Jiidsdkciften
Raad selhoekie
LEGKAART
KUNNEN BLOEMEN SPRF.:«N?
RAADSELS OPLOSSEN
MET ELFEN FEEST.
HET AAPJE
xxxxxxx
2.
,,U weet, dat in het Chineesche leger een
menigte Europeesche officieren dient. Het
zijn allemaal stevige jongens, die hun va
derland om de een of andere reden hebben
verlaten en hier carrière probeeren te maken.
Flinke jongens, maar er zitten natuurlijk ook
veel avonturiers onder. Nu de troebelen een
beetje luwen, worden er r»el ontslagen en
zoeken dan hier u&ar een baantje. Vanmor
gen vroeg meldde zich een zekere James
Wright bij me aan; hij was ook zoo'n losloo-
pende militair. Hij had vernomen, dat ik in
de richting van Sjanghai zou vertrekken en
vroeg, of hij mee mocht. Daar hij weinig geld
bezat, kon hij maar voor de overtocht beta
len, zei hij. De jongen heeft beleefde manie
ren en is erg gedienstig. Ik vertelde hem een
en ander over de door ons in het werk te
stellen poging koningin Tsjoeng-ji te zien te
krijgen. Daarbij kwam de gedachte in mij op
om een stuk of twaalf Europeanen aan
boord te nemen ten einde geen risico's te
loopen.
Die Wright was het daar onmiddellijk
mee eens en binnen een uur had hij alle ho
tels opgebeld, waar zich de Europeesche
officieren plegen op te houden Hij bracht
overigens niet alleen een legertje van een
dozijn bij elkaar, maar heeft ook machine
geweren bezorgd en munitie, kortom alles
wat voor een kleine oorlog noodig is".
's Middags, toen Hongkong al ver achter
ons lag, kwam mr. Wright een beetje met ons
praten. Hij droeg een prachtige khaki-uni-
form en blonk uit door hoffelijkheid; hij was
een uitmuntend causeur en langer dan een
uur hield hij ons bezig met zeerooversge-
sihiedenissen. We kwamen volkomen in een
stemming om achter iedere plank een piraat
te vermoeden. Op zeker moment werd aan
de deur geklopt en we verschoten allen een
beetje van kleur. Het bleek echter een Md van
de bemanning te zijn, die Wright in het Chi-
neesch iets toevoegde. Wright stond op en
wendde zich toe ons en sprak:
„Maakt u zich niet ongerust, maar we
hebben verdachte lieden aan boord gevon
den waarschijnlijk ingeslopen piraten."
Baker begon krachttermen te gebruiken,
Wright trok zijn revolver en met z'n aller
begaven we ons naar 't dek. Mabel wilde ook
mee en haar vader kon haar daarvan niet
terughouden.
Tusschen een troepje oftirieren en man
schappen stonden drie ontzettende smerige
Chineezen, die stompzinnig voor zich uit
staarden. Wright had zich vóór hen gepos
teerd met een revolver in de hand. Nadat hij
den volkomen zwijgende Heden eenige woor
den had toegevoegd, wendde hij zich tot ons
en zei:
„Ik heb door de kameraden het schip laten
doorzoeken, want ik ken de methoden van de
piraten precies. Ik was er absoluut van over
tuigd, dat Tsioeng-ji door haar onverbeter
lijke spionnen al lang op de hoogte was ge
steld van uw plan de Biasbocht te bezoeken.
Haar gewone truc is haar eigen menschen
aan boord te laten meevaren, liefst als gewone
passagiers en anders als verstekelingen. Op
een afgesproken plaats overvallen de piraten
de bemanning, vernielen het radiotoestel,
rooven het schip leeg, vermoorden wie zich
verweert, nemen de passagiers als gijzelaars
mee en boren het schip in de grond. Zoodra
de piraten, die zich al aan boord bevinden,
de bemanning onschadelijk gaan maken, ver
schijnen de roof jonkenDeze drie knapen
vonden we in het ruim. Het lijdt geen twij
fel, dat ze tot de zeeroovers behoorij."
„Maar wat hadden drie zulke kereltjes te
gen de „Flying Bird" kunnen beginnen?"
vroeg Baker.
„Laat den heeren eens zien, wat je in hun
zakken hebt gevonden", zei Wright tot een
officier, die Andrade heette. Deze toonde ons
twee handgranaten
Tevergeefs poogde men de drie Chineezen
aan het spreken te brengen.
„Alleen een Chinees krijgt iets uit een
Chinees", verklaarde Wright.
Het drietal werd opgesloten en ik schreef
mijn eerste artikel over ons spel met dood
en afpersing, echter niet dan nadat ik met
een lichte steek in het hart van terzijde de
bewonderende blikken had beschouwd, welke
Mabel op Wright wierp.
