Aikmaarsche Courant
QemeetUecadeti
ieuUieioH
^Buiteniaad
Het Duitsche volksplebisciet.
Honderd Zes en Dertigste Jaargang.
WOENSDAG 22 AUGUSTUS
EEN EERESCHULD.
Gratis zichten.
De kweekeling.
Na 197 1934
KOEDIJK.
De raad vergaderde Dinsdag ten 3 ure
onder voorzitterschap van den heer
Nienaber.
Medegedeeld werd dat op 22 Juni 1934
heeft plaats gehad de opneming van kas
en boeken van den gemeente-ontvanger
In kas moest zijn en was 2928 02;
van Ged. Staten goedgekeurd zijn te
rug ontvangen de raadsbesluiten tot het
verhuren van bouwland en van een ge
meentewoning;
dat mededeeling van aanneming der
benoeming is ingekomen van de leden
der commissie tot wering van schoolver
zuim en van Jan v. d. Woude als lid van
het burgerlijk armbestuur;
van de landerijencommissie mededee
ling ingekomen dat de landerijen in de
beste orde waren;
van den minister van sociale zaken
mededeeling geen bezwaar bestaat dat
de gemeente een gedeelte der contributie
voor de ziekenfondsen voor rekening der
•gemeente neemt;
van Ged. Staten mededeeling is ont
vangen dat in het vervolg door noodli;
dende gemeenten een bijdrage voor
steunverleening B mag worden beschik
baar gesteld.
B en W. stelden in verband met deze
mededeeling voor om ten behoeve van
het Cri6iscomité een gelijk bedrag be
schikbaar te stellen voor B als het cri
sjscomité beschikbaar stelt.
Conform besloten. De andere stukken
werden voor kennisgeving aangenomen
De heer Mulder sprak zijn verwon
dering er over uit, dat een jaar na een
verwerping van een voorstel van de
zijnen, nu wordt overgegaan tot steun
verleening voor de ziekenfondsen. Spr
meende, dat ook arbeiders die te werk
zijn gesteld daarvoor evenzeer in aan
merking moeten komen als de arbeiders
•die in de steunverleening loopen.
r De voorzitter zeide, dat B. en VV
gemeend hebben gevolg te moeten geven
aan de raad van den minister. De rege
ling werkt goed.
- De heer Hart wees er op, dat de ge
meente daarvoor geen subsidie krijgt,
omdat de minister er een bezuiniging
in ziet .evenals spr. Hij oordeelde, dat B
en W tot nog toe een verkeerd stand
punt hebben ingenomen. Met den heer
Mulder was spr het een6 dat de maatre
gel ook moet worden uitgebreid tot de
in de werkverschaffing tewerk gestelden
De tijd zal leeren dat ze in massa moe
ten bedanken en dan wordt het voor le
gemeente een strop.
De heer Mulder wenschte een uit
spraak van den raad.
De voorzitter gaf er de voorkeur
aan om het denkbeeld om prae-advies in
handen van B. en W. te stellen,
i De heer Mulder nam hiermede ge
noegen.
Ingekomen was een verzoek van de
heeren H Beers en N. Zonneveld en A
de Groot en L. v. Veen en de heer P. N.
Leering om zand te mogen weghalen
van de Krogt tegenover den heer Ottink
B en W. stelden voor dit aan de hee
ren Beers en Zonneveld, de eerste ver
zoekers, toe staan voor 11 cent per M3
De voorzitter deelde mede, dat
Beers en Zonneveld het eerst het ver
zoek hadden gedaan en zij hadden geen
bezwaar legen den prijs. Ook hadden zij
geen bezwaar vooruit te betalen.
Er zal 5494 M3. worden weggehaald
en controle worden uitgeoefend.
De heer Cramer merkte op, dat het
wenschelijk was den termijn niet te
lang te stellen.
De voorzitter was overtuigd, dat
alles zal worden weggehaald.
