ALKHAARSCHE COURANT Hollandsche Maatschappij van Landbouw. OeuiCCeton De heks van Winslea Ho. 235 VRIJDAG 5 OCTOBER 1934 Land- en Tuinbouw. Jaarlijksche Algemeene Vergadering te Rotterdam. Rede van den voorzitter. Het jaarverslag. Verkiezingen. Rondvraag. -chudden over dit zich los yoelen yan con DE NIEUWE LANDBOUW- k CRISISWET. Treedt Maandag in werking. Mistress Marjorie. (Wordt yeryolgd). t Hdlandsche maatschappij van land- uw heeft gisteren in het sociteitsgebouw Yf'1.5?? Rotterdamsche Diergaarde haar jaarlijksche vergadering gehouden onder voorzitterschap van den heer P. Stapel Czn. In zijn openingswoord heeft de voor- zitter m het bijzonder de heeren van 't Hart, °?rw;^eir van (len veeartsenijkun- digen dienst, Wintermans, waarnemend direc teur-generaal van den landbouw, Smit, ver tegenwoordiger van het Koninklijk Neder- landsch landbouw-comité en de Boer en Koot oud-voorzitters van de maatschappij, ver welkomd. r Daarna heeft hij enkele woorden gewijd aan de nagedachtenis van Prins Hendrik die altijd zoovee! belangstelling voor den land bouw heeft getoond. Deze woorden werden door de vergade ring staande aangehoord. Aan de rede, welke de heer Stapel ver volgens heeft gehouden, is het volgende ontleend: Nog steeds is het noodig, dat regelend wordt opgetreden in de landbouwbedrijven en dat wordt ingegrepen in het vrije bedrijf van den landbouw. De landbouw zal zich moeten aanpassen, aan de toestanden, ont staan door inkrimping van het vrije ruilver keer, waardoor de in Nederland zoo intensief gedreven landbouw in den knel is geraakt. Het is niet van de eerste orde, of een landbouwer iets minder tarwe of minder bieten mag verbouwen, of een veehouder wat minder melkkoeien of varkens kan houden, maar hoofdzaak is, dat de landbouwer een zoodanigen prijs voor zijn producten ont vangt, dat hij aan zijn financieele verplich tingen kan voldoen en zijn gezin kan onder houden. Hoewel de allereerste Wet, n.1. de nu on langs ingetrokken Tarwewet dateert van 1931, kunnen we reeds thans spreken van geschiedenis. De bedoeling der Wet was: een tijdelijke stabilisatie van den bestaarden toe stand, in de hoop en verwachting, dat daar na de akkerbouw weder in staat zou zijn, zichzelf te helpen. De tijd heeft anders ge leerd en ons doen zien, dat zelfs met inbe grip van in het leven roepen van tal van andere maatregelen, we nu, na drie jaren landbouwcrisiswetgeving niet alleen nog niet hebben kunnen verkrijgen een stabilisatie van het akkerbouwbedrijf, doch naast een achter uitgang over de geheele linie, bovendien nog een wegzinken van het veehoudersbedrijf in de crisis tot een diepte, zooals niemand voor zag. Wanneer we ons dit uit de prille jeugd der regeeringsbemoeiïng ten aanzien van den landbouw herinneren, moet onze conclusie wel deze zijn- Ook de veehouderij behoort te worden gesteund door de regeering en wel op zoo danige wijze, dat onderwijl dit onderdeel van het landbouwbedrijf zich instelt op de ge wijzigde omstandigheden, bet niet tijdens het aanpassingsproces ten onder gaat. De aanpassing van het bedrijf wordt voor bereid en uitgevoerd, opdat het bedrijf na dien wederom in staat zal zijn zichzelf te helpen. De beperkingstendens behoort aan den steun, aan de veehouders gegeven, onver biddelijk verbonden te zijn, doch dat neemt niet weg, dat de regeering den duren plicht heeft, om ook de veehouderij te steunen op zoo'n wijze, dat dit belangrijke volksbestaan niet ten onder is gegaan, voor en aleer de aanpassing aan de nieuwe toestanden een feit is geworden. Wanneer echter de regee ring