverd dat de ziekte van Weil
veroorzaakt door de reeds hierboven genoem
de spirochaeta ictero-haemorrhagica. Door
dierproeven werd het oorzakelijk verband
or.omstootelijk vastgelegd.
Onafhankelijk van deze Japansche onder
zoekingen en ontdekking werden intusschen
ook in Duitschland in 1925 door Huebener
en Reiter dezelfde ziektekiemen als oorzaak
gevonden. De Japanner Miyajima toonde nu
bovendien aan, dat de besmetting door rat
ten wordt verspreid. Hij vond dezelfde
leptospirae in de nieren en ook in de
urine) van gezonde en zieke ratten. Deze
mededeelingen zijn van groot belang voor
ons Nederlandsch Indië waar nog veel meer
koortsprocessen voorkomen, welke slechts ten
deele bekend zijn en het kan dan ook geen
verwondering wekken dat deze onderzoe
kingen ook in de Indische laboratoria met
groote voortvarendheid nader worden uitge
werkt en de verbreiding onder de ratten
wordt nagegaan.
In Nederland komen 2 rattensoorten voor,
de huisrat of Mus rattus en de Mongoolsche
of rioolrat,of Mus decumanus (norwegicus).
De beide soorten onderscheiden zich in sche
delvorm; de huisrat is donkerder gekleurd,
'heeft groote ooren en een langen staart, die
omgebogen over den rug de neuspunt be
reikt terwijl de rioolrat weer grijsbruin is,
kleine ooren en een korter staart heeft. Door
de hoogleeraren Kuenen en Schuffner is in
hef Instituut voor Tropische Geneeskunde
een onderzoek ingesteld naar het voorkomen
der spirochaeten bij de Amsterdamsche rat
ten, in samenwerking met den directeur van
den Geneeskundigen Dienst en den directeur
van Artis gevangen. Krachtens hun mede
deelingen in '923 vonden zij bij 209 riool-
ratten in 27 pet. dezelfde ziektekiemen en
werd de spirochaeta bij den huisrat slechts
in 3 pet. der onderzochte gevallen gevonden.
Eenerzijds wijzen zij er op dat dieze ratten-
spirochaetosis als een gevaar voor de volks
gezondheid moet worden 'beschouwd, al
staat daar anderzijds nog geruststellend te
genover, dat in Amsterdam de ziekte van
Weil tot <Je zeer hooge uitzonderingen be
hoort. Waakzaamheid was dus wel geboden
en speciaal op de rioolrat behoorde streng
te worden gelet.
Intusschen waren juist in de omgeving
van Utrecht enkele vermoedelijke ziektegeval
len van Weil voorgekomen in het najaar van
1922. Hier betroffen het geen besmettingen
door het water, maar de aangetaste personen
waren speciaal in contact geweest met vod
den, eveneens geliefkoosde schuilhoeken dus
weder voor ratten. Bijna gelijktijdig werden
twee gevallen uit Rotterdam beschreven.
In 1925 volgt de beschrijving van een
typisch geval, waargenomen in Zaandam na
een val in vuil water. De patiënt overleed.
De spirochaeta icterchaemorrhagica werd
als ziekteoorzaak gevonden en dezelfde lep-
tospirea-soort werd ook aangetoond bij en
kele ratten welke in datzelfde water werden
gevangen. Dit is het eerste geval waarbij alles
volgens de nieuwere inzichten werd nage
gaan en waarbij alles klopte.
Na 1925 neemt langzamerhand het aantal
waargenomen gevallen toe. Deze vermeer
dering van het aantal ziektegevallen heeft
een zekere belangstelling en spanning bij het
waterminnend publiek doen ontstaan, welke
nog meer wordt verhoogd doordat van wel
haast elk nieuw ziektegeval onmiddellijk
mededeeling wordt gedaan. De gevallen dui
ken grillig en geheimzinnig op, maar blijven
in een bepaald gebied gewoonlijk slechts tot
een of enkele gevallen beperkt. Bijna steeds
kan de bron der besmetting worden gezocht
in het feit, dat de patiënt ongeveer een week
te voren gezwommen heeft, hetzij in een plas,
een vennetje of soortgelijke gelegenheid waar
in weinig verversching plaats had of in een
kanaal waar veel riolen op uit komen of door
andere oorzaken besmette rioolratten aan
wezig kunnen zijn.