De heer Hart wilde er vooral op let
ten ,dat de bovengrond weer boven komt.
De voorzitter Dit is contractueel
bepaald.
De heer Hart: Is er een dagelijksche
oontröle?
De voorzitter: De gemeente-op
zichter zal herhaaldelijk toe/icht uit
oefenen.
De heer Groen Het is een openbaar
terrein. Wat zal er van het terrein wor
den gemaakt?
De voorzitter: Tuingrond.
De heer Groen: Daar heeft men
reeds te veel van. Spr. wil de kinderen
er laten blijven spelen. Men kan er best
1 M. zand afnemen en van het voorge
deelte een X M. Van het te ontvangen
geld wil hij een afzetting bekostigen. De
moeders kunnen het terrein voor de spe
lende kinderen niet missen
De voorzitter: Het afgezande
terrein is meer waard. Spr. misgunt de
kinderen een terrein niet, doch het is
niet doenlijk een dergelijk groot terrein
daarvoor beschikbaar te stellen. Spr.
oordeelde het verstandig van B. en W.
te trachten het terrein rendabel te
maken.
De heer Groen Er zal bij ons een
storm tegen opsteken.
De heer Mulder was in het geheel
niet voor het uitzanden. De gemeente
heeft straks niets meer, als er iets ge
bouwd moet worden.
Spr. wil het terrein geheel in reserve
houden.
De voorzitter: Er blijft een strook
van 35 M
De heer Mulder: Als er straks een
voetbalvereeniging komt, dan moeten
wij een terrein hebben.
De voorzitter Dan kan er niets
komen van afzanden.
De heer Mulder: Ik ben daar ook
niet voor.
De heer Hart oordeelde .dat de vraag
openbaar terrein of tuingrond na de af-
zanding aan de orde komt.
De heer Groe n oordeelde, dat 1 60 M
diep weggraven te veel is om het later
ris openbaar terrein te houden. Dan
mag het wel 1 M. worden
De heer W. Visser wilde het voor
tuingrond in orde maken.
De heeren Smit en Groen verklaar
den op de vraag van den heer Hart, dat
het terrein ook voor tuingrond geschikt
is als er 1 M. wordt afgegra «ren.
De heer Hart: Dan kunnen wij door
het 1 M. af te zanden een volgend jaar
no°- a'le kanten heen.
Weth. W. Visser: Maar van het
voorste gedeelte kan niets af. Dit kan
ook bouwterrein worden. Wanneer de
gemeente het geld niet zoo best kon ge
bruiken, wilde spr. het terrein zoo laten.
Nu is het een aardig financieel doceur-
tje en als men wat verkoopen kan moet
men verkoopen.
De voorzitter handhaafde het
voorstel van B. en W.
De heer Groen handhaafde zijn
voorstel 1 M. uitzanden, wat gesteund
werd door den heer Hart.
De heer Smit wilde alles of niets.
Of het terrein zoo laten of 1.30 M. afzan
den. Het andere wordt een knoeiboel.
Het voorstel van B en W. kwam ten
slotte in stemming en werd met 5 teg-m
2 stemmen aangenomen. Tegen de hee
ren Mulder en Groen
De voorzitter bevestigde nog op
verzoek van den heer Hart, dat deze be
slissing niets inhoudt over een latere
bestemming van het terrein.
Van den heer P. N. Leering was het
verzoek ingekomen de Kerkelaan te
mogen koopen.
B. en W. stelden voor daartoe te be
sluiten tegen den prijs van 200.
De voorzitter lichtte toe, dat hat
noodig is eerst de weg van de legger af
te voeren en hem dan een jaar te laten
liggen. De weg wordt afgezand, maar
degene die dit doet weet dat het een weg
moet blijven.
Naar het Engelsch van Dorothea Gerard.