het bewijs wil leveren, dat ook haar dit ernst is, heeft zij nu de gelegenheid tot spreken. Haar streven moet zijn om én akker bouw én veehouderij gezamenlijk door de noodzakelijke periode van aanpassing heen te brengen tot beide zijn gekomen op het niveau, waarop zij zonder regeeringshulp zich weer staande kunnen houden. De centralisatie van de verschillende crisis- organisaties is in de afgeloopen periode na genoeg tot stand gekomen. Hierdoor is het mogelijk de bedrijven in hun geheel te over zien. Minister Colijn heeft bij de behandeling van de landbouwbegrooting gezegd, dat de regeering de beslissende bevoegdheid in han den moet houden, maar laat de regeering met de te nemen maatregelen dan zooveel mogelijk overleg plegen met de landbouworganisaties en in de verschillende besturen, welke rege lend moeten optreden en de verschillende crisisorganisaties deskundige personen aan wijzen, die den landbouw beheerschen. In de Troonrede wordt medegedeeld, dat op het gebied van executierecht voorzienin gen worden voorbereid, welke in bijzondere omstandigheden geboden zijn. Bij de Alge meene Beraadslagingen over de Rijksbegroo- ting 1934 heeft minister Colijn medegedeeld dat de wettelijke regeling van het executie- recht beoogde niet een bloot verbod van executie, doch een regeling, waarbij onder bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden hypotheken elders kunnen wor den ondergebracht. Waar echter nog steeds met een wetsontwerp inzake opschorting van executie ingediend is, heeft het hoofdbestuur er bij het K.N.L.C. op aan gedrongen voort durend aandacht aan deze aangelegenheid te willen blijven schenken. Overal in den lande gaan provincie en ge meenten over tot het converteeren van hunne geldleeningen en worden opnieuw deze geld- leeningen geplaatst tegen een lager rentetype. Is hier ook een aanwijzing voor degenen, die hun geld onder hypothecair verband hebben verstrekt? Gaarne erkennende de zeer moei lijke oplossingen deze materie, komt het mij toch wenschelijk voor, dat de regeeiing zich binnen niet al te langen tijd uitspreke om zooveel mogelijk den boerenstand, welke ge bukt gaat onder hypotheekschulden, te hel pen. Dit vraagstuk zal van de zijde van den iandbouw met de noodige voorzichtigheid moeten worden behandeld, om het vertrouwen in het crediet van den boerenstand niet te schokken. De omstandigheden zullen vanzelf ons wel de waardeering van het overige Nederland- sche volk brengen, welke een boerenstand in elk land toekomt. Daarvoor is onze organi satie en ik hoop en vertrouw, dat gij allen U hebt opgemaakt voor een bezoek aan deze vergadering om van Uw nood te doen blij ken en door ernstige besprekingen wilt trach ten elkanders leed te verzachten en elkander te steunen in het bereiken van datgene, waar het hoofdbestuur meent dat gij recht op hebt. Op zoo'n hulp, dat ge in den kortst moge lijken tijd wederom in staat zult zijn, zonder hulp een matig bestaan op uw bedrijf te vinden. Het jaarverslag, dat in het Algemeen Hol- landsch Landbouwblad gepubliceerd is, wordt onveranderd goedgekeurd. Medegedeeld werd, dat ter vergadering 80 van de 92 afdeelingen vertegenwoordigd zijn. Aan de orde waren toen de verkiezingen. De-heeren Brinkman te Zaandam en De Lijster in De Lier werden bij enkele candi- daatstelling gekozen tot leden van het hoofdbestuur. In de vacature B. Biesheuvel te Spaarndam werd de heer D. Staal te Die- men gekozen en in de vacature P. v. d. Hoek te Pernis, werd de heer A. N. Vaandrager te Rotterdam gekozen. De heer P. W. van Houten te Rozenburg werd