De schandaal-affaire Therèse Humbert herdacht. ALKMAARSCHE COURANT a i k A a a zaterdag 14 juli 1934 UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN. Haar avonturier. ONDRAGELIJKE BRANDWONDEN KLOOSTERBALSEM HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL Jeuitteion No. 164 Buitenland Een oude, bijna vergeten zwendelzaak. DE VELLEN HINGEN ERBIJ AKKER'S VI. NAMEN. De heer Shakespeare, u weet wel, was van oordeel, dat er in een naam niets zit. roos Paar(kbloem, en zit zal even lieflijk geuren. Precies. Maar ik ben ouderwetsch en ik hecht aan een naam. Misschien omdat ik zelf zoo'n heel-korten heb. Een naam geeft soms ca chet nietwaar? Och, wat hollen wij met de parlementaire namen achteruit Met !eedwezen heb ik destijds baron de Wijkerslooth de Weerdestein zien heengaan ?ls ''Van de Tweede Kamer. Waarom? Na tuur ijk om zijn figuur: hij was een be- kwaam en onafhankelijk afgevaardigde. Maar óok om zijn naam. Men denke er niet te licht over, dat een naam als de Wijkerslooth de Weerdestein ?an ,et Par'ement ontvalt. Want wij hebben in dit opzicht in latere jaren gevoelige en onherstelbare verliezen geleden. Wie snuf felt in de oude lijsten van leden der Eerste ei\J i i e ^amer, 'comt al spoedig tot de ontdekking, dat we met de namen berg af hollen. En daarmee verliest het pari ment een stuk van zijn luister, van zijn cachet. Uit het parlementair verleden, uit onze po litieke historie, rijzen schitterende namen op, die hun wederga vruchteloos zoeken. Zij waren als een stil woud, van statige, krachtige populieren en de storm der de mocratie is gekomen en is er door gevaren, dat ze ontworteld ter aarde stortten. Maar ik voel het als een eereschuld, om de parlementaire naam-diamanten, die wa ren als een diadeem in het kapsel der Ne- derlandsche maagd, nog éénmaal te doen schitteren. De titels en de voornamen laat ik weg, de namen zélf zijn genoeg, méér dan genoeg. Voorop sta, in vollen glans: van Aylva van Pal landt van Waardenburg en Neerijnen. Hebben we ooit luisterrijker afgevaardigde fëhad? 43 letters, schoon aan den haak. Een lein hoofdartikel. Echter, hij wint het maar met neuslengte, want Thomassen a Thues- sink van der Hoop van Slochteren (42) zit hem vlak op de geachte hielen. Het eigenaar dige is echter, dat de parlementaire familie van Aylva niet alleen den individueelen prijs wint, maar ook het serie-kampioenschap. In sporttaal den estafetteloop. Immers, we heb ben gehad in het parlement van Pallandt van Keppel, daarnaast van Aylva van Pal- landt, die beiden overtroffen werden door van Pallandt van Waardenburg en Neerij nen, waarop de familie glansrijk gekroond werd door den reeds genoemden van Aylva van Palandt van Waardenburg en Neerij nen. Den tweeden prijs wint de stal-Schim- melpenninck: Schimmelpenjiinck van der Oye, Schimmelpenninck van Nijenhuis en eindelijk: Schimmelpenninck van der Oye van Nijenhuis. En den derden prijs in den estafetteloop heeft de familie van Heeckeren op haar naam: Van Heeckeren van Keil, van Heeckeren van Wassenaar, van Heeckeren van Enghuizen. Reeds uit deze eenvoudige voorbeelden ziet ge, hoe het vroeger in d* volksvertegenwoordiging blonk en glom van de luisterrijke namen. Het was er als een parade: alle mannetjes netjes opgedoft en geroskamd. Wat zegt ge b.v. van een Taets van Ame rongen tot Natewitsch?, van een de Dieu Fontein Verschuur van Heilo?, van een Mackay van Ohemert en Zennewijnen?, van een Goltstein van Oldenaller? Klinken al deze namen niet als welluidende melodieën? Is het niet, of ge een Poolschen nationalen zang hoort in de