De goede zijde van de publiciteit, welke
men aan het optreden van deze ziekte geeft,
is ongetwijfeld deze, dat hierdoor het publiek
kan weten, welke watergebieden in ons land
op een bepaald oogenblik als besmet moeten
worden beschouwd. Door niet in zulk een
besmet gebied te gaan zwemmen en door ook
verder contact met de ratten te vermijden
kan men besmetting voorkomen en wanneer
men het er, ondanks de waarschuwing, toch
ze in zijn strak gelaat. Haar stem sloeg
even over, toen ze zachtjes zei:
„En als ik het nu vriendelijk verzoek,
Saxon. Ik wilde zoo gaarne, misschien voor
de laatste maal, een blik werpen op Maag
denburg".
Saxon zag hét bedrukt gezichtje en zei
dadelijk
„Zooals je wilt, Marion".
Met luid geblaf kwam Wolf aangerend,
snelde naar Saxon onder wilde vreugdebetui
gingen en daarna naar Marion.
In den mooien Meimorgen begonnen ze
gedrieën de hond niet medegeteld den
tocht door de donkere beukenbosschen, gele
gen op de helling van den heuvel; bosschen
met hooge, groene koepels en zachte tapijten
van gelig mos, bosschen, waarin soms nau
welijks een zonnestraal doordrong.
Het was een prachtige wandeling door
het eenzame woud; de vogels kwinkeleerden
in het geboomte, edelherten stonden midden
in de boschpaden, maar staken bij het minste
geluid den kop met forsche sprong in het
struikgewas. Hazen sprongen over den weg
en ondanks de goede opvoeding, die Wolf
had genoten, kon Saxon hem slechts met
moeite weerhouden de hazen en herten te
vervolgen.
Alleen mocht hij zijn belangstelling too-
nen in de vroolijke eekhoorntjes, die van tak
op tak wipten met zeldzame snelheid en vol
strekt niet bang waren. Ze gooiden
hem met dorre takjes en oude doppen, en be
zorgden hem meer ergernis dan vreugde.
„Zoo'n domme hond" spotten ze, „hij kan
niet eens klimmen".
„Tuig!" blafte Wolf terug en nam verder
ge'en notitie meer van die kleine pretmakers.
maar op waagt en er desondanks gaat zwem
men, is men zelf mede verantwoordelijk voor
de eventueele gevolgen.
Merkwaardig, en geruststellend tevens, is
het intusschen, dat het aantal besmettingen
in een bepaald gebied tot nu steeds tot hoog
stens enkele gevallen beperkt bleef, ook al
hadden vele liefhebbers op zulk een plaats
gezwommen.
Hieruit mag met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid worden afgeleid: le dat
de besmetting van het water door de ter
plaatse aanwezige ratten niet regelmatig is
doorgegaan, 2e. dat de in het water tijdelijk
aanwezige leptospirea er niet lang in voort
leeft, doch sterft en weer verdwijnt en 3e.
dat slechts een zeer klein deel der besmette
menschen. nu ook werkelijk aan de ziekte van
Weil komt te lijden.
De ziekte heeft ook de aandacht van de
overheidsorganen, welke zijn belast met de
bestrijding van besmettelijke ziekten. In de
verdachte gebieden wordt dus als regel de
rattenverdelging krachtig ter hand genomen
en wordt ook het water periodiek op de
aanwezigheid der leptospirea gecontroleerd.
Wanneer het publiek ter plaatse van de daar
voor aangewezen autoriteiten geen waar
schuwing meer heeft vernomen, mag men dus
wel aannemen, dat er geen reden voor on
rust meer aanwezig is. Want nu het publiek
door de publiciteit der gevallen in 1933
is trouwens het totaal aantal aangegeven
gevallen lager geweest dan in 1932 mede
een deel der verantwoordelijkheid te dragen
heeft gekregen mag men toch zeker eischen,
dat men op de hoogte wordt gehouden van
blijvende redenen voor onrust en besmettings
gevaar.
Zoo ben ik ten slotte aangeland aan de
beantwoording van de zeer begrijpelijke
vraag: Mag er weer vrij worden gezwommen
in water waarin verleden jaar ziektegevallen
van Weil hun oorsprong hebben gevonden?