tot commissaris van de onderlinge brandverzekering herkozen. Als plaats voor de voorjaarsvergadering werd Amsterdam aangewezen. Aan de orde wat toen de De af deeling W e s 11 a n d verklaarde zich tegen de voorgestelde taxe-regeling voor de melk-productie in den aanstaanden winter. Volgens dezen afgevaardigde zou dit een productie-verhooging ten gevolge hebben, wat toch niet de bedoeling is. Een der mo tieven van de taxe-regeling is, dat de handel er mee gebaat is. Maar het gaat toch om de belangen van de veehouders? De afdeeling IJselmonde wees er op, yan May, Wynne. 5) Met het grauwen van den ochtend reden er mannen huiswaarts, liederen neuriënd, die de voorzichtigheid, zoo niet ook eenige vrees, hen maanden lang had doen binnen houden. En toen de jonge Houghton den heuvel voorbijreed, vanwaar Pontefract, grauw, somber en onneembaar, de land streek 'overheerschte, r.am hij zijn gepluim- den hoed van het hoofd en riep opgewonden: „Voor koning en land! Voor den duivel met 2e kortgeknipte ooren!" Maar achter een zwaar gordijn in de studeerkamer van sir Hugh Ainslie beet zich het nichtje van Peter Carcroft de lip pen in bloed. ui" Zulk een grootsch ondernemen wekte bij iemand van Barbara's natuur een geest drift, die eerder tranen dan juichtonen te voorschijn riep. Als zij eenmaal haar zinnen op iets had gezet, dan zou zij het ook bereiken en zich door bezwaren van geenerlei aard j^ten af schrikken; ze sloeg geen acht op haar sek se en op de conventies, waaraan vrouwen van stand in dezen tijd vasthielden. Zij had geen chaperonne nood.g yerhoo- vaardigde zij zich, als sommigen, het hoofd venties, terwijl anderen aanvoerden, dat zij immers ook geen moeder had, en de man nen al heel makkelijk verontschuldigingen vonden voor een meisje van haar schoonheid en haar intellect. Nog nooit had zij zoo hartgrondig ver langd een man te zijn, als nu zij toch zoo graag had deelgenomen aan den strijd voor den koning in deze groote crisis. Toch verscheen weer dat ondeugende kuil tje in haar wangen, terwijl zij uit haar schuilhoek achter het gordijn te voorschijn kwam en naar het venster trad. Eer het nog daagde in het oosten, trad een periode van duisternis in, die haar niet ongevallig kon wezen. „Ze moesten eens weten", dacht zij bij zichzelve, „dat een vrouw hun plannen kent! Maar wie niet sterk is, moet slim we zen, nietwaar?" Met beide handen greep zij zich aan de vensterbank vast en liet zich zoo voorzich tig naar beneden op het grasveld glijden, waar ook ergens haar hoed met veeren lag, nu overdekt met glinsterende dauwdruppels. „Ze zullen zich suf denken, om den oor sprong van die voetstappen te doorgronden en waarschijnlijk zullen zij het toch gauwer uitvinden, dan dat ze er een manier op we ten te verzinnen om Pontefract voor den ko ning té nemen". „De oude olm zal wel weer dienst doen", fluisterde zij vroolijk voor zich heen, „en zal onze arme Martha het verdriet bespa ren, om mij bij oom te moeten aanklagen voor mijn lichtvaardig gedrag. Foei toch! Als hun oogen even scherp waren als hun dat wel eens wordt beweerd, dat de akker bouw grove winsten maakt, ten koste van de veehouderij. Dit is niet waar. Wat er door de landbouwers wordt verdiend, wordt door de veehouders weer opgeslokt. De afgevaar digde vroeg of de taxatie van de opbrengst van de landbouwproducten van dit jaar al bekend is. De inkrimping van de koolteelt is veel te straf geweest. Het mes heeft te diep gesneden. Is er, zoo vroeg spreker verder, al iets bekend omtrent de maatregelen ten op zichte van het scheuren van