Bieberstein Rogalla Za- wadsky? Klopt uw hart niet sneller bij het ruischen van namen als: de Villers de Pité, Dumarchie van Voorthuyzen, Paspoort van Grijpskerke, van Rhemen van Rhemenshuy- zen, Vegelin van Claerbergen, Sichterman van de Brake, van der Heim van Duyvendy- ke, Freseman Viëtor, van Meurs van Huls horst? Ik heb ze maar voor het grijpen: van Harinxma thoe Slooten, van Beyma thoe Kingma, Ablaing van Giessenburg, van der Beken Pasteel, van der Goes van Dirxland, Huydecoper van Maarsseveen, Kerens de Wylré, Martens van Sevenshoven, Neder- meyer ridder van Rosenthal, van Reede van Oudtshoorn, Wittewaal van Stoetwegen. Ik houd er mee op ik zou anders deze schets kunnen doen flonkeren in oogverblindende pracht. En nu: wat is er overgebleven van al die oude parlementaire heerlijkheid? De overgroote meerderheid van het huidi ge geslacht draagt namen, die doen denken aan een afgebrand dorp. Nog slechts enkele herinneren aan de oude glorie. De laatsten der Mohikanen zijn het. Fokker van Craye- stein van Rengerskerke. Ziedaar de naam, die den luister van het modern-parlementaire geslacht lang moest ophouden tegenover het verleden. Maar overstralen kon hij dit niet: met zijn 34 letters bleef hij er liefst 9 achter bij den kampioen, en werd hij door heele ba taljons van vroeger overtroffen. En nu is die naam ook al weg. En nérgens, nérgens in ons land en in ons volk spiedt mijn vragend oog een anderen, die ons kan opheffen uit ons verval. De democratie brengt ons namen van twee lettergrepen, zelfs van één letter greep, en wélke dan nog. Zoo moesten we ons in de hoogste regionen troosten met tweedehands-goed: Bosch van Oud-Amelis- weerd, van der Does de Willebois, van Har denbroek tot nóg-zoo'n-Broek, maar daar mee hield het dan ook op. Zelfs de dadaïsti sche schrijfwijze van de Monté ver Loren kon ons destijds niet opbeuren. We zijn in verval. En, nog eens, zelfs al deze namen zijn weg. Ook de tweede- en derde-rangers, klein in aantal, ontvallen ons. We blijven opge scheept met de één- en twee lettergrepigen, hoogstens door een van-netje voorafgegaan En ik behoef maar even te kiezen onder de reserve van vroeger, en ik pik er namen uit (des Amorie van der Hoeven, 't Hooft van Benthuizen, de Jonge van Ellemeet, Lyclama a Nyeholt, Brantsen van de Zijp, Dommer van Poldersveldt, Humalda van Eysinga. Gevers van Endegeest, Hardenbroek van Lockhorst, Slicher van Domburg, Sloet van de Beele) die destijds voor kleingoed door gingen, maar bij welke zelfs de huidige ge neratie niet halen kan. En zoo klinkt dan de parlementaire na menlijst van vroeger als de Achtste van Mahler en de tegenwoordige als een draaiorgelsymphonie. Het woud der namen ligt ontbladerd. Koning Demos heeft er z'n machtigen adem doorheen geblazen. De oude namen bestaan nog wel, maar ze hebben zich teruggetrokken op hun land goederen in een aristocratisch isolement. Ze laten het veld aan de democratie, en het zal zoo heel lang niet meer duren, of we moeten het stellen met gemiddeld drie of vier letters per hoofd. Ziedaar wat er geworden is van uw parlementair nakroost, arme baron Aylva van Pallandt van Waardenburg en Nee rijnen D. HANS. Frankrijk is het land van de klassieke romantische „schandalen". Het lawaai om de éene affaire is nauwelijks geluwd, of de geruchten van een nieuwe zwendelzaak wor den weer hoorbaar. Het Panama-schandaal, de Dreyfus-affaire en niet het minst de Stavisky-zaak, hebben de sensatie van de ge- heele wereld gaande gemaakt. Een visode uit den Dertigenjarigen Oorlog Oorspronkelijke schets van G. P. BAKKER. 