JchaakmBtiek
IDxuncu&ciek
HET REGENKEEPJE
FREDDY'S DROOM
Raadselhoekie
hermanna
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1352 van G. Raymond.
Lijmbanden dienen uitsluitend om winter-
vlinders te vangen, niet om wormstekigheid
tegen te gaan.
De bestrijding van de rupsen der winter-
vlinders kan ook geschieden door de eitjes
door middel van een goed uitgevoerde pe-
spuiting met vruchtboomcarbolineum (eind
Februari, begin Maart) te dooden.
Daarvoor moeten alle fijne takjes, tot het
uiteinde, bespoten worden, aangezien de
eitjes bij de knoppen op deze takjes gelegd
worden.
De levenswijze van den wintervlinder, de
schade die de rupsen veroorzaken en de be
strijding zijn beschreven in Mededeeling
No. 3 van den Plantenziektenkundigen
Dienst.
Voor bestrijding van de wormstekigheid
raadplege men Mededeeling No. 20-
Inlichtingen worden kosteloos verstrekt
door den Plantenziektenkundigen Dienst te
Wageningen, door ambtenaren van dezen
Dienst en door de Rijkstuinbouwconsulenten.
Beter dan:
A: 7. 00 Lb6! 8. La3 (na 8. Db3 volgt
na Df6 en na 8. a4 Pf6 met voordeel voor
I zwart. Beter nog is 8. de. de. 9. Db3! DI6.
10. Lg5 Dg6 11. Ld5 Pge7 12. Le7 Ke7 13.
Lc6 Dc6 14. Peo De€.) 8ed. 9. cd.
Lg4 10. Lb5 Lf3 11. Lc6f bc6 12. gf3 Pe7
13 Khl. Pg6 enz. Zwart heeft 't beter
I Sp6l)
B. 7. de de 8. Db3 (na 8. Dd8f Pd8. 9.
Pe5 Le6 wijst zwart de compacte pion
nen structuur af).
8Df6 9. Lg5 Pbd2 Dg6 10. Ld5 (na
10. Pbd2 of 10. 0—0 volgt 10h6).
10Pge7. 11. Le7 Pe7! (niet Ke7 we
gens 12. Lc6 bc6 13. Da3 Kd8! 14 0—0
enz.) 12. Da4+ c5 13. Lf7f! (om de vijan
delijke dame van g2 af te houden) 13.
Df7 14. Da5 0—0 15. 0—0 (na 15. Deo? Pg6
met beter stand voor zwart) 15
Pg6 16. Pe5 Pe5 17. De5 Te8 18. Dd4 Le6
en de werkzame zwarte officieren zijn
wel een pion-minus waard.
O 7. Da4 ed. 8. Lg5 Pge7. 9. Pd4 Dd7
10. Lb5 a6. 11. Lc6 Pc6 enz. (ten gunste
van Zwart, zie partij Breyer-Reti, Baden
1914)
7Dd7. (eenigszins gedwongen
daar door De7? 8. d5 Pd4 9. Pd4 ed4 10.
Db5 zwart zonder compensatie een offi-
cer inboet).
8. 0—0 (Nadat Wit de normaalstelling
der zwarte Dame op f6 verijdeld heeft
tracht hij daarna de werkzaamheid zij
ner officieren en pionnen te verhoogen.
Minder goed is A) 8. a4 Lb6 9. a5 Pa5 10.
Ta5 La5 11. de Ph6! 12. e6 fe. 13. Pg5 c6!
14. 0—0 De7 15. Tdl 0—0! en zwart komt
in 't voordee'.
13. 8. de de 9. a4 Lb6! 10. ao Leo!) 8.
Lb6 9. Lb5! (de verbeterde Würzburger
aanval) 9a6. (Fout is 9. ed. 10. cd
a6. 11. La4 La7 12. d5 b5 13. dc6 Dc6. 14.
Db2! Pf6. 15- Lb3 en wit behoudt zijn
officier).
10. Lc6. Dc6 11. de5 de5 12. Pe5 De6 13.
Da4f c6 14. Pc4 Le7 15. Pe3 Pf6 na 15.
b5 16. Dc2 Pf6 17. La3 enz.) 16. La3! (Wit
smeedt het ijzer nu 't heet is: na Pf6
volgt 1600).
16De4. (Een roemloos einde voor
zwart geeft 16Ld6 17. Pfó! Lf8. 18.