weiland? Maakt de centralisatie van de crisiscentrales de zaak niet duurder? Het gebeurt meer dan eens, dat een landbouwer per dag 4 of 5 controleurs op bezoek krijgt. Spreker noem de voorts een voorbeeld van het totaal tegen overgesteld oordeel van twee van die con troleurs. De afdeeling Texel drong aan op vrij stelling van de crisisheffingen op het krachtvoer voor schapen. Hierna werd gepauzeerd. De monopolierechten op granen. Na de pauze heeft ir. S. L. Louwes, regeeringscommissaris voor den akkerbouw en de veehouderij een lezing gehouden over de monopolierechten op granen, in verband met de positie van de akkerbouwers en de veehouders. Spreker ving zijn rede aan met mede te deelen dat hij zich de onder de veehouders ontstane ontstemming over de graanrechten wel kan voorstellen, omdat de prijzen van de met het veevoeder verkregen producten niet loonend zijn, hetgeen vooral sterk naar voren kwam bij de sterke stijging van de graanprijzen van enkele weken geleden. Desniettemin meende spreker dat deze consequentie van de regeeringspolitiek dient te worden aanvaard. De crisis is begonnen met een val van de prijzen van enkele akkerbouwproducten, eerst van suiker en in den loop van 1930 van granen. Ook de droogte en de als gevolg daarvan slechte oogst in verschillende groote productielanden, heeft blijkbaar geen blijvende verhooging van de graanprijzen gebracht, ondanks vele voorspellingen in dien geest. De voorraad is zoo groot, dat zelfs een zoo geweldige droogte, als we dit jaar hebben gehad, geen volledige en, zelfs geen gedeeltelijke opleving meer kon bren gen. Op de graancrisis is heel de crisis van de andere producten van den landbouw ge volgd. Ziedaar dus het groote vraagstuk, vrijwel alle producten van akkerbouw en veehouderij omvattende, waarvoor de Neder- landsche regeering staat. Aanvankelijk werd gedacht aan het overbruggen van een be trekkelijk korte inzinking en was van con structieve crisisjjolitiek geen sprake. Toen de eerste steunmaatregel voor den akkerbouw, de tarwewet, in werking was getreden, de den zich inmiddels reeds de voorteekenen ge voelen van de komende catastrophe, ook op ander terrein, hoewel vooralsnog de ge dachte bleef overheerschen aan een te be strijden korte of langere periode van terug gang. Evenwel gingen aan de crisis gepaard economische veranderingen van ingrijpende beteekenis. Geen enkel land wilde zijn land bouw opofferen. Verschillende landen, be gonnen snel beschermende maatregelen te nemen en toen deze niet afdoende bleken, kreeg het systeem van contingenteering, de- viezenpolitiek, clearing enz. de overhand, waardoor uit den aard der zaak de export mogelijkheden van den Nederlandschen landbouw snel verminderden. De crisis is dus van karakter veranderd en de gewijzig de omstandigheden schijnen van veel meer blitvenden aard te zijn. Het doel van- de crisismaatregelen moet zijn om in dezen tijd den landbouw levens vatbaar en levenskrachtig te houden, terwijl de landbouwer vooral het oog gericht heeft op zijn bedrijf als broodwinning en streeft naar instandhouding op den ouden grond slag. Voor spr. is het zeer de vraag, of het Nederlandsche landbouwbedrijf als voor heen kan blijven voortbestaan. Spr..zette dan uiteen dat beperking van de vleeschproductie noodig is. Voor zuivel is het probleem moeilijker. In dit verband roerde spreker ook de kwestie van de mar garine-boter aan. Wat eieren aangaat, hangt de geheele productiemogelijkheid voor een groot deel af van den export naar één land, zoodat ook in dat opzicht misschien rekening moet worden gehouden