23)
Maar Jadwiga wilde geen woord te zijnen
gunste hooren Ze behandelde hem, zoo mo
gelijk, kouder dan ooit en telkens als ik hier
iets tegen in trachtte te brengen, kwam zij
weer met mijn eigen uitspraak voor den dag,
dat het immers beter jegens hem gehandeld'
zou zijn hem te toonen, dat hij niets te ho
pen had. Ik heb nu nog dikwijls nagedacht
over haar toenmalige houding en ik geloof,
dat ik er een verklaring vior gevonden heb!
Het klinkt tegenstrijdig, maar ik ben over
tuigd, dat haar innerlijke vriendelijkheid
van gemoed juist aanleiding gaf tot deze
uiterlijke wreedheid. Natuurlijk was die be
wering, dat ze enkel zoo onaardig zou zijn,
om hem alle hoop te benemen, onzin, maar
ik meen, dat ze eerder haar eigen hart tegen
over hem mee wilde verharden, want ze kon
niet anders, dan er zich van bewust zijn, hoe
hij haar innig lief had. De gedachte, hoezeer
hij lijden zou, als zij haar hand aan \X ladi-
mir schonk, moet haar leed hebben gedaan
te midden van haar vreugde, en juist in haar
streven om dit leed van zich af te zetten,
trachtte zij haar innerlijk meelijden te dooden
met ieder middel dat haar maar voor de hand
kwam. Het gemakkelijkste voor haar zou het
nog zijn geweest, als ze zichzelve maar had
Belanghebbenden kunnen bezwaren
indienen tegen het afvoeren van de leg-
ger.
Met de afvoering ging de raad accoord
Van de heeren F. Groot, J. W. Bol 4e-
wijn, F Heuvel en Jb Dekker waren
verzoeken ingekomen om hen te ont
heffen van de aanslagen in de honden
belasting 1934.
Zal in comité behandeld worden.
Van de afd. Koedijk van den Ned.
Bond van Arbeiders in het Landbouw-,
Tuinbou- en Zuivelbedrijf was het ver
zoek ingekomen om gratis zichten be
schikbaar te stellen voor die arbeiders
die thans in de steunregeling loopen.
B. en W. stelden voor aan dit verzoek
te voldoen, onder voorwaarde, dat -«Ik
geval individueel zal worden behandeld
De heer Cramer: Het ware wen
schelijk geweest dat m n dit in de Wie-
ringermen* ook deed. Nu heeft men
daar groote machines gekocht dio hier
niet thuis behooren. Dit geschiedde ten
bate van den prooten man en ten na-
deele van den kleinen man.
Conform bes'oten.
Het volgende voorstel hield in om de
leegstaande gemeentewoning te verhu
ren aan den heer A. de Vries, mite deze
een verklaring afgeeft, welke le huur
waarborgt.
De voorzitter gaf op verzoek van
den heer Mulder een toelichting, waar
uit bleek, dat de woning 1.50 huur doet
en dat B en Wbetaling willen als de
man in de werkverschaffing werkt.
Conform besloten.
Voorgesteld werd hierna om aan het
Prov. Electrisch Bedrijf de ondergr' nd
van de kaasformator te verkoopen voor
een bedrag van 10.
Conform besloten.
Van Ged. Staten was bericht ingeko
men, dat de aanstelling van een kwee
keling niet kan worden bestendigd.
De heer Mulder was door het be
richt ten zeerste ontstemd. Hij had ver
nomen dat Ged. St. geen bezwaar had-
de. De regeering, w.o. die vroeger lan
sen braken voor het openbaar onderwijs,
weigert nu het openbaar onderwijs te
dienen en dat van vrijzinnig democraten.
De voorzitter Dat is buiten 'e
zaak.
De heer Mulder: Nu moeten wij
voortsukkelen tot schade van het open
baar onderwijs.