Lf8. Kf8. 19. Db4+ Kg8 20. Pe7. Kf8 21.
Pc8f en wit wint) 17. Pc4 b5 (Tegen dit
„vorkje" heeft wit een voortzetting) 18.
Db4 bc4 19. Pd2 Pd5. 20. Dc5 Lh2f (ver
twijfeling) 21 Kh2 Df4+ 22. g3 Dc7 23.
Pdc4 Le6 24. Pd6. Kd8 25. Tadl. (nu
dreigt vernietigend 26. c4) 25Db6
26. Pf4 Kc8 na 26. Kc7 27. Dd6 Kb7
28. De6.) '27. Db6. Pb6. 28. Ph8 Kc7 29.
Tfel. Lg4. 30. Te7f (ook 30. Ld6 is goed)
30Pd7. 31. Ld6f Kb6 (na 31
Kd8 32. Pf7+ enz.) 32. Tdblf Ka5 33. Te4
26. Pf7f! Kc8 (na 26 Kc7 27. Dd6 Kb7
zwart geeft op tegen Lc7 mat is geen
kruid gewassen, zonder verlies van Lg4
Zw. 10 sch. op: 13, 14, 17, 18, 19, 22, 24,
26 27 35.
W. 'lO sch. op: 28, 33, 34, 38, 39, 42, 44,
47, 48, 50.
Mag zwart hier 20—31 spelen?
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Oplossing probleem 511.
Probleem 512.
Wróbel.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Tot 't eensklaps buiten droog wordt
Plots is 't weer zonneschijn!
En 'k mag nu weer naar buiten,
Wat ruikt het heerlijk frisch,
Zooals het na den regen
Alleen waar buiten is!
(Nadruk verboden)
De regen valt bij straaltjes,
't Is buiten nu zoo nat!
En ik moet thuis stil blijven,
O, wat een strop is dat!
Maar 'k ga mij niet vervelen
Ik speel in huis wat fijn,
Tweezet.
Eindspel 811.
V. M. Gandalff.
Marietje kreeg een regenkeepje,
Wat is Marietje nu toch blij!
Van alle kind'ren op de school, heusch!
Heeft geen zoo'n mooie keep als zij.
Marietje kijkt nu eiken morgen,
Of 't regent. Steeds weer is het mis
En schijnt de zon. Hoe is 't toch moog'lijk,
Dat het maar steeds geen regen is!
Zoo zegt Marietje en kijkt ernstig,
Ze slaakt zelfs van verdriet een zucht,
Marietje, eenmaal zal de regen
Wel stroomen uit de grijze lucht.
Dan mag je 't nieuwe keepje aan, hoor!
Maar zeg me later eerlijk, kind,
Of je na heel veel natte dagen
Den regen nog zoo prettig vindt!
(Nadruk verboden).
Mams, 'k heb vannacht zoo leuk
gedroomd!
Mams, 'k was een sterke reus,
En woonde, Mammie, in een huis
Van chocolade! Heusch!
De schoorsteen was een pannekoek,
Het venster was een soes,
En Mammielief, 'tis werk'lijk waar!
't Dak was van appelmoes
(Nadruk verboden).
Mijn hoedje was een fijne laar!
Met slagroom langs den rand,
En Mams, mijn sabel was een worst!
Die droeg ik in mijn handl
'k Wou juist eens lekker smullen gaan,
Toen was plots alles weg!
'k Werd wakker, Mammie, ia.... mijn
bed!
Wat was dat jammer, zeg!
R. WINKEL
Wit speelt en houdt remise.
Oplossing.
1. Tg7f! Kf8. 2. Td7 (dreigt Td8) Lf4f
3 Kg6 Le4f 4. Kf6 Pc6 5. Td8 Pd8 pat.
Eindspel 812.
T. Gorgiew.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1351.
Stand.
Zw. 6 sch. op: 5, 11, 21, 22, 30, 35 en
dam op 2.
W. 9 sch. op: 8, 13, 15, 32, 37, 38, 40,
44, 46.
Als zwart in deze positie 2227 speelt
volgt:
1. 15—10 1. 5:14
2. 38—33 2. 27 29
3. 44—39 3. 35 33
4. 8— 3 4. 2 41
Uit de partij,
In de volgende positie
OPLOSSING VAN HET SPREEK
WOORD UIT HET VORIGE NUMMER.