met een vermindering. Spr. bepleitte dan de wensthelijkheid om ter vervanging van de uitvallende productie andere producten te verbouwen en wel die, waarvan we op het oogenblik niet voldoen de voor eigen gebruik hebben, en dat zijn granen voor veevoeder-doeleinden. Met den verbouw van tarwe zijn wij in Nederland vrijwel tot aan de grens. Om een loonend bedrijf te behouden moeten er inperkingen zijn van de dierlijke producten met kunst matige teeltbeperkingen en teeltregelingen. In den akkerbouw moeten noodzakelijke verschuivingen plaats hebben. Verbouwing van granen moet kunnen geschieden tegen prijzen, die niet met absolute zekerheid on- loonend zijn te noemen. Indien er onder de veehouders ontstem ming heerscht en tegelijkertijd aan den ak kerbouw een loonend bedrijf gegund wordt, dan heeft men ook aan te wijzen op welke wijze aan beide categoriën bevrediging kan worden geschonken. Wanneer alles uitslui tend afgewenteld wordt op de tarwe voor menschelijke consumptie, dan is de hieruit voortvloeiende verhooging van den brood prijs te schatten op zeker 3 a 4 cent per brood van 800 gram. Gesteld dat er geen heffing op granen plaats had en geen con tingenteering van veekoeken, dan zouden de productiekosten voor melk en voor vleesch iets lager zijn. Daarnaast dienen dus ook de prijzen beter te worden door vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te brengen. Dit is de voorwaarde om den landbouwer in stand te houden. Het brengen van den melkprijs op een loo nend peil is een moeilijk vraagstuk, dat al leen is op te lossen als de hoeveelheid melk wordt ingekrompen. Onder de tegenwoordi ge omstandigheden, waarbij misschien 25 pet. van de melk voortgebracht wordt met ingevoerd of aangebracht krachtvoeder, en de laatste 25 pet, melk niet meer opbrengt dan de buitenlandsche wereldmarktprijs, wordt naar spreker's meening een fout ge maakt. Het mag de vraag heeten of het Ne derlandsche volk voor de boter, die de mar garine zou moeten vervangen, meer zou kunnen betalen, dan nu voor de margarine betaald wordt. Wij produceeren boter voor de wereldmarkt met veevoeder en granen die daarvoor te duur zijn, m.a.w. te duur veevoeder wordt in te goedkoope melk om gezet. De wereldmarktsprijs van onze melk, waar we deze zuivelproducten uit bereiden, zal niet veel meer zijn dan 1 cent per liter. De groote hoeveelheid melk moet bestreden worden. Natuurlijk zijn daaraan groote be zwaren verbonden. Spreker nam aan dat de belasting van het Nederlandsche publiek voor het gebruik vau zijn spijsvetten niet hooger op te voeren is. Onder deze omstan digheden blijft slechts één middel over en dat is ook de productie van de zuivel zooda nig te regelen dat uiteindelijk een behoorlij ke melkprijsuitbetaling bereikt wordt. Door een op deze principes gegrondvest samen stel van maatregelen is het naar spreker's meening mogelijk om de prijzen op zoodani ge hoogte te brengen, als in overeenstem ming is met de hoogere graanprijzen. De moeilijkheden waarin wij thans zitten zou den anders ook voor de veehouders zijn ge komen bij een toch vroeger of later noodza kelijke stijging der graanprijzen. De weg door de regeering met haar maat regelen ingeslagen, lijkt spreker in het alge meen de juiste. Spreker gaf aan het einde als zijn mee ning te kennen dat opheffing van de graan rechten in de gegeven omstandigheden een besliste teruggang zou zijn, in de praktijk hierop neerkomende dat de steun van den akkerbouw zou worden ingekrompen ten ba te van de veehouderij, met als gevolg een volmaakte desorganisatie van het