39). „Ik zal ze van achteren aanvallen", luidde het antwoord. Hij verdween in de bosschen. De vier ruiters «tonden naast elkaar op den weg, het bloote zwaard in de vuist. In het maanlicht geleken het vier reuschachtige heldenfiguren. Toen de huzarenofficier om de bocht ver scheen en de ruiters in gevechtsstelling zag staan, schreeuwde hij: „We hebben hen! Galop! Rijd hen onder den voet", en met donderend lawaai stormden de huzaren op de vier ruiters in. Het was een doodennt. De eerste paarden struikelden over het touw. De huzaren stort ten hals over kop neer. De volgenden vielen over de eersten. Een drietal krabbelde weer op de been. De strijd was spoedig beslis- Slechts de beide achterste ruiters hadden tij dig hun paarden kunnen inhouden. Zewena- den den teugel, maar midden op den weg in het zilveren maanlicht, stond een hoog ker paard, waarop een lange, magere gedaan te zat, het hoofd bedekt door een zwarten kap met twee hoog uitstekende horens. Oustric en Madame Hanau ontlastten de kleine spaarders, de zuinige Fransche arbei ders en boertjes van hun duiten, goochelden met millioenen en speculeerden in aandeelen van fantasie-maatschappijen, tot hun gewel dige ondernemingen als een doorgeprikt bal lonnetje in elkaar zakten, zij zelf een kort stondige befaamdheid in een rechtszaak ge- „De duivel!" giglde eene der huzaren. „Satan komt je halen", klonk een snijden de stem en door een slag van zijn groot zwaard, dat op een beulszwaard geleek, vel de hij den ruiter neer. Een snerpend hoongelach weerklonk door de wouden, zoo angstwekkend, dat de strij ders hun haften als steen voelden verstijven. De tweede huzaar, een forsche kerel, schreeuwde: „Duivel of geen duivel, terug naar de hel", en deed een uitval naar den vreemdeling. Deze week terzijde, wierp het zwaard over in de linkerhand en doorstak zijn tegenstander, maar zijn rechterarm was getroffen. Van de tieji huzaren was er niet één meer in leven. „Het touw oprollen", beval de vreemdeling „Tien beulen minder". Toen rolde hij voor over van zijn paard. Saxon en Melchior snelden naar hem toe. Saxon knielde bij hem neer. „Hij leeft", sprak hij. Melchior goot den gewonde een teug wijn tusschen de tanden en begon hem te verbinden. Hij opende de oogen. „Ik zal mij wel redden", waren zijn eerste woorden, „vervolg uw tocht". „Geen denken aan", antwoordde Saxon. Probeer op te staan. U gaat met ons me de". - De mannen hielpen hem op zijn paard, dat met voorovergebogen kop naar zijn meester keek. Melchior steunde hem, den arm om het middel, noten, om vervolgens in den stroom der ver getelheid meegesleurd te worden. Omstreeks 1902 barstte een van deze zwendelaffaires en het verbaasde publiek vernam van een zoo onbeschaamde oplichte rij door een gewezen waschvrouw, die jaren lang de ministers en financiers in Frankrijk voor den mal had gehouden, dat men niet wist wat te doen: te lachen of te huilen om zooveel lichtgeloovigheid en onnoozelheid. Zooals altoos overtreft de waarheid de stoutste fantasie Indien iemand het volgen de verhaal vertelde, zou ieder zijn schouders ophalen en het als té onwaarschijnlijk ver- oordeelen en toch gebeurde het een dertig (aar geleden en ouderen onder ons zullen >ij den naam Thérèse Humbert weer even terugdenken aan de korte romantiek van een loopbaan, die in de rechtszaal een schande lijk einde nam. Thérèse's vader. Thérèse was de dochter van een dronken landbouwertje, dat in de buurt van Tou- louse woonde. Zij heette Aurignac en was volstrekt niet knap; dik en grof en met een paar sluwe oogjes. Vader Aurignac placht meer in de her berg te