B. en W. stelden hierna voor, ingevol
ge ingekomen verzoeken om het salaris
van den heer K. Slooten, administrateur
van het Gem. Electriciteitsbedrijf en dat
van den hee. B C. Slooten, als veldwach
ter te verhcogen met het bedrag dat na
1 Juli voor pensioen wordt ingehouden
van de salarissen
Tevens werd voorgesteld het salaris
van de met pensioengerechtigde school-
schoonmaakster met 10 te verlagen.
De heer Hart oordeelde, dat de ge
meente-opzichter ook in de termen valt
voor vergoeding.
De voorzitterDe veldwachter
zou anders beneden den norm komen
en de oude Sloten krijgt het als bo le van
het G. E. B.
De heer Groen Destijds besliste de
Kroon dat het salaris van de bode van
het G. E B dat de raad wilde verlagen,
onveranderd moest blijven. Toen was
het hoogconjunctuuur en spr. gaat dus
nu niet met het voorstel accoord.
De voorzitter: Wij laten het rok
zoo, doch willen een tegemoetkoming
voor de korting.
De heer Ha r tAls men het doet
voor de bode van het G E B dan dient
men het ook te doen voor den opzichter
en voor de schoonmaaksters. Wij mogen
geen presedent scheppen.
De voorzitter: In de betreffende
gevallen zijn verzoeken ingekomen Van
de anderen hoorden wij nog niets.
Weth. W. Visser: B. en W. hebben
ook nota genomen van het werk dat er
voor verricht wordt. De bode doet zijn
werk buitengewoon goed en heeft voor
het innen van de gelden meer te doen
dan in goede tijden
Het voorstel van B en W. werd z. h
st. aangenomen, nadat de voorzitter
nog had medegedeeld, dat men met de
salarieering van de schoolschoonmaak-
ster aan de hooge kant was en het werk
was verminderd.
De heer Mulder: Nu vergoeden wjj
hen die pensioen krijgen. Maar deze
vrouw krijgt later niets en die ontneemt
men nu 10
De voorzitter: Met haar salaris
zijn wij bijna tweemaal zoo duur als
elders.
De heer Mulder: Het betreft hier
een arm mensch- Ik ben er niet voor.
Wie 10 moet betalen voor pensioen
krijgt er later wat voor.
Het voorstel om de schoolschoonmaak-
ster te verlagen werd met 4 tegen 3 stem
men verworpen. Tegen Groen, Hart,
Smit en Mulder.
Tot een administratieve wijziging van
de begrooting 1934 werd besloten.
Besloten werd 150 per maand toe
slag te geven op reiskosten voor een
kind van den heer Delis, dat in Alkmaar
een school bezoekt.
Besloten werd nog een verordening
vast te stellen, beoogende, dat men in de
bebouwde kom wel een auto des avonds
mag neerplaatsen, zonder verlichting.
De heer Hart maakte bezwaren.
De voorzit te r: Het is voor het
gemak van de menschen In Amsterdam
is het ook aangenomen en als de straat
verlichting uit is moeten de auto's ver
licht zijn.
Op schriftelijk ingekomen vragen van
de heeren Hart en Mulder, deelde de
voorzitter mede, dat B en W voor
nemens zijn het achterste gedeelte van
de begraafplaats voor armen graven te
houden. Het zou in strijd zijn met de
verordening, de gemeentegraven tus-
6chen de andere te plaatsen. Ook de be
grafeniswet zegt, dat een gedeelte voor
eigen graven bestemd moet worden.
De heer Hart betoogde, dat hij in
1930 reeds bezwaren had tegen de no
tulen.
Spr. is er tegen dat men na den dood
nog scheiding maakt tusschen arm en
rijk Met algemeene stemmen besloot
men in 1930 dit op te heffen en de notu
len geven dit besluit verkeerd weer.
De zaak is nog te redden.
De voorzitter: Wat moet er gered
worden?
De heer Hart: Dat men op het kerk
hof kan zien waar de arme drommels
'iggen.