Voor enkele stilstaande plassen, dichtge
groeid met waterplanten en zeer gezocht door
vele ratten, zal deze vraag ontkennend moe
ten worden beantwoord. Maar overigens
meen ik toestemming tot zwemmen te kun
nen geven, tenzij door plaatselijke of alge-
meene overheidsautoriteiten elke controle
zou zijn nagelaten iets wat haast ondenk
baar is en onder voorwaarde dat de
controle tot een bevredigende uitkomst blijkt
te hebben geleid. In zulke gevallen acht ik
het risico op plaatsen van waaruit wel eens
besmetting is voorgekomen practisch niet
grooter dan in gebieden waar deze ziekte
nog nooit was opgetreden. Wil men onder
geen enkele voorwaarde eenig risico leiden,
dan mijde men elk onbekend watergebied,
maar een dergelijke veiligheid van 100 pet. is
in de praktijk op bijna geen enkel gebied
streng door te voeren
P. N. N.
HEILOO.
Hoewel de zomer in het land is, gaat de
gemeentelijke werkverschaffing steeds door.
Hoewel het aantal werkloozen vermindert,
zijn er nog een 60-tal die geen werk in het
vrije bedrijf kunnen vinden. Hoe lang zal de
gemeente het volhouden om werk te geven?
De Zeeweg is bijna gereed en meerdere ar
beiders houdt men aan het werk door het
wieden en schoffelen op de gronden gelegen
naast den Zeeweg. Doch ook hieraan komt
spoedig een einde. Men heeft echter de z.g.
wachtweek ingevoerd, in welke week geen uit-
keering of kindertoeslag gegeven wordt. Het
zal voor de gemeente een moeilijke taak zijn
om werk te houden. En toch zal het noodig
zijn omdat er in het vrije bedrijf weinig werk
is en ook de land- en tuinbouw maakt zoo'n
slechten tijd door dat men spoedig een beroep
bp de gemeente zal moeten doen.
Zooals bekend heeft mevr. van Feen de
Lille, eigenaresse van „Ter Coulster" haar
landgoed gratis bescnikbaar gesteld voor het
bezoek gedurende de werkdagen en Zondags
voor 0.25 per jaar. De V.V.V. welke met de
uitgifte van wandelkaarten is belast zal zoo
wel Zondags als in de week controle uitoefe
nen. Zondags door het bestuur en in de week
door den heer P. Keeman.
NIEUWE NIEDORP.
Woensdag had de autotocht plaats voor
de ouden van dagen uit deze gemeente uit
gaande van de afdeeling van den Bond voor
Staatspensionneering. Vooraf was met in-
teekenlijsten bij de burgerij rond gegaan,
waarop een zoodanig bedrag was geteekend,
dat men wederom de oudjes een prettigen
Op de hoogte gekomen, zagen ze in de ver
te de verwoeste stad, die kort geleden zich
zoo fier verhief aan den oever der Elbe als
een prachtig, kostbaar juweel, te midden der
Duitsche landouwen.
En nu lag daar die mooie rijke Hanzestad
als een zwarte afgebrande ruine.
„De Sint-Johanneskerk met haar twee
hooge torenspitsen is tot op de muren ver
woest", zei Marion, „en ook de Sir.t-Ulrich,
met haar mooie graftombes, de Sint-Jacob,
de Sint-Katharine. O! Alle kerken zijn ver
dwenen, de armenhuizen, hospitalen, scholen,
paleizen, alle huizen zijn weg".
„Ja", antwoordde Saxon. „Zie, de geheele
Oude Markt, het prachtige raadhuis, de
apotheek, niets is gespaard. De Breede Weg
en de omliggende straten zijn niet meer te
vinden alles slechts een zwarte plek. Weg het
fasthuis „In den Gouden Arm", het mooie
uis van Thomas Mauritz, het wijnhuis „de
Gouden Kroon". Ik ..ie nog slechts zwarte
verbrokkelde stukken muur".
„Geen steen schijnt op den anderen ge
bleven. Daar ongeveer", wees Marion, „op
den hoek van de Pralatenstraat, stond eens
het Anhalter Hof".
„Maar daar op de Nieuwe Markt staat
nog de Dom. Er moest tocht een kerk blijven
staan voor het Te Deum, het dankgebed aan
God voor de verovering der stad, dat heden
zal plaats vinden", bracht Melchior bitter in
het midden.