zitten en te drinken, dan goed vooi hem was en in de niet zeldzame oogenblikken van dronkenscahp noemde hij zich graaf d'Aurignac, afstammeling van een roem rucht geslacht, dat in de verschillende oor logen kasteel en kapitaal verloren had. Links en rechts leende hij geld en wees als onderpand steeds op een oude eiken kist, die de papieren van zijn geslacht heette te be vatten, benevens de droeve overblijfselen van het geweldig familie-kapitaal. De kinderen, Thérèse, Marie, Emile en Ro- main, praalden met hun familienaam en het bezit onder de dorpsvrienden en -vriendin nen en beschouwden zich als zeer voornaam, hetgeen niet belette, dat Thérèse een betrek king moest aannemen als waschmeisje bij de familie Humbert. Bij den dood van vader Aurignac werd de geheimzinnige kist geopend, die hij, naar het bleek, voor tien francs bij een uitdrager ge kocht had en die een steen bevatte. Comedie voortgezet. Thérèse zette echter de comedie voort. In vertrouwen vertelde zij aan den lichtelijk onnoozelen zoon van den huize Humbert, dat het familiekasteel niets minder was dan het Chateau de Marcotte, dat bewoond werd door de oude gravin de Marcotte, die haar tot universeel erfgenaam had benoemd. De jonge Frédéric was zoo onder den indruk van het geheimzinnige waas, dat de familie Aurignac omgaf, dat hij haar in stilte trouwde. Papa Humbert was ondertusschen hooger geklommen op de maatschappelijke ladder. Korten tijd aaarna werd hij minister van Justitie en de familie verhuisde naar Parijs. Frédéric en Thérèse woonden op zichzelf en leefden de eersten jaren op het crediet, dat het niet bestaande Chateau de Marcotte hun verschafte. Toen het uitkwam, dat Thérèse alles bij elkaar gelogen had, was Papa Humbert zoo verstandig om alle schulden te betalen en de zaak in den doofpot te doen verdwijnen. Nu echter het luchtkasteel niet meer als bron van inkomsten bestond, was Thérèse verplicht, iets anders te verzinnen en zij kwam op de proppen met een onnoozel ver haal, dat blijkbaar zijn oorsprong had ge vonden in den een of anderen stuivers roman: Een avontuur. Op zekeren dag was ze alleen gezeten in een coupé van den trein naar Parijs. Toen ze steunen hoorde uit de coupé daarnaast, was ze met levensgevaar over de treeplank ge gaan en had een ouden heer gevonden, die een ernstigen hartaanval had, maar die, -dank zij haar hulp, spoedig opknapte. Twee jaar daarna ontving ze een schrijven van advo caten uit New-York, dat deze heer, Robert Henry Crawford, haar uit dankbaarheid vier millioen pond had nagelaten. Er was echter een beperkende bepaling. Het kapitaal moest intact blijven en in bewaring bij Thérèse, die elk jaar een rente van veertienduizend pond zou ontvangen Als Marie. haar zuster, trouwde met den neef van den ouden heer, Robert Crawford, moest het geld aan hen uitgekeerd worden. De geschiedenis deed d» ronde door geheel Parijs en vond geloof, omdat immers ook zijne excellentie de minister van Justitie, de schoonvader dezer romantische jonge vrouw, tegenover vrienden en kennissen htt geval be vestigde. Nu werd een groot huis gehuurd voor het jonge echtpaar. Een geweldige kluis werd er in aangebracht om het enorme kapi taal te bevatten. Links en rechts w-od ge leend, maar nu geen sous en francs zooals vader Aurignac deed. maar millioenen. Dank Zii KLOOSTERBALSEM komt zijn hand weer goed in orde „'t Gebeurde door kokend heete olie en mijn rechter hand was geheel en al wond. Ik was ten einde raad en huilde pan de ondragelüke pijnen. Mijn man heeft mijn hand dadelijk verbonden met Kloosterbalsem, welke we altijd voor ons kleintje in huis hebben, kunt er zich geen voorstelling van maken, hoe dat ineens heerlijk verzachtte. Ik geef O de heilige verzekering, dat ik zelf verstomd sta over het wonder. Binnen 14 dagen was mijn hand weer gewoon." Meor g ?f u .gm0 ORIGINEEL TER INZAGE „Geen goud zoo goed" Onovertroffen b(j brand-en sn(j wonden Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel bij Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren Overal per pot v. 20 gr. f 0.60 en 50 gr. f 1.