Het was dus dit maal gelukt den piraten
de baas te blijven, maar of wij daarin bij een
volgende aanval eveneens zouden slagen,
was zeer de vraag. Hoe de anderen zich voel
den weet ik niet, maar ikzelf kreeg een onbe
dwingbare neiging om ten spoedigste naar
huis terug te keeren.
Moderne Bouwkunst in Nederland
No. 17 van de in het werk „Moderne
Bouwkunst in Nederland", 20 monogra
fieën met afbeeldingen en plattegron
den, uitgave W L en J. Brusse N V.
Rotterdam, geeft gemeenschaps- en
verenigingsgebouwen
De uitgave staat onder redactie van
Dr. H. P. Berlage f, W. M. Dudok, ir. Jan
Gratema, ir. A. R. Hulshoff, Herm. v d.
Vloot Meyburg, J. F. Staal en J. Luth-
man.
De inhoud van dit nummer bevat mo-
nografiën en plattegronden van Dr. H
P. Berlage „de Beurs en het gebouw van
den A. N. D B van Piet Kramer het be
bouw van den Bond van Marineperso
neel te den Helder; van J. F Staal het
Veilingsgebouw te Aalsmeer; van H Th
Wrdeveld het Ned. paviljoen wereld
tentoonstelling te Parijs; van Ir J. B v
Loghem het Rusthuis te Driebergenvan
Ir. J. A. Brinkman en L. C v. d. Vlugt
Vergaderzaal Theosofische Vereeniging
te Amsterdam; van Ir. J. de Bie Leuve-
ling Tjeenk het Jaarbeursgebouw te
Utrecht; van Ir. B Bijvoet en Ir. J Dui
ker Karenhuizen Alkmaar enz. Zooals
men ziet weer een interessant nummer.
1.
2.
OPLOSSING VAN HET SPREEK
WOORD UIT HET VORIGE NUMMER
De beste stuurlui staan aan wal.
Oplossingen der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Als u baast heeft met de boeken, zul
len we ze réchtstreeks bij den uit
gever bestellen. (Wezer)
3.
4.
Heeft mevrouw de Zwart het patroon
al ontvangen? (Warthe).
Er komen vanavond twee dames bij
Moeder op bezoek. (Tweed).
Gaf Tante Jou serge of zij om een
poppenmantel te maken? (Ouse).
B Barcelona.
b a 1
merel
M n c h e n
Barcelona
Zeeland
viool
A n s
a
Hansworsten.
De horizon.
Voor kleineren.
Zeeziekte.
Omdat er meer witte dan zwarte
schapen zijn.
Bol, dol, mol, sol, Nol, tol, vol.
Bolsward.
z e B r a
s t o r m
Delft
v i s c h
g e we i
Maa r t
tar we
zadel
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
Mijn geheel wordt met 8 letters ge
schreven en noemt een gebergte in
Europa.
4, 7, 3, 7, 8 zijn vruchten.
Een 3, 2, 6 is een knaagdier.
Een 1, 5, 3, 4, 7, 3 is een visch.
4, 7, 6, 7, 3 is een jongenenaam.
Een 1, 5, 3, 4, 7, 6 is een vloerbedek
king.
Schrijf in deze 16 vakjes:
2 E 40 1D 2 G 2 N 3R 2T
maar doe het zóó, dat je van links
naar rechts en van boven naar he
neden leest:
le rij een visch.
2e een rivier in Duitschland.
3e een hondennaam.
4e een hol in een berg.
Welke regen is niet nat,
En vormt nooit een plas?
Hangt in zware trossen neer,
Noemt een fraai gewas?
Verborgen insecten.
Moeder kwam u gisteren tegen, Tante.
Heeft Cato rozen uit den tuin ge
bracht?
Is de oude man in Weesp ingestapt
of in Bussum?
We gaan met Oom Otto in de vacan-
tie naar Artis.
Deze legkaart stelt voor: Pa Konijn zaagt een
stuk van een wortel af voor zijn kind. Ma Konijn houdt den wortel vast
(Nadruk verboden).
Voor kleineren.
1. Welke vogel vliegt niet, al is hij nog
zoo hoog in de lucht?
2. Wie heeft tanden,
Kan niet bijten?
En niet kauwen?
Moet toch slijten!
Als hij werk doet,
Hoor je hem,
Maar 't is nooit een
Mooie stem!
3. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen kemt de
naam van een plaats in Gelderland.
X
X s
X
X
k X
X
le rij een medeklinker.
2e iets, wat niemand graag heeft
3e een jaargetijde.
4e 't gevraagde woord.
5e een natuurverschijnsel.
6e een lichaamsdeel van een dier.
7e een medeklinker.
4. Wat valt van een groote hoogte
En blijft daarbij ongedeerd?
In de aardrijkskunde heb je,
Denk ik, er wel van geleerd!
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD..
Moeder, kunnen bloemen spreken?
Hebben zij een eigen taal?
Luist'ren zij ook graag naar sprookjes
Of een ander mooi verhaal?