„Ja, en dat schijnt Onze Lieve Vrouwen
klooster te zijn".
„Ginds staan nog eenige visscherswo
ningen aan de Elbe en de Sunderbergbrug",
merkte Marion op, verdiept in de aanschou
wing
Dinusdag 26 Juni.
HILVERSUM, 301 M. (AVRO
uitz.) 8.Gr.pl. 10.VPRO-
morgenwijding. 10.15 Gr.pl. 10.30
Kook- en bakpraatje door mevr. R.
LotgeringHillebrand. 11.Or
gelconcert P. van Egmond Jr., m.
m. v. Th. Bayle, bariton. 12.—
Ensemble Rentmeester. 2.15 Voor
dracht door Kommer Kleyn. 2.45
Gr.pl. 3.-4.Knipcursus. 4.15
Gr.pl. 4.30 Radio-kinderkoorzang
olv. J. Hamel. 5.Voor kleine kin
deren. 5.30 Het Tuschinski-Select-
Saionorkest olv. Max Tak. 6.45
Gr.p.1 7.— G. W. F. v. Hoeven: De
herziening van de steunverleening
aan werkloozen. 7.35 Gr.pl. 7.40
Prof. Dr. N, J. Polak: De Rotter-
damsche week. 8.Vaz Dias. 8.05
„Salon de variété". 9.Kon. Utr.
Mannenzangver. olv. H. Ponten.
9.20 Het Omroeporkest en het Ko-
vacs Lajos orkest olv. L. Schmidt,
mmv. P. Palla, piano. 10.05 Gr.pl.
10.20 Kovacs Lajos en zijn orkest.
11.— Vaz Dias. 11.10—12— Gra-
mofoonplaten.
HUIZEN, 1875 M. (KRO-uitz)
8.—9.15 en 10— Gr.pl. 11.30
Godsd. halfuur. 12.15 Gr.pl. 2.
Vrouwenuur. 3.4— Cursus. 4.15
Zangvoordracht, gr.pl. en piano
recital. 6.Cursus. 6.20 Orkest
concert. 7.15 Lezing. 7.45 Orkest
concert. 8.30 Vaz Dias en gr.pl.
9.Schlagermuziek. 9.30 Gr.pl.
9-40 Zang en piano. 9.55 Gr.pl.
10.Hawaian-trio. 10.10 Schla
germuziek. 10.25 Zang en piano.
10.35 Vaz Dias. 10.40 Hawaian-
Trio. 10.50 Schlagermuziek. 11.15
—12— Gr.pl.
DAVENTRY, 1500 M. 10.35 Mor
genwijding. 12.20 Orgelspel R.
New. 12.50 Commodore Grand
Orkest olv. Muscai.t. 1.50 Cricket-
verslag. 2.Dansmuziek (gr.pl
2.20 Midi. Studie Orkest olv. Can-
tell. 3.20 Sted. Orkest Torquay olv.
E. W. Goss, mmv. L. Gowings,
tenor. 4.20 Rep. v. d. International
Horse Show. 4.50 Het Bronkhurst
Trio. 5.35 Kinderuur. 6.20 Ber
6 45 Cricketverslag. 6.55 Handel's
Triosonate op. 2, nr. 4, in F. 7.15
Duitsche causerie. 7.45 Pianorecital
Billy Mayerl. 8.05 Het BBC-dans-
orkest olv. H. Hall. 8.50 Lezing.
9-20 Ber. 9.40 BBC-orkest olv. F.
Bridge. 10.55 Voordracht. 11.
12.20 Lew Stone en zijn Band.
PARIJS, (RADIO-PARIS) 1648 M
7.20 en 8.20 Gr.pl. 12.20 Pascal-
orkest. 1020 Zang. 10.50 Dans
muziek.
KALUNDBORG, 1261 M. 12.20
—2.20 Concert uit het Bellevue-
Strandhotel. 3.20—5.20 Omroep
orkest olv. Reesen. 8.20 Opera
muziek olv. F. Mahler. 9.05 Hoor
spel. 9.55 Zang en piano. 10.35
Weensche muziek olv. r. Mahler m.
m. v. R. Dietzmann, cello. 11.20
12 50 Dansmuziek.
KEULEN, 456 M. 6.25 en 7.20
Gr.pl. 12.20 Orkestconcert o. 1. v.