— Bovengenoemde prijs wordt verh-K>gd met bijslag voor Omzet-belasting. „La Grande Thérèse" zette het spelletje van papa voort, maar in het groot. Het kleine kroegje was nu een paleis aan een van de Avenues, de oude eiken kist van tien francs WoS nu een safe van een paar ton In een jaar kocht ze voor vijftigduizend gulden japonnen en voor tienduizend gulden hoeden. Haar feesten waren sprookjesachtig. De voornaamste staatslieden, geleerden en kun stenaars verdrongen zich om de dikke vrouw met haar zonderling taaltje en fantastische verhalen en die altijd geëscorteerd werd door haar twee broers Emile en Romain, haar zaakgelastigden. En het middelpunt van aller belangstelling was de kluis waar voor de menschen zich verdrongen en waar over ze spraken met stemmen, die uit eerbied gedempt werden. Twijfelaars. Natuurlijk waren er twijfelaars. Maar het feit, dat Thérèse openlijk procedeerde met de Crawfords was toch een bewijs(!), dat ze bestonden Wel had niemand ze ooit gezien en werden hun verklaringen steeds voorge lezen voor de rechtbank. Ze waren echter zóó rijk, beweerde Thé rèse, dat ze voor een kleinigheid van vier millioen pond niet heelemaal uit Chicago naar Parijs konden komen. Marie d'Aurig nac werd overal geëtaleerd als de verloofde van den Amerikaanschen millionnair: „de eeuwige bruid", zooals een Fransch staats man, Waldeck Rousseau, haar noemde. Een twintig jaar lang duurde het vroo- lijke leventje. Papa Humbert stierf, later Frédéric, maar la Grande Thérèse zette de comedie voort. Haar reputatie was nu zóó gevestigd, dat ze deze twee niet meer noodig had. Eindelijk stroomde het geld niet meer zoo ruim; bij elkaar had ze nu drie millioen pond geleend! Er waren zelfs schuldeischers. die lastig werden en afbetaald moesten wor den met geld, dat ergens anders geleend werd. Op zekeren dag werd er in Parijs een verzekeringsmaatschappij opgericht, de „Rente Viagère". Schitterend waren de kan toren, deftig de directeuren en klerken, statig en keurig de geuniformde portiers. En een dividend, dat deze maatschappij uitkeerde! Geldbelegging. Ieder haastte zich om er zijn spaarpen ningen te beleggen. Men verdrong zich, om het geld kwijt te raken. Als ze 't maar willen aannemen! En Thérèse verkondigde den lof van deze maatschappij op al haar partijen Niemand wist, dat de onderneming gestich' was door haar twee broers en al het geld van een Rente Viagère diende om de zwe-.v delpraktijken der familie nog uitgebreider *e kunnen voortzetten. In 1902 was het spel ten einde. De schuldeischers kwamen bij elkaar en rekenden uit, dat de kosten van het Ameri- kaansche proces plus de geleende sommen reeds meer bedroegen dan al het geld in de beruchte safe. Waldeck Rousseau publiceerde in de „Ma tin" een serie artikelen, die eindigden met den eTsch, dat de brandkast geopend zou worden. Nog wist Thérèse de beslissing een paar maanden te doen uitstellen. En den dag vóór de opening pakte ze haar boeltje bij elkaar en verdween stilletjes met haar familie; mei de Noorderzon. Toen den volgenden morgen de plechtig heid der opening geschiedde, vond