geheele Nederlandsche agrarische productiestelsel. Voorts gaat spreker meer in het bijzon- de in op de ten aanzien van de varkenssta pel genomen maatregelen en de positie van de varkenshouderij. Aan de hand van een aantal grafieken gaf spreker in de eerste plaats een overzicht van het verloop van de varkensstapel in Nederland van 1930 tot Augustus 1934. Uit de grafiek bleek, dat in Augustus 1934 een algemeene verminde ring van den varkensstapel is opgetreden, die het sterkst tot uiting komt bij de var kens onder 60 k.g. en de fokzeugen. Tenge volge van den verminderden export zijn de hoeveelheden varkens onder 60 K-G. niet voldoende als zouters kunnen worden opge ruimd, tengevolge waarvan nog een te groot aantal varkens boven 60 K.G. in Augustus aanwezig was. De opbouw van den varkens stapel toont evenwel voor den toekomst een zeer belangrijke verbetering. Uit de grafiek bleek zeer duidelijk de groote invloed die deze verbetering heeft gehad op de samenstelling van den Neder landschen varkensstapel en dat met name de in 1933 opgetreden verbetering van de exportmogelijkheden voor bacon, die op on geveer 50 pCt. is te taxeeren van Januari tot December, oorzaak is dat de teeltregeling 1933 achteraf bleek op een verkeerde basis te berusten. De teeltregeling 1934, die op juister basis berustte, is nog gecorrigeerd door de af slachting van een groot aantal biggen. Het prijsverloop van de vette varkens op de Rotterdamsche markt toont na de sterke stijging bij de invoering van de Crisis-Var- kenswet een geleidelijke stijging tot Augus tus 1933, dan een sterke stijging, die in verband met de positie van den varkenssta pel op dat moment volkomen verklaarbaar is, waarna vooral sedert begin Maart een sterke daling tot Juni heeft plaats gehad, welke sedert dien vrijwel constant is. Deze verhoudingen zijn ook volmaakt in overeen stemming met de aantallen aanwezige var kens. Uit een en ander mag worden geconsta teerd, dat de Nederlandsche Varkensmarkt bezig is gezond te worden. De basis voor de toekomst is nu evenwel gezonder dan deze sedert het begin van de invoering van de CrisisWarkenswet is geweest. Op 6 October 1934 treden de wijzigingen in werking, welke bij de wet van den 27sten Juli (Staatsblad No. 469) in de Landbouw- Crisis-wet zijn gebracht, waarvan de voor naamste wijzigingen in het ondervolgende in het kort worden weergegeven Onder de omschrijving van „landbouw" is veenderij opgenomen, terwijl de omschrijving van „crisisproduct" eenigszins is uitgebreid. Het Landbouw-Crisisfonds is uitdrukke lijk als deel van het Rijksvermogen aange duid, waarmede de vraag of het fonds als afgezonderd vermogen van een Stichting diende te worden beschouwd in ontkennen- den zin is beslist. De steunmaatregelen, waartoe de middelen van het Fonds kunnen worden aangewend, zijn uitvoeriger om schreven. Voorts zijn voorzieningen getroffen om het indienen van aangiften met betrekking tot den landbouwkundigen toestand van be drijven verplicht te kunnen voorschrijven. In de gewijzigde wet is een regeling opge- tongen, dan zouden ze zeker niet veel moois vertellen van Babs Carcroft! Maar daar zal ik mij anders niet aan storen. Ik doe, wat ik wil en zooals ik het wil! En geen mensch die er wat vanaf weet!" Zoo liep zij door de beschaduwde laan tjes, nu nog eenzaam en verlaten, en in- tusschen zachtjes herhalend het opgewekte refrein van het Cavaiiersliedje: „Cuckolds, come dig, cuckolds, come dig Round about, cuckolds, come dance to my jig!" Over de weide weerklonk de echo van den koekoek met zijn welkomstgroet