Michalek. 1.20 Kwintetconcert. 2.20
Weragkamerorkest o. 1. v. Breuer.
4.20 Omroeporkest olv Buschköt-
ter. 5.40 Concert. 7.20 Orkestcon
cert olv. Farkas. 8.35 Weragkamer
orkest olv. Kühn.
ROME, 421 M. 9.05 Concert m.
m. v. viool, piano en sopraan. 10.05
Radiotooneel. 10.35 Dansmuziek.
BRUSSEL, 322 en 484 M.322M
12.20 Gr.platen. 1.30—2.20 Salon
orkest olv. Walpot. 5-20 Omroep
orkest. 6.50 Gr.pl. 8.20 Symphonie-
concert olv. Meulemans. 10.30
11 20 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Salon-
orkest olv. Walpot. 1.30-2.20 Gr.
pl. 5.20 Symphonieconcert o.l.v.
Meulemans. 6.35 Gr.pl. 6.50 Sa
lonorkest olv. Walpot. 8.20 Opera
concert olv. André. 9.35 Omroep
orkest olv. André. 10.3011.15
Gramofoonplaten.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
M. 8.30 Omroeporkest o.l.v. E.
Lindner, mmv. lulius Patzak, zang.
9.20 Concert door studenten van ae
Stockholmer Universiteit o. 1. v. E.
Ralf. 10.20 Ber., sportpraatje en
weerbericht. 11.2012.20 Dansmu
ziek uit Breslau.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Lond. Reg. 10.35—
10.50, Daventry 10.50—11.20,
Lond. Reg. 12.20—16.50, Daventry
16.50—17.35, Lond. Nat. 17.35—
19.20, Daventry 19.2024.
Lijn 4: Keulen 10.3519.20,
Deutschlandsender 19-2021.20,
München 21.20—20.50, Deutsch
landsender 20.5021.15, Breslau
21.15—24.—.
dag kon bezorgen, terwijl de autobezitters
hun auto's disponibel stelden.
Om één uur trok een lange rij auto's met
ruim 100 personen naar Schagen, waar
men volop heeft genoten van de echt Hol-
landsche film „de Jantjes". Daarna heeft
men via Wieringen den afsluitdijk met sluis-
werken bezichtigd. Na bij het monument te
hebben gedraaid, is men door de Wierin-
germeer, waar men in Slootdorp nog het een
en ander heeft gebruikt, weer huiswaarts ge
togen, opgewacht door 't fanfarecorps Excel
sior en een groote schare belangstellende
burgers. Door autopech was de aankomst
ruim een uur later dan was vastgesteld. Ge
durende dien tijd liet Excelsior zich niet on
betuigd. Na aankomst op de Kerkestraat
werd in het café Kossen nog iets gebruikt,
waarbij de voorzitter, de heer Borst, harte
lijk dank bracht aan allen, die hadden mede
gewerkt aan het welslagen van dezen auto
tocht.
De heeren W. Nieuweboer en W. Druif
brachten namens de oudjes dank voor
den onvergetelijken middag, dien men de
ouden van dagen heeft bereid. Men kon be
merken, dat er een echt feestelijke stemming
in zaf, en het was reeds laat, toen men onder
de vroolijke tonen van de fanfare de zaal
verliet met de hoop, dat de afd. voor Staats
pensionneering er een volgend jaar wederom
in zal slagen een dergelijken tocht te orga-
niseeren.
SINT PANCRAS,
De schoolfeestvereeniging vergaderde
Vrijdag in het lokaal van den heer Bouw-
„Zie je die stippen in de rivier?" vroeg
Saxon aan Melchior.
„De onaangename leuk is me dadelijk
reeds opgevallen", antwoordde deze.
„Alle bruggen zijn weg. Ook de torens en
poorten liggen in puin, de vesting is volko
men geslecht, waardeloos geworden voor
den Zweedschen koning", sprak Saxon.
„Maar hier vergezelt de straf de misdaad.
Ook voor de Tilly is de stad nu van geen
waarde meer Onbegrijpelijk".