0, ik zou zoo dolgraag weten,
Of een bloem wat kan verstaan
Er hegrijpen, dat de wacht houdt,
Als zij slaapt, de lieve maan!
Moeder, raad eens, wat 'k zou willen!
Dat ik één dag 'n bloempje was.
Dan zou 'k weten, of ze praten
Met elkaar en met het gras!
0, ik vraag aan 't bloemenfeetje,
Of ze m' in mijn droom vertelt,
Hoe het met de lieve bloempjes
En hun babb'len is gesteld!
Komt ons krantje, dan krijgt Jantje
Vlug een potlood en papier,
Weldra klinke het uit zijn hoekje:
Geef die raadsels eens gauw hier!
Rimpels trekt hij boven d'oogen,
Nu en dan werklinkt een zucht
Groote Bert moet helpen raden
Eind'1 ijk klinkt het opgelucht:
'k Heb ze allemaal gevonden!
Oeef mij maar een groot couvert;
c aniwoord op de raadsels -
Schrijf ik dan van Jan en Bert!
HERMANNA.
Het kindsv -
Klein vogeltje toch! Zeg, wat zit je
daar droef,
Met 't kopje zoo diep in de veeren!
Zeg, heb je verdriet? Zing je daarom
niet meer?
Vertel me, wat kan je toch deren?
Toe, kijk eens naar buiten, de zon
schijnt zoo blij!
De bloemetjes bloeien en geuren!
Is dat juist geen reden om vroolijk
te zijn?
En toch zit je stil maar te treuren!
Het vogeltje
Ach kindlief! Hoe wil je, dat 'k
vroolijk nog ben!
Ja, 'k weet het, de wereld is mooi!
En graag zou ik zingen van bloemen
en zon!
Maar 't kan niet, want 'k zit in 'n kooi!
O, 'k sterf van verlangen naar vrijheid
en lucht!
Naar 't nestje, verscholen in 't groen!
't Werd alles, 't werd alles m' ontnomen,
mijn kind!
Hoe kondende menschen het doen?!
Nu zit ik gevangen! Ik lijd geen gebrek!
Mijn voedsel, ik krijg het op tijd!
Maar vraag je: „waarom dan zoo droef
en zoo stil?"
Mijn vrijheid, mijn vrijheid ben 'k kwijt!
(Nadruk verboden).
1.
Midden in het groote bosch
Dansten kleine elfjes-fijn,
Zwevend tusschen boomen door.
Wat zou daar te doen wel zijn?
2.
Zilverglans, de Koningin,
Vierde haar verjaarsdagsfeest.
Alle elfjes uit haar rijk,
Ik ook, zijn erbij geweest!
3.
Haar japon van zilverkant
Was zoo dun al6 spinnerag,
Elfjes hadden die gemaakt,
Zoo mooi, als 't er nooit een zag!
4.
'n Paddenstoel, dat was haar troon.
VriendTijk keek zij in het rond,
Wuivend naar het Elfenvolk
Wat zij 't allermooiste vond?
5.
Een heele langen glimwormstoet,
Lichtend over 't feestterrein.
't Was er vast niet donkerder
Dan bij held'ren maneschijn.
6.
Toen het feest ten einde liep,
Reed de Feeënkoningin
In een echte gouden koets,
Die verlicht was binnen-in.
7.
Maarwaar bleef de Koningin?
Vreemd, dat ik nu niets meer zag
En alleen maar heel goed wist,
Datik in mijn bedje lag!
8.
'k Had gedroomd van 't Elfenfeest,
Maar op eens was alles uit
t Maantje, dat begreep het wel
Enkeek lachend door de "uit!
ANNIE 0.
Pietje heeft een vaas gebroken
En blijft heel bedremmeld staan,
Juist als 't ongeluk gebeurd is,
Komt zijn Moedertje 'er aau.
Vraagt: Maar Pietje, vent, wat
scheelt
Waarom ben jij plots zoo wit?
Ben je ziek? Of is 't iets anders?
Zeg een6, wat er achter zit
3.
Moeder doet nog heel wat vragen,
Maar ons Pietje antwoordt niet
Tot Moes eind'lijk boos gaat worden
En zegt: Antwoordt nu toch, Piet! -*
4.
Pieterbaas begint te huilen, J
Moes krijgt meelij, zegt: Kom, vent
Als er 'n ongeluk gebeurd is
Als je stout geweest soms bent..»
5.
En na lang en hevig snikken,
Zegt Piet, wat er is geschied.
Zoo, zucht Moeder, eind "K
komt da»
't Aapje uit de mouw bij Piet!
6.
Kleine Toos is in de kamer,
(Zij is Pietje s jongste nicht)
Houdt plots op met spelen, vraag1
Met haar ernstigste gezicht:
7.
Tante, weet u dat wel
Och toe, Tante kijk eens gau
Komt er werkelijk een .a?p-L'mV?^
Een leuk aapj uit Pietje s
CABLA HOOG
(Nadruk verboden),