men m oe groote kluis een steen Gearresteerd. Negen maanden later werd Thérèse met haar broers in een armoedig huisje te Ma drid gearresteerd. Bij het proces bleek, dat ze nog niets van haar ongelooflijke fantasie verloren had. Ze gaf toe, dat de Crawford» nooit bestaan hadden. Het geld echter wel. De geheimzinnig* oude heer was echter niemand anders dan de beruchte maarschalk Bazaine en het enorme kapitaal was het geld, dat Duitsch land hem betaald had voor zijn laaghartig verraad in den FranschDuitschen oorlog. Toen Thérèse dit bemerkt had, had ae als een goed patriot alles verbrand en zóó kwam het, dat de brandkast leeg was. Prachtig mevrou.., zei de president van de rechtbank, maar uie steen dan Het vonnis luidde vijf jaar tuchthuis voor Thérèse, drie jaar voor haar broers. Marie, die klaarblijkelijk niets anders dan een slachtoffer geweest was, kwam vrij. Nooit heeft iemand zóó de waarheid van het spreekwoord bewezen als „la Grande Thérèse, n.L: De wereld wil bedrogen worden; laten we haar bedriegen NIEUW SOORT DUITSCH HUWELIJK. D© hoogleeraar Wilhelm Hauer, lei der van de Germaansch religieuze bewe ging, heeft te Tübingen twee adepten van de nieuwe leer in den echt verbon den. De ritus der ceremonie was geïnspi reerd door de Edda. De Feichszwart geeft over dit „Ger- maansche huwelijk" de volgende bijzon derheden: Het jonge paar deed zijn intrede in een met hoornen en groen versierde zaal en nam plaats op zetels, onder de schaduw van jonge berkeboomen. Er waren drie taf als opgesteld, bedekt met wiite lakens en versierd met roode tulpen en gele en biauwe bloemkransen. Op een daarvan waren de ringen neergelegd. Op de beide andere stond een toorts met drie armen, waarin gele kaarsen. Dö aanwezigen zetten een hymne aan de lente in, waarna Hauer 't jonge paar de legende vertelde van Sigurd, die, terwijl hij te paard door de bergen reed, een groot vuur naar den hemel zag op stijgen. Bij zijn nadering bemerkte hij de strijdbare Brunhilde, met harns en helm. Met zijn degen doorboorde hij haar harnas, terwijl zij door Wodan in slaap was gebracht. Daarna las Hauer een fragment uit Zarathustra voor over de plichten der gehuwden. Tenslotte zegende hij het jonge paar, waarbij hij bad tot „de aar de, onze moeder, en den hemel, onzen vader, die al het menschelijke dragen voortbrengen". Hauer heeft vo'gens denzelfden ritus reeds twee andere paren te Schwarzfelde ir den echt verbonden onder een linde op den top van een berg. SPIONNEN IN FRANKRIJK. Vriendinnen van Lydia Stahl. Het onderzoek te Parijs in de spion- nage affaire, waarin de Russin Lydia Stahl 'n hoofdrol heeft gespeeld, heeft tot resultaat gehad, dat thans tegen nog zeven personen een aanklacht is inge diend. Hierdoor is het totaal der ver dachten tot 29 gestegen. Van de zeven verdachte personen be vinden zich op het oogenblik twee in hechtenis, twee zijn voorloopig op vrije voeten gesteld, weer twee houden zich ergens verborgen, terwijl de zevende zich buiten Frankrijk ophoudt. Het complot is zoo wijdvertakt, dat nor veel onopgehelderd blijft. Het staat echter vast, dat de internationale bende waardevolle documenten, die betrekking hadden op de nationale verdediging van Frankrijk, wist te bemachtigen. Ver scheiden dezer documenten schijnen ge leverd te zijn door een zekeren Maurice Milica, die belast was met het toezicht op de militaire opdrachten aan ijzerfa brieken; men heeft hem gisteren te Valenciennes gearresteerd. De overste haastte zich naar de prinses. „Afgeloopen", deelde hij haar mede. „Nie mand gewond behalve de vreemdeling. Een