tot de na derende lente. Warm stroomt het jonge bloed door de aderen, in zulk een tijd, en, terwijl Barbara de vochtige krulletjes van het 'blanke voor hoofd schudde, voelde zij zich zoo vrij en blij, dat ze de heele wereld wel had durven tegemoet treden met een uitdagend: „God save the King!" HOOFDSTUK III. „Ik wensch u een goeden morgen, mis tress Marjorie!" De gele jasmijn stond in bloei om het open venster heen en voerde haar zoeten geur de keuken binnen, waar een jong meis je druk bezig was een groote pastei voor den oven gereed te maken. Marjorie Stapleton schrikte, bloosde, en keek naar de plaats, waar het geluid van daan kwam en waar sir Hugh Ainslie tegen de lage vensterbank geleund stond, zoodat zijn donker, knap gelaat als 't ware om lijst werd door de ranken van de gele jas mijn. „Morgen, sir Hugh!" antwoordde zij met een lichte buiging en, terwijl ze met spijt dacht aan haar met meel overdekte handen, haar gekreukte schort en haar ont redderde kleeding over het geheel, vond hij juist, dat hij Marjorie nooit aardiger ge zien had, dan terwijl ze zoo aan het koken was. Het viel dan ook niet te ontkennen, dat ze schoonheid bezat; het donker-blauw van haar eenvoudig japonnetje deed duidelijk uitkomen de blankheid van haar gelaats kleur en de roodachtige tint van haar goud blonde krullen. De blauwe oogen mochten bij tijden dan wat al te ernstig kijken, het aardig wipneusje en de frissche roode lip pen gaven het weer iets pikants, waardoor menige jonge man uit Yorkshire haar een eereplaats toekende onder de mooiste meis jes van het graafschap. „Mag ik binnenkomen?" vroeg Ainslie, en, zonder eigenlijk haar toestemming af te wachten, was hij al over het lage venster gesprongen. Ze keek glimlachend naar hem op en ver gat haar teleurstelling, van zoo midden in haar werk overvallen te zijn door de bewon dering. die duidelijk sprak uit zijn blik. „Wat is het al lang geleden, dat wij u op Barkleigh Towers zagen!" klonk het half verwijtend van hem. „Moeder heeft juist gisteren nog gezegd, hoe graag zij u eens iets vragen zou van een recept, om kruiden te trekken". ;,Ik zou al eens eerder aangekomen zijn", luidde het antwoord, „maar er is veel ziekte op het dorp geweest". „Wat zoudt u zich daar nu nog van aan trekken!" meende hij, want het was en bleef een ernstige grief voor de koningsgezinden, dat de dominee's van de Staatskerk uit hun plaatsen verdreven waren door de vrome die naren van de Presbyteriaansche leer, die iederen dorpskansel bezetten en veroordeel den allen, die van opvatting met hen ver schilden. Dr. Stapleton, dominee van Knottingley, was verdreven, gelijk de overigen, maar ter wijl master Holdenough hem iederen sab- bath voor een Baaisdienaar uitmaakte, bleef hij bezoeken degenen, die hem door zijn ja renlange werkzaamheid als geestelijke onder hen tot vrienden waren geworden. Nu vijf jaren geleden, bij een pokken epidemie, had de weleerwaarde docter zijn vrouw verloren; zij had hem maar één kind nagelaten om haar plaats in te nemen. De keurige netheid en gerieflijkheid van het huisje, waar zij hun intrek hadden ge nomen, nadat zij de pastorie hadden moeten verlaten, getuigden van de goede zorgen van dat dochtertje. Sir Hugh hinderde het nog 't meest, dat zij zoo hard moest werken, om alle huiselij ke plichten waar te nemen. Een zoo jong en mooi meisje moest toch wat meer genieten van het leven, dan het Marjorie mogelijk was, die óók nog altijd zoozeer in beslag ge nomen werd door de zieken, die zij bleef bezoeken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 9