„Maagdenburg is weg", herhaalde Ma
rion, met tranen in de stem. „Och, Saxon,
zie je daar de puinhopen, een zwart gebrand
stuk van den Romaanschen toren, dat is al
les en anders niets, niets meer
Zij keerde zich af van het schouwspel van
dood en verwoesting, greep den avonturier
bij den arm alsof ze steun bij hem zocht en
treurig zei ze:
„Laten we weggaan. Het is alles zoo
vreeselijk".
Met droevige gezichten aanvaardden zij
den terugtocht, de mannen met een killen
blik in de oogen, en zelfs Melchior, die in
talrijke oorlogen verschrikkingen van aller
lei aard had beleefd, schudde het grijze
hoofd en sprak:
„Het is een schande. Nooit zal ik weer
mijn zwaard trekken voor den keizer van
Oostenrijk om 't even onder welken aan
voerder".
Saxon knikte.
„Zoo zullen velen in Duitschland er over
denken", oordeelde hij.
Toen Marion in de herberg teruggekeerd
was, vernam ze van Rudolf. dat hij twee be
trouwbare boodschappers uitgezonden had.
stra onder leiding van den heer P. de Rui
ter, hoofd der O.L. school.
Naar aanleiding van de notulen kwam ter
sprake het projectie-apparaat, wat zou wor
den aangeschaft van het z.g.n. dubbeltjes
fonds.
Door de voorzitter is bij verschillende
firma's geïnformeerd naar den prijs. Deze
was wel even te hoog voor de vereeniging.
Algemeen was men van oordeel, dat geen
schulden mogen worden gemaakt. Op 't
oogenblik is in kas 157.55, het apparaat
zou echter pl.m. 200 moeten kosten, doch
dan nog zonder films.
In begin September zal de commissie nog
maals bij elkaar komen om deze zaak verder
uit te werken.
De rekening van den penningmeester gaf
tot uitslag: ontvangsten 203.61, uitgaven
205.28, nadeelig saldo 1.67.
Besloten werd, dat het schoolfeest zal
worden gehouden op 20 Juli a.s. de geheele
school gelijk, als het van de financiën moge
lijk is, per bus naar Schoorl en Kamperduin.
Bestuursverkiezing.
De heeren C. Kloosterboer (herkiesbaai
en C. v. d. Ham (niet herkiesbaar) traden af.
De heer C. Kloosterboer wenschte echter
om gezondheidsredenen en vergevorderden
leeftijd niet meer in aanmerking te komen
De voorzitter kon het argument van den
heer Kloosterboer begrijpen en dankte
hem hartelijk voor het vele, dat hij voor het
schoolfeest heeft gedaan. Het zal vreemd
aandoen, als Oom Cees, zooals de heer
Kloosterboer door de geheele school wordt
genoemd, niet meer in ons midden is.
Eén naar Berlijn met het perkament, dat
de aanwijzing gaf, waar ze de schatten had
den begraven. De ander naar de legerplaats
van veldmaarschalk Von Pappenheim, om
zekerheid te verkrijgen, dat h?"r oom aan
het bloedbad was ontkomen.
HOOFDSTUK XIV.
„Je speelt valsch", klonk een luide stem.
„Voor dat object d'art", hij wees op een ring
met een groote lapis lazulli, „heb ik straks
zes daalders uitbetaald gekregen en nu zou
ik er tien voor geven! En die dobbelsteen
deugt ook niet".
De beschuldigde, een ruwe landsknecht
met een groote snor, keek den jongen ruiter
kalm aan.
„Neem die woorden terug", sprak hij. „Of
bij God het zal je 't leven kosten", en hij
greep naar het lange rapier, dat naast hem
stond.
„Waarom hem te vermoorden?" vroeg de
derde speler. „Zijn zakken zijn al leeg. Je
zcudt er geen stuiver bij winnen".
„Is dat als een beleedigir.g bedoeld?"
schreeuwde de landsknecht.
De ander lachte slechts.
„Wie durft hier beweren, dat ik valsch
speel!" schreeuwde de landsknecht, den
kring brutaal rondziende.
„Ik!" sprak een lange kurassier, die het
spel met belangstelling gevolgd had. „Ik heb
je drie malen een dobbelsteen zien verruilen
en je deedt het vervloekt onhandig".
„En jij", vervolgde hij tot den jongen rui-
ter, „het is je eigen domme schuld. Wat doe
je te dobbelen met voetvolk".
De landsknecht vloog on. „Ik zal je
22).
(Wordt vervolgd)..