De voorzitter: Hier zijn het
meest allen eigen graven.
De heer Hart: Omdat men er vree-
selijk op gesteld is. Maar wie het niet
betalen kan moet ook liggen tusschen
de anderen. Ook de begrafenisvere*ri-
ging is er voor. Het wordt een teleur
stelling dat het laats-e gedeelte var. het
nieuwe gedeelte weer tot armenakker
wordt.
De voorzitter: Dan most u voor
stellen de verordening zoo te wijzigen
dat er geen scheiding gemaakt wordt
tusschen de eigen graven en Je armen
eraven
De hee* Hart deed daar oo het voor
stel dat z h s. werd aa ogenomen* n.
Hierna sluiting.
Nog enkele persstemmen.
Cher den uitslag van het plebisciet van
Zondag j.1. schrijft de Morning Post, dat
deze voldoende is, om Hitier volledig recht
te geven op zijn machtspositie. Het zou na
tuurlijk, aldus gaat het blad voort, onjuist
zijn te zeggen, dat dit plebisciet op eeniger-
lei wijze een vrije verkiezing is geweest Er
waren geen oppositie-candidaten, iedere
uiting van een tegengestelde meening is
meedoogenloos onderdrukt en de geest van
het volk is tot onderworpenheid afgestompt
door het onophoudelijk en weergalos roffel-
vuur der propaganda. Hitier staat geen tit
tel of jota af van zijn despotisme door zijn
plausibele nabootsing van de vormen der
democratie. Voortgaande analyseert het blad
de ja-stemmers, waarbij het tot de conclusie
komt, dat deze uit een groot aantal verschil
lende groepen bestaan, w.o. millioenen die
het geheim der stemming niet hebben ver
trouwd. Intusschen blijft de meerderheid
voor Hitier een formidabel feit. Wanner
Hitier thans verval wil afwenden staat hij
voor de noodzakelijkheid zijn geëxalteerde
reputatie te rechtvaardigen door daden.
Want vroeg of laat zal het Duitsche volk
iets substantieelers eischen dan de enkele
gave der „eenheid" teneinde de overtuiging
te krijgen, dat door de komst van Hitier meer
gewonnen is dan verloren. Voorloopig zal de
buitenwereld echter Hitier moeten beschou
wen als synoniem met Dulfschland Onge
lukkigerwijze echter, ofschoon hij vaak vroo-
lijke vredesliedjes zingt voor al zijn naburen,
gaat hij voort den indruk te wekken, dat hij
vasf besloten is tot expansie te hunnen koste.
Het blad verwijst dan naar uitlatingen van
Mein Kampf.
De Times is nog van meening, dat het doel
van het plebisciet n.l. indruk te maken op het
buitenland door een demonstratie van na
tionale eenheid onder leiding van Hitier niet
bereikt is. In tegendeel vormt voor de buiten
wereld het treffendste feit van de verkie
zingsuitslagen het groote aantal Duitschers.
dat onder de gegeven omstandigheden den
moed gehad heeft met „neen" te stemmen
Een zeer veel kleinere meerderheid, verkre
gen bij een vrije stemming na een vrije dis
cussie zou veel meer indruk hebben gewekt.
Thans wordt in het buitenland meer aan
dacht gewijd aan de 4 millioen tegenstem
mers, dan aan de 38 millioen ja-stemmers.
Het is onmogelijk te ontkomen aan de con
clusie, dat het enthousiasme voor het nazi
regime begonnen is af te koelen, dat zooals
verwacht kon worden, de gebeurtenissen
van de laatste paar maanden Hitler's greep
öp het vertrouwen van het volk verzwakt en
niet versterkt hebben. Het feit, dat in No
vember j.1. een beroep gedaan werd betref
fende een politieke kwestie, terwijl het refe
rendum van Zondag het persoonlijke
prestige van den Führer betrof, maakt de
stijging van het aantal tegenstemmers
slechts des te belangrijker. Het blad wijst
vervolgens op het schrijven van Hitier aan
generaal Von Blomberg, waaruit het conclu
deert, dat na de schoonmaak van 30 Juni en
sinds alles wat nadien gebeurd is, de posi'ie
van de Rijksweer en van dat gedeelte van
het volk, dat door de Rijksweer vertegen
woordigd wordt, versterkt is. Voor het oogen-
blik schijnt de invloed van het leger op de
buitenlandsche politiek in de richting van
voorzichtigheid en gematigdheid te gaan.
kunnen overtuigen, dat hij het niet waard
was, hoe zij hem sparen zou; dat zij hem
verachte, inplaats dat ze medeoogen voor
hem voelde; vandaar dat zij hem voortdu
rend belachelijk trachtte te maken. Maar
omdat haar dit toch niet lukte en omdat ze
in den grond van haar hart hem wel achten
moest, daarom juist voelde zij zich zoo ver
toornd op hem. Het is een ingewikkelde rede
neering om te volgen, maar ze strookt mei
al wat ik verder van Jadwiga weet.
Intusschen had Wladimir nog niet ge
sproken, maar aan zijn gevoelens is geen
twijfel mogelijk. Meer dan eens had hij die
aan mij toevertrouwd met kinderlijke open
hartigheid. Mijn positie was inderdaad ko
misch en tegelijk zeer kiesch, daar ik, als 't
ware, tusschen de geliefden instond met een
open oor voor hun wederzijdsche verwach
tingen en verzuchtingen; eigenlijk was dit de
eenige manier, waarop ik mij dat oogenblik
nuttig kon maken. Het is waar dat de Kerst
viering voorbij gegaan was zonder dat
Henry bij Lily Somervilie met zijn aanzoek
te voorscnijn was gekomen. Maar dit veran
derde niet veel aan mijn eigen positie. Als
hij haar nu nog niet gevraagd had, dan zou
hij dit zeker een vo'gende keer doen, of hij
zou een ander meisje vragen. Ik moest maar
zien te vergeten, dat ook ik gedroomd had
een eigen tehuis te stichten en mijn geluk
trachten te vinden in het geluk van jongere
en voorspoediger paren.
Het leek dwaas om Jadwiga's aanstaand
geluk te betwijfelen en toch waren er oogen-
rlikken, dat ik dit wel degelijk deed Onver
wacht kon er een droefgeestige schaduw
over haar in den regel zoo opgewekte stem
ming. Ik heb dikwijls gedacht dat het ver
schrikkelijke einde van haar vaders schuld
was aan deze plotselinge uitingen van som
berheid. De herinnering daaraan moet haar
bij tijden tot een onverwindbare kwelling zijn
geworden.
Als ik mij zoo eens verdiep in mijn herin
neringen, dan staat mij vooral één dag
weer duidelijk voor den geest, waarop zich
die kant van haar karakter openbaarde Het
was een sombere dag, tegen het einde van
den winter, met sneeuw op den grond, maar
niet langer meer dat effen, smettelooze dek,
want voetsporen van mensch en dier vielen
waar te nemen op het erf en in het park:
de sporen van hazen-, ganzen- of honden
pooten, terwijl op de vlakte de afdrukken van
sleden waren achtergebleven, die voor de
huizen zelfs tot groote glijbanen waren ge
worden. Nu vandaag dooide het, zoodat het
zooveel moeite kostte zich een weg te banen
door de natte, half-gesmolten snseuw, dat
ik mij zelfs van mijn wandeling had laten
terughouden en mijn toevlucht had genomen
tot mijn borduurwerk, terwijl Jadwiga zich
aan de piano had gezet. Zij en ik waren al
leen in den grooten salon. Ditmaal waren
het niets dan melancolieke airs, die zij koos,
hoofdzakelijk Russische dumka's, en toen zij
sprak, was het enkel, om mij te vragen of ik
niet vond, dat muziek beter geschikt was om
droefheid dan om vreugde te vertolken. Ein
delijk ging zij over tot Chopin's Marche
funébre. Ik had haar dien al eerder hooren
spelen, maar nooit met zoo'n diepe ontroe
ring, of liever overtuiging, als vandaag.
Toen de laatste toon was weggestorven,
wendde ze zich tot mij, waar ik zat in de
breede vensterbank, om nog de laatste licht
stralen op te vangen, en zei:
„Dit begrijp ik toch zoo goed. U niet?"
„Wat bedoel je?"
„Het motief van Chopin; het is of lie
ver ze zijn zoo makkelijk te volgen, want
er zijn drie motieven, geheel verschillend
van elkaar. Het eerste is enkel droefheid, die
pe, innige rouw, zware, zware tranen u
hoort ze in de accoorden van de eerste
„passage", en ze sloeg die zacht aan.. „Ie
midden van de droefheid klinken dan opeens
de wanhoopskreten door van een ziel, die
haast in opstand komt tegen haar lot
maar slechts voor een oogenblik, dan keert
de sombere droefheid weer. Dit alles drukt
het eerste motief uit; in het tweede treedt
kalme berusting in. Heeft u ooit een vreed
zamer, wijdingsvoller passage gehoord?
Het is of een zachte, koele hand balsemend
op een brandende w onde wordt gelegd".
„Ja, dat is zoo", zei ik, genietend, want
ik kon mij zoo geheel vereenigen met haar
opvatting. Dat deel stemt tot inbegrensde
berusting. Maar hoe verklaar je nu de fina
le? Ik heb nooit begrepen, wat Chopin daar
mee bedoelde, die wilde, woeste beweging
maakt op mij meer den indruk van een soort
waanzinnige dans dan van het besluit van
een treurmarsch".
„O, ja, ik begrijp heel goed, wat hij daar
mee bedoelde. In den geest heeft hij den lijk
stoet steeds gevolgd; hij heeft het kerkhof
bereikt, de kist is neergelaten, de aarde is er
op gevailen, de gebeden zijn uitgesproken, de
stoet is vertrokken en nu zijn de dooden al
leen en uit het bosch komt nu de wind en
voert een zwerm dorre bladeren aan, die
ronddansen en dwarrelen over het pas ge
dolven graf en verpletteren de verscne bloe
men, die daar zijn neergelegd".
Jadwiga was opgestaan van haar plaats
aan de piano en stond nu naast mij, maar
keek over mij heen door het venster met strak-
ken blik, of ze daar het visioen gewaar werd,
dat haar eigen oogen hadden opgeroepen.
Op zulke oogenblikken was het zeker, dat
zij aan haar vader dacht en dat zij in
den geest misschien de indrukken herbeleefde
van de dagen, die gevolgd waren op die
catastrophe. Als zij dergelijke buien van hef
tige droefheid had, trad de gelijkenis met
haar overleden vader het duidelijks aan den
dag, want zijn schoon gelaat vertoonde ook
zoo'n donkere schaduw. Sinds ik zijn ge
schiedenis had gehoord, merkte ik die gelij
kenis liever niet op: of hij nu een misdadiger
of een waanzinnige was, ik had er een afkeer
van om te erkennen, dat Jadwga zijn doch
ter zou zijn, in eenig ander opzicht dan een
phsysieke toevallightid.
Wat betreft het vraagstuk van zijn al of
niet gezond bij zinnen zijn en mijn theoriën
daaromtrent cfschoon ik er gedurende
deze maagden uikwijls over nadacht, kwam
ik maar ééns in dt gelegenheid ze me* een
ander te bespreken en daarbij ontdekte ik de
gelijk, dat ik niet de eenige was, die aar. die
algemeen aangenomen waarheid twijfelde.
(Wordt vervolgd).