De vos verliest wel zijn haren, maar
niet zijn streken.
(Nadruk verboden).
Wit speelt en houdt remise.
Oplossing:
1. Tb3f Kc8 (anders Ta3f 2. Tb2 Lf8f
3. Ke6 Lfl. 4. Kf7 La3 5. Ta2! Lc4f 6. Ke8.
La2 pat.
Eindspel 813.
A. Herbstmann.
Oplossingen der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
G Gieteling,
P i t
kieuw
S i t t a r d
Gieteling
Zeeland
s p i t 6
A n s
Zw. 9 sch. op: 1, 2, 3, 9, 13, 15, 16,
18, 21.
W. 9 sch. op: 25, 28, 29, 31, 33, 35,
37, 38, 48.
mag wit 3126 spelen. Wel dreigt er
schijnbaar gevaar. Zie maar: 31—26 (zw.
1—7) 26 17 (zw. 7—12) 17 19 (zw. 18—
23) 29 18 (zw. 3—9) 19 8 (zw. 3 41)
maar nu vervolgt wit met 25—20, 33—29
en 48 46.
In den stand, die wij nu nog laten
volgen:
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
Mijn geheel wordt met 10 letters ge
schreven en noemt een plaats in
Zeeland.
Een 1, 10, 7, 6 is een ander woord
voor merk.
4, 3, 1, 2 is het tegenovergestelde van
los.
Een 2, 3, 6, 2, 5 is een vrouwelijk fa
milielid.
*s €en kleedingstuk
De 9, 5, 7, 6, 10 is een rivier in
Frankrijk.
Mijn eerste is een poetsmerk,
Mijn tweede 'n kronk'lend dier.
't Geheel straalt dikwijls licht uit.
Men ziet het met plezier
Op n mooien zomeravond,
Maar niet bij vocht of kou.
Zeg 't antwoord van dit raadsel
Mij nu maar eens heel gauw!
V erborgen namen uit de geschiede
nis.
Was je bij Piet? He, Ina vraag toch
niet naar den bekenden weg!
Zie je dien paal? Ik ren er op af en
spring er over heen.
Weet je de onkosten al? Vanavond
zal ik die nauwkeurig berekenen.
Een woord van 'n achttal letters
Schrijf je altijd verkeerd,
Hoe goed of je op school ook
Dat woordje hebt geleerd!
Voor kleineren.
Als krijt zoo wit ben ik,
Als dons zoo fijn en zacht.
Wanneer ik er weer ben,
De haas, want hij heeft twee lepels,
als hij eet.
Dan zegt men: „Wat een pracht!"
Terwijl van 't jonge volk
Er menig is, die lacht.
De jeugd heeft immers al
Heel lang op mij gewacht!
Met b ben ik een lichaamsdeel, met
D een vreemdeling, met t een deel
van je voet en met st altijd hard.
Wat is de hoofdzaak van ieder men
schel ijk lichaam?
Mijn eerste is zwaar te dragen, mijn
tweede verzendt van allerlei en ik
hoop niet, dat je bent, wat mijn ge
heel noemt.
(Nadruk verboden).
Mar (ram), griet; margriet.
Voor kleineren.
Mond Middelburg.
gier
lade
lood
kies
olie
boor
muil
hark
leeg
Radijs.
Toen Oma riep, kwam zij uit haar
schuilplaats te voorschijn. (Marie)
Ik liep iets te ver, toch zag ik gauw,
waar ik zijn moest. (Piet en Evert).
Wordt het scherm anders nooit
neergelaten? (Herman).
We zijn toch niet te laat, he Oom?
(Theo).
Kies u zelf maar een mooi boek uit.
r, (Suze).
Oogappel.
Ik wou dat i k „visite" was!
Zei Jetje van der Voort
„Visite" toch, gaat altijd voor
Moes zegt, dat het zoo hoort
Vanmiddag komt mijn buurtje Jo;
De koekjes staan al klaar;
't Is fijne allerhande, hoor,
Voor allebei een paar.
Maar zie je, 'k weet het al vooruit:
Als 'k Jootje presenteer,
Dan neemt zij net die ik óók wou:
Dat doet ze eiken keer!
Ik wou, dat i k „viste" was!
Dan had ik d'eerste keus,
En ging het lekkerst koekje niet..-
Altijd voorbij mijn neus!
(Nadruk verboden).