slag op den arm. Z'jn tusschenkon.st heeft ons weer gered". „Den hemel zij dank!", antwoordde zij. „O, wat is het wachten afschuwelijk. Telkens 'wilde ik aan den strijd deelnemen. Het was zoo moeilijk je bevel op te volgen. En teen dat akelige hoongelach, juist als in de on- deraardsche gang". Samen gingen zij naar den vreemdeling. „Ik dank u", zei Marion. „Ik hoop u eens alles te kunnen vergelden". Zij mocht zijn linkerhand. „1-oe voelt u zich?" Een flauwe lach verscheen op het bleeke gelaat. „Het gaat, freule. Jammer dat ik geen satanskind ben, dan zou mijn vader betei over mij hebben gewaakt". Men steeg te paa>d. In matigen draf werd de weg vervolgd. Melchior ondersteun de den 'vreemdeling. Bij het aanbreken van den dag zagen zij een oude, grijze vesting opdoemen, omringd door breede grachten. HOOFDSTUK XXL Het grijze hoofd van den slotvoogd ver scheen in de diepe smalle nis boven de poort, nadat Melchior voor de derde maal geroepen had. „Wie daar?" klonk een luide stem. „Kapitein Saxon met gevolg", antwoord de de wachtmeester. „Ben jij daar, Melchior?" „Zeker Bernhard!" „Heeft de koekoek geroepen? „Dertien maal, zes keer te veel De oude valbrug viel knarsend neer, sprong nog een paar malen naar boven, de poort werd geopend, het zware hekwerk rees langzaam omhoog, een soldenier schoof de groote grendels over de brug en hoffelijk verzocht te slotvoogd de gasten binnen te treden. Hij reikte Saxon eerbiedig de hand en sprak: „Overste, wees welkom op Bingum- stein!" De slotvoogd geleidde de gasten naar de ruime ridderzaal, die eeuwen oud scheen De vloer bestond uit groote, blauwe arduinen tegels. Aan de witgekalkte muren hingen jachttrofeeën, koppen van evers en reuschtige hertegeweien. Lai.gs de wanden stonden op regelmatige afstanden wapenrustingen van velerlei soort, va de vroegste tijden af. Harnassen van gro ve, ijzeren ringen op een gevuld lederen on derkleed. Kettingpantsers en maliënkolders met pothelmen, die als akertjes op d<> -chou- ders rusten. Gothischen en Maximmil har nassen En wapenrustingen uit den t eitijd der wapensmeedkunst. Blanke, zwarte ge- ëetste, zilvere en vergulde harnassen, lichte voor den oorlog, en zware, zooals voor de tournooien werden gebiuikt Sommige waren prachtig versierd met mapjesueus gepluim de helmen; de andere droegen spotmaskers om den vijand te ergeren of aan het lachen te brengen, een niet te onderschatten voordeel. Naast den ingang hingen en stonden al lerlei oude wapens, partisanen, krijgszeisen, hellebaarden, lansen en spietsen. Ter weers zijden hing een zwart bord, waarop zware zwaarden waren bevestigd; een- en tweehan- ders met oude gevesten: vuistringen en ezels- ooren. Ook beulszwaarden, waaruit bleek, dat het halsrecht op Bingumstein geheerscht had. Boven de deur zag men over twee gekruis te spontongs, een groot schild, waarop het wapen der Von Bingums was aangebracht: een sfeng met een vogel op een Lichtviolet veld, de kleur van amatist. De zoldering was van donker eikenhout, steunende op ronde balken. „Mijn meester is in Berlijn", zei de slot voogd tegen Saxon, „maar ik zal onmiddel lijk een hartig ontbijt laten opdienen". En weldra zaten zij allen aan een groote eiken tafel te eten en te drinken, behalve de vreemdeling, die dadelijk door Melchior naar zijn kamer gebracht werd om opnieuw te worden verbonden. „Leuchtenberg schijnt bezet te zijn, is u hier veilig?" vroeg de vaandrig. „Volkomen", meende Bernhard. „Noch Zweden, noch keizerlijke troepen vallen ons lastig". „Politiek